Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
De heer Reekmans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, recent stelde het Kinderrechtencommissariaat vast dat er een enorme variatie blijkt te bestaan in rechtsposities voor Vlaamse jongeren die worden opgesloten. Zo zijn er andere wettelijke rechtsposities voor dezelfde jongere, afhankelijk van de vraag of de instelling waarin de jongere belandt, federaal of Vlaams is.
Het Kinderrechtencommissariaat pleitte voor een duidelijke rechtspositie voor alle minderjarigen in detentie, wat vandaag blijkbaar een onzichtbaar kluwen is. Hoe vaak een opgesloten jongere bezoek mag krijgen, hoe vaak deze mag telefoneren en welk soort sancties er zijn bij wangedrag: er zit geen lijn in en elke instelling maakt zelf huisreglementen op.
De versnippering tussen het federale en het Vlaamse niveau maakt elke transparantie onmogelijk. Vaak bepaalt het toeval welke jongere waar terechtkomt, terwijl de leefpraktijk achteraf een wereld van verschil kan zijn en helemaal niet is afgestemd op het profiel van de betrokken jongere.
Minister, er is dus om te beginnen duidelijk nood aan uniforme regels voor alle instellingen. Zeker nu vandaag via een VUB-studie bekend raakte dat zeker een op de twee opgesloten jongeren achteraf hervalt, en de onderzoekers er ook aan toevoegen dat dit cijfer in werkelijkheid zelfs veel hoger ligt. Opmerkelijk in dit onderzoek is vooral het cijfer van de 212 jongeren die na hun vrijlating goed waren voor 1529 nieuwe misdrijven. Een kwart van de jongeren pleegde na de eerste opsluiting tien nieuwe misdrijven of meer, een enkeling schreef er zelfs 73 op zijn conto.
Eender welke politieke overtuiging we hier hebben in dit parlement, vandaag stellen dat hier een probleem is, is zelfs een understatement. U bent de zoveelste minister van Welzijn. U bent nu al bijna een jaar een min of meer stabiele minister op dit departement, en toch deed ook u hier nog niets aan. Niet alleen LDD zegt dat, maar ook de gerenommeerde professor jeugdrecht, professor Christiaens, die deze studie bekendmaakte. Zij zei letterlijk: Het valt op dat in Vlaanderen zo goed als geen onderzoek gebeurt naar de zin van de manier waarop we jongeren plaatsen. Politici nemen beslissingen met hun buikgevoel, niet op basis van ernstige studies. Ook met deze studie is niets gebeurd, ze is gewoon in een lade beland.
De onderzoekers doen nochtans al lang duidelijke aanbevelingen aan de overheid, waar niets mee gebeurde. Enkel als dit in de openbaarheid komt, zoals vandaag, geeft u reacties in de media. U hebt het dan over een meer gevarieerde begeleiding, een betere nazorg en meer van die blabla.
Stelde u dat zelf al niet jaren voor in uw beleidsnota, alsook al uw CD&V-voorgangers op dezelfde stoel? Dit onderzoek was trouwens al eind vorig jaar klaar. Wat deed u de voorbije maanden, minister? De enige echte waarheid is dat er in Vlaanderen geen enkel initiatief wordt ondernomen naar de zin van de manier waarop jongeren worden geplaatst.
Naast een strenger jeugdsanctierecht en meer concrete actiemiddelen voor de jeugdrechters, wat een federale bevoegdheid is, moeten en kunnen we in Vlaanderen zelf durven te kiezen voor heropvoedingskampen voor recidive criminele jongeren. Dezelfde professor jeugdrecht die vandaag de hallucinante resultaten bekendmaakte, stelde in 2008 als reactie op het LDD-voorstel van heropvoedingskampen: Het LDD-plan voor heropvoedingskampen kan perfect gebeuren in de gemeenschapsinstellingen, ze moeten daarvoor enkel anders georganiseerd worden.
Collegas van de meerderheid, stop eindelijk uw pamperbeleid. Beloof de kiezer bij de verkiezingen niet alleen meer veiligheid en maatregelen, maar doe er iets aan. Maak een eind aan pamperuitstappen voor criminele jongeren, zoals het bekendste voorval waar de dader van de mp3-moord enkele weken later een topvoetbalmatch mocht bijwonen.
Een van de belangrijkste aanbevelingen die u al lang kent, is dat er een veel striktere scheiding moet zijn tussen jongeren die in een instelling belanden na criminele feiten en jongeren die thuis gewoon in een problematische opvoedingssituatie zitten. Nu komen die jongeren vaak in dezelfde leefgroepen van de gemeenschapsinstellingen terecht. We merken dat die laatste groep jongeren nadien meer recidiveert. Met andere woorden, de criminele jongeren leren de stiel aan de anderen. Een beetje gezond verstand zegt dus dat hier liever vandaag dan morgen een duidelijke scheiding moet komen.
U zorgde er al wel voor dat de evaluatie van uw eigen streefcijfers in verband met een stijging van het aantal opvangplaatsen pas in 2013 kan gebeuren, met andere woorden wanneer de legislatuur bijna voorbij is.
Nooit opgeven is een mooie slogan, minister. Maak hem nu eens waar in de praktijk. Haal de aanbevelingen uit uw bureaulade, lees ze en doe er eindelijk iets mee. (Applaus bij LDD en het Vlaams Belang)
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, d e gevangenis in Tongeren is de laatste dagen het onderwerp van veel discussie. Een bezoek van enkele jeugdrechters vorige week vrijdag aan de instelling was de aanleiding voor de polemiek die is ontstaan.
Ik citeer een van de rechters: De omstandigheden waarin we jongeren opsluiten in Tongeren zijn afschuwelijk. Jongeren, ook opgesloten jongeren, moeten zich kunnen uitleven. Ze moeten kunnen sporten. In Tongeren is daar nergens ruimte voor, op een kleine fitnessruimte na.
De jongeren zitten er noodgedwongen heel veel in hun cel. Zelfs de wandeling van de gevangenis is al sinds februari gesloten. Jongeren kunnen alleen buiten in een zogenaamde leeuwenkooi, amper groot genoeg om er een pingpongtafel te plaatsen.
Nu pleiten we er zeker niet voor om gevangenen in een ongekende luxe op te vangen, maar ze moeten wel opgevangen worden in correcte omstandigheden. Als ik dan de rechters hoor zeggen dat ze liever geen jongeren meer naar ginder sturen, maar daarin soms geen keuze hebben, dan stel ik me de vraag of die omstandigheden wel zo correct zijn. Ik betwijfel dat, en velen met mij merk ik.
Het Kinderrechtencommissariaat maakte immers over de gevangenis van Tongeren vorige week al zijn beklag in een rapport. Voorzitter, graag citeer ik opnieuw: De gesloten instelling voor minderjarigen in Tongeren voldoet niet aan de basisnormen. De infrastructuur laat niet toe dat jongeren in leefgroepen worden opgevangen. Tongeren zou eigenlijk nooit hebben mogen opengaan en in de huidige omstandigheden schendt ze de rechten van de jongeren.
Minister, dat de infrastructuur ruim onvoldoende is, hoeft echter niet te verbazen als men weet dat de huidige gevangenis in Tongeren daarvoor dienst deed als gevangenismuseum. Maar goed, dat is niet uw bevoegdheid, dat is het probleem van uw federale collega van Justitie. En toch heeft dit implicaties voor Vlaanderen. Want waar u wel voor bevoegd bent, is wat door de rechters een van de weinige lichtpuntjes werd genoemd na hun bezoek. Het personeel van de Vlaamse Gemeenschap dat in de gevangenis werkt, doet er alles aan om de jongeren zo correct mogelijk op te vangen en zijn enorm gemotiveerd, maar de infrastructurele omstandigheden waarin zij moeten werken zijn dus allesbehalve ideaal. Het ontbreken van een correcte en aangepaste infrastructuur is nefast voor hun werking en net daar blijft het federale niveau in gebreke. Dat zou uiteraard niet mogen, en daarvoor zou, in overleg met uw federale collega, een oplossing gevonden moeten worden.
Tongeren is in deze ook een voorbeeld van het nog steeds schrijnende gebrek aan opvangplaatsen in de verschillende gemeenschapsinstellingen. Ook dat is een dringende vraag van de jeugdrechters die afgelopen vrijdag Tongeren bezochten. Ook daar zijn inspanningen nodig, zeker als men weet dat diezelfde gemeenschapsinstellingen vorig maar liefst 1180 keer een minderjarige moesten weigeren wegens plaatsgebrek.
Bovendien stopt het verhaal niet wanneer de jongeren vrijkomen uit een instelling of gevangenis. Vandaag verscheen immers het bericht dat 50 percent van de vrijgelaten jongeren een recidief gedrag vertonen en hervallen in hun kwalijke gewoontes. Er is nood aan betere nazorg en een meer gevarieerde begeleiding van de jongeren. Bovendien, zo stelt het onderzoek, zijn niet alle jongeren in een instelling over dezelfde kam te scheren. Sommigen belanden er na criminele feiten, bij anderen is de thuissituatie gewoon uitzichtloos. Beide problemen vragen een andere benadering, terwijl die jongeren nu vaak in dezelfde groep terechtkomen.
Het stemt me alvast hoopvol dat u, minister, vandaag in de pers aankondigt dat u wilt werken aan de nazorg van jongeren die een instelling verlaten en aan een meer gevarieerd begeleiden van de jongeren die in zon instelling verblijven. In dat kader heb ik voor u alvast enkele vragen. Welke stappen onderneemt u of zult u ondernemen om correcte werk- en leefomstandigheden van het personeel van de Vlaamse Gemeenschap in jeugdgevangenissen te garanderen? Zult u uw toekomstige collega van Justitie aanspreken om een oplossing te vinden voor deze problemen? Welke concrete initiatieven hebt u al ondernomen om het aantal opvangplaatsen in de gemeenschapsinstellingen te verhogen? Welke concrete initiatieven zult u nemen om te werken aan een betere nazorg en een meer gevarieerde begeleiding in de gemeenschapsinstellingen?
Het is een actualiteitsdebat en de collegas zijn vrij te spreken waarover ze willen, maar ik heb daarnet een betoog gehoord waarvan twee derde over federale materies handelde. Bij mijn weten, collega, heeft Vlaanderen geen jeugdgevangenissen. U vroeg aan de minister de stand van zaken over het personeel in de Vlaamse jeugdgevangenissen, maar ik dacht niet dat dat Vlaams is, hoor. Dat is federaal. U als N-VAer zou dat toch moeten weten.
Het personeel dat er werkt, is Vlaams, mijnheer Reekmans.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de problematiek van criminele jongeren in onze samenleving is niet nieuw. Ze is hier deze legislatuur gelukkig nog niet aan bod gekomen maar in de vorige legislatuur des te meer.
Vandaag is er de vaststelling dat de helft van de jongeren uit jeugdinstellingen nieuwe misdaden pleegt na hun eerste opsluiting. Dit cijfer is volgens het onderzoek door professor Jeugdrecht Jenneke Christiaens van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) zeker nog onderschat. Als de jeugdrechter jongeren naar een van de gesloten instellingen of naar Everberg stuurt, heeft dat niet als resultaat dat er een einde komt aan hun criminele carrière, integendeel. Een kwart van die jongeren pleegde binnen de kortste keren meer dan tien nieuwe misdrijven, één zelfs 73. Deze cijfers zijn onthutsend.
Maar in alle eerlijkheid, deze cijfers verwonderen mij niet, integendeel. Al jarenlang klaagt onze fractie niet alleen het plaatsgebrek aan dat is een ander verhaal dat ook vandaag nog eens door het Kinderrechtencommissariaat tegen de werkelijkheid in volledig wordt bekritiseerd en zelfs geridiculiseerd maar ook het gebrek aan een kordate behandeling van criminele jongeren. Zij worden maar al te vaak met fluwelen handschoenen aangepakt, gepamperd, zelfs beloond met plezieruitstapjes. Denken we maar aan de moordenaar van Joe Van Holsbeeck. Juist een moord gepleegd waar heel het land terecht door geschandaliseerd was, vervolgens opgesloten, maar onmiddellijk beloond met een ticket voor een voetbalmatch van de Rode Duivels. Deze plezieruitstap, iets waar vele jongeren van dromen en wat voor vele brave jongeren onbereikbaar is, werd aan deze jonge crimineel op een zilveren schoteltje aangeboden. Minister, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit door uw voorganger minister Vervotte, werd veroordeeld.
Minister, de basisrechten van jeugdige criminelen in gesloten instellingen moeten worden gewaarborgd. Hierover wil ik niet discussiëren. Ik denk aan een betere ondersteuning van het Departement Onderwijs, wat belangrijk is voor de toekomst van deze jongeren. Ik denk ook aan een geïndividualiseerde aanpak waarbij zware jongens strenger kunnen worden aangepakt dan lichtere gevallen. Ik denk ook aan de nood aan een transparant sanctiebeleid, waarbij aan de jongeren duidelijk wordt gemaakt waarom ze worden gestraft en waarom ze in de instellingen zijn beland. Dat is vandaag vaak niet het geval.
Maar deze discussie moet ook worden gezien in de totaliteit van de problematiek, ook vanuit het standpunt van de samenleving die recht heeft op veiligheid. Ook dat is iets wat gisteren door de kinderrechtencommissaris werd aangeklaagd. Begrijpe wie begrijpe kan. Ik heb gisteren nauwlettend de discussie gevolgd inzake de problematiek in Tongeren. Ik meen dat er in Tongeren veel voor verbetering vatbaar is, ik ben de eerste om dat mee te onderschrijven, maar men moet dat plaatsen in het licht van een andere prioriteit en daar hoor ik heel weinig mensen voor pleiten, namelijk de prioriteit voor de nood aan heropvoeding.
Minister, werk maken van het heropvoeden van deze criminele jongeren, hen streng aanpakken, hen duidelijk maken dat het in Vlaanderen absoluut onaanvaardbaar is dat er strafbare feiten worden gepleegd: dat en alleen dat moet de boodschap zijn aan deze jongeren. En dit en ik wil dit uitdrukkelijk beklemtonen volledig met het oog op het bieden van een tweede kans, op het werken aan een degelijke re-integratie in onze samenleving. Er is dringend nood aan het herstel van normen en waarden en het bevorderen van de sociale samenhang in de samenleving. Maar ook hier faalt ons beleid. Het is dan ook niet te verwonderen dat jonge criminelen niets maar dan ook niets leren uit hun verblijf in de instellingen.
En ik zeg nogmaals, om hierover geen discussie te laten bestaan, dat deze jongeren een tweede kans moeten krijgen. Terecht pleit u voor een goede nazorg, voor een geïndividualiseerde begeleiding Maar dit is niet het enig zaligmakende. Dit moet worden gekoppeld aan een degelijke heropvoeding.
Het Vlaams Belang pleit er dan ook voor dat er een einde wordt gemaakt aan de lakse en volstrekt achterhaalde Jeugdbeschermingswet. Dat is natuurlijk federale materie, waaraan we hier jammer genoeg niet kunnen werken. We wijzen echter op het vorige regeerakkoord, waarin nog werd gepleit voor een jeugdsanctierecht dat aan de rechters de mogelijkheid geeft om gerichter en met meer rechtszekerheid sanctionerend op te treden tegen criminele jongeren die een ernstig misdrijf hebben gepleegd. Minister, hiervan is helaas niets terechtgekomen. Net als in Nederland moet het mogelijk zijn dat in onze gesloten instellingen jongeren vanaf 12 jaar die een als misdrijf omschreven feit (MOF) hebben gepleegd, een langdurig en streng heropvoedingstraject opgelegd krijgen. Met zeer strenge tuchtstages kunnen aan compleet losgeslagen jongeren opnieuw een structuur en een levensdoel worden aangereikt, waarbij hun duidelijk wordt gemaakt dat crimineel en maatschappijvijandig gedrag niet wordt getolereerd.
Nogmaals, tegelijk zijn een goede nazorg en een geïndividualiseerde aanpak belangrijk. Ook wat dat betreft, is het dringend tijd dat u de mogelijkheden versterkt, want ook op dat vlak loopt er veel mank en is er nood aan een bijsturing.
Heel belangrijk is ook een ander probleem dat moet worden opgelost en dat al heel lang in dit parlement wordt aangeklaagd: jongeren uit een problematische opvoedingssituatie mogen niet meer in dezelfde leefgroep worden gezet als misdadige jongeren. Ze horen daar niet thuis en kunnen er ook niets goeds leren. Ook dat vragen we al jaren, maar er verandert jammer genoeg niets. Ik hoop dan ook dat u er werk van wilt maken.
Minister, de resultaten van het VUB-onderzoek bestaan al een tijdje, maar er blijkt dat u er niets aan hebt gedaan. Dat is onaanvaardbaar. Ik wil u dan ook heel duidelijk het volgende vragen. In het vorige regeerakkoord werd met betrekking tot de bijzondere jeugdzorg met drie clusters gewerkt. Zo werd onder meer voor de problematiek van het voorkomen en opvolgen van jeugdcriminaliteit een meerjarenaanpak beloofd, waarvan al evenmin iets terecht is gekomen. Welke inspanningen zult u leveren om met meer daadkracht te werken aan de problematiek van het voorkomen en opvolgen van jeugdcriminaliteit? Op welke wijze zult u in uw beleid met betrekking tot bijzondere jeugdzorg werk maken van het voorkomen van recidive en, naast het versterken van een goede nazorg en een geïndividualiseerde aanpak, aandacht besteden aan de heropvoeding van jonge criminelen, en het hun bijbrengen van waarden en normen, precies met het oog op het voorkomen van herhaling? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik heb de indruk dat de bijzondere jeugdzorg steeds meer in een soort moeras aan het wegzinken is. Alleen al de berichten in de krant vandaag maken me erg ongerust. Er waren de cijfers van het Agentschap Jongerenwelzijn, die ons leren dat in 2009 maar liefst 24.422 jongeren in de bijzondere jeugdzorg zaten, wat een stijging met 4,6 percent betekent, en een stijging met 65 percent in de periode 2000-2009. Vooral onrustwekkend is dat kinderen jonger dan 10 jaar steeds meer in contact komen met de bijzondere jeugdzorg. In de overgrote meerderheid van de gevallen gaat het nog altijd over jongeren in een problematische opvoedingssituatie. In een dikke 13 percent van de gevallen gaat het over jongeren die criminele feiten hebben gepleegd. Er is ook het rapport van professor Christiaens, waarnaar al werd verwezen en dat stelt dat één op de twee jongeren die ooit in een jeugdinstelling zat, opnieuw misdaden pleegt. Er is ook het wat vreemde gegeven dat een relatief groot aantal van die jongeren ondertussen is overleden.
Het toetje na heel die resem berichten is de aanklacht van de jeugdrechters. Na de kinderrechtencommissaris trekken ook zij aan de alarmbel wat de gevangenis in Tongeren betreft. Minister, ik moet zeggen dat uw reactie me wat heeft gedesillusioneerd. U had zon beetje de reactie van: ik geef niet thuis. Op Radio 1, dat gisteren nog niet staakte, hoorde ik dat u niet wou reageren, omdat u niet bevoegd bent voor Tongeren. In Het Belang van Limburg, uw thuiskrant, hebt u dit wat geminimaliseerd. U stelde dat ze soms in Tongeren terechtkomen, maar dat dit maar voor heel even is en dat ze daarna naar Everberg gaan. Dat werd prompt ontkend door een van de jeugdrechters.
Minister, ik denk dat het niet 5 voor 12 is, maar 5 over 12. Ik wil u absoluut niet alleen verantwoordelijk stellen voor een hele maatschappelijke evolutie die vandaag plaatsvindt, maar ik wil het, zoals ik al een paar keer gedaan heb, illustreren met een beeld dat u als Limburger moet aanspreken, namelijk met het kanariepietje dat de mijnwerkers meenamen in de mijn. Als het kanariepietje van zijn stokje viel, dan wisten de mijnwerkers dat er mijngas was en dat er herrie op komst was. Onze kinderen zijn een beetje zoals de kanariepietjes in de mijn. Als het aantal jongeren in de bijzondere jeugdzorg tussen 2000 en 2009 met 65 percent gestegen is, dan is het een beetje zoals het kanariepietje in de mijn: we moeten eigenlijk alarm slaan.
Minister, collegas, op dit moment rondt de ad-hoccommissie over het hoger onderwijs haar werkzaamheden af. Ik zou hier het voorstel willen doen om ook met de commissie voor Welzijn een commissie ad hoc op te richten zoals we ook deden in 1999 rond het stijgend aantal jongeren in de bijzondere jeugdzorg. Wat is de reden dat er steeds meer kinderen, ook kinderen jonger dan 10 jaar, in contact komen met de bijzondere jeugdzorg? Zoals ik al zei, is het niet alleen uw verantwoordelijkheid. Ik weet niet hoe ik het moet indienen, maar ik zal een brief schrijven naar mijn voorzitter om het in de commissie te bespreken, maar ik denk dat het goed zou zijn. Het is niet alleen uw verantwoordelijkheid, maar het is tijd om dringend op te treden, zelfs zonder een grondige analyse.
We bevinden ons op dit moment in een situatie waar een kat haar eigen jongen niet meer terugvindt. In een gemeenschapsinstelling kun je vandaag jongeren ontmoeten die in een problematische opvoedingssituatie (POS) zitten, die zware psychiatrische problemen hebben en die er terecht kunnen omdat er geen andere gepaste opvang is. Je kunt er jongeren vinden die in zogenaamd voorlopige hechtenis zitten omdat ze opgepakt zijn, op heterdaad betrapt zijn en dus in een gemeenschapsinstelling zitten. Je kunt er jongeren vinden die hun straf uitzitten omdat de jeugdrechter hun een sanctie heeft gegeven.
Minister, los van een fundamentele analyse, is het tijd om vandaag een aantal duidelijke keuzes te maken en om vandaag duidelijk te maken in welke instelling welke jongeren terechtkomen. Het is niet de eerste keer dat ik dit zeg, maar ik wil samen met professor Christiaens nog eens duidelijk pleiten om er onverwijld werk van te maken dat jongeren uit een POS-situatie niet meer in een gemeenschapsinstelling worden opgevangen, maar wel worden opgevangen in een aangepaste opvang met psychiatrische hulp, met eventueel hulp voor hun mentale handicap.
Mijn voorstel is dat gemeenschapsinstellingen worden voorbehouden voor de strafuitvoering die jongeren door de jeugdrechter krijgen opgelegd, maar met voldoende nazorg. In 2002 was er een akkoord om een nieuwe gemeenschapsinstelling in de buurt van Antwerpen op te richten om het mogelijk te maken dat jongeren in een soort van halve vrijheid deels terug naar school zouden kunnen en niet meteen na het uitzitten van hun straf in de maatschappij zouden worden geworpen. Er is Den Overstap gecreëerd, maar sindsdien is alles stilgevallen. Maak er alstublieft dringend werk van.
Ten slotte zou ik willen pleiten voor een apart systeem voor voorlopige hechtenis. Ook jongeren die worden opgepakt, zijn onschuldig tot ze veroordeeld zijn. Net zoals voor volwassenen, is het voor jongeren nodig om een apart systeem voor voorlopige hechtenis te hebben.
Mijn hele concrete vraag voor hier en nu is: wat gaat u intussen ondernemen zodat jongeren niet meer terechtkomen in de totaal onaangepaste en onmenselijke infrastructuur van Tongeren vanaf vandaag?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het was me wat de voorbije week: het rapport van het Kinderrechtencommissariaat, het rapport-Christiaens, de uitlatingen van een jeugdrechter. De problematiek van jongeren in detentie was de voorbije dagen weer heel actueel. Ze is de voorbije maanden in dit parlement al meermaals aan bod gekomen. Dit gebeurde zowel in de plenaire vergadering als, meermaals, in de commissie Welzijn. Ook bij de bespreking van de beleidsnota Welzijn zijn we erop ingegaan. Minister, u hebt toen duidelijk uw visie en aanpak uiteengezet.
Kern van het beleid is zowel het werken aan uitbreiding als het werken aan differentiatie. Beide zijn inderdaad absoluut nodig. Enerzijds is het tekort aan plaatsen al een oud zeer, en komt het met de regelmaat van de klok in het nieuws, anderzijds weten we ook allemaal heel goed dat we niet alle jongeren over dezelfde kam mogen scheren. Er is een duidelijk onderscheid tussen jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, en zij die in een problematische opvoedingssituatie zijn terechtgekomen. Om dan nog maar te zwijgen over jongeren met psychiatrische problemen, die vanzelfsprekend een eigen aanpak en behandeling vragen. Laat ons alstublieft altijd dit onderscheid duidelijk maken. Bijzondere jeugdzorg behelst veel meer dan die jongeren in gesloten instellingen.
De voorbije dagen kwam Tongeren negatief in de pers en vernamen we zelfs dat jeugdrechters zouden weigeren er nog jongeren naartoe te sturen, omwille van de slechte leefomstandigheden. Dit gaf mee aanleiding tot de vragen van vandaag. Ik wil mij echter niet enkel hierop richten. Vorige week werd door het Kinderrechtencommissariaat in dit huis een studiedag georganiseerd over jongeren in detentie. Zij die er waren er waren ook enkele collegas, maar niet zo veel kregen een aantal getuigenissen te horen, en ook het verslag van het onderzoeksrapport. Wat ik hieruit onder meer onthoud, is de roep om meer rechtswaarborgen voor jongeren in detentie, meer bepaald in de gemeenschapsinstellingen. Zo bestaat er momenteel geen georganiseerd klachtrecht, en is er vraag naar een commissie van toezicht, een uniforme regeling van het bezoek, enzovoort.
Als ik de vaststellingen van het Kinderrechtencommissariaat, de berichtgeving over Tongeren en het rapport-Christiaens samenleg, roept dit bij mij toch grote zorgen op. De wijze waarop jongeren die bepaalde feiten plegen worden gestraft en de manier waarop zij in de instellingen worden behandeld, zijn immers mee bepalend voor het latere resultaat en de latere gevolgen, zowel voor de jongere zelf als voor de maatschappij. Natuurlijk is het niet gedaan bij het ontslag uit de instelling, er is ook nood aan nazorg.
Daarom, minister, stel ik u de volgende vragen. Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de uitvoering van het meerjarenplan voor de gemeenschapsinstellingen? Hoe verlopen de voorziene uitbreiding en de noodzakelijke differentiatie? Op welke manier kan de noodzakelijke nazorg worden georganiseerd? Wat zult u doen met de aanbevelingen van het rapport van het Kinderrechtencommissariaat en met de resultaten van het onderzoeksrapport-Christiaens?
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik heb, net zoals de collegas die voor mij kwamen en anderen, het nieuws vernomen over de jeugdgevangenis van Tongeren. De vaststellingen die werden gemaakt door de jeugdrechters komen niet totaal onverwacht. Maar ook de hier al aangehaalde ervaringen van de kinderrechtencommissaris bereikten ons.
Dat Tongeren met problemen kampte, was al langer bekend. Dit moet absoluut veranderen. Maar ik zou het jammer vinden indien we ons in dit huis zouden concentreren op problemen die federaal moeten worden opgelost, zoals een betere infrastructuur. Ik wil hier vooral praten over zaken waar het Vlaams Parlement wel degelijk iets aan kan doen. De problemen in de gevangenis van Tongeren zijn immers slechts één aspect van de manier waarop Vlaanderen omgaat met jongeren die psychosociale problemen hebben en met criminaliteit in contact komen.
Alvorens jongeren in de federale instelling in Tongeren terechtkomen, doorlopen ze een heel parcours langs de Vlaamse instellingen. Elk facet van dit parcours vertoont ernstige gebreken. Dit is hier al meermaals aan bod gekomen.
De heer Carl Decaluwe, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Dit begint bij de manier waarop we aan jeugdzorg doen. De instellingen beschikken niet over de middelen om de vraag te beantwoorden. Er is een tekort aan jeugdrechters, kinderpsychiaters, opvangplaatsen, time-outprojecten en outreach-projecten. De lijst wordt eindeloos en soms zelfs een beetje hopeloos.
Al die jongeren lopen verloren tussen de verschillende instellingen. De verschillende mogelijkheden vormen een kluwen. Ze hoppen van de ene naar de andere instelling. Dit maakt een gestructureerde, consequente psychosociale begeleiding haast onmogelijk.
Veel jongeren lopen verloren. Ze ontsnappen door de mazen van het net. Uiteindelijk lopen ze vrij rond, zonder enige vorm van begeleiding. Deze groep valt absoluut niet te onderschatten. Zoals hier al meermaals is aangehaald, beweert de VUB dat een op twee jongeren of zelfs meer in criminaliteit hervalt. De jongeren uit de gemeenschapsinstellingen zouden minder hervallen dan de jongeren die, bijvoorbeeld, in de gevangenis van Everberg verblijven. Ik heb mijn twijfels bij die cijfers. Ik heb de minister cijfergegevens over de bevolking van de gemeenschapscentra gevraagd. Hij kon me die cijfers niet bezorgen. We moeten dringend aan de concrete effectiviteit van de psychosociale begeleiding in onze gemeenschapsinstellingen voortwerken.
Ik wil er trouwens op wijzen dat soms niet even effectief met het aantal plaatsen in de instellingen wordt omgesprongen. Dit is een bekend probleem. Ik heb vernomen dat bepaalde plaatsen extreem lang voor ontsnapte jongeren worden vrijgehouden. Ik heb gehoord dat een gemeenschapsinstelling plaatsen die geschikt zijn voor de tijdelijke opvang van jongeren, als magazijnruimte gebruikt.
Volgens mij zijn er niet enkel in de jeugdgevangenis van Tongeren problemen. Alle gemeenschapsinstellingen mogen wel eens grondig worden doorgelicht. Dit zou onder meer duidelijk moeten maken hoe we een coherenter beleid ten aanzien van al die verschillende instellingen zouden kunnen opzetten.
Wat het aantal plaatsen betreft, moeten we meer het onderscheid maken tussen jongeren die uit een POS komen en bijgevolg niet in een gemeenschapsinstelling thuishoren en echte jeugdcriminelen. Veel van die jongeren kunnen door middel van outreachend werk worden geholpen. Op die manier zouden we meer vat krijgen op de omgeving van die jongeren. Dit zou interactiever werken. De begeleider zou meer kennis over en voeling met de achtergrond van de betrokken jongeren hebben.
Er is nog veel werk aan ons systeem. De gevangenis te Tongeren is een symptoom en niet het kernprobleem. De echte problematiek is veel ernstiger en kan niet met noodzakelijke en dringende infrastructurele aanpassingen worden opgelost.
Ik hoop dat we in de loop van deze legislatuur nog uitvoerig over dit onderwerp en over de bijzondere jeugdzorg in het algemeen zullen kunnen debatteren. Ik steun in elk geval de vraag van mevrouw Vogels om in dit verband een ad-hoccommissie op te richten. (Applaus bij Open Vld)
De heer Crombez heeft het woord.
Voorzitter, ik heb vorige week een gesprek gevoerd met een jongen die begin dit jaar in Tongeren heeft verbleven. Het is jammer dat de discussies die we tot nu toe hebben gevoerd, op een hoopje worden gegooid.
We hebben de afgelopen dagen het verslag van de Vlaamse kinderrechtencommissaris ontvangen. Daar staan onthutsende zaken in, zeker voor een ontwikkelde regio als de onze. Jeugdrechters die hebben vastgesteld hoe die jongeren daar moeten leven, zijn niet meer van plan daar jongeren heen te sturen. Dit is meer dan een signaal. Het feit dat een aantal jongeren en kinderen na hun periode in een instelling recidiveren, is een andere problematiek. Het lijkt me een slechte zaak dit allemaal op een hoopje te gooien.
We moeten ons ervan bewust zijn dat het niet enkel gaat om stoere verklaringen over de heropvoeding en de strenge aanpak. Jongeren die zware feiten hebben gepleegd en recidiveren, moeten streng worden aangepakt.
Er moet daar in de eerste plaats een plaats voor zijn. Ook in de voorbije weken nog hebben we gehoord dat een aantal jongeren na zware feiten geen plaats kregen.
Ik wil hier maar één punt maken, minister. We hebben hier in het recente verleden al een discussie gehad over de bijzondere jeugdzorg. U hebt u ook bereid verklaard om op korte termijn een aantal zaken te bekijken die dringend kunnen gebeuren. Ik apprecieer dat. En zoals mevrouw Vogels zegt, zouden we dat best snel doen, misschien voor het reces.
De heer Reekmans heeft het woord.
Criminele jongeren zwaar aanpakken, zegt u, mijnheer Crombez. Ik ben eens gaan terugkijken naar de sp.a-voorstellen van enkele jaren geleden. Uw partijgenote in dit parlement, Hilde Claes, heeft in 2005 de plannen van sp.a gelanceerd. Sp.a pleitte toen voor maximaal 6 jaar cel voor criminele minderjarigen. U wilt ze dus niet te veel celstraf geven. Ik vind het het toppunt van hypocrisie wat u hier vandaag komt vertellen, terwijl sp.a in 2005 het strafidee heeft gelanceerd van de onderbroken detentie van maximum 3 jaar met tussenstops in het weekend. In het weekend wou u de criminele jongeren dus naar huis sturen.
Mijnheer Crombez, die jongeren moeten heropgevoed worden. Die jongeren moeten opnieuw in de samenleving geïntegreerd worden. Uw pamperbeleid kennen we. U zegt dat u verbaasd naar deze cijfers kijkt en dat sommige leden van de oppositie alles op een hoopje gooien. Wij gooien niets op een hoopje, mijnheer Crombez. Dit is het falen van het pamperbeleid dat u jaren gevoerd hebt. Wees eerlijk, ook in dagen van electorale koorts.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, collegas, toen ik naar hier reed, hoorde ik op de radio dat 40 percent van de jongeren die in zon instelling terechtkomen, opnieuw een crimineel feit begaan.
Enerzijds moet er gestraft worden, maar anderzijds is het vooral onze taak dat er daarnaast ook een re-integratie plaatsgrijpt. Het kan toch niet zijn dat je jongeren gewoon straft? Uiteindelijk komen ze dan toch opnieuw in de samenleving terecht. Het moet de bedoeling van de minister van Welzijn zijn om een goede betrokkenheid te hebben met die zorginstellingen en de instellingen van bijzondere jeugdzorg. Men moet vooral vermijden dat 40 percent opnieuw een strafbaar feit begaat.
Mijnheer Reekmans, ik heb als parlementslid schaamte over de manier van discussiëren en debatteren zoals u dat nu doet.
Mijnheer Crombez, u komt niet verder dan persoonlijk schelden en op de man spelen, als u het inhoudelijke debat in dit parlement niet aankunt. Het is niet de eerste keer dat u hier mensen persoonlijk begint te schofferen. (Rumoer. Opmerkingen)
U zit met sp.a al jaren in de meerderheid. U komt nu, op enkele dagen van de verkiezingen, vertellen dat criminele jongeren hard moeten worden aangepakt. Het is uw partij die verantwoordelijk is voor het faillissement van dit pamperbeleid, dat jarenlang is gevoerd in jeugddelinquentie. Het is uw fout, mijnheer Crombez, dus kom mij hier geen lessen leren over hoe ik als parlementslid moet debatteren.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Mijnheer Crombez, als iemand van de socialistische fractie hier komt zeggen dat jongeren sterk moeten worden aangepakt, terwijl heel uw politieke beleid van de laatste jaren in tegenovergestelde richting ging, komt dat toch wel zeer hypocriet over.
Ik geef u een belangrijk voorbeeld. In 2002, onder de paarse regering, heeft Open Vld een zeer goed wetsontwerp ingediend voor de herziening van het jeugdrecht. Als het jeugdrecht toen was herzien, zouden we de miserie die we vandaag hebben, waarschijnlijk voor een groot deel niet hebben. Wie heeft dat afgeblokt? De hele socialistische familie, omdat het te repressief was, omdat op die manier repressieve elementen zouden worden ingevoerd in het jeugdrecht.
Mijnheer Crombez, u hebt in die zaak geen recht van spreken. U moet luisteren naar mensen die met creatieve voorstellen komen om op een aanvaardbare manier de klok een beetje terug te draaien en van de jeugdbescherming ook een beetje jeugdsanctie te maken.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dit debat te belangrijk om het te laten verworden tot een soort marktscheldpartij. Met alle respect voor de mensen van LDD, maar in 2002, tijdens paars-groen, heeft dit parlement unaniem, ook uw partij, voorzitter, gestemd voor een systeem van jeugdsanctierecht. Heel dit Vlaams Parlement was voor een systeem van jeugdsanctierecht en heeft het voorstel van de heer Verwilghen mee verdedigd. Alleen op het federale niveau, en ik ben geen communautaire scherpslijper, wel integendeel, hadden de Franstaligen een andere visie en wilden zij verder met de notie jeugdbescherming en het belang van het kind. Maar, alstublieft, dit heeft niets te maken met sp.a en met pamperen, dat is gewoon flauwekul. Paars-groen, en ik was toen verantwoordelijke minister, heeft de gemeenschapsinstellingen en de plaatsen in de gemeenschapsinstellingen uitgebreid en was mee verantwoordelijk voor Everberg, maar was tegelijkertijd ook verantwoordelijk voor een soort halve detentie, voor een systeem om jongeren opnieuw te integreren in de samenleving.
Dus, beste vrienden van LDD, leer een beetje uw geschiedenis voor u opmerkingen maakt. (Applaus bij sp.a, de N-VA en Groen!)
Mijnheer Reekmans, excuseer, ik zal proberen om u in het vervolg wat minder hard aan te pakken. (Rumoer)
Ik keer terug naar dat ene punt. Er zijn jongeren en daarom vraag ik om alstublieft niet al die jongeren en kinderen op een hoop te gooien die geen zware criminelen zijn, die geen zware feiten hebben gepleegd en die toch in Tongeren terechtkomen, niet alleen in mensonwaardige omstandigheden, er is ook sprake van flagrante schendingen van mensenrechten. Als jeugdrechters daar gaan kijken en dan beslissen om de jongeren daar niet meer naartoe te sturen, zonder uitzondering, laat dat dan alstublieft een signaal zijn.
Eigenlijk, minister, en dit is mijn eerste vraag, zou Tongeren, zeker voor de jongeren onder uw bevoegdheid, onmiddellijk dicht moeten. Er zouden andere oplossingen gevonden moeten worden. Los van het feit dat we het nu niet over de federale materies moeten of mogen hebben, is het ook belangrijk om te vragen aan uw partijgenoot, de minister in lopende zaken, De Clerck, om niet van het onderwerp weg te gaan. Ik geef een klein voorbeeld. Hij zei we werken eraan, dat is altijd zijn antwoord, en de aannemers zijn bezig. Het voordeel van parlementariër zijn, is dat we de bewering van een minister, zelfs in lopende zaken, kunnen nagaan, en deze was gewoon gelogen. Ik vraag u dus om heel concrete maatregelen te nemen.
Er werd ook gezegd dat de jongeren van Tongeren naar Everberg moeten. Mijn tweede vraag, naast bent u bereid om Tongeren, zeker voor de jongeren onder uw bevoegdheid, onmiddellijk te sluiten?, is of als er dan jongeren naar Everberg moeten, alles daar dan al klaar is, ook de aanwerving van het nodige personeel?
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik zou toch eventjes de heer Crombez willen antwoorden, want hij heeft mij persoonlijk aangesproken.
Mijnheer Crombez, voor alle duidelijkheid, en zij die mijn betogen zowel in commissie als in de plenaire vergadering gevolgd hebben, vooral tijdens de vorige legislatuur, want dit onderwerp is tijdens deze legislatuur gelukkig nog maar weinig aan bod gekomen, weten dat ik er heel genuanceerd over kan denken. Ik wil absoluut niet alles op een hoopje gooien. Ik heb daarstraks ook een pleidooi gehouden voor een geïndividualiseerde aanpak, want niet alle jongeren, en ik spreek nu over de MOF-situaties, want het POS-verhaal is helemaal droevig, die in de instellingen geraken, moeten over één kam geschoren worden, er moet een duidelijk onderscheid zijn.
Ik heb ook met heel veel aandacht de nota van het Kinderrechtencommissariaat gelezen. Ik heb daarstraks al gezegd dat er een aantal terechte bekommernissen in worden geformuleerd. Ik betreur het in het bijzonder dat een nota, die voor een groot deel gesteund kan worden, eigenlijk de situatie, het dossier zelf, ridiculiseert door bijvoorbeeld te stellen: Het beleid heeft de veiligheid laten primeren. So what? Het is de plicht van het beleid om ervoor te zorgen dat de samenleving in veiligheid kan zijn; dat is absoluut geen foute aanpak vanuit het beleid. Ik vraag me zelfs af of er een absolute prioriteit aan wordt gegeven door het beleid. Maar dat is een ander verhaal.
Ik lees dat de kinderrechtencommissaris spreekt over een vermeende nood aan detentieplaatsen en zegt dat de criminaliteit onder de jeugd niet is gestegen. Die zaken zijn flagrant onwaar. Dat heb ik willen aanklagen. Dat betreur ik.
Het is heel belangrijk om in dit dossier een genuanceerd verhaal te brengen. Mijnheer Crombez, de situatie in Tongeren is niet optimaal, maar leg maar eens uit aan kansarme jongeren in Antwerpen, in Gent of in West-Vlaanderen dat er gepleit wordt voor overdekte sporthallen en ontspanningslokalen in Tongeren. Er wordt niet voor gezorgd dat alle kansarme brave jongeren van dezelfde rechten kunnen genieten. Het verhaal moet in totaliteit bekeken worden en niet eenzijdig naar de zware MOF-jongeren in Tongeren.
Dat klopt. Er is nu heel veel nieuws de laatste tijd: jongeren die zware feiten plegen en geen plaats krijgen, 40 tot 50 percent van de jongeren recidiveert, het rapport van het commissariaat en de vaststellingen van de rechters. Het gaat allemaal om verschillende feiten. Daarom zou ik het nuttig vinden om op korte termijn te kijken naar die feiten zonder ze op een hoopje te gooien. Het is niet enkel veiligheid of herintegratie. In die zin ben ik het zelfs met u eens. Laat ons dat snel doen.
De heer Dehaene heeft het woord.
Ik wil de collegas, die blijkbaar veel interesse hebben in de problematiek, eraan herinneren dat er morgen een zeer interessante studiedag doorgaat hier in het parlement van Youth at Risk (YAR) Vlaanderen. Dat is een zeer mooi bewijs dat ook jongeren die misdaden hebben gepleegd, op het rechte pad kunnen worden gezet zonder dat ze moeten worden opgesloten. Het is een zeer arbeidsintensief project, maar uit de jaren dat het project draait, kunnen we concluderen dat het een werkbare formule is. Ik nodig alle collegas uit om eens te komen luisteren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collegas, ik heb uiteraard zaken gehoord waarmee ik het absoluut eens kan zijn: de ernst van de problematiek, de noodzaak om op een goede manier begeleiding te bieden, de noodzaak om de samenleving het recht op veiligheid te geven. Het thema, dat in golven hier opnieuw het debat kleurt, volg ik al een tijd. Wat me enorm ontgoochelt, is het onvermogen, wellicht ook het mijne, om met de nuances die dit soort thematiek behoeft, met elkaar te overleggen, van gedachten te wisselen en soms tot een consensus te komen.
Wie een natuurlijke afkeer heeft van en wantrouwen tegenover instituten en gesloten opvang, veegt alle inspanningen van de gemeenschapsinstellingen en de bijzonder grote engagementen weg. Ik denk aan het feit dat we een rechtspositie van de minderjarige hebben en dat we heel wat aandacht besteden aan de nazorg. Dat leidt tot grote teleurstelling bij de mensen die daar werken met veel inzet en een zeer genuanceerde visie. Aan de andere kant zijn er degenen die in de naam van de veiligheid alle inspanningen om jongeren te begeleiden, een perspectief te bieden, weer op het juiste pad te brengen en pedagogisch te ondersteunen, met het woord pamperen de grond in boren. Is het nu echt niet mogelijk om het goede en het juiste in de diverse inzichten in een gedragen visie te brengen?
Eigenlijk zou men eens moeten onderzoeken waarom wij nu zon dringend debat voeren. Enkele weken geleden ben ik op een studiedag in Leuven gaan spreken over de instroom in de bijzondere jeugdzorg vanuit justitie. Vorige week ben ik uitgenodigd om te reageren op het verslag van de kinderrechtencommissaris. Gisteren was er het jaarverslag van het Agentschap Jongerenwelzijn.
Het grote nieuws, die studie, is in feite al een tijd oud. Ze is besteld door de Vlaamse overheid en publiek gemaakt. Door omstandigheden wordt een en ander nu weer actueel. Dat doet niets af aan de terechte vragen. Het probleem is niet zomaar op te lossen. Ik probeer te antwoorden op een aantal algemene zaken en dan op een aantal punctuele elementen.
Wij gaan, dat blijkt uit het regeerakkoord en uit de beleidsnota, en dat hebben we besproken, in de bijzondere jeugdzorg en de jeugdhulp in het algemeen, voor een uitbreiding en een differentiatie van het aanbod. Die twee gaan samen. We kunnen geen maatwerk aanbieden en individualiseren in de zorg en begeleidingstrajecten als we de capaciteit niet uitbreiden. Er wordt beweerd dat er meer geïndividualiseerd moet worden, dat er meer specifieke vormen van hulpverlening moeten komen, zoals psychiatrische zorg. Wie dat beweert, moet aanvaarden dat we het aanbod dan ook moeten uitbreiden. Differentiatie gaat samen met uitbreiding.
We worden ervan beticht dat we als politici vanuit de buik beslissen. Ik begrijp niet dat die mensen niet begrijpen dat dit beleid ook een maatschappelijk draagvlak moet hebben. We hebben nood aan meer capaciteit in de gesloten instellingen. Dat is de realiteit. We hebben in 2009 meer dan duizend vragen tot opname in een gesloten gemeenschapsinstelling niet kunnen beantwoorden. Dat gaat soms meerdere keren om dezelfde jongere. Sommige jongeren komen niet binnen in een gemeenschapsinstelling; daar wordt dan een andere oplossing voor gezocht. Ik vraag me af of de mensen die pleiten voor begeleiding en ondersteuning, echt niet begrijpen dat we moeten zorgen voor een groter aanbod. De instroom komt vaak van Justitie. We moeten absoluut capaciteit organiseren. Ik blijf het zeggen: het zal uitbreiden zijn en het zal differentiëren zijn.
Er zijn zes bijkomende plaatsen gerealiseerd in De Zande. Dat zijn plaatsen voor meisjes. De Vlaamse Gemeenschap heeft haar verantwoordelijkheid genomen met betrekking tot de hulp en dienstverlening in de federale instelling in Tongeren. We gaan in De Grubbe de capaciteit uitbreiden tot veertig plaatsen. Dat zal gebeuren tegen 1 september van dit jaar. We zullen, mijnheer Crombez, ook zorgen dat het nodige personeel dan beschikbaar is en in de begroting staat. We hebben ondertussen de succursale en het terrein aangekocht in functie van een verdere uitbreiding van De Zande. Dat gaat over veertig plaatsen die in deze legislatuur in de gemeenschapsinstelling moeten worden gerealiseerd. Ik heb de aankoop ondertekend. We weten, dat is een protocol van enige tijd geleden, en de uitvoering staat expliciet in het Vlaams regeerakkoord, dat het de bedoeling is om in De Grubbe uiteindelijk tot 126 plaatsen te komen. Dat zal ons toelaten ook vanuit de zorg om een hulpverlening op maat om op die terechte vraag een antwoord te bieden.
De uitbreidingen zullen de gelegenheid bieden om het aanbod te differentiëren. We werken aan een visietekst, een besluitvorming, een concept om die differentiatie rond te krijgen. We zijn in overleg met allerlei experten, met de mensen in het veld, met de magistratuur, met de kinderpsychiatrie, uiteraard met mijn kabinet. We proberen tegen het najaar een akkoord en draagvlak te creëren. We vertrekken van de visie dat uitbreiding van de gesloten opvang moet samengaan met een evaluatie van het aanbod in de voorzieningen.
Wat zijn de grote lijnen die in de differentiatie aan bod zullen komen? Daarmee geef ik u inzicht in wat u in het najaar mag verwachten. We moeten proberen vanuit de gemeenschap om één aanspreekpunt te realiseren voor de vragen vanuit de magistratuur. Op dit ogenblik zijn het griffiers en jeugdrechters die bij elk nieuw geval moeten beginnen zoeken en rondbellen voor een opvangplaats. De magistratuur heeft één adequaat aanspreekpunt nodig waar men de vraag kan beantwoorden naar beschikbare plaatsen.
Wij moeten de instroom in de gemeenschapsinstellingen proberen te reguleren en te stroomlijnen. Dat zal wellicht consequenties hebben als het gaat over federale regelgeving.
Wij zullen proberen een onthaalunit uit te bouwen, om een zeer goede diagnose te kunnen maken en de beste aanpak in een gesloten setting uit te werken. Wij moeten een modulair aanbod creëren: een module voor crisissituaties, een module voor time-outaanbod en een module voor behandelingen. Voor dat gedifferentieerd beleid moeten we samenwerken met de kinderpsychiaters, de sector van de psychiatrische zorgverlening, de bijzondere jeugdbijstand en de sector van de personen met een beperking. Hun expertise moet in het beleid worden gevaloriseerd.
Wij moeten ook een gesloten orthopsychiatrisch aanbod uitwerken. Daar is vraag naar. Wij zullen ook werk maken van extern toezicht op onze gemeenschapsinstellingen Dat is een nieuwe optie die in onze differentiatieoefening zit.
Verder investeren we in Youth at Risk: de capaciteit wordt dit jaar verdubbeld. Wij investeren in de proeftuinen voor gesloten opvang, en onderzoeken hoe we de succesratio kunnen verbeteren en recidive kunnen voorkomen. Zoals de heer Dehaene het al zei: ik heb het gevoel dat men morgen, op die studiedag van YAR, zal aantonen dat de integratie van die projecten in de nazorg de kans op recidive doet verminderen.
Ik besluit. Wij evolueren naar een meer geïndividualiseerd aanbod. Wij moeten een specifiek aanbod uitwerken voor jongeren die nood hebben aan een gesloten orthopsychiatrische aanpak. De contacten met de magistratuur moeten we stroomlijnen en er moet een continuüm komen van een gedifferentieerd aanbod van gesloten opvang dat naadloos aansluit bij de brede jeugdhulp.
Ik ga nog kort in op een aantal punctuele zaken. De studie over recidive is besteld door de Vlaamse overheid. Het is een actie uit het Globaal Plan Jeugdzorg, met als doel een aangepast beleid te kunnen voeren. Die studie is gefinaliseerd in oktober 2009 en in november 2009 vrijgegeven. Uiteraard wordt met de conclusies ervan in de differentienota rekening gehouden. Ik vind het echt jammer dat men dit in één zinnetje in vraag stelt. Dat is toch evident, want het doel ervan is precies het groeiende aanbod te differentiëren en modulair uit te bouwen.
Ik heb toch enkele randbemerkingen. De studie geeft aan dat we voorzichtig te werk moeten gaan. Er zijn aanzienlijke methodologische problemen opgedoken ten gevolge van onvolledige gegevens over jongeren bij de overgang van de minderjarigheid naar de meerderjarigheid. Die studie stelt ook dat de resultaten van de effectiviteit van residentiële programmas voor delinquente jongeren in Vlaanderen vergelijkbaar zijn met die van andere onderzoeken in binnen- en buitenland. Het is niet juist dat we een uitzondering zijn. Zo wordt gesteld dat het Nederlandse onderzoek blootlegt dat de duur van de plaatsing 1 of zelfs meerdere jaren eigenlijk geen verschil maakt op het vlak van recidive. Dat zijn belangrijke randbemerkingen, maar het is ook heel duidelijk dat de resultaten van die studie worden geïntegreerd in de differentiatienota die in voorbereiding is.
Minister, u zei dat we eens zouden moeten onderzoeken waarom dit debat zo dringend is. Die woorden klinken nogal cynisch, in het licht van wat de professor bij wie u de studie hebt besteld, vandaag in de media zegt. Ik herhaal wat hij zegt, want u fietst er handig omheen: Het valt op dat in Vlaanderen zo goed als geen onderzoek gebeurt naar de zin van de manier waarop we jongeren plaatsen. Politici nemen beslissingen met hun buikgevoel, niet op basis van ernstige studies. Ook met deze studie is niets gebeurd, ze is gewoon in een lade beland.
Minister, als ik u goed begrijp, zegt u hier al de hele tijd dat we goed bezig zijn en dat het allemaal in orde komt. U antwoordt er niet echt op. De professor die deze studie heeft gemaakt, zegt dat de Vlaamse Regering de studie in de lade laat liggen. Minister, duidelijker kan het niet zijn. Als degene die de studie heeft gemaakt, die toch weet wat erin staat, vandaag zegt dat u er niets mee hebt gedaan, dan kan dat tellen.
Ik bevestig nogmaals dat de elementen uit de studie uiteraard mee de basis hebben gevormd van wat er in het Vlaams regeerakkoord, en uiteraard nog meer in de beleidsnota, en in de nota over het differentiëren van ons aanbod, zal worden opgenomen. Dat is vanzelfsprekend.
Ik begrijp niet hoe men dat soort statements kan maken, als men eigenlijk zou kunnen weten dat de administratie, het kabinet en experts die worden ingeschakeld om de differentiatieoefening te maken, uiteraard met die elementen rekening moeten en zullen houden. Ik weet niet hoe en met welke nuances die uitspraken zijn gedaan, maar ik kan enkel bevestigen dat we dat gaan doen.
Minister, eigenlijk zegt u nu dat wat die professor vandaag in de media vertelt, zever en flauwekul en leugens zijn. Klopt het wat ze zegt of klopt het niet? Dat is een heel eenvoudige vraag.
Ik zal het voor de derde keer zeggen. Ik bevestig uitdrukkelijk dat met de resultaten van die studie rekening wordt gehouden in de oefening die bezig is. Ik kan het niet anders uitdrukken.
Zij zegt van niet. Als eenvoudig parlementslid weet ik niet wie gelijk heeft: de eminente professor of de minister die vooraan staat.
Mijnheer Reekmans, ik zou er een onderzoekscommissie over organiseren als ik u was.
Ik wil dat te weten komen tijdens dit parlementair debat.
Mijnheer Reekmans, de minister heeft al drie keer geantwoord.
Ik wil het nog even hebben over het onderscheid tussen de POSers (problematische opvoedingssituatie) en de MOFers (als misdaad omschreven feit). Het is evident dat er in Everberg en Tongeren geen jongeren vanuit een problematische opvoedingssituatie terechtkomen of kunnen komen. In de buffer in Tongeren gaat het over jongeren van 16 tot 18 jaar, in Everberg over jongeren van 14 tot 18 jaar. Het gaat altijd om als misdrijf omschreven feiten. Er kunnen daar dus geen jongeren vanuit een andere kwalificatie terechtkomen.
Uiteraard gaan we dat opnemen in de differentiatieoefening. De modulaire afbouw moet ook een antwoord kunnen geven op bepaalde zorgen die daaromtrent bestaan. Maar laat ons niet uit het oog verliezen dat dat een ideaaltypische ambitie is. Op de andere studiedag over de instroom in de jeugdhulp vanuit Justitie, heeft men uitdrukkelijk en opnieuw moeten bevestigen dat die kwalificatie vaak zeer arbitrair is. Er is een lijvig boek over verschenen waarin die instroom is bestudeerd.
Het is duidelijk dat het gaat over problematische opvoedingssituaties, maar eigenlijk wordt er gezocht naar een kwalificatie die toelaat een aantal initiatieven te nemen. Het onderscheid is niet zo simpel, radicaal en evident. We kunnen met deze elementen uiteraard ook rekening houden in het differentiëren van het aanbod.
Minister, mijn vraag komt misschien voort uit een gebrek aan kennis omdat ik niet in de commissie Welzijn zit. U spreekt altijd over differentiëring. Ik neem aan dat u ook denkt aan categorisering. Je kunt geen individualisering doen, dat is niet haalbaar in het jeugdbeleid. Acht u het mogelijk dat er in de differentiëring een model zoals heropvoedingsinstellingen of boot camps kunnen passen? Amerikaanse studies hebben uitgewezen dat een van de belangrijkste oorzaken van jeugdcriminaliteit een falende opvoeding door de ouders is, met de nadruk op kortetermijnbevrediging, en niet op langetermijnplanning. Het is belangrijk dat dit gebrek aan familiale opvoeding wordt gecompenseerd op een andere manier.
Er is wel degelijk een serieus argument om die categorie ook in te lassen. In het huidige aanbod is men ofwel te hard ofwel te zacht in de instellingen. Dit zou een heel goede tussenweg zijn om jongeren meer structuur te geven. Of is dat ideologisch op voorhand uitgesloten?
Het is geen kwestie van ideologie. We gaan werken met de tools en de instrumenten waarover we beschikken. We gaan werken met de competenties die we hebben en met de modules waarvan we denken dat ze moeten worden uitgebouwd. We zullen het overleg daarover organiseren met mensen die op het terrein over de nodige expertise beschikken. U moet morgen misschien eens gaan kijken naar de resultaten die zullen worden voorgesteld. Wat boot camps en dergelijke betreft, ben ik niet van plan om een revolutie te organiseren.
We hebben een beslissing over een capaciteitsuitbreiding in de gesloten vormen van opvang. Dat zal ons de opportuniteit geven om dat aanbod goed te moduleren en alle mogelijke competenties die we daarbij nodig hebben, in te brengen. Dat zal wellicht ook gevolgen hebben voor onze vraag aan de federale overheid. Voor een aantal van die zaken zullen een aantal federale wetswijzigingen nodig zijn.
Maar als ik u goed begrijp, is het niet uitgesloten. Het maakt nog altijd deel uit van het debat?
Ik heb dat absoluut niet in mijn hoofd.
U sluit het dus wel uit?
Mijnheer Reekmans, we gaan eerst verder luisteren naar de minister. U kunt straks nog repliek geven.
Tongeren is, vanuit de federale overheid en vanuit Justitie bekeken, de plaats waar de uit handen gegeven jongeren terechtkomen. Er is de zeer tijdelijke situatie met de buffer van Everberg. Tegen 1 juli heeft het ministerieel besluit echter geen uitwerking meer. Dat is de situatie. Het gaat om een strafvleugel van een federaal gesloten centrum voor minderjarigen, aangeduid door de federale minister van Justitie. Wanneer men een aparte setting moet hebben voor uit handen gegeven jongeren, dan is het deze setting. Dat is de ambitie die we hebben voor Tongeren. Dat er in Tongeren intussen werken bezig zijn en dat er een debat wordt gevoerd over de infrastructuur waardoor de wandeling niet meer toegankelijk is, betreur ik. Ik dring er dan ook op aan dat die zaken zo snel mogelijk in orde worden gebracht.
Ik wil echter ook wat relativeren. Wat de zogenaamde Everbergjongeren betreft, gaat het in intussen over 47 jongeren tussen 16 en 18 jaar die ingevolge de Everbergwet zijn opgenomen in Tongeren. Daarvan hebben 25 jongeren Tongeren verlaten voor de wettelijke einddatum van 2 maanden en 5 dagen verstreken was. Van die 25 zijn er 16 in vrijheid gesteld na minder dan 5 dagen verblijf in Tongeren. Drie jongeren zijn overgeplaatst naar De Zande, zes naar De Kempen, één naar Den Overstap. Zeven jongeren werden opnieuw overgebracht naar Everberg. Op dit moment verblijven nog vier jongeren in Tongeren onder het Everbergstatuut.
Deze cijfers geven aan dat de ratio legis, de intentie om het aantal jongeren dat in Everberg zou moeten worden opgevangen tot een absoluut minimum te beperken, ook wordt gerespecteerd. Wanneer Everberg een capaciteit krijgt van 40 dat heeft te maken met het feit dat de Franstalige jongeren zijn overgebracht naar Saint-Hubert waardoor men nu in Everberg met een opfrisbeurt bezig is dan zal die buffer in Tongeren wegvallen.
Ik ga nu over tot het rechtenaspect. Ik nodig u uit mijn toespraak naar aanleiding van het rapport van de kinderrechtencommissaris, die ondertussen is opgenomen op mijn website, te lezen. Het onderzoek is gebeurd in overleg en samenwerking met onze gemeenschapsinstellingen. Ik denk dat iedereen beseft en erkent dat er grote vooruitgang is geboekt in de manier waarop die rechten gerealiseerd en geëffectueerd moeten worden binnen onze gemeenschapsinstellingen. Er zijn inderdaad nog werkpunten en we zijn niet te beroerd om dat te erkennen. We willen daar ook verder aan werken.
Ik heb ook toegezegd dat we werk zullen maken van een extern toezicht. Ook dat is belangrijk. Tot op heden werd dat niet tot voldoening van eenieder aangekondigd en gerealiseerd. Maar natuurlijk zal er een verschil zijn tussen de uit handen gegeven jongeren en de anderen. Ik neem aan dat iedereen ervan overtuigd is dat we juridisch met een andere situatie zitten: de uit handen gegeven jongeren die onder het volwassenrecht vallen en de jongeren die onder de jeugdbescherming blijven ressorteren.
Uiteraard kan ik niet anders dan herinneren aan wat u terecht hebt gezegd. Het debat gaat natuurlijk breder. Moeten we een jeugdsanctierecht tegemoet zien of blijven we binnen de huidige regelgeving, die de uithandengeving heeft gebruikt als een soort tussenvorm? Dat is natuurlijk de situatie waarin Tongeren ontstaan is. We proberen ons te organiseren en die differentiatie door te zetten.
We zullen ook blijven investeren in alternatieven voor de gemeenschapsinstellingen. Youth at Risk heb ik vernoemd en de proeftuinen zijn vernoemd. Ik heb u gezegd dat er dit jaar een verdubbeling van de middelen is ingeschreven.
Ik kom tot mijn conclusie. Uiteraard hangt veel samen met dat wat op het federale niveau gebeurt. Dat betekent dat er overleg nodig is met Justitie. We zijn absoluut bereid om inzake jeugddelinquentie de samenwerking met Justitie verder te zetten. Ik moet u eerlijk zeggen dat we daar de afgelopen maanden heel intens in hebben geïnvesteerd. We zijn uiteraard bereid mee na te denken hoe we de Jeugdwet kunnen evalueren en actualiseren. Dat staat trouwens met zoveel woorden in ons regeerakkoord. We zijn er uiteraard voorstander van dat een aantal zaken ook geïntegreerd worden in een goed federaal wettelijk kader. We zijn vragende partij om met Justitie een globaal samenwerkingsakkoord af te sluiten over De Grubbe, over het herstelgericht werken, om die zaken te actualiseren en om tot één globaal samenwerkingsakkoord te komen. We zouden graag hebben dat men op het federale niveau aanvaardt dat we daarin asymmetrisch werken, dat wat wij kunnen afspreken met de federale overheid ook kunnen doen en dat we dat niet in een symmetrie moeten vatten. De afgelopen tijd is dat trouwens de facto ook erkend en is dat ook het geval geweest.
Voorzitter, ik heb nog één uitdrukkelijke vraag voor al degenen die bekommerd zijn om dit thema en zich daarover uitspreken. Het gaat uiteindelijk om een beperkte groep. Mevrouw Vogels, ik ben u dankbaar dat u hebt verwezen naar het jaarverslag Jongerenwelzijn. Het aantal jongeren dat in aanraking komt met onze jeugdzorg stijgt met 4,6 percent tot 24.422. Daar moet het debat over gaan. De vraag naar het waarom, hoe erop gereageerd moet worden, hoe men gezinnen kan versterken om te trachten met die situaties om te gaan, dat is natuurlijk de kern van het verhaal. Ik heb dat naar aanleiding van het debat over het verslag van het Kinderrechtencommissariaat ook nog eens beklemtoond. We moeten ophouden om over bijzondere jeugdzorg en jeugdsanctierecht te schreeuwen als weer eens iemand niet kan worden opgevangen omdat er geen plaats is. We vinden dan dat er plaatsen te kort zijn. En dan volgt er een verslag waarin staat dat er te veel zijn. We moeten dan weer zeggen dat we daarover moeten discussiëren. De waarheid is dat die gesloten opvang een deel is van een geheel en dat dat geheel heel wat breder moet gaan. Ik zal me dus nooit laten opsluiten in het soort verhaal dat het alleen daarover gaat. We zetten in op crisishulp: 500.000 euro in 2010. We zetten in op ambulante jeugdhulp: meer dan 2,5 miljoen euro extra in 2010 en 2011. We zullen Youth at Risk versterken. We zullen een VIPA-oproep (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) lanceren om voorzieningen op te roepen om nieuwe investeringen te doen in capaciteit in de privéopvang. We zullen die opvoedingsondersteuning verder moeten realiseren. En wat ten slotte het herstelgericht werken betreft, moet u weten dat bijna 5000 jongeren in 2009 rechtstreeks van het parket naar de diensten gingen, die zich engageren om te bemiddelen en die een of andere vorm van herstelgerichte aanpak opnemen. Dat zijn ook feiten en waarheden uit de aanpak van dit enorm belangrijke probleem.
Er bestaat geen discussie over dat dit ernstig is. Maar het gaat hier niet over zwart-witoplossingen. We proberen om, zelfs in budgettair moeilijke tijden zoals 2010, serieuze inspanningen te doen.
Minister, een deel van het debat is uiteraard de stijging van 65 percent sinds 2000. Een ander deel van het debat wordt hier niet gevoerd en dat vind ik spijtig. Wat blijkt? Het aantal recidivisten is het hoogst bij niet-criminele jongeren die eigenlijk de stiel leren van criminele jongeren. Dat staat letterlijk in het onderzoek, collegas. Mijnheer Dehaene, dat komt niet uit de gazet, dat staat in die studie, maar dat debat wilt u niet voeren.
Maar natuurlijk, als ik die woorden uitspreek, komt de linkervleugel in actie. Als je het woord boot camp of heropvoedingskamp gebruikt, dan begint het te koken bij links georiënteerde mensen. Om de temperatuur te doen zakken, collegas, wil ik even kort uitleggen wat zo een heropvoedingskamp, een zogenaamd boot camp, naar Nederlands en Engels model, is. Daar wordt gedurende een vaste periode intensief gewerkt aan het gedrag van die jongeren via onderwijs, teamactiviteiten en fysieke bezigheden à la Outward Bound. Mijnheer Dehaene, luister even, u kunt iets bijleren, u hebt niet de almacht om alles te weten. Ook de linkerzijde kan eens iets leren van de mensen die een rechtse opinie hebben. Ik weet dat u dat niet wilt geloven, maar het zijn alleen domme mensen die niet willen bijleren, mijnheer Dehaene.
Als in het parlement het woord boot camp valt, moet men eens stoppen met te zeggen dat dat een vies woord is. Wat wij daarmee bedoelen, is een duidelijke scheiding maken tussen criminele jongeren en niet-criminele jongeren. Als vandaag dit onderzoek bekendmaakt dat het de niet-criminele jongeren zijn die het meest hervallen omdat ze de stiel hebben geleerd van de criminele jongeren, dan is er iets aan de hand in Vlaanderen en moeten we optreden. De linkerzijde heeft dat blijkbaar nog niet door, maar ik hoop dat de kiezer dat eindelijk wel eens zal doorhebben.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat u erkent dat er nood is aan bijkomende capaciteit. Ik hoop dan ook dat er eindelijk werk wordt gemaakt van een correcte opsplitsing tussen de POS-jongeren (problematische opvoedingssituatie) en de MOF-jongeren (als misdaad omschreven feit).
Ik hoop dat u, ook al is het federale materie, de piste van een doeltreffend jeugdsanctierecht niet verlaat en dat u in het overleg met uw toekomstige federale collega van Justitie daar de nodige aandacht voor vraagt.
Minister, ik heb op geen enkel ogenblik gezegd dat inspanningen om jongeren op het rechte pad te krijgen, synoniem is voor pamperen. Ik ben in een aantal omstandigheden voorstander van herstelgericht werken, van de HERGO-projecten (herstelgericht groepsoverleg) die ik in een vorige legislatuur op een positieve manier heb bekeken en die ook positieve resultaten hebben geboekt, zoals gebleken is uit de studie van professor van Outryve van de K.U.Leuven. Ik ben voorstander van Youth at Risk en dergelijke. Ik ben ook voorstander van een betere nazorg, maar dan wel voor de juiste doelgroepen. Voor zware jeugdige criminelen is een andere aanpak nodig. Er is zeker nood aan het leggen van het accent op heropvoeding.
Tot slot, minister, kijk ik uit naar uw nota inzake de gedifferentieerde aanpak. Als ik het goed heb begrepen, mogen we die in het najaar verwachten en zullen we de gelegenheid krijgen in de commissie om daar zeer uitvoerig over te discussiëren. Ik hoop in elk geval dat die verder is gebaseerd op de eerste cluster zoals ik heb aangehaald in mijn betoog aan de vorige Vlaamse Regering over de problematiek van voorkoming en opvolging van jeugdcriminaliteit en dat er een uitvoerige meerjarenaanpak zal worden uitgewerkt en de resultaten van het verleden daarin worden geïntegreerd.
Ik kondig een actualiteitsmotie aan.
Minister, ik dank u voor uw geëmotioneerde en betrokken antwoord. Het is inderdaad heel belangrijk dat onze commissie zich eens buigt over de stijging van het aantal POS-jongeren. Als de commissieleden dat willen, kunnen we misschien via een commissie ad hoc bekijken hoe die instroom in de bijzondere jeugdzorg een halt kan worden toegeroepen.
Aan de heer Reekmans wil ik het volgende zeggen. De commissie zal een bezoek brengen aan de gemeenschapsinstelling. Ik weet niet wanneer dat precies zal plaatsvinden. Mijnheer Reekmans, ik nodig u uit om mee te gaan, zodat u ziet dat in de gemeenschapsinstelling wordt gewerkt aan onderwijs en sport, en dat men er op een zeer gestructureerde manier met jongeren omgaat. Ga eens mee naar die gemeenschapsinstelling: dan weet u misschien in het vervolg waarover u het heeft.
De minister zegt heel terecht dat bijzondere jeugdzorg wel veel meer is dan enkel het beperkte aantal jongeren dat een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd en waarover hier wordt gesproken. Ik heb dat daarstraks ook gezegd. Ik wil een aantal mensen hier oproepen om met minstens zo veel energie dat onderwerp mee aan te pakken. Hoe kunnen we een antwoord bieden op het feit dat zoveel meer jongeren in een problematische opvoedingssituatie terecht zijn gekomen? Hoe komt dat en hoe kan het beleid daarop reageren?
We hebben ook gezien dat er heel wat regionale verschillen bestaan. De minister laat verder onderzoeken wat daarvan de oorzaken zijn. Ik wil iedereen hier oproepen om ook daaraan minstens zo veel energie te besteden, in plaats van alleen de pijlen te richten op dat beperkte aantal jongeren dat een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd.
Minister, wat de differentiatie en de uitbreiding betreft, heb ik akte genomen van uw uitvoerige uiteenzetting over alles waarmee u bezig bent en welke elementen mee in overweging zullen worden genomen. Ik neem er akte van dat onze commissie dit wellicht in het najaar ter bespreking voorgelegd zal krijgen. Wat ik tot op heden al kan vaststellen ter zake, is dat alleszins wel degelijk rekening wordt gehouden met heel veel aanbevelingen uit diverse hoeken en van de diverse rapporten die u hebben bereikt.
Uit het debat is heel duidelijk gebleken dat we ons absoluut niet mogen beperken tot de toestand in Tongeren. Dat is een losstaand feit. Dat heb ik ook gezegd op het einde van mijn betoog. We moeten inderdaad veel dieper gaan. We moeten zeker diepgaand kunnen debatteren over en werken met betrekking tot de bijzondere jeugdzorg in het algemeen. Minister, u hebt dat ook duidelijk gemaakt. Ik hoop dan ook dat we daar in een commissie ad hoc werk van kunnen maken. Mevrouw Vogels heeft dat daarnet al gezegd, en ik heb dat daarnet al ondersteund. Dan kunnen we die bijzondere jeugdzorg eigenlijk van klein tot groot aanpakken. Dit begint inderdaad zeer vroeg en we moeten er vanaf het begin bij zijn, om te vermijden dat we alleen nog over jeugdgevangenissen debatteren.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. In tegenstelling tot de vorige spreker wil ik het wél over Tongeren hebben. Dat is eigenlijk het enige waarmee ik het moeilijk heb en waarmee ik het moeilijk zal blijven hebben. Ik kan het niet relativeren als binnen de week wordt vastgesteld dat de rechten van jongeren en kinderen worden geschonden en de jeugdrechters zeggen dat ze die jongeren daar niet meer heen kunnen sturen. Ik vraag nogmaals dat er een andere oplossing zou worden gevonden voor wat u de Everbergjongeren noemt. Hopelijk houdt die situatie zo snel mogelijk op, maar het is onduidelijk wanneer ze ophoudt. Eigenlijk is iedereen het erover eens dat dit een situatie is waarin we die minderjarigen niet kunnen plaatsen.
Minister, u zei dat de jongeren zijn doorgestuurd naar Saint-Hubert. Dat nieuws verrast me enigszins. Ik dacht dat minister De Clerck deze ochtend net het tegenovergestelde had gezegd. Welke versie klopt?
Ik deel natuurlijk uw bekommernis, maar u moet het volgende goed begrijpen. Blijkbaar is er een probleem geweest omdat die jongeren iets gemakkelijker dan vroeger over een hoge muur konden springen. Men heeft geprobeerd een extra omheining te zetten rond de wandeling. Om die reden zijn er nu werken gaande. Die worden niet uitgevoerd door Justitie, maar door de Regie der Gebouwen. Net als u dring ik daarop aan, maar ik ben afhankelijk van wat de federale overheid, die bevoegd is voor de infrastructuur, daarmee doet.
Uiteindelijk is de operatie uitgevoerd dat de Franstalige jongeren die in Everberg zitten, opvang vinden in Saint-Hubert, waar de infrastructuur gerealiseerd is door de Regie der Gebouwen. In Everberg is men nu bezig met een aantal verfraaiingswerken die toelaten dat wij onze capaciteit kunnen uitbreiden. In september zullen er 40 jongeren kunnen wonen. De budgetten zijn vrijgemaakt en er wordt in personeel voorzien. In een latere fase zal de capaciteit met een ander gebouw tot 126 kunnen worden vergroot.
Dat is de realiteit en ik ben gevat door die realiteit. Er is een ministerieel besluit dat regelt wat er in Tongeren gebeurt. We zijn onderhevig aan die regelgeving. Voor alle duidelijkheid: uiteraard is er met ons overlegd. Er worden inderdaad werken uitgevoerd en die vormen een probleem voor de bewegingsvrijheid. Dat zal nog enkele weken duren. Intussen doen wij alles want dat is onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de uitbreiding in Everberg ook door onze personeelsleden wordt versterkt en bemand.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.
Actualiteitsmoties
Door mevrouw Dillen en door LDD werden tot besluit van dit actualiteitsdebat actualiteitsmoties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk om 18.40 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het incident is gesloten.