Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, geachte leden van de Vlaamse Regering, geachte collegas, beste Herman, het doet mij en de leden van het Vlaams Parlement heel veel plezier dat het Vlaams Parlement vandaag, als eerste in België, de allereerste voorzitter van de Europese Raad mag ontvangen en verwelkomen in zijn plenaire vergadering.
Dat de eerste Europese president een Vlaming is, is voor ons allemaal een extra reden om fier te zijn. Uw benoeming zien we namelijk ook als een beloning voor de rol die zovele Vlamingen van alle gezindheden en ideologieën gespeeld hebben, en nu nog steeds spelen, bij het werk aan de Europese Unie. U kent ze allemaal, het zijn ronkende namen in Vlaanderen en in Europa: Leo Tindemans, Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene, Hendrik Fayat, Karel Van Miert, Willy De Clercq, Guy Verhofstadt, Maurits Coppieters en dan vergeet ik er nog zeer veel te vermelden.
Wat mij en u allemaal direct bij die rij namen opvalt, is dat deze staatsmannen niet alleen een rol gespeeld hebben of spelen bij de Europese integratie, maar ook in de ontvoogding van Vlaanderen. Velen zijn lid geweest van zowel het Vlaams als het Europees Parlement en hebben ook een belangrijke rol gespeeld in de regionalisering van België, dat onder andere dit Vlaams Parlement heeft voortgebracht. Dat toont aan dat het bouwen aan de Vlaamse en de Europese naties mooi samengaat en dat die twee regionaliseringsprocessen, van groot naar klein en van klein naar groot, geen tegenstrijdigheden inhouden. Integendeel, ze gaan uit van dezelfde bekommernis om een efficiënt en democratisch bestuur ten voordele van alle burgers in Vlaanderen en in Europa.
We zijn er ons in dit parlement heel goed van bewust dat sommige problemen het beste op een Europees en zelfs een mondiaal niveau worden beslist en aangepakt, en tegelijk vinden we dat andere problemen het beste in een zo groot mogelijke vrijheid en autonomie door Vlaanderen en de andere deelstaten geregeld kunnen worden. Dat die twee beslissingsniveaus bestaan en dat ze elk hun eigen rol hebben, wil niet zeggen dat er tussen de twee een strikte scheiding kan worden gemaakt.
Mijnheer de voorzitter, Europa dat zijn immers ook wij, die in onze hoedanigheid van Vlaamse volksvertegenwoordigers een bescheiden, maar zeker geen kleine rol spelen in het Europese besluitvormingsproces. Het Europese besluitvormingsproces heeft immers twee grote spelers: het Europees Parlement en de Raad. En in die Raad, waarin de nationale vakministers van de lidstaten samenkomen en die sommige bevlogen Europese federalisten beschouwen als de toekomstige tweede kamer, een soort Europese senaat van het federale Europa, zitten ook Vlaamse en Waalse ministers, die daar met veel enthousiasme, namens onze beide democratieën ik zou bijna zeggen op een confederale manier een gezamenlijk compromis verdedigen. Dat systeem, dat ondertussen al bijna 20 jaar dienst doet, werkt voor een hele reeks bevoegdheden zoals leefmilieu, onderwijs, cultuur of onderzoek. Door dat systeem kunnen Vlaanderen, Wallonië en Brussel in onderling overleg gezamenlijk naar Europa trekken, en we stellen vast dat het zeer goed functioneert.
Mijnheer de voorzitter, het federale niveau organiseert de volgende dagen verkiezingen en in de loop van de volgende weken en maanden zal het voornamelijk in beslag genomen worden door de regeringsvorming. Zoals het er nu uitziet, zal dat geen eenvoudige oefening zijn. En toch werken in deze tijden van internationale crisis, Vlaanderen, Wallonië, Brussel en Europa altijd verder en zorgen ze voor stabiliteit en continuïteit. Heel concreet: tijdens het Belgische Europese voorzitterschap zullen onze Vlaamse ministers de Europese ministerraden voor Leefmilieu, Visserij, Onderwijs en Jeugd organiseren en voorzitten, en zullen onze Waalse en Brusselse vrienden hetzelfde doen met de Europese ministerraden van Cultuur, Media, Wetenschappelijk Onderzoek en Industrie.
Ik ben ervan overtuigd dat ze dat heel goed gaan doen, maar we moeten goed beseffen dat dat systeem ook een grote verantwoordelijkheid bij ons, de Vlaamse volksvertegenwoordigers, legt. Het zijn immers onze Vlaamse ministers die standpunten innemen en goedkeuren op de Europese ministerraden. Het is dan ook onze opdracht als Vlaamse volksvertegenwoordigers erop toe te zien en te controleren wat onze ministers doen of vergeten te doen op het Europese niveau. Want mijnheer de voorzitter, laat me u één geheim vertellen. Wat onze Vlaamse ministers doen, zowel op Vlaams als op Europees niveau, doen ze niet noodzakelijk beter, indien ze tijdens hun ministeriële opdracht niet grondig gecontroleerd worden door dít parlement.
Ik wil mijn collegas er dan ook aan herinneren dat het opvolgen van de Europese besluitvorming en in het bijzonder de rol die onze ministers op de Europese ministerraden spelen, behoort tot de essentiële taken van het Vlaams Parlement. Het Europa van morgen, dat maken we namelijk ook in ons parlement van vandaag.
Tot slot, mijnheer de voorzitter, zou ik alle Vlaamse politici, maar ook onze burgers, de Vlaamse samenleving in zijn geheel, willen waarschuwen voor al te grote verwachtingen van Europa en zijn instellingen. Burgers en politici van dit land hebben vaak de neiging om onze eigen verantwoordelijkheid te ontlopen door aan Europa taken te willen toevertrouwen die eigenlijk onze eigen verantwoordelijkheid zijn. Wanneer wij er niet in slagen een oplossing te vinden, dan wijzen we maar al te graag naar Europa en zijn instellingen. We belasten Europa zo met een oneigenlijke taak en creëren valse verwachtingen over het Europese niveau. Daarmee bewijzen we noch Europa noch onszelf een dienst.
Laat mij een actueel voorbeeld geven dat duidelijk maakt wat ik hiermee juist bedoel. Bijna iedereen is het erover eens dat Europa ook een sterke sociale dimensie moet hebben. Dat is zo, maar dat mag toch geen excuus zijn voor nationale politici om bijvoorbeeld niet de noodzakelijke maatregelen te nemen waarmee onze pensioenen veilig worden gesteld of waarmee armoede effectief wordt bestreden. Onze burgers moeten beseffen dat pensioenen en armoedebestrijding, of ze nu gereglementeerd en betaald worden door Vlaanderen, België of Europa, in alle drie de opties door de werkende burgers, en misschien zeg ik best door de langer werkende burgers, moeten worden opgebracht.
Een correcte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel is dus zeker geen uiting van anti-Europese gevoelens of bekrompen nationalisme. Het is een pleidooi voor het opnemen van onze eigen verantwoordelijkheid en het verzorgen van goed bestuur. Het opnemen van onze verantwoordelijkheid op ons eigen niveau, zowel als politicus als als burger, is onze eerste en belangrijkste plicht en de grootste bijdrage die we kunnen leveren aan een welvarend en democratisch Vlaanderen en Europa voor ons, voor onze kinderen en voor onze kleinkinderen.
Mijnheer de voorzitter, het woord is nu aan u. (Applaus)
De heer Herman Van Rompuy : Mijnheer de voorzitter, vriend Jan, waarde collegas, goede vrienden, beste familieleden, het is uitzonderlijk dat men dat kan zeggen. (Gelach)
Ik kan u gelukkig toespreken als oud-lid van het Vlaams Parlement, eigenlijk van de Vlaamse Raad. Ik ben lid geworden voor 1 jaar van de Vlaamse Raad tussen juni 1994 en juni 1995. Ik volgde toen eens te meer Wilfried Martens op, die Europees parlementslid werd. Ik was toen gecoöpteerd senator. Ik werd dan rechtstreeks verkozen senator, maar in juni 1995 waren er federale verkiezingen.
Het is mij een genoegen om hier te zijn, in dit eiland van stabiliteit, zoals de voorzitter daarnet heeft gezegd, tussen België en Europa, allebei verwikkeld in heel turbulente crisissen. Ik weet niet of Vlaanderen een brug moet bouwen of een tunnel moet graven naar België of naar Europa. In elk geval is er ergens een tussenschot tussen beide, maar ik laat aan uw wijsheid over voor welke formule u kiest.
Vlaanderen gaat belangrijke verantwoordelijkheden opnemen in het Belgisch voorzitterschap. Er wordt dikwijls gezegd dat het ontbreken van een federale regering een hinder is voor het opnemen van het Belgisch EU-voorzitterschap. Tot op zekere hoogte is dat het geval, althans als de crisis lang zou duren. Maar er is wel veel stabiliteit in voorzitterschappen die van de regionale regeringen komen. Leden van de Vlaamse Regering en van de andere regeringen zijn potentiële voorzitters vanaf 1 juni van belangrijke Europese Raden en zij zijn niet geïnfecteerd door instabiliteit.
Ik mocht vrij een onderwerp kiezen. Ik heb het gekozen in tempore non suspecto. Wie had nu ooit gedacht dat wij in vervroegde federale verkiezingen zouden terechtkomen? Ik niet althans, maar ik was ook weg. Ik had ook nooit vermoed dat Europa in een dergelijke omvangrijke moeilijke periode zou zijn terechtgekomen. Voorzitter, u hebt mij uitgenodigd op een moment dat het voor beiden wat gemakkelijker leek. Nu is het een bijzonder delicaat moment, maar dat maakt het daarom niet minder interessant.
Ik geef enkele beschouwingen over de huidige toestand op het Europese vlak en ik begin met enkele heel algemene bemerkingen over de staat van de Europese Unie.
De Unie is stap voor stap ontstaan en niet in een big bang. Ze is geleidelijk ontstaan. We zijn begonnen met kolen en staal in de jaren 50. Daarop volgde de Douane-unie in 1958. Daarna kwam de Europese binnenmarkt en nu zijn we aanbeland bij een Europese munt, althans voor zestien landen. De Unie is gegroeid vanuit de economie. Men dacht dat dat de gemakkelijkste weg zou zijn om naar elkaar toe te groeien.
De Unie is niet op een geweldige, alomvattende manier ontstaan, maar via een geleidelijke evolutie. Ze is ontstaan en gegroeid vanuit crisissen. De grootste daarvan was de Tweede Wereldoorlog. Europa was ondenkbaar geweest zonder de puinhoop en de graven van miljoenen Europeanen. De Europese eenmaking kwam er als reactie op de oorlog.
Zelfs de euro is ontstaan uit een soort van crisis. Op het ogenblik dat de Duitse eenmaking mogelijk was, heeft men een grote deal gesloten tussen de voorstanders van een eengemaakt Duitsland en de voorstanders van een Duitsland verankerd binnen Europa. Deze grote deal werd onder meer mogelijk gemaakt door de Franse president Mitterrand en de Duitse bondskanselier Kohl. Daarbij werd de euro gecreëerd om de blijvende verankering van Duitsland in Europa mogelijk te maken, in ruil voor de Duitse eenmaking. Ik doe de geschiedenis een klein beetje geweld aan, maar eigenlijk nauwelijks.
Europa is een echte confederatie. 27 onafhankelijke staten hebben beslist om samen iets te doen. Ze leggen dat vast in verdragen. Er zijn menigvuldige verdragen afgesloten alleen al in de periode dat ik politiek actief ben: het Verdrag van Maastricht, het Verdrag van Nice, het Verdrag van Amsterdam, het Constitutioneel Verdrag, het grondwettelijk verdrag dat niet is doorgegaan, en het Verdrag van Lissabon. In die verdragen legt men vast wat men samen gaat doen.
Europa is beperkt in zijn budget. Amper 1 percent van het Europese bnp gaat naar uitgaven vóór de Unie. In België en veel andere landen bedragen de overheidsuitgaven om en bij de 50 percent van het bnp. In die zin is Europa slechts een voetnoot, maar het is zeer belangrijk geworden inzake wetgeving.
We zijn nu met 27, maar het is daarmee niet afgelopen. De volgende kandidaten staan al klaar. Er zijn de landen van de Westelijke Balkan. Kroatië staat niet ver van het lidmaatschap. Er moeten nog enkele horden worden genomen. Ook kandidaat zijn de Serviërs, de Montenegrijnen en de Albanezen. Deze landen hebben een Europees perspectief. Daarmee is de vrede in Europa verzekerd; daar is het ook om begonnen. Uit die gedachte is Europa ontstaan.
De laatste Europese oorlogen zijn in de Balkan gevoerd: op slechts 1300 kilometer van Brussel werd er 20 jaar geleden nog gevochten. We kennen die vreselijke gebeurtenissen. Als Europa een perspectief van vrede wil bieden, moet het dat ook kunnen bieden aan de landen van de Westelijke Balkan die voldoen aan de criteria die de Unie oplegt.
Europa is een grote zone van politieke stabiliteit, van rechtsstaat, van de rule of law, van sociale markteconomie, van politieke democratie. Het is een zone van vrede die de wereld ons benijdt. Wij kijken soms smalend naar ons eigen continent, maar de rest van de wereld kijkt naar ons op. Men houdt misschien politiek niet genoeg rekening met ons, dat is een andere zaak. Maar we worden wel beschouwd als een soort rolmodel waarin het sociale, politieke, economische, ecologische aspect zo goed mogelijk samengaan.
Velen nemen onze European way of life als voorbeeld. Wel moeten we ervoor zorgen dat onze economische infrastructuur volstaat om dat prachtige gebouw in stand te kunnen houden. Ik ga daar straks nog op in.
De Unie is een verzameling van vijfhonderd miljoen mensen. 20 percent van het bbp van de wereld komt uit de Unie. Wij zijn met 27: het machtigste economische blok en niet enkel het machtigste handelsblok van de wereld, met de grootste binnenmarkt op het vlak van koopkracht. Er zijn dus veel redenen om tevreden te zijn over wat we tot stand hebben gebracht en over wat we zijn. Maar er zijn ook veel redenen om voort te werken aan dat project. Ik zal dat even in een tweede deel bespreken.
Ik heb mijn onderwerp vrij mogen kiezen, en ga daarom hier in het bijzonder in op de economische en de monetaire unie. We zijn met zestien, binnenkort met zeventien landen. Wij zijn geen monetaire unie, maar een monetaire eenheid. Er is maar één munt. Maar om een stabiele monetaire eenheid te zijn, moet men aan voorwaarden voldoen. Wie daar wetenschappelijke belangstelling voor heeft, verwijs ik naar een uitstekende doctoraalscriptie die 20 jaar geleden is geschreven door de heer Eric Van Rompuy. Daarin bestudeerde hij de voorwaarden waaronder Groot-Brittannië lid van de economische en monetaire unie kon worden. Een uitgebreid theoretisch gedeelte wijdde hij aan de optimal currency area: aan de voorwaarden om een echte economische en monetaire unie te realiseren. Ik stel het hier voor alsof dat nog fris in mijn geheugen zit, maar dat is overdreven.
Wij moeten een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen hebben: dat is een basisvoorwaarde. Die binnenmarkt is nog niet volledig of perfect, maar ze is al heel goed opgeschoten. Een tweede voorwaarde is de convergentie van de economische ontwikkeling en het economische beleid. Er moet ook solidariteit in de EU zijn om de meer achtergebleven streken die het moeilijker hebben, middelen te geven om het welvaartsniveau van de anderen te kunnen bereiken. Er is geen economische unie mogelijk zonder die convergentie van beleid en economische ontwikkeling, en zonder die solidariteit.
De euro symboliseert de monetaire eenheid. De grote uitdaging eigenlijk: de grote gok was te beginnen met een monetaire eenheid die de aanleiding of de trigger moet zijn om te evolueren naar meer economische unie en naar een grotere unie wat het beleid betreft. Noem het een politieke unie, maar dat is voor sommigen een provocatieve term. Het begin was een uitdaging, want die gelijklopendheid of convergentie was er nog niet. Maar zodra we met de eurozone waren vertrokken, moesten we in de Unie verder gaan. Dat is niet helemaal gebeurd. Waarom? Omdat de euro een gigantisch succes werd. Gedurende 10 jaar kenden we monetaire stabiliteit en geen of nauwelijks renteverschillen tussen de landen van de Unie.
Die toestand heeft een beetje het effect van een slaappil gehad. De onderhuids aanwezige problemen de verschillen in economische ontwikkeling en beleid kwamen dankzij het goed gevoel over de goed werkende euro niet aan de oppervlakte. Gelukkig hadden we tijdens de grote financiële crisis de euro. Want zonder de euro durf ik niet te zeggen waar we zouden zijn terechtgekomen. Misschien zouden we wel, zoals in de jaren 30, in competitieve devaluaties zijn beland waarin iedereen de anderen de duivel aandeed. Angelsaksers hebben het dan over de beggar my neighbour policy, waarbij men de hete aardappel naar elkaar doorschuift.
De financiële crisis hebben we gemakkelijk kunnen overwinnen door het ingrijpen van regeringen, maar ook door de zone van monetaire stabiliteit die we hebben gekend. Onderhuids groeiden echter de problemen omdat sommige landen onbezorgd economisch konden groeien. Als we kijken naar de economische groei van 1998 tot vandaag, dan zijn de landen die het sterkst zijn gegroeid, de landen die vandaag de grootste problemen hebben, omdat ze dat konden doen ten koste van wat men noemt de betalingsbalans, de lopende rekening van de betalingsbalans. Met andere woorden, het was een economische groei die steunde op geleend geld.
Men kan goed zien dat sommige landen gedurende bijna 10 jaar tekorten hadden op hun betalingsbalans, en daar is niet tegen opgetreden. Men noemt dat bubble economies, maar in de ene economie was dat anders dan in de andere. De grootste groeiers hadden dikwijls ook de grootste onderliggende problemen op hun betalingsbalans.
Er ontstonden grote problemen van competitiviteit, grote verschillen in concurrentievaardigheid tussen de landen. Die verschillen werden opnieuw toegedekt door de euro. In sommige landen is dat helemaal uit de hand gelopen en is men overgegaan tot statistische fraude om de problemen letterlijk toe te dekken. In de eurozone is men wat bedwelmd geraakt door het succes. De financiële crisis, zeker de nasleep ervan, niet de crisis zelf, heeft ervoor gezorgd dat de zwakke economieën, of de zwakke punten in die economieën, heel sterk naar boven kwamen.
Waarom is men niet op tijd opgetreden? De euro is een succesverhaal en men heeft op bepaalde ogenblikken wel de kans gekregen om echt aan bestuur te doen in de eurozone, maar men is daarvoor teruggedeinsd. In 2005 is er een versoepeling gekomen van het begrotingstoezicht, van het stabiliteits- en groeipact. Nu werken we aan een verstrenging; 5 jaar geleden was men toe aan een versoepeling, niet onder impuls van Europese instellingen, maar van grote lidstaten die vonden dat al die sancties en strenger toezicht op hen niet van toepassing waren.
Op het vlak van competitiviteit heeft men zelfs verzuimd dat van heel nabij op te volgen. De nasleep van de financiële crisis, en wat men noemt de markten, hebben die structurele problemen blootgelegd. Die staan nu voor ons open en bloot te kijk en vereisen een heel strenge en heel directe aanpak.
Wat hebben we gedaan de laatste maanden? We betekent hier meer dan de pluralis majestatis, want er zijn vele actoren op het veld. Sommigen zeggen dat we te laat hebben gehandeld. Ik zal eerst zeggen wat men heeft gedaan, en dan ingaan op de vragen of men te lang heeft gewacht en of men niet daadkrachtig genoeg is geweest.
Men heeft aan de Griekse regering, die een belangrijke negatieve erfenis had, 110 miljard euro middelen ter beschikking gesteld die ze zelf niet op de markt moest halen, in ruil voor heel strenge voorwaarden, zesmaandelijks op te volgen op het vlak van begroting en van economie. Men heeft op 9 mei een pakket van 750 miljard euro ter beschikking gesteld indien er iets zou gebeuren. Dat wordt vandaag niet aangesproken en het ziet er niet naar uit dat men dat morgen zal aanspreken. Ook dat pakket is conditioneel, het wordt alleen ter beschikking gesteld tegen strenge voorwaarden inzake begroting en economisch beleid.
De meeste landen hebben hun begrotingsinspanningen sneller van start laten gaan dan oorspronkelijk gepland. Als we de kranten lezen en dit van nabij volgen, dan nemen landen bijna dagelijks maatregelen, om dat geschonden vertrouwen op te vangen.
Heeft men te laat gereageerd? Het Verdrag van Lissabon voorzag niet in een mogelijkheid tot financiële hulp. Men hield gewoon geen rekening met die gedachte. Men had immers preventief alle voorzorgen getroffen opdat er nooit echt diepgaande begrotingseconomische problemen zouden zijn. Indien men daar wel in zou voorzien, zou men niet op voorhand voldoende maatregelen treffen. Nu het accident zich heeft voorgedaan, moest men de boot bouwen in volle zee. Men moest mechanismen op het touw zetten waarin niet was voorzien in de verdragen.
In Duitsland is er een heel strenge interpretatie van het Verdrag van Lissabon en van de verdragen in het algemeen, en zeker als het gaat over het verlenen van financiële hulp. Men kon dus alleen hulp verlenen aan sommige lidstaten als men in een situatie ultima ratio zat, waarbij er dus geen enkele andere oplossing mogelijk was, waarbij geen normale adequate financiering door de reguliere markten mogelijk was. En dan pas kan men optreden. Het Grondwettelijk Hof is daar heel streng in. Ook dat heeft een heel grote rol gespeeld.
Ten slotte heeft Griekenland pas hulp gevraagd op het einde van de maand april. De Grieken wisten immers dat als ze hulp zouden ontvangen, die hulp aan heel strenge voorwaarden zou moeten voldoen. Het is dan ook normaal dat een politieke overheid daar een beetje voor terugdeinst. Dat heeft ervoor gezorgd dat daar tijd over is gegaan, tot aan al die voorwaarden was voldaan, tot men nagenoeg zeker was dat aan de grondwettelijke voorwaarden was voldaan en dat men een goed en stevig mechanisme had, en tot men wist dat het land dat de hulp op dat moment nodig had, die hulp ook zou vragen. Het is pas dan dat men van wal is gestoken. En nadien is het heel snel gegaan. Op 7 mei was het volledige pakket van 750 miljard euro klaar. Een paar dagen voordien was het pakket van Griekenland klaar.
Nu is het wel een zaak van nog verder te gaan. Dit mag nooit meer gebeuren. De euro is immers de belangrijkste verworvenheid, samen met de vrije binnenmarkt, van de Europese eenmaking. Indien een van deze twee pilaren wordt ondergraven, wordt heel het Europees gebouw ondergraven. En dus moet men het bestuur, de governance zoals men dat noemt, van heel het begrotings- en competitiviteitsgebeuren veel strenger maken, niet alleen door middel van sancties, maar door het beleid van meet af aan op te volgen, preventief en eventueel correctief.
Preventief, lang voor de opmaak van de begroting, al in de lente, wanneer niemand nog met de echte begroting bezig is, tenzij van heel ver. Begrotingen worden meestal gemaakt in september en oktober, of in de zomer. Vanaf het begin moet men een soort warning shot geven. Preventief, omdat ook de plannen voor de volgende jaren moeten worden voorgelegd zodat kan worden nagegaan of die consistent zijn. Preventief moet er dus veel strenger opgetreden worden.
Correctief, wanneer men toch over de schreef gaat en de 3 percentnorm niet respecteert. Dan moeten er sancties worden genomen die geleidelijk aan opklimmen. Intussen is er de druk van de markten. Men zal ook meer rekening moeten houden met de schuld. De schuld is altijd een criterium geweest, maar zal nu een meer doorslaggevende rol krijgen dan in het verleden.
Er is ook een grotere verankering nodig van begrotingsregels in de nationale en regionale en gemeenschapsregeringen en -parlementen. Men moet normen hebben waar men zich moet aan houden. Die moeten niet dezelfde zijn in heel Europa, maar ze moeten in hetzelfde teken staan en aan hetzelfde doel beantwoorden.
Met andere woorden, er is een veel sterkere economische-unievorming nodig om precies die monetaire eenheid te ondersteunen. Van nog groter belang is dat we veel harder moeten werken aan competitiviteit in elk van onze lidstaten en in de eurozone als een geheel ten opzichte van de rest van de wereld. En die competitiviteit, dat kennen we in ons land. We hebben daar een wet op, de wet van 1996 en zelfs van veel vroeger. In de wet van 1996 staat dat we geen loonstijging bij ons mogen hebben die sterker is dan in de drie omringende landen. De wetgeving als dusdanig is niet op heel Europa van toepassing, maar ze is een goed voorbeeld over hoe we moeten werken op het vlak van de Unie aan een sterkere competitiviteit.
Dat zal met zich meebrengen dat er hervormingen nodig zullen zijn op de arbeidsmarkt. Dat is nu al in Spanje het geval. Er zullen hervormingen nodig zijn op het vlak van de pensioenwetgeving. Op dit ogenblik is het in Nederland, in Duitsland, in Spanje, in Portugal, in Griekenland een onderwerp dat vooraan op de politieke agenda staat. Onder de algemene noemer van competitiviteit zal men veel verder gaan en zullen de implicaties veel groter zijn dan men op dit ogenblik denkt.
Zal Europa dat allemaal opleggen? Neen. Maar om te kunnen beantwoorden aan competitiviteitsvereisten die men veel sterker zal opvolgen, zal men op velerlei domeinen actief zijn. En het opvolgen van competitiviteit naast begroting zal een bijzonder sterke taak zijn voor de volgende periode.
Collegas, ik heb u voornamelijk gesproken over de zestien van de eurozone. Maar eigenlijk weten we dat het lot van ons allemaal aan elkaar verbonden is. Het probleem in één land, een klein land van de Unie en van de wereld, met 10 miljoen inwoners, is het probleem geworden van de hele eurozone. En het probleem van de eurozone is het probleem geworden in de hele wereld. Zodanig is het lot van ons allemaal met elkaar verbonden. De eenmaking van de kapitaalmarkten heeft ook meegebracht dat alle banken obligaties aanhouden van heel veel landen. Het probleem van de ene is dus ook het probleem van de andere geworden.
Men heeft het over een common destiny. Dat is niet alleen zo binnen de eurozone, maar dat gaat veel verder. Dikwijls is dat abstract. Men zegt dan dat we in een geglobaliseerde wereld leven. We weten dat. Tot er een crisis uitbreekt en we fysiek voor onze ogen zien dat het probleem dat in één land begint, het probleem wordt van alle landen. Daarom zullen we er ook goed over moeten waken dat als we zeggen dat we zaken enkel binnen de 16 landen van de eurozone behandelen, we de andere binnen Europa van de 27 lidstaten , die te maken hebben met dezelfde problemen, niet vergeten. Ze zijn immers even sterk betrokken bij dat gebeuren binnen de euro als de eurolanden zelf. Dat zal de volgende weken en maanden ook een grote rol spelen als het gaat over economische governance binnen Europa en binnen de eurozone.
Ik moet daarover een verslag uitbrengen in oktober. We zijn daar volop mee bezig. De zaken gaan goed vooruit, maar zoals bij alles is the devil in the detail. Zolang men het heeft over algemene principes, is er kans op een grote convergentie. Het is al belangrijk dat die er is. Maar eens men in the heart of the matter gaat, men het over de kern van de zaak heeft, dan wordt het stil en eindeloos, zoals die andere dichter dat zei.
Naast governance moeten we ook economische groei kennen. Ons probleem is dat op korte en middellange termijn onze economische groei veel te klein is. Op lange termijn is de structurele economische groei in de hele Europese Unie ongeveer 1 percent. Dat is onvoldoende om ons sociaal model, zelfs al is het hervormd, te kunnen financieren.
De structurele, potentiële economische groei moet minstens verdubbelen. Dat is niet voldoende om nog een rol in de wereld te spelen. Wil men vandaag een rol in de wereld spelen, dan moet men economisch sterk zijn. Er wordt niet aan de Brazilianen gevraagd hoeveel soldaten ze hebben, hoeveel nucleaire wapens ze hebben, hoeveel tanks ze hebben. Er wordt naar Brazilië gekeken omdat het 9 percent per jaar aan het groeien is. De militaire macht van China is nu niet kleiner of groter dan 10 jaar geleden, alleen is zijn economie zoveel sterker. Willen wij relevant zijn op wereldvlak, willen wij onze belangen verdedigen, willen wij onze overtuigingen en idealen uitdragen want die zijn er nog altijd dan moeten wij economisch sterk staan. Wij hebben een economische infrastructuur nodig om ons model in stand te kunnen houden en onze belangen en principes te verdedigen.
Op de lange termijn moeten wij investeren in onderzoek en ontwikkeling, in innovatie, in onderwijs en in veel andere domeinen. Het zal een enorme uitdaging zijn om te midden van al die besparingen die zich opdringen, de investeringen voor de toekomst veilig te stellen. Dat zal geen vanzelfsprekende keuze zijn omdat dergelijke investeringen niet noodzakelijk kiezers aanbelangt, maar wel hun verdere toekomst aanbelangt. Dat zal worden samengevat in wat men noemt een economische strategie 2020. Dat lijkt allemaal abstract tot de dag dat het concreet wordt. Op korte termijn is onze economische groei ook beperkt in Europa, en is veel kleiner zelfs dan in de Verenigde Staten. Daar heeft men de volgende jaren een groei van 2 tot 2,5 percent, bij ons is er een groei van 1 tot 1,5 percent. De Europese Unie komt trager uit de financiële en economische crisis. In België komt de groei ongeveer overeen met het gemiddelde in de eurozone en het gemiddelde van de Europese Unie.
Zullen die besparingen wegen op de groei? Het is al lang bewezen dat de grootste hinder voor de economische groei, het laten doorschieten van de overheidstekorten is. Dat is de grootste bedreiging voor de groei, zelfs op korte termijn. Als men een stijging ziet van de schuld en van de deficiten, beginnen mensen anticipatief te sparen omdat ze vrezen wat er hen te wachten staat. Dat voorzorgssparen weegt op de economische groei. Het bezuinigen in alle betekenissen van het woord, ook onder de vorm van inkomstenverhogingen, brengt niet met zich mee dat de economische groei noodzakelijk minder zal zijn. Van het niet-bezuinigen en het niet-aanpakken van de tekorten weet men wel wat het verloop zal zijn. Ik heb dat heel goed ervaren in de jaren 90 toen we van een tekort van 7 percent in 1993 gingen naar een zo goed als evenwicht in 1999. Dat heeft op geen enkel ogenblik gewogen op de economische groei. Wij zijn in die periode, zoals in de voorgaande periode, altijd in het gemiddelde van de Europese Unie blijven liggen.
Mag ik daaraan toevoegen dat België ook op het vlak van het begrotingstekort in het jaar 2010 zelfs onder het Europees gemiddelde ligt? Wij hebben een tekort van nog geen 5 percent. In Duitsland is dat meer dan 5 percent, in Nederland is dat meer dan 6 percent en in Groot-Brittannië meer dan 11 percent. Wij zijn op dat vlak dus zelfs iets beter. We zijn iets eerder begonnen met saneren dan de meeste andere landen. We hebben wel een hele hoge overheidsschuld. In 1993 was onze overheidsschuld 135 percent en in de eurozone was de schuld 60 percent. Vandaag is die bij ons 99 percent, maar in de rest van de eurozone 85 percent.
Op velerlei vlakken, betalingsbalans, groei, begrotingstekort, jaarlijks begrotingstekort en zo meer, zitten wij niet slechter, ik zou zelfs zeggen: integendeel. Maar dat wil niet zeggen dat ook bij ons geen hervormingen nodig zijn op het vlak van begroting en competitiviteit in de economie. De volgende federale regering en ook de bestaande regionale regeringen zullen daar gezamenlijk en afzonderlijk heel hard voor moeten werken. Wij staan voor een belangrijke periode van hervormingen.
Doet men die hervormingen niet uit eigen beweging, dan zullen die gebeuren onder druk van de nieuwe mechanismen die Europa tussen nu en oktober zal creëren, en door de invloed van de markten. Ze zijn moeilijk, maar perfect mogelijk moeilijk, maar ook doenbaar. Er is trouwens geen enkel alternatief, willen we onze welvaart voor nu en in de toekomst bewaren.
Voorzitter, geachte leden, dat waren enkele beschouwingen die ik u wou geven en die me ook relevant lijken voor het Vlaams Parlement, dat een belangrijke rol kan spelen in het kader van het Belgische voorzitterschap. Deze beschouwingen kunnen ook relevant zijn omdat de Europese strategie op langere termijn voor economische groei, met de prioriteiten die ik daarnet heb opgesomd, ook heel relevant kan zijn voor Vlaanderen. Die prioriteiten passen immers perfect bij de bevoegdheden die Vlaanderen heeft met betrekking tot Onderzoek en Ontwikkeling, Innovatie en Onderwijs. De belangrijkste hefbomen voor de toekomst zijn in ons land geregionaliseerd.
Voorzitter, ik ben er nog altijd trots op dat ik, toen ik nog een andere functie bekleedde, heb mogen meewerken aan het uitbreiden van de bevoegdheden van het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering, namelijk bij de staatshervorming van 1988. Ik heb mee aan de basis gelegen van het feit dat u hier zit en dat ik hier vandaag mag spreken, door de Sint-Michielsakkoorden van 1992-1993. (Applaus)
Ik dank u.
We horen nu de standpunten van de diverse fracties.
De heer Caluwé heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, mijnheer de voorzitter van dit parlement, leden van de regering, geachte collegas, laten we om te beginnen dit gebeuren in een bepaald kader plaatsen. Deze toespraak is een uiting van de bewuste wil van dit parlement om de Europese en internationale dimensie meer aan bod te laten komen in zijn werkzaamheden. De buitenlandse bevoegdheden van Vlaanderen Buitenlandse Handel, Internationale Samenwerking en de bevoegdheid om voor de eigen materies extern op te treden en zelfs verdragen te sluiten zijn belangrijk, maar toch nog altijd relatief beperkt. Voor vertegenwoordigingen en contacten gaan buitenlandse partners dan ook nog altijd gemakkelijker kijken bij het federale parlement. Dat versterkt onze neiging om rond onze kerktoren te blijven draaien. We vergelijken ons te weinig met andere landen en regios. We zijn ons te weinig bewust van het beleid dat de Europese instanties ontwikkelen in onze materies. Het is onze bewuste wil dat te doorbreken, en dit is een eerste initiatief op dat vlak. Dat doen we nu dus.
Uiteraard delen we uw analyse dat een monetaire unie een politieke unie noodzakelijk maakt. Dat was ook altijd zo bedoeld. De monetaire unie is, samen met de afschaffing van de paspoort- en douanecontroles aan de grenzen, een van de meest zichtbare en voor de burgers voelbare elementen van de Europese integratie. Met de euro heeft elke burger Europa op zak. Ik ken weinig mensen die daar nog van af willen. Ik ken weinig mensen die het nog prettig zouden vinden ergens een la te hebben, met daarin doosjes met allerlei munten die ze kunnen aanspreken als ze weer eens de grens over gaan.
De voorstanders van de monetaire unie wisten dat de burgers die stap zouden appreciëren, maar ze wisten ook en dat was een bewuste, maar misschien niet altijd geuite doelstelling dat de totstandkoming en het behoud van de monetaire unie minstens een afstemming en harmonisering van het sociaal-economisch beleid van de lidstaten noodzakelijk zouden maken. Daarmee werd een verdere stap gezet in de verwezenlijking van de Europese droom. De voorzitter van de Europese Raad zei het daarnet al. Die droom is ontstaan omdat we niet wilden dat, na twee grote wereldbranden en honderden jaren van afwisselend oorlog en vrede, iets dergelijks nog zou gebeuren op ons continent. We wilden dit doorbreken. Daartoe was er meer nodig dan alleen het sluiten van vredesverdragen.
Onze economieën moesten in elkaar verstrengelen zodat iedereen die nog een conflict zou willen beginnen, in eigen voet zou schieten. Dat het verdwijnen van de grenzen ook nog groei opleverde, was aardig meegenomen. Een eengemaakte markt functioneert beter met een eengemaakte munt. Maar een eengemaakte markt en munt houd je niet in stand en leidt niet tot een duurzaam groeiende economie zonder een gemeenschappelijk sociaal-economisch beleid.
Hierdoor wordt Europa van romantiek soms harde realiteit. Regelingen die wat protectionistisch zijn, moeten sneuvelen. Begrotingstekorten moeten onder controle blijven. Schuldenlast moet worden afgebouwd. Het sprookje is werkelijkheid geworden, maar het is niet altijd rozengeur en maneschijn. Dat maakt dat de consensus rond het Europese politiek project die vroeger, zeker in Vlaanderen, sterk gedragen was, vandaag niet meer zo eenduidig is. De tegenstand is gegroeid en wie nog voorstander is, laat dit vaak gepaard gaan met veel maren en mitsen. Het zou me niet verbazen dat dit straks in een aantal betogen naar voren zal komen.
We betreuren dit. Van sommigen begrijp ik het omdat het voortvloeit uit hun ideologie. Ik zie de heer Vereeck al kijken. De ultraliberalen, de Thatcherianen onder ons, willen enkel een vrije handelsmarkt waar het recht van de sterkste heerst. Van alle anderen begrijp ik het niet. Of men nu wil dat de vrije markt geregeld, gecorrigeerd of geleid wordt, in alle gevallen heb je meer politieke sturing nodig.
Ook in de rest van Europa en nog meer dan bij ons horen we die twijfel. Het is daarom mijn overtuiging dat we net vanuit Vlaanderen ondubbelzinnig moeten blijven en ondubbelzinnig voorstander moeten blijven van het Europese project. We hebben daar een aantal heel goede redenen voor. We zijn een klein land. Minder dan één op duizend wereldburgers is Vlaming. Europese vrede is dankzij Europa geen punt meer, maar dit wil niet zeggen dat er geen bedreigingen meer zijn en dat er op wereldvlak belangrijke problemen bestaan die een globale aanpak vereisen: internationale vrede, klimaat, grondstoffen, bevolkingstoename. Deze problemen aanpakken, vereist op wereldvlak een gesprek tussen een beperkt aantal partners, zo niet kan je niet tot conclusies komen. Ofwel is dat een gesprek tussen de grote staten en beslissen zij voor ons, ofwel is Europa deelgenoot en beslist mee en zitten we mee soms zelfs letterlijk met een landgenoot aan tafel.
Er is Brussel. Het is misschien wat plat om het te zeggen, maar het moet denk ik toch in overweging worden genomen. Het Europese politieke project brengt nogal wat bedrijvigheid naar Brussel. En Vlaanderen heeft niet zo superveel troeven. We hebben onze ligging met de logistieke functie, maar die wordt in ons overvolle land ook gecontesteerd. Onze tweede troef is de internationale rol die Brussel kan vervullen. Het schept ook uitdagingen omdat we sneller met een globaliserende samenleving worden geconfronteerd, maar het weegt niet op tegen de vele economische voordelen die ons dat oplevert.
Het voornaamste is dat we een open economie zijn, zeer vervlochten met de rest van Europa. Als het in de rest van Europa goed gaat, gaat het ook met ons goed. Het is dan ook niet zonder reden dat u, mijnheer de voorzitter, aantredend nadat we het slechtste economisch jaar gekend hebben sinds de crisis van de jaren dertig, onmiddellijk alles hebt ingezet op de gezondmaking van de Europese economie. Wij kunnen het volmondig eens zijn met de strategie 2020 waarbij wordt gekozen voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Vlaanderen is met Vlaanderen in Actie die weg al ingeslagen.
We moeten niet alleen de weg uit de crisis vinden. Europa moet ook de juiste antwoorden vinden voor de structurele handicaps die we al kenden voor de crisis. We denken dan aan de lagere groei, de vergrijzing en de lage werkzaamheidsgraad vooral bij ouderen, een probleem dat zich in Vlaanderen scherper stelt dan in de rest van Europa.
Dit moet samengaan met het realiseren van de doelstellingen van het Stabiliteitspact. Ook daar denken we dat we vanuit Vlaanderen doen wat moet, en meer dan dat. We gaan niet naar een beperking van het begrotingstekort tot 3 percent. Neen, we willen een evenwicht in 2011. Soms wordt er wat smalend gezegd dat dit voor het rijke Vlaanderen toch niet zo moeilijk kan zijn. Maar ik moet toch vaststellen dat dit niet gebeurt zonder slag of stoot. Ter illustratie daarvan: wij hebben vandaag geen rechtstreekse uitzending aangezien wij worden geconfronteerd met de staking van de VRT.
Ambitieuze doelstellingen is één zaak. Ze bereiken is nog wat anders. Dat bewijst de evaluatie van het Lissabonproces. Essentieel lijkt ons in ieder geval dat het hele proces breed gedragen wordt en dat, zoals ook het Comité van de Regios vandaag stelt, het middenveld en de regionale overheden daar volop bij betrokken zijn. De regios spelen immers steeds meer een sleutelrol bij de realisatie van de doelstellingen. U, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, hebt dat daarnet geïllustreerd door aan te geven dat de belangrijkste bevoegdheden om een aantal van die doelstellingen te bereiken, zich in België op het regionale vlak bevinden.
Bovendien kunnen de regios een belangrijk rol spelen om lokale actoren te mobiliseren en dus de interactie tussen verschillende niveaus via partnerschappen te bevorderen. Voor ons is het wenselijk dat naast de nationale objectieven ook regionale objectieven en regionale indicatoren worden vastgelegd, zeker in deze lidstaten waar de regios over exclusieve bevoegdheden beschikken. Essentieel is dat de scoreboards en rankings op basis waarvan vooruitgang kan worden vastgesteld, uitgebreid worden naar de regios. Tegelijk is het nodig dat het proces nauwgezet opgevolgd wordt, dat er snel geëvalueerd en bijgestuurd wordt en dat er in tijden van crisis snel opgetreden wordt. We kunnen dan dromen van de Verenigde Staten van Europa met een echte Europese federale regering die beslist op momenten dat het noodzakelijk is.
Maar op de realisatie van die institutionele droom kunnen we niet wachten. Het is daarnet al gezegd: Europa zet zich door, stap voor stap. We hebben nu al wel een permanente voorzitter van de Raad. In tegenstelling tot het wisselend voorzitterschap, kan de permanente voorzitter in continuïteit werken, niet voor een halfjaar, maar minstens voor 2,5 jaar, is hij gekozen en dus meer gedragen door zijn collegas, en kan hij zich, zonder de bekommernis om de leiding van een lidstaat, focussen op zijn mandaat. Dat moet het alvast mogelijk maken om de 27 lidstaten met raadgevingen, met vergelijkingen en benchmarking en desnoods met sancties eendrachtig in dezelfde richting te sturen.
Er zijn landen die met grote verklaringen, moties en resoluties gidsland willen zijn. Er zijn landen en de parlementsvoorzitter heeft er daarnet enkele voorbeelden van gegeven die de gidsen leveren. Mijnheer de voorzitter van de Raad, gids Europa door deze moeilijke tijden. U hebt daarvoor ons vertrouwen. (Applaus)
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, collegas, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, de interveniënten hebben gisteren van de diensten van het Vlaams Parlement een mailtje gekregen met uw precieze aanspreektitel. Ik moet zeggen dat ik toch al van plan was om u zo aan te spreken, ook al bent u voor de believers en onderschat het niet: ze zijn talrijk in dit halfrond de eerste president van Europa.
Ik herinner me nog de krantenkoppen: Belg wordt eerste president van Europa. Het enthousiasme lijkt mij ondertussen al een beetje bekoeld, maar toch is Vlaanderen nog altijd een uitgesproken eurofiel land, met een politieke elite waarvan de overgrote meerderheid vindt dat die Europese integratie snel verder moet gaan. Er heerst een bijna kinderlijke naïviteit over wat die Europese Unie vermag te doen. Is er ergens een probleem waarmee we zelf geen raad weten, is er ergens een probleem waarvoor de oplossing een beetje politieke moed vraagt, dan schuiven we het gewoon door naar Europa. Het is dogmatisch, het is bijna religieus, het is echt een geloof in Europa.
Er zijn natuurlijk een aantal aanwijsbare oorzaken waarom de believers in Vlaanderen zo sterk staan.
Een eerste oorzaak is onze positie als een import-, export- en doorvoerland. Een tweede oorzaak is dat Vlaanderen het historisch slagveld van de Europese mogendheden is geweest. Een derde oorzaak is dat Vlaanderen vastzit in een artificiële constructie die België heet.
Indien de hertog van Wellington en de Franse diplomaat Talleyrand in 1830 hun zin hadden gekregen, was dit gebied gewoon tussen Nederland en Frankrijk opgedeeld. Uiteindelijk is besloten er een artificieel neutraal land van te maken. De koning moest een in Engeland wonende Duitse prins zijn die met een Franse prinses moest trouwen. De Brit Nigel Farage had natuurlijk gelijk toen hij België als pretty much of a non-country omschreef.
Voorzitter van de Europese Raad, de onvriendelijke uitspraken van deze man over uw persoon zal ik hier niet herhalen. Het loopt immers slecht af met de mensen die u uitschelden. Ze krijgen niet enkel een zware boete opgelegd, ze storten ook nog eens neer met een vliegtuig. U bent werkelijk een machtig man. (Gelach en applaus bij het Vlaams Belang)
Europa staat aan de wieg van de Westerse beschaving. De grootste kunstenaars, de beste artiesten, de meest waardevolle geleerden en filosofen waren en zijn Europeanen. Dit zijn woorden van Winston Churchill. Europa is momenteel een continent van ongekende welvaart, welzijn, kansen en individuele vrijheid. Dit geldt ook voor mensen van eenvoudige komaf en voor vrouwen, wat op veel andere plaatsen niet evident is.
Dit maatschappijmodel is de moeite waard te verdedigen tegen alle krachten die het bedreigen. Ik ben vader van drie kinderen. Ik ben blij dat die kinderen nu op dit continent mogen opgroeien. De voorliggende vraag is echter in welke mate dit proces van Europese integratie en die structuren een bijdrage hebben geleverd.
Dit is voor een deel ongetwijfeld het geval. Het lijkt me echter even belangrijk dat Europa zich gedurende decennia onder de Amerikaanse atoomparaplu heeft kunnen ontwikkelen. De Europese landen hebben vrede gekend en hebben hun defensiegebonden uitgaven relatief laag kunnen houden.
Het is natuurlijk prima dat we proberen Europa met een stem te laten spreken. Dat zal de enige manier zijn om in de 21e eeuw nog te worden gehoord. Een teveel aan interne uniformisering en gelijkschakeling werkt evenwel verstikkend.
Voorzitter van de Europese Raad, lijkt het u een toeval dat de grote bloeiperiode van het klassieke Griekenland met een staatkundige versnippering in tientallen stadsstaatjes gepaard ging? Is het toeval dat de schitterende Italiaanse renaissance tegen de achtergrond van politieke verbrokkeling plaatsvond? Is het toeval dat Europa 100 jaar geleden de helft van de wereldbol domineerde terwijl de Europese landen tegenover elkaar stonden? Werkt competitie soms misschien stimulerend en verrijkend? Samenwerking is prima en noodzakelijk. We vrezen echter dat een te grote uniformisering verstikkend zal werken.
Voorzitter van de Europese Raad, tijdens de weinige minuten die me zijn gegeven, zal ik in telegramstijl een viertal beschouwingen naar voren brengen.
Een eerste punt is de kritiek op uw persoon. Dit moet me van het hart. Indien iemand als grote Europeaan de ambitie heeft leiding aan de EU te geven, moet hij afstand nemen van wat in zijn eigen lidstaat gebeurt. Ik heb het niet enkel over een Europees Commissaris die tijdens de nationale verkiezingen kandidaat is dat is bijna een traditie. Ik heb het over een voorzitter van de Europese Raad die uitspraken doet die eigenlijk in een verkiezingscampagne passen. U hebt zelfs vermeld wie de kandidaat-premier van CD&V is. U hebt vanuit Rusland tot een snelle regeringsvorming opgeroepen. U hebt verklaard dat de gebeurtenissen van 2007 slecht voor ons imago waren. Ik heb het gevoel dat de spoken van toen terug zijn. U bent tenslotte de Herman Van Rompuy die zijn naam heeft gegeven aan de doctrine die professor Maddens heeft besproken.
Een tweede punt betreft de uitbouw van de EU tot een economische en politieke unie. Indien dit uw ambitie is, is de onvermijdelijke pendant dat de EU geografisch duidelijk beperkt is. De EU moet beperkt blijven tot de landen die mee kunnen en mee willen. We mogen niet langer lidstaten toelaten die er eigenlijk niet klaar voor zijn. Dit is met Roemenië en Bulgarije gebeurd.
En misschien moeten we verder gaan. Ik citeer Mark Elchardus in De Morgen van 31 mei: Er is geen weg terug. We zijn aan Europa gekluisterd. Er rest ons enkel de vlucht vooruit: meer Europese overheid, voldoende in elk geval om een echt Europees financieel beleid te voeren. Maar het wordt ook nodig afscheid te nemen van landen die niet aan de basisvoorwaarden van een moderne samenleving willen of kunnen voldoen.
En dus, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, zeker geen toetreding van Turkije, nu niet, morgen niet, nooit. En niet alleen om economische redenen. Een uitbreiding van de Europese Unie naar Turkije kan niet worden opgevat zoals de uitbreidingen in het verleden. De gemeenschappelijke fundamentele waarden in Europa zijn tevens fundamentele waarden van het christendom. Zij zullen verwateren na de toetreding van een groot islamitisch land als Turkije. Dat zijn de woorden van u raadt het al Herman Van Rompuy. Ik neem aan dat u daar nog altijd achter staat.
Voor het overige, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, mag het wat minder wereldvreemd, wat minder arrogant en wat minder verspilzuchtig. Ik geef slechts één frappant voorbeeld. Overal in Europa wordt de buikriem aangetrokken. Spaanse, Portugese en Griekse ambtenaren moeten fors inleveren, maar over de Europese ambtenaren lees ik dat ze een loonsverhoging claimen. Iedereen zoekt zich een punthoofd over de manier waarop we kunnen besparen, maar dan komt de Poolse Eurocommissaris van Begroting, de heer Lewandowski, met een voorstel om de EU-begroting voor 2011 met 6 percent te laten groeien. Mag het dus wat minder wereldvreemd en wat minder arrogant?
Een laatste woord is gericht aan de collegas. De Europese Unie is een instrument, collegas, het is geen deus ex machina. Het is geen toveroplossing. Het is geen goede fee die met een tik van haar toverstokje alle problemen wegtovert. Het bestaan van de Europese Unie ontslaat nationale politici niet van de plicht om de problemen zelf aan te pakken in plaats van elk moeilijk dossier naar Europa door te schuiven. Dat is zo wanneer het gaat over begroting, over gezonde overheidsfinanciering, over immigratie, over defensie.
Ik neem dat laatste als voorbeeld omdat het een helder voorbeeld is. Ik hoor van sommige collegas dat Defensie federaal mag blijven, in afwachting van een Europees leger. Welnu, collegas, ik ben niet voor een Europees leger. Een Vlaams leger, ja, dat moet dan. Dat zal dan een klein leger zijn, dat zich inschakelt in Europese vredesmissies, absoluut. Maar met een Vlaams leger en dat is de kern van de zaak zouden we zelf kunnen beslissen of Vlaamse militairen naar een of andere uithoek worden gestuurd, met welk mandaat, en hoeveel body bags er mogen terugkomen alvorens we een operatie afblazen. Dat is een beslissing die we zelf moeten nemen, en niet een meerderheid op Europees niveau. Want u zou zich wel eens lelijk kunnen vergissen als de Britten, de Nederlanders en de Oost-Europeanen zich samen zetten en misschien wel een heel Atlantisch georiënteerde meerderheid naar voren schuiven.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, ik vat samen. Europa als samenwerkingsverbond? Schitterend. Europa als ideaal? Ja. Maar Europa als uniformisering omwille van de uniformisering? Neen. Europa als gemakkelijkheidsoplossing, als schijnoplossing om de eigen verantwoordelijkheid te ontvluchten? Zeker niet. 3000 jaar Europese geschiedenis zijn niet geschreven door mannen en vrouwen die hun verantwoordelijkheid doorschoven. Ik hoop, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, dat Vlaanderen binnenkort een lidstaat van de Europese Unie kan worden, een sterke en zelfbewuste Unie naar buiten uit, maar geen verstikkende Unie ten aanzien van de lidstaten. Dat is de Unie die ik de Vlamingen en de Europeanen toewens. Dat is de Unie waar wij voor staan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, u hebt de tijd genomen om naar het Vlaams Parlement te komen en met ons uw visie te delen over de toekomst van de Europese Unie, meer bepaald over de onmogelijkheid om een monetaire unie in stand te houden zonder een economische en politieke unie. Ik denk dat het moeilijk is om een actueler en belangrijker onderwerp te vinden.
In de voorbije maanden schreef een Amerikaanse Nobelprijswinnaar meerdere malen het overlijdensbericht van de euro in de krant, met een dergelijke ijver dat onwillekeurig de bedenking door mijn hoofd flitste of bij sommigen de wens niet de vader was van de gedachte.
Maar zie: de euro staat er nog. Lager genoteerd tegenover de dollar weliswaar, maar laat onze export daar wel bij varen. En ondanks alle problemen met landen die gemakshalve worden aangeduid met een acroniem dat overeenstemt met het meervoud van het Angelsaksische woord voor varken, kwam deze week zelfs nog land een landje zich voegen bij de eurozone: Estland wordt vanaf 1 januari volgend jaar het 17e lid van de eurozone. Gisteren beslisten de landen van de eurozone ook om zich te onderwerpen aan strengere begrotingscontroles.
Is de zaak daarmee opgelost? Neen. Er zijn nog veel te veel economische verschillen in die eurozone. Het meest in het oog springende, zijn de verschillen in competitiviteit. Sinds de creatie van de eurozone is de prijs- en looncompetitiviteit in een aantal lidstaten, Portugal, Italië, Griekenland, Spanje en ook Ierland, sterk achteruit gegaan tegenover andere lidstaten zoals bijvoorbeeld Duitsland. Dat is de vaststelling. Maar belangrijker is de oorzaak van die verschillen, namelijk het verschillende nationale beleid dat in die landen wordt gevoerd. Daartoe behoren structurele hervormingen op economisch vlak, maar ook het beleid op sociaal-economisch vlak, want veel onderdelen van het sociaal beleid hebben een macro-economische impact. Die beleidsdomeinen zijn grotendeels nationaal, in tegenstelling tot het monetaire beleid, dat Europees is. Met andere woorden: de eurozone wordt dan vatbaar voor wat men asymmetrische schokken noemt.
Welke middelen heeft Europa vandaag om de stabiliteit in de eurozone te waarborgen? Het is niet meer mogelijk, daarnaar werd al verwezen, sinds de invoering van de euro om met devaluaties de eigen munt opnieuw aantrekkelijk te maken, de export aan te zwengelen en de economie competitiever te maken. Gisteren, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, verwees u daarnaar als de slaappil van de eurozone. De keuze die destijds werd gemaakt in Europa, is die van de structurele aanpassingen om de leefbaarheid van de euro op lange termijn te garanderen. Daarbij komt dat de Europese Centrale Bank zich bijna exclusief concentreert op het bestrijden van de inflatie en veel minder aandacht heeft voor de economische en de financiële stabiliteit, hoewel het verdrag haar deze taken ook toevertrouwt.
Het grootste specifieke probleem voor eurozone, naast wat we de globale tekortkomingen kunnen noemen zoals bijvoorbeeld onvoldoende controle over de banksector, is er dus een van wat men met de Engelse term governance aanduidt.
Er moet een economisch sterkere coördinatie komen en een echte economische unie. Hoe moet die er voor ons uitzien? In theorie zou fiscale autonomie voor Europa een einde maken aan het getouwtrek zoals we nu hebben gezien met Griekenland, dat de eurozone extra kwetsbaar maakte voor speculatie, en met daarbij een kakofonie van meningen van nationale politici die thuis electorale belangen te verdedigen hebben. Maar, als liberalen huiveren we, want nieuwe belastingen invoeren is gemakkelijk, en de ervaring leert dat bestaande belastingen afschaffen of verlagen moeilijk tot onmogelijk is. Ook de oprichting van een Europees Muntfonds (EMF) vereist substantiële middelen.
Een veel grotere coördinatie van economische en sociale beleidsinstrumenten die een macro-economische impact hebben, is misschien een beter idee. Loonvorming en structurele hervormingen van de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, kunnen veel beter op elkaar worden afgestemd. Maar dan nog stelt zich de vraag met welke beleidsinstrumenten we dat het beste doen. Het lijkt niet realistisch om hierover nu dwingende Europese regels te maken en het is de vraag of dat ook wenselijk is. Coördinatie van het beleid van lidstaten en hun deelstaten is een toch wel al ingeburgerde werkwijze en daarna ligt the proof of the pudding in the eating, namelijk in de begrotingsresultaten en in de grootte van de overheidsschuld. Daar is afdwingbaarheid nodig, niet over de manier waarop de lidstaten tot het resultaat komen.
Afstemming van de economische fundamentals is dus een werkwijze, terwijl de beslissingen het beste worden geïmplementeerd op de geijkte niveaus in de lidstaten. Beslissingen die zo gevoelig liggen bij de nationale kiezer als bijvoorbeeld het sociaal-economisch beleid, hebben een ondubbelzinnige politieke legitimiteit nodig. En die legitimiteit heeft de Europese Commissie tot op heden niet.
Het is gebleken dat de apolitieke Commissie niet opkon tegen binnenlandse druk van de publieke opinie wanneer ze het begrotingsbeleid van grote lidstaten bekritiseerde in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact. Hopelijk verandert dat na de gisteren naar voren geschoven beslissingen over het toezicht op de begrotingen van de lidstaten.
Het zijn, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, beslissingen van de Task Force on economic governance, die u voorzit. Die beslissingen vormen alvast een stap in de goede richting. Ze houden in dat de nationale begrotingen worden voorgelegd aan een neutrale begrotingsautoriteit, althans voor de onderliggende economische indicatoren waarvan wordt uitgegaan en voor de totalen. Dat moet gebeuren nog voor die begrotingen naar de nationale, bevoegde parlementen gaan.
Dat is wat ons betreft geen probleem. De rol van die neutrale begrotingsautoriteit is immers niet om politieke keuzes te beoordelen, wel om op voorhand in te schatten in welke mate de begrotingsopmaak de verplichtingen van het Stabiliteits- en Groeipact respecteert. De politieke validering blijft bij de parlementen van de lidstaten.
Alleen zullen we hier, intern in België, tussen de onderscheiden beleidsniveaus, ook klare en duidelijke afspraken moeten maken. Afspraken onder gelijken en niet in een relatie van hiërarchische onder- of bovenschikking, zo wil het onze staatsstructuur. Ik hoop dat u dat bedoelde toen u gisteren verwees naar de need to take into account the specificity of some countries. Zo wordt de EU waarin het sociaal-economisch beleid meer convergeert automatisch ook een politieke unie met striktere en afdwingbare afspraken op budgettair, economisch en sociaal vlak.
Maar mooie slotconclusies volstaan niet: het gaat over de slagkracht van de individuele economieën, waarbij te grote verschillen een interne druk op de euro veroorzaken. Dat hebben we gezien met Griekenland. Dat vergt serieuze aanpassingen. De kern van de door u voorgezeten taskforce handelt dus over hoe ver je de eigen sociaal-economische beleidsruimte wilt afstemmen op die van je buurvrouw het woord is niet toevallig gekozen om de stabiliteit van de gezamenlijke munt te garanderen en in welke mate hierin een grote rol voor een onafhankelijke scheidsrechter wordt voorzien, die eventueel sancties kan opleggen.
Onmogelijkheid om te devalueren betekent, zoals de Duitsers ons al hebben getoond, dat er structureel iets moet gebeuren aan de slagkracht van de bedrijven en van de economie. Op lange termijn stelt men zo de welvaart veilig, ook al moet men op korte termijn offers brengen. Zo wordt in andere lidstaten al werk gemaakt van de activering van ouderen, iets waar hier nog veel te aarzelend mee wordt omgegaan.
De redding van de muntunie is een voorwaarde voor de vooruitgang in alle aspecten van de duurzame economie en samenleving. Op economisch vlak zal het voor een verbetering van het concurrentievermogen zorgen. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor het redden van ons sociaal model. Enkel een performante Europese Unie, met een muntunie als motor, kan de overgang naar een duurzame, groene economie maken.
Daarbij past een kanttekening. Zij die al lang pleiten voor een sociaal Europa, zullen dan ook de Europees genomen beslissingen moeten aanvaarden die ze vanuit nationaal oogpunt niet willen verdedigen. Aangezien de nationale moed er niet altijd is, verwijst men naar de Europese boeman. Gemakshalve vergeet men te vermelden dat het onze nationale en deelstaatministers zijn die de Raad bevolken. Het zal dan de tweede keer zijn dat Europa door de lidstaten als zondebok wordt misbruikt en de zwartepiet krijgt voor pijnlijke maar noodzakelijke maatregelen. De ironie wil dat Europa de eerste keer de zondebok was om de geboorte van de Europese Monetaire Unie voor te bereiden. Herinner u de fameuze Maastrichtnormen. De tweede keer zal Europa de zondebok worden om de begrafenis ervan te vermijden.
Wie een beetje in de toekomst kijkt, beseft dat er geen andere oplossing is dan de Europese. In 2050, niet meer zo ver, zal 0,125 percent van de wereldbevolking uit Belgen bestaan, en 0,075 percent uit Vlamingen.
Mijnheer de voorzitter, u hebt gezegd dat wij nu 20 percent van het wereld-bbp vertegenwoordigen. Dat is nú het geval, maar vanaf nu tot 2050 zal vier vijfde van de economische groei buiten Europa en Noord-Amerika plaatsvinden. Het aandeel van Europa en Noord-Amerika in de wereldeconomie zal in 2050 kleiner zijn dan in 1820, bij het begin van de industriële revolutie. Met andere woorden, op termijn zal zelfs Europa moeten vechten om op wereldvlak nog gehoord te worden, niet alleen politiek maar zelfs economisch.
Ik heb nog één opmerking. Met onze specifieke staatsstructuur is het niet altijd gemakkelijk om daar binnen de Europese Unie erkenning voor af te dwingen. Dat is de zaak van de lidstaten, zegt Europa, en dat is juist. Maar de Unie moet leren dat wanneer we het daarover eens zijn en als we elk onze eigen bevoegdheden hebben, het niet veel zin heeft om niet te zeggen geen zin om beleidsresultaten nog te gaan toetsen in het Belgische kader.
Ik geef één voorbeeld, weze het dat sinds het aantreden van de nieuwe Vlaamse Regering de cijfers niet meer zo fraai ogen als een paar jaar geleden. Wat wetenschappelijk onderzoek en innovatie betreft, zit bijna het volledige pakket aan bevoegdheden bij de deelgebieden. Het is ook een van de speerpunten in de Europa 2020-strategie. Toch blijft men het in Europa bestaan om over de Belgische cijfers te spreken. Die waren in de voorbije jaren niet fameus, dat is juist. Maar een meer gedetailleerde analyse laat zien dat in die periode het precies de onderzoeksinvesteringen van de Vlaamse overheid waren die groeiden, en eigenlijk het nog veel treuriger resultaat van anderen maskeerden. Dus, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, geef die boodschap nog eens door, zodat wij hier krediet krijgen voor goed beleid en het niet laten ondersneeuwen in de geaggregeerde Belgische resultaten.
U werd in het Europees Parlement door iemand die de Unie geen goed hart toedraagt, omschreven als competent, capabel en gevaarlijk. U draagt de Unie wel een goed hart toe. Ik hoop dan ook dat u gebruik maakt van de drie u toegedichte eigenschappen om verder de Unie en uw institutionele rol daarin vorm te geven. Ik dank u voor uw aandacht. (Applaus bij de meerderheid, Open Vld en Groen!)
De heer Roegiers heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, mijnheer de voorzitter van het Vlaams Parlement, leden van de regering, collegas, ik wil drie themas aansnijden die ons als sociaaldemocraten in het algemeen en mij in het bijzonder nauw aan het hart liggen en waarin u vanuit uw functie een belangrijke rol kunt spelen: de economische en financiële crisis, de situatie in het Midden-Oosten en de fundamentele mensenrechten in Europa.
Anderhalf jaar geleden barstte de financiële crisis uit en kwamen we in een zware economische recessie terecht. Om de banken te redden investeerden de verschillende Belgische overheden maar liefst 21 miljard euro. Staatsinterventies als deze en de economische crisis zorgen nu voor grote tekorten overal ter wereld. De laatste maanden worden we bovendien geconfronteerd met financiële markten die steeds hogere rentes vragen aan verschillende overheden. Nadat eerst verschillende Zuid-Europese landen in het vizier kwamen, dreigen nu ook Europese kernlanden, waaronder ons land, in de problemen te komen. Het is duidelijk dat de markten gezonde overheidsfinanciën vragen. Vlaanderen besliste vorig jaar al dat het zo snel mogelijk een evenwicht op de begroting wil bereiken. Tegen 2012 zal naar alle verwachting die Vlaamse begroting opnieuw in evenwicht zijn. Op die manier levert Vlaanderen een belangrijke bijdrage aan de sanering van de overheden in dit land. Vlaanderen wil daarmee speculanten duidelijk maken dat de overheidsfinanciën gezond zijn.
We mogen evenwel niet de fout maken ons te beperken tot begrotingssaneringen alleen als antwoord op wat de laatste maanden op de Europese obligatiemarkten gebeurt. We moeten erkennen dat er een ernstig probleem is met de werking van de financiële markten waar te veel speculatie aanwezig is. Daarom pleiten we voor een sneller en daadkrachtiger Europees optreden hiertegen.
Het contrast in de Europese reactiesnelheid was enorm. Eén maand na de aanval op de Griekse overheidsobligaties kwam de Europese Raad met een plan voor de sanering van de overheidsfinanciën. Maar 20 maanden na de financiële crisis zijn er nog steeds geen concrete maatregelen die moeten vermijden dat de banken opnieuw in de problemen komen. Wij vragen u nadrukkelijk de hervorming van het financiële systeem en de aanpak van wilde speculaties op de financiële markten op de Europese politieke agenda te blijven plaatsen en te zoeken naar een consensus die door alle lidstaten kan worden gedeeld.
Er is een Groei- en Stabiliteitspact, maar enkel dat laatste wordt echt geconcretiseerd. Het eerste blijft tot nu dode letter. Er zijn wel plannen voor gesprekken, maar ik durf op de urgentie daarvan te wijzen. Het vertrouwen van gezinnen en bedrijven is vandaag immers bedroevend laag. En zonder meer perspectieven is dat een factor die onze groei zal blijven afremmen. Een gezonde Europese economie leeft niet enkel van de export, maar heeft ook nood aan een binnenlandse vraag. Sp.a vraagt daarom ook erover te waken dat de lidstaten niet alleen blind besparen, maar dat er tegelijk maatregelen worden genomen om investeringen aan te wakkeren en om in voldoende koopkracht voor de mensen te voorzien. Zij moeten een boodschap van hoop krijgen om mee de motor te kunnen zijn van een duurzaam herstel van onze economie.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, net als veel burgers binnen en buiten Europa en ikzelf was u vorige week bijzonder verontwaardigd over de Israëlische aanval tegen een hulpkonvooi dat op weg was naar Gaza. U nam naar eigen zeggen daar geschokt kennis van en u noemde het verlies aan mensenlevens onbegrijpelijk. Bovendien veroordeelde u dat geweld en eiste u, terecht, een onmiddellijk, volledig en onpartijdig onderzoek. Dit weekend bleek echter dat Israël dergelijk internationaal onderzoek botweg weigert.
U herinnert zich ongetwijfeld dat nauwelijks anderhalf jaar geleden de Israëlische strijdkrachten een ongezien hard offensief ontplooiden tegen het regime en de inwoners van Gaza. In drie weken tijd verloren toen 13 Israëlis en 1300 Gazanen het leven. De conclusies van het Goldstonerapport waren vernietigend: beide partijen hebben inbreuken gepleegd op het internationaal humanitair recht en het rapport beschuldigt de Israëlische leidinggevende officieren er bovendien van witte fosfor te hebben gebruikt, geen onderscheid te hebben gemaakt tussen burgers en strijders en een collectieve strafmaatregel op te leggen, wat een inbreuk is op het oorlogsrecht. Los van de oorlog in Gaza zwijg ik hier nog over de almaar aanhoudende en wereldwijd veroordeelde nederzettingenpolitiek.
U weet dat de Europese Unie en haar 27 lidstaten nauwe banden met Israël onderhouden. Bovendien zijn we de belangrijkste donor van de Palestijnse gebieden. Dat maakt dat de EU een groot moreel gezag heeft om respect voor mensenrechten af te dwingen en de naleving van het internationaal humanitair recht te verzekeren. Waarop wacht Europa om de hefbomen waarover het beschikt bevriezing van de bilaterale relaties, opschorten van het associatieverdrag of het nabuurschapsakkoord met Israël te gebruiken? Waarop wacht Europa om wat Vlaanderen de facto reeds besliste een algemeen wapenembargo in te stellen tegen Israël?
Ten derde wil ik graag, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, uw steun en verbintenis vragen voor het verder bestrijden van alle vormen van discriminatie. Daar is voor uzelf en voor de Europese Commissie een belangrijke en niet te onderschatten rol weggelegd.
Het fundamentele recht om jezelf te zijn, blijft op heel wat vlakken en in grote delen van Europa een heikel punt. Uit de landenindex bijvoorbeeld die is opgemaakt door de International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association (ILGA), blijkt dat landen als Letland, Litouwen, Malta, Griekenland, Italië, Bulgarije en Roemenië ondermaats scoren op het vlak van het aanvaarden van seksuele diversiteit.
Hoe zouden holebis zich voelen in Roemenië als ze de voorzitter van Steaua Boekarest horen verklaren dat hij weigert te werken met vermeende homoseksuele voetballers. Of in Slowakije, waar de Gay Pride vorige maand niet kon doorgaan omdat neonazis de verzamelde mensen aanvielen en met traangas bekogelden? Of in Portugal, waar in volle parlementaire bespreking van de openstelling van het huwelijk, de paus, tijdens zijn bezoek daar, het homohuwelijk uitriep tot een van meest verraderlijke en gevaarlijke dreigingen van de wereld.
In ons land is baanbrekend werk verricht, daar zijn we het ongetwijfeld over eens. Dat ik komende zaterdag in Gent met mijn vriend in het huwelijk mag treden, is voor ons beiden vanzelfsprekend een fantastische gebeurtenis. (Applaus bij de meerderheid, Open Vld en Groen!)
Ik dank u voor het applaus, collegas, maar laat ons niet vergeten dat dit voor vele Europeanen, die vaak wonen in landen waar homofobie schering en inslag is, slechts een verre droom is.
Tot besluit van mijn uiteenzetting wil ik een oproep lanceren. Een oproep om met nog meer kracht en overtuiging op te komen voor de naleving van fundamentele mensenrechten, buiten Europa, maar ook erbinnen. De Europese Unie heeft hierin een grote rol te spelen en moet die ook spelen. Nog te vaak leidt koudwatervrees tot mooi geformuleerde doch nietszeggende verklaringen.
Deze oproep is uiteraard niet alleen gericht aan u als voorzitter van de Europese Raad, maar ook aan onze eigen federale en gewestregeringen. Zeker nu we aan de vooravond staan van het Europees voorzitterschap is het belangrijk eraan te herinneren dat het afdwingbaar maken van het internationaal recht en opkomen voor fundamentele rechten en vrijheden een gedeelde verantwoordelijkheid is. Misschien lijkt het voor sommigen een illusie, maar ik ben ervan overtuigd dat, als we allemaal samenwerken, dit doel ook effectief kan worden bereikt. (Applaus bij de meerderheid, Open Vld en Groen!)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, mijnheer de voorzitter, geachte leden van de Vlaamse Regering, dames en heren collegas, Europa en Vlaanderen zijn twee jonge politieke organen. Zoals u zelf zei, zijn ze stap na stap tot stand gekomen op basis van democratische en gedragen beslissingen.
Waar de Europese eenmaking na de laatste wereldoorlog gestaag vorm kreeg, was het ook pas sinds 1970 dat Vlaanderen politiek relevant werd. Vlaanderen werd immers de publieke ruimte waarbinnen onze democratie zich ontplooit. Dicht bij de mensen en van een grootte die naadloos aansluit bij wat in The size of nations van de professoren Alesina en Spolaore als de beste garantie wordt geduid voor een adequate, flexibele en kort op evoluties inspelende overheid.
Europa brengt ons dan weer dat echte schaalvoordeel dat nodig is om vrede, stabiliteit en welvaart op dit oude continent te bestendigen en verder uit te bouwen. Het is dan ook een historisch moment, dat u, mijnheer Van Rompuy, als Vlaming en voorzitter van de Europese Raad hier in dit Vlaams Parlement op bezoek bent. Hier bevindt zich de toekomst.
De N-VA kiest ondubbelzinnig voor dit dubbele spoor. Niet Vlaanderen of Europa, maar wel Vlaanderen en Europa. En wat vandaag in uw bijzijn zeker aan de orde is: wat voor Europa?
De Europese Unie erkent alleen nationale staten en dus is alleen België aan de Europese tafel vertegenwoordigd. Ook voor die bevoegdheden die geregionaliseerd zijn, spreekt er namens België afwisselend een vertegenwoordiger van de gemeenschappen en gewesten en dit na eerst overeenstemming na te streven. Toch wil Vlaanderen met zijn bevoegdheden aan tafel zitten. Minstens de helft van wat in Europa wordt besproken, heeft een directe impact op onze Vlaamse bevoegdheden. Het Belgisch voorzitterschap geeft ons daartoe al een kans.
Dit geldt niet alleen voor ons. Op vele plaatsen in Europa zijn er volkeren en culturen die zich als natiestaat genesteld hebben binnen de Europese Unie, zoals zeer recent Tsjechië, Slovakije, Slovenië, de Baltische staten. Aan de drempel van de voordeur staan Kroatië en andere die de weg aan het afleggen zijn, ook in West-Europa. Ik denk dan aan Schotland en Catalonië. Deze evolutie moet dan ook een plaats krijgen. Die democratische structuren horen bij aan de tafel te zitten.
De N-VA kiest voor een democratisch functionerende en confederale EU, die het beginsel van de subsidiariteit toepast, van onderuit opgebouwd, die de identiteit van de samenstellende naties respecteert en koestert, die uitdrukking geeft aan de gemeenschappelijke waarden in de publieke cultuur van de Europese volkeren, en die haar verantwoordelijkheid kan en durft op te nemen binnen en buiten Europa. Dat subsidiariteitsprincipe moet ten volle spelen vanuit alle parlementen die wetgevende bevoegdheden uitoefenen die hun werden toegewezen en waarbij ze de rol opnemen van een nationaal parlement. Ook dit Vlaams Parlement schrijft zich in in die logica: een volwaardig nationaal parlement voor de hem toegewezen bevoegdheden.
We moeten ook streven naar een leefbaar Europa. Ik heb het dan over een unie die ook andere waarden kent dan louter economische, die sociale en ecologische minimumnormen bepaalt en de solidariteit tussen de verschillende naties en volkeren verder uitbouwt.
De overkoepelende publieke cultuur van Europa mag voor de N-VA gerust sterker worden, maar de EU mag niet ontaarden in een machine van culturele gelijkschakeling. Zo mag de EU op vlak van taalgebruik geen enkele sociale of economische barrière opwerpen tegen haar inwoners.
Ten slotte, voorzitter van de Europese Raad, kom ik bij uw functie. Het gaat niet om uw persoon. Natuurlijk zijn we trots dat een Vlaming deze functie mag waarnemen. Een Vlaming dan nog uit de Rand, een Vlaming uit Sint-Genesius-Rode. Uw functie houdt echter ook een zeker gevaar in.
Het idee van een permanente voorzitter voor de Europese Raad wordt uitgelegd als een middel om de continuïteit van de raadswerking beter te verzekeren. En dat is ook wel zo. Maar eigenlijk is het ook een middel om meer macht door te schuiven naar de Europese Raad en weg van de Europese Commissie. De Raad, evenwel, verdedigt bij uitstek de belangen van de lidstaten, terwijl de Commissie vooral het belang van de Unie als een geheel voor ogen heeft. Het idee kwam van Valéry Giscard dEstaing. Voor hem moest de permanente voorzitter uitdrukkelijk van de Raad de belangrijkste instelling van de Unie maken.
Voor de N-VA blijft het de Europese Commissie die de rol van uitvoerende macht op zich moet nemen. En net zoals de Commissie de hoeder is van het Europees belang, zo moet voor de N-VA ook het Europees Parlement dat belang in de totstandkoming van de Europese wetgeving ten volle kunnen verdedigen. Tot nu toe haalde de intergouvernementele methode echter nog te vaak de bovenhand op de communautaire methode.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, vandaag kan ik niet voorbij aan de actualiteit. Europa wordt geconfronteerd met een ernstige financiële en economische crisis. De vaststelling die zowat iedereen maakt, is dat er meer Europa nodig is om de gevolgen ervan op te vangen, vandaag en in de toekomst. Griekenland bewees dat de lidstaten het niet alleen aankunnen. Meer dan een jaar geleden u was toen nog premier liet u in La Libre optekenen dat een deficitair beleid in 2009 volledig gerechtvaardigd is, maar dat we moeten terugkeren naar gezonde publieke financiën.
Gisteren hebt u een strengere begrotingscontrole aangekondigd voor de landen van de eurozone. Dat strookt volledig met onze beleidsvisie ter zake. Vandaag en de cijfers zijn al aangehaald bedraagt het begrotingstekort in België voor alle overheden samen niet minder dan 4,8 percent van het bruto binnenlands product, dus ruim boven de norm van maximaal 3 percent uit het Europese Stabiliteitspact. De federale overheid is in België verantwoordelijk voor bijna 90 percent van dat begrotingstekort. Het Federaal Planbureau en de Hoge Raad van Financiën hebben berekend dat bij ongewijzigd beleid het tekort in België de komende jaren rond 5 percent zal blijven schommelen. Met andere woorden, bij ongewijzigd beleid zullen we in België de komende jaren permanent door het oranje én rode licht rijden, dat u gisteren hebt ingesteld op 3 percent.
Als N-VA staan we voor een strenge budgettaire orthodoxie. Dat bewijzen we vandaag in Vlaanderen door reeds in 2011 een begroting in evenwicht voorop te stellen, een evenwicht dat we tot het einde van deze legislatuur in 2014 zullen aanhouden. Wij nodigen dan ook de andere Belgische overheden uit om die weg te volgen. Wij kunnen ons vinden in de gemaakte afspraak om op Europees niveau de nationale begrotingen te controleren vooraleer ze worden goedgekeurd door de nationale parlementen.
Maar, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, in dat verband hebben we toch nog een vraag. In het verleden werden Europese landen slechts toegelaten tot de Europese Unie voor zover ze voldeden aan de Maastrichtnorm. En deze aanpak heeft in het verleden haar nut bewezen. Maar welke maatregelen, en daarnet had u het over sancties, ziet u vandaag op Europees niveau als lidstaten uit de eurozone de begrotingsnorm uit het Europese Stabiliteitspact niet naleven?
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, in Vlaanderen vindt u een bondgenoot om de Europese droom mee waar te maken, want Vlaanderen is geen eiland, noch in Europa, noch in de wereld. De N-VA zet zich daar mee voor in. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter van de Europese Raad, voorzitter van het parlement, leden van de regering, waarde collegas, de economische integratie van steeds meer landen in Europa heeft onmiskenbaar geleid tot een lange periode van vrede die ons continent kent. We mogen de grondleggers van de Europese Unie daarvoor dankbaar zijn. Ook vandaag ontleent de Europese Unie hieraan nog steeds een grote legitimiteit. De gewone burger is zich daar in meer of mindere mate ook wel van bewust.
Hoe is het dan zo fout kunnen lopen? Het Europese project boeit niet meer, meer zelfs, het wordt gezien als betuttelend en bedreigend, zeker na de te snelle uitbreiding van 15 naar 27 lidstaten. De opkomst voor Europese verkiezingen is ontzettend laag Meer zelfs, bij nationale referenda wordt Europa weggestemd. Daar zijn verschillende redenen voor, niet het minst het democratische deficit waarvan de functie die uzelf bekleedt, een mooi voorbeeld is.
Europa is zeker geen optimal currency area, maar ondanks mijn persoonlijke interesse voor macromonetaire aspecten en mijn belangstelling voor de euro, zal ik mij als regionaal volksvertegenwoordiger in dit tijdsbestek beperken tot de bekommernissen die ik heb vanuit een regionaal perspectief.
Laat ons direct met de deur in huis vallen. Europa is een feit, maar Vlaanderen is dat ook. De Vlaamse vraag naar meer autonomie en meer stappen in de staatshervorming evenzeer. Helaas stellen we vast dat het streven naar regionale autonomie vanuit Europa als een stoorzender wordt aanzien. Dat is vermoedelijk de hoofdreden waarom de regios worden weggemoffeld in het Comité van de Regios, waar ze in de marge kunnen vergaderen zonder reële impact op de feitelijke besluitvorming. Het Comité van de Regios heeft nooit voldaan aan de hoge verwachtingen die de regios naar aanleiding van het Verdrag van Maastricht in 1992 koesterde. Het brengt slechts vrijblijvende adviezen uit die zelden serieus worden genomen. Het comité is niet meer dan een veredelde praatbarak. Dat is meteen de reden waarom invloedrijke regios zoals de Duitse Länder rechtstreeks lobbyen in Brussel.
Hoe zit dat voor Vlaanderen? Ik deel het optimisme van mijn parlementsvoorzitter niet. Een samenwerkingsakkoord uit 1994 legt de werkverdeling vast tussen de Belgische federale overheid en de regionale overheden op het niveau van de Europese Raad. Zo is de federale overheid verantwoordelijk voor materies van categorie I zoals Justitie, Binnenlandse Zaken en Ecofin. Maar ook in categorie II is de federale overheid grotendeels aan zet, alhoewel het hier om regionale bevoegdheden gaat zoals Transport en Energie. Het zijn federale ambtenaren die in de werkgroepen van de raad de koers uitstippelen, terwijl Vlaamse ambtenaren vaak niet eens fatsoenlijk worden geïnformeerd. Categorie III bevat grotendeels regionale bevoegdheden zoals Leefmilieu, maar ook daar zijn het federale ambtenaren die in de raadswerkgroepen de Belgische positie bepalen. Een Vlaamse minister zit dan weliswaar in de Raad van Ministers, maar via de Permanente Vertegenwoordiging heeft de federale overheid reeds bij voorbaat de koers bepaald. De Vlaamse ambtenarij is op onvoldoende wijze ingeschakeld in de Permanente Vertegenwoordiging om effectief te kunnen wegen op Raad. Zij zitten er, net als hun Vlaamse ministers, maar al te vaak voor spek en bonen bij. autonome regios zoals Vlaanderen moeten dan ook dringend de Europese instrumenten krijgen om bij de beleidsdomeinen waarvoor zij bevoegd zijn, een eigen politiek standpunt te kunnen formuleren, en dit in de Raad van Ministers omdat daar het werkelijke machtscentrum van Europa ligt.
De integratie van de Europese economieën heeft enerzijds de kans op oorlog in Europa drastisch verkleind, en anderzijds is de interne markt voor goederen, kapitaal en diensten ook de belangrijkste pijler van onze welvaart geworden. Zeker Vlaanderen heeft nood aan een Europese economische ruimte, gewoon omdat onze thuismarkt te klein is. De Europese interne markt opent voor Vlaamse bedrijven de deur naar een half miljard consumenten. U hebt er daarstraks nog naar verwezen.
Helaas is de interne markt nog niet af. Zo is de dienstensector, die goed is voor driekwart van onze Vlaamse economie, nog steeds niet vrijgemaakt. Nog steeds beletten een groot aantal belemmeringen veel bedrijven hun activiteiten uit te breiden, met name kleine en middelgrote ondernemingen, die in Vlaanderen zon belangrijke economische rol spelen. Tegen eind 2009 moesten de lidstaten en hun deelstaten aantonen dat de regels in de dienstensector die ze toch in stand willen houden, noodzakelijk en evenredig zijn. Alle andere wetgeving moesten ze afschaffen. Voorzitter, men kan er niet omheen dat er een immense achterstand is met betrekking tot het omzetten van de Dienstenrichtlijn. Dat komt onder meer door het verzet van belangengroepen en door ultracorporatisten als de heer Caluwé. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé)
Waarvoor dank.
In deze tijden van economische crisis moeten alle lidstaten van de Europese Unie bezuinigen. Ook Vlaanderen voert een relatief streng begrotingsbeleid. Het zou dan ook logisch zijn, mocht ook de EU de broeksriem wat aanspannen. Wat merken we echter? Het komende jaar zal de EU-begroting met 5 percent stijgen. De kostprijs wordt verhaald op de lidstaten en dus op de Vlaamse belastingbetaler. Dat is voor ons niet langer aanvaardbaar.
LDD vindt daarom dat we onze Europese bijdrage minstens moeten bevriezen, en desnoods gedeeltelijk terugvragen. De eindeloze groei van de werkingsmiddelen moet ophouden. Het is onze overtuiging dat, indien de lidstaten de inkomsten en de uitgaven van de EU zouden terugschroeven, Europa verplicht zal worden om dwingende keuzes te maken. Laat dit duidelijk zijn: mijn fractie is een groot voorstander van Europese integratie, maar de EU moet zich opnieuw beperken tot haar kerntaken, namelijk de realisatie van de interne markt, en enkel nog uitgaven doen op het vlak van energie, onderzoek en ontwikkeling en grensoverschrijdende veiligheid. Daarvoor is geen politieke unie nodig. Samenwerking en coördinatie volstaan.
Mijnheer de voorzitter, politici hebben een voorbeeldfunctie. Ze staan ten dienste van de mensen: Tot uw dienst. Tijdens de verkiezingscampagne in België was er sprake van de lonen van politici te korten, als signaal en uit solidariteit met de bevolking, die toch wel zwaar lijdt onder de economische crisis. Ook Europa heeft een voorbeeldfunctie, en u, als voorzitter van de Europese Raad, evenzeer. Het is ons opgevallen dat u in januari bent begonnen met 22 medewerkers, een hofhouding die inmiddels is opgelopen tot 29. U wilt er blijkbaar 40. Toeval of niet, dat is exact net zo veel als Europees Commissievoorzitter Barroso. Zou het geen mooi gebaar zijn om in deze barre tijden van economische crisis aan de Europese burger te zeggen dat u er geen 40 hoeft, dat u het houdt bij de huidige 29? Zo niet bevestigt u de burger in zijn denken dat overheden per definitie bodemloze putten zijn en dat uiteindelijk enkel hij voor de crisis moet opdraaien. (Rumoer)
Ik merk dat ik op een zere teen heb getrapt.
Mijnheer de voorzitter, Vlaanderen kreunt ook onder de Europese regelneverij, een gevolg van een overdreven nastreven van uniformiteit. In plaats van kaderrichtlijnen te maken die werken met het principe van wederzijdse erkenning, heeft de EU de overdreven neiging om de 27 lidstaten met detailwetten koste wat het kost te harmoniseren. De Europese wetgeving is daardoor spijtig genoeg de grootste producent van betutteling. Zo is bijvoorbeeld de Vogel- en Habitatrichtlijn ontaard in een ongekende regelzucht, die elke vorm van economische vooruitgang frustreert. Ongetwijfeld waren de initiële bedoelingen nobel, namelijk het beschermen, door het instellen van speciale beschermingszones, van enerzijds 187 soorten vogels en anderzijds 500 planten- en 200 diersoorten. Het gevolg daarvan is echter dat er bij elk groot infrastructuurwerk moet worden bestudeerd of er toch niet een zeldzame dier- of plantensoort in de problemen komt. Op zich is dat geen probleem, ware het niet dat het in bepaalde gevallen resulteert in langdurig uitstel of zelfs afstel.
Het spreekt dan ook voor zich dat deze Vogel- en Habitatrichtlijn averse effecten genereert op het vlak van de werkgelegenheid en de economische groei en zelfs in bepaalde gevallen op de verkeersveiligheid. Daarom moet deze richtlijn, net als tal van andere overdreven regelgeving, dringend worden bijgesteld en in haar toepassing drastisch worden versoepeld.
Mijnheer de voorzitter, hoewel eenmaking, in tegenstelling tot begrippen als democratie, rechtvaardigheid en vrede, geen doel op zich is, is het Europese eenwordingsproces wellicht het beste dat Europa ooit is overkomen, na eeuwen van godsdienstoorlogen, burgeroorlogen en wereldoorlogen. Om het vertrouwen van de Europese burger in de EU te versterken, heeft de Europese Unie evenwel nood aan meer transparantie, een kleinere bureaucratie en meer democratische verantwoording. Om dezelfde reden heeft de EU er volgens ons belang bij om te focussen op haar kerntaken, met name de interne markt die zoveel welvaart heeft gebracht, zeker na de Tweede Wereldoorlog. Het overige beleid moet ze overlaten aan de federale en regionale overheden, met een effectieve rol voor deze laatste.
Wil de Unie overleven, moet er niet méér Unie komen, maar een Unie back to the roots. Geen Verenigde Staten van Europa, maar een Europese Unie van Staten, geen federatie, maar een confederatie. Er zijn immers grenzen aan wat de EU kan doen, zodat ze datgene wat ze moet doen, ook effectief doet en goed doet. Hierbij gaat het in eerste instantie om de vier fundamentele vrijheden, met name het vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten, om op die wijze een efficiënte interne markt van 500 miljoen Europeanen te realiseren. Die vormt immers het fundament van de Europese welvaart en dé garantie voor onze eigen Vlaamse welvaart. (Applaus bij LDD)
De heer Watteeuw heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, mijnheer de voorzitter, geachte leden van de Vlaamse Regering, geachte collegas, u verwees naar de druk van de financiële markten die wij momenteel ervaren en dat is terecht. Wat mij momenteel verbaast, is de arrogantie van die financiële markten. Enkele maanden na de implosie van het speculantenwereldje is die arrogantie weer groter dan ooit. Beleggers speculeren weer volop en ze doen dit nu ook tegen landen. Die mensen die door hun hebzucht onze economieën op de rand van de afgrond brachten, formuleren nu besparingsoekazes aan de Europese democratieën. Speculanten mogen volgens ons het economisch beleid in Europa niet bepalen. Als ik het op onze regio betrek, moeten ze zich ook niet inlaten met de staatshervorming in België, zoals de vicegouverneur van de Nationale Bank ook niet moet optreden als hun woordvoerder en beschermheer. We zijn het grondig oneens met de voorstellen van bijvoorbeeld N-VA, maar het zijn niet de buitenlandse speculanten die hier moeten zeggen wat opportuun is en wat dat niet is. Dit is schaamteloos en dit moet stoppen. Tegenover de machtsgreep van de financiële markten moet een gecoördineerde aanpak en strategie op economisch, sociaal en ecologisch vlak staan.
Maar, mijnheer de voorzitter, als het in Europa echt om de knikkers gaat, dan is het veelal ieder voor zich. Mevrouw Merkel gaf met de aankondiging van een besparing van 80 miljard euro het startschot voor een besparingsopbod tussen de lidstaten. Wij weten ook wel dat besparen nodig zal zijn, maar wij passen voor een irrationeel opbod. Ook Nobelprijswinnaar Paul Krugman rekent vlijmscherp af met die logica van keiharde besparingen en van opbod van besparingen. Hij maakt het concreet als hij zegt: Blijkbaar bestaat de nieuwe conventionele wijsheid erin om de werklozen pijn te doen. De baten van zulk beleid zijn een illusie, de pijn daarentegen is reëel. Het is een houding die ik soms ook terugvind in deze Vlaamse Regering en in dit parlement. Krugman gaat daar tegenin en houdt een pleidooi voor een globale tegenmacht tegen de heerschappij van de financiële markten. In eigen land vinden we hetzelfde geluid bij Paul De Grauwe.
Het alternatief van de groenen is de keuze voor een weloverwogen mix: rechtvaardig besparen, ja, maar vooral ook slim investeren. Enkel besparen zonder te investeren is volgens de meeste economen een heilloze piste en zal Europa doen doodbloeden.
En dan komen u en uw Europese Raad helemaal in beeld, mijnheer de voorzitter. Het is uw opdracht aartsmoeilijk, ik geef het toe om die gecoördineerde Europese aanpak mogelijk te maken. Het reddingsplan dat begin mei werd goedgekeurd, is hopelijk de aanzet tot een echt gemeenschappelijk economisch beleid, de ontbrekende politieke pijler van de economische en monetaire unie. Het is absoluut noodzakelijk dat staten en politieke families niet langer in gespreide slagorde optreden.
Europa zal strenger toezien op de begrotingen. Dat heb ik toch begrepen uit de kranten van vandaag. Maar besparingen moeten rechtvaardig zijn. Lineair bezuinigen zonder enige visie brengt ons nergens. Uitgaven moeten heroverwogen worden. Dit moet vooral resulteren in een toekomstgericht hervormingsprogramma. Europa, de nationale en de gewestregeringen moeten leiderschap tonen en de crisis gebruiken als scharnier naar een betere, duurzame toekomst. Daarbij moet het duidelijk zijn dat niets economisch verstandig kan zijn dat ecologisch en sociaal onverstandig is. Onze economie moet weer gaan draaien, daarover zijn we het eens. Maar onze welvaart mag niet ten koste gaan van de toekomstige generaties. Dit kan, volgens ons, door een duurzame omkadering van de overheidsuitgaven en een versterkt toezicht op de macro-economische ontwikkelingen. Misschien moeten we eindelijk maar eens andere indicatoren gebruiken om die macro-economische ontwikkelingen te meten. Verantwoord bezuinigen houdt ook in dat schaarse kredieten bij voorrang gaan naar een duurzaam energie- en milieubeleid en naar een versterking van de sociale cohesie.
Daarnaast is er echter vooral ook nood aan een slim investeringsbeleid. Er moet een antwoord komen op de mondiale ecologische crisis, die door sommigen nog steeds niet wordt erkend. De klimaatverandering wordt steeds duidelijker, grondstoffen raken uitgeput. De Europa 2020-strategie kan van Europa een topper maken voor wat betreft de duurzame omschakeling van ons ontwikkelingsmodel. We raken niet uit de crisis door alleen te besparen, we raken niet uit de crisis door onze economie de adem af te snijden. Door werk te maken van een duurzame economie, kunnen we binnen Europa honderdduizenden nieuwe groene banen creëren. Deze groene new deal kan worden gefinancierd niet alleen via een hoger Europees budget, maar ook door de toekenning van renteloze leningen van de Europese Investeringsbank aan lokale, regionale en nationale overheden die uitvoering geven aan deze ecologische transitie die zo nodig is.
De Europese Centrale Bank en de Europese Commissie dwalen als ze ervan uitgaan dat evenwichtige overheidsfinanciën vooral een kwestie is van snoeien in bestedingen en uitgaven. De inkomstenkant van de begroting is minstens even belangrijk. Dat betekent niet enkel aandacht voor de belasting op de winsten, vooral bij transnationale bedrijven, maar ook het uitvoeren van belangrijke aanbevelingen van het IMF zoals de introductie van een belasting op financiële transacties, een bijzondere bijdrage van de banksector en het verder opvoeren van de strijd tegen belastingontduiking. Dit kan natuurlijk het best door middel van een gemeenschappelijke aanpak door de 27 EU-lidstaten. Op deze manier vindt de EU in economisch noodweer de financiële instrumenten voor een duurzaam beleid, dat tevens de sociale cohesie in de EU op peil houdt.
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, de groenen vragen ook een strenge regulering van de financiële markten. De hoofdopdracht van de financiële sector is de reële economie ondersteunen. Haar opdracht is niet om destabiliserend te speculeren, haar opdracht is niet om de hebzucht van speculanten te bevredigen.
Voorzitter van de Europese Raad, dat uw Europese Raad zo aarzelt en zelfs verdeeld lijkt met betrekking tot het toezicht op de financiële sector, is gewoonweg teleurstellend. Het Europees Parlement heeft onlangs nochtans een pakket maatregelen in die zin goedgekeurd. Europees Commissaris Barnier stelt zich terecht vragen bij het gebrek aan corporate governance in de financiële sector. De Europese Commissie heeft onlangs een groenboek gepresenteerd met voorstellen die ervoor moeten zorgen dat de financiële instellingen een duurzaam beleid op lange termijn voeren, minder risico op een bankroet lopen en hun klanten beter beschermen. Waar wacht de Europese Raad nog op?
U kunt uw autoriteit aanwenden om op Europees vlak op een slim en toekomstgericht investeringsbeleid aan te dringen in plaats van wezenloos in een asociaal besparingsopbod mee te stappen. U kunt werk maken van een gezamenlijke aanpak van de fiscale fraude. U kunt het opnemen voor een echte regulering van de financiële markten. Op die manier zouden uit het financieel debacle van 2008 eindelijk lessen kunnen worden getrokken.
België kan als voorzitter mee aan de kar trekken. Het zou een schande zijn deze kans te missen omdat we enkel discussies rond de eigen kerktoren voeren. Hopelijk is er na komende zondag voldoende positieve energie om die verantwoordelijkheid op te nemen. (Applaus bij sp.a en Groen!)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mag ik vragen om de laptops dicht te doen en de BlackBerrys even af te sluiten en te luisteren naar onze eregast.
De heer Herman Van Rompuy : Voorzitter, ik wil u en het Vlaams Parlement voor deze gedachtewisseling bedanken. Een dergelijk debat vindt niet elke dag plaats. Ik herinner me dat tijdens die 8 jaar in de oppositie, de lange tocht door de woestijn, een of twee grote debatten met externen over Europa zijn gevoerd. De heer Barroso is toen naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers gekomen.
De EU is geen zaak van sentiment of van believers en non-believers. Dat hebben we al lang achter de rug. We moeten nu vechten tegen een enorm euroscepticisme dat al lang het monopolie van een enkel land niet meer is. Dit scepticisme is wijdverspreid. Wie tracht nog een goed woordje over Europa te zeggen, is niet meer politiek correct.
Ik heb daarnet al gezegd dat die periode voorbij is. Hoewel ik hier niets op tegen zou hebben, is Europa geen zaak van sentiment meer. Het is een zaak van belangen en overtuigingen. Europa is zeker voor Vlaanderen van heel groot belang. We hebben onze opgang in zeer grote mate aan Europa te danken.
We mogen niet vergeten dat de structurele werkloosheid in de jaren 50 in Vlaanderen hoger was dan in Wallonië. Dat is in de loop van de jaren 60 gekeerd. We hebben toen de expansiewetgeving ingevoerd. We hebben toen een nieuw, eigenlijk keynesiaans geïnspireerd, beleid gekend. We hebben in belangrijke mate gebruik kunnen maken van de binnenmarkt zonder douanegrenzen die toen in de zes landen van de toenmalige Europese Gemeenschap is gecreëerd. Dit is het begin geweest van de economische opgang van ons gewest.
Indien we het over belangen hebben, mogen we niet vergeten dat Brussel de zetel van de meeste Europese instellingen is geworden. Hierdoor is Brussel zelf de zetel van de Atlantische alliantie geworden. Dit heeft niet enkel het gewest zelf, maar ook de streek daarbuiten een enorme welvaart gebracht. Eigenlijk is Brussel, zoals al zo vaak is gezegd, belangrijker en bekender dan de naam van het land zelf geworden.
Het belang van Europa voor onze economie, onze welvaart, onze werkgelegenheid, ons eigen volk en ons eigen land is enorm. De EU blijft echter ook een zaak van overtuiging. Om die reden streven we naar een uitbreiding naar de Westelijke Balkan. De eerste uitbreidingsgolf is er misschien wat snel gekomen. Die golf was echter onvermijdelijk. De landen die nog steeds onder de gevolgen van de oorlog te lijden hadden en die onder een communistisch regime waren opgegroeid, hadden het recht tot de EU toe te treden. Het gebied dat het laatste slachtoffer van conflicten is geworden, heeft, indien het aan de voorwaarden voldoet, ook het recht tot de EU toe te treden.
Ik heb daarnet gehoord dat de gouden eeuw in Athene de stadstaat Athene was, en dat de Medicis een heel groot voorbeeld waren. Dat is misschien ook zo. Maar ook de Italiaanse eenheid was een vooruitgang van de geschiedenis. Ook de Duitse eenheid en de Griekse eenheid waren een vooruitgang van de geschiedenis. Zo is de Europese eenmaking ook een vooruitgang van de geschiedenis.
Wij hebben een Europa opgebouwd dat we trachten op te bouwen volgens het subsidiariteitsbeginsel. Dat subsidiariteitsbeginsel interpreteert men natuurlijk altijd maar zoals men het wil interpreteren. Men kan in belangrijke mate van gedacht veranderen over de invulling van dat beginsel. Maar in elk geval zijn wij in het kader van de subsidiariteit ook een gemeenschap met 23 talen. De grootste bureaucratie in de Europese Unie is de vertaalbureaucratie. En het is een heel goede zaak dat iedereen zich kan blijven herkennen in zijn eigen taal. Dat is immers vaak het grootste uitdrukkingsmiddel van iemands identiteit.
Wij zijn ook een gemeenschap die wil werken met de subsidiariteit, omdat een heel deel van de bevoegdheden effectief nationale bevoegdheden blijven. Op het vlak van de monitoring van het economische en budgettaire beleid bijvoorbeeld ligt het allergrootste deel van de bevoegdheden nog altijd bij de lidstaten. Wij trachten alleen maar iedereen in dezelfde richting te duwen, en dan nog in grote gehelen. Men tracht dat te doen wanneer het gaat over het saldo of over het macro-economische evenwicht. Maar hoe men dat invult, dat moet iedereen doen naar godsvrucht en vermogen en volgens de eigen procedures in elk land.
Subsidiariteit blijft dus een wezenlijk kenmerk van de Europese Unie. Er is geen enkele tegenstelling tussen enerzijds druk uitoefenen om allemaal, convergerend, in dezelfde richting te werken en anderzijds het erkennen van de nationale identiteit. Maar wanneer men één munt heeft, moet men natuurlijk die instrumenten hebben, en zeker in de eurozone, om allemaal een gelijklopende economische ontwikkeling en een gelijklopend economisch beleid te hebben.
Er zijn naast het onze maar een paar echt federale staten: Duitsland en Oostenrijk. In andere landen heeft men ook autonome gebieden, maar bijna nergens misschien vergeet ik er één is het zo sterk ontwikkeld als in die drie landen. En dat heeft ook een en ander met zich meegebracht. U hebt hier het Verdrag van Amsterdam, het Grondwettelijk Verdrag, het Verdrag van Lissabon goedgekeurd, omdat ook erkend wordt dat we dat elk volgens zijn eigen grondwettelijke beginselen doen. Er zijn niet veel landen waar Europese verdragen door zeven assemblees worden goedgekeurd. Bij ons is het ook zo dat, als het roterende voorzitterschap wordt waargenomen, gewesten en gemeenschappen daar volledig deel in hebben. Er zijn niet veel landen waar men dat toelaat, om niet te zeggen dat er bijna geen zijn.
Wij erkennen die identiteit van federale staten zeker. We moeten er alleen rekening mee houden dat er een grote diversiteit is. Er zijn nog echte eenheidsstaten, er zijn halfgefedereerde landen, er zijn landen die een doorgedreven federalisme hebben, en er zijn landen die nog meer federalisme willen. Maar in de mate dat het mogelijk is, heeft men, ook wat ons land betreft, erkenning gegeven aan gewesten en gemeenschappen. Het principe van de subsidiariteit is dus een heel sterk beginsel.
Ik ga op enkele punten in. Natuurlijk moeten wij economische groei blijven hebben doorheen de sanering. Ik blijf zeggen dat als de sanering geleidelijk gebeurt en sommige landen publiceren nu plannen over 4 jaar, maar daarom gaat de sanering niet sneller, men publiceert alleen gegevens over 4 jaar dit geen enkele hinder betekent voor de economische groei. Wel integendeel, wat sommigen daar ook over mogen vertellen, er zijn heel veel gegevens die in de omgekeerde richting wijzen. We moeten de economische groei op een structurele manier versterken, niet alleen door een gezond beleid van overheidsfinanciën dat is een voorwaarde, een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde , maar ook door eens onderhuids te werken aan die gegevens die hier trouwens Vlaamse bevoegdheid zijn en die door een aantal sprekers ook als dusdanig worden erkend.
Als ik één ding mag zeggen over het budgettaire aspect: ik heb u gezegd dat we op dat vlak niet zo erg verschillen van andere landen, behalve op het vlak van de schuld. Wij zullen de komende jaren onder druk komen te staan, zoals de meeste andere landen, degene die in de excessive deficit procedure zijn. Dat is niet alleen België, want soms heeft men de indruk dat het alleen België is, ik geloof dat er in totaal 16, 17, 18 landen zijn. De meeste zijn in die procedure, de meeste moeten stabiliteitsplannen en convergentieplannen indienen opdat ze na verloop van een bepaalde periode, 2012, 2013, naar de 3 percent zouden gaan, en het is perfect mogelijk om dat te doen, ook voor ons land, en dan, verdergaande, naar een evenwicht. Degenen die een hoge schuld hebben, en dat is voor ons land reeds het geval, zullen dat sneller moeten doen dan andere landen. Een volgende regering, wat ook de samenstelling weze, zal voor een belangrijke opgave staan. Degenen die vandaag smalend over het federale niveau spreken, zullen daar binnen enkele maanden misschien helemaal anders over spreken, maar het zal niet ik zijn die dat zal beluisteren, ik zal dat van achter een tv-scherm doen en even glimlachen als ik sommige dingen zal horen en me zal herinneren wat ik tevoren heb gehoord. (Gelach)
Als het gaat over de financiële crisis, ben ik het helemaal niet eens met degenen die zeggen dat we daar niets aan gedaan hebben. Al van in december 2009 hebben we, niet met de Europese Raad, maar met de Ecofinraad van de economische en financiële ministers, een beslissing genomen over een veel sterker financieel toezicht op financiële instellingen. Er is nu een hele discussie, dat is normaal, tussen de Ecofinraad en het Europees Parlement om daar een akkoord over te bereiken. Het Europees Parlement wil verder gaan dan de Econfinraad met de 27 lidstaten waar elk zijn belang tracht te verdedigen, goed wetende natuurlijk dat iedereen een herhaling van die financiële crisis wil vermijden. Die procedure is nu gaande, maar ik denk dat ik mag zeggen dat vanaf 1 januari de nieuwe instellingen van toezicht over de verschillende markten van start zullen kunnen gaan.
Europa heeft gisteren gezegd dat het een taks op de financiële instellingen, op de banken wil invoeren. Veel andere landen in de wereld willen dit niet. Eigenlijk hebben we onderhuids gezegd dat we dat dan zelf zouden moeten beslissen, zoals België dat alleen heeft gedaan, zelfs zonder te wachten op de Europese beslissing, want dat is gebeurd in het kader van de begroting 2010. Ik zeg dit maar voor het geval men dit vergeten zou zijn.
Op het vlak van bonussen, van fiscale paradijzen, is Europa in de G20 in de voorhoede geweest. De nieuwe richtlijn inzake ratingbureaus treedt in werking vanaf 1 december en wordt ondertussen versterkt. Ik ben het dus niet eens met degenen die zeggen dat men de zaken op dat vlak op zijn beloop heeft gelaten, wel integendeel.
Als het gaat over discriminatie: wij hebben het charter van rechten en vrijheden verankerd in het Verdrag van Lissabon en het is afdwingbaar. Men mag niet van alles een amalgaam maken, het is niet omdat een of andere religieuze overheid een uitspraak heeft gedaan, dat de Europese Unie verantwoordelijk is, want anders vervalt men en ik spreek nu van jaren geleden in het oude adagium het regent, het is de schuld van de CVP. (Gelach)
Als er hier ergens een uitspraak valt van een Europeaan, dan is dat nog niet altijd de schuld van Europa zelf, maar met dat charter van rechten en vrijheden kan er ook op het vlak van discriminatie grote vooruitgang worden geboekt.
Als er één continent gedurfde standpunten over het Midden-Oosten heeft ingenomen, is het de Europese Unie. In december 2009 is er een volledig akkoord tot stand gekomen tussen de 27 lidstaten voor een van de meest gevoelige onderwerpen van de wereldpolitiek, zijnde de problematiek in het Midden-Oosten. Om geen incidenten te veroorzaken, zal ik dat hier niet herhalen. Ik zeg enkel dat het in het ene kamp veel beter is ontvangen dan in het andere. Ik druk me, zoals gewoonlijk, uit met de voorzichtigheid van de Sioux.
Dat wij voor de Palestijnse gebieden 1 miljard euro spenderen, is hier daarstraks al gezegd. Op dat vlak hebben we van niemand lessen te ontvangen. Uiteraard moet dat beleid altijd de twee zijden bekijken. Wanneer er aan de niet-Palestijnse zijde daden, activiteiten of organisaties zijn die de vrede niet nastreven maar eerder in de terroristische sfeer zijn, moet men dat ook durven te zeggen, anders is er geen enkele oplossing van de problematiek van het Midden-Oosten mogelijk.
Ik heb enkele bedenkingen gehoord over mijn rol. Er wordt gesproken van een permanente voorzitter. 2,5 jaar: dat is toch zeer relatief. De Fransen spreken van un président stable. Dat permanent is dus zeer voorlopig.
Wel is het zo dat het Verdrag van Lissabon een einde heeft gesteld aan de theologische, ideologische discussie over de communautaire en de intergouvernementele methode. Zij hebben elk hun eigen rol of bevoegdheid gegeven. Gelukkig hebben we daar voor lange tijd een einde aan gesteld. Dat heeft Europa heel lang verdeeld. De onderhandelingen over het Verdrag van Lissabon zijn gestart in september 2001 en geëindigd op 1 december 2009.
Tussen de voorzitter van de Commissie en ik zijn er geen meningsverschillen. We zien elkaar elke week. Soms helpt het om elkaar vaak te zien, soms werkt men elkaar dan op de zenuwen. In dit geval helpt het om in het gemeenschappelijk Europees belang te handelen.
We hebben nu nieuwe instellingen. Mijn bedoeling is om ze te laten functioneren. Er is een waaier van instellingen in de EU. Soms vind ik dat België nog een voorbeeld van vereenvoudiging is, als ik dat zo mag zeggen. Mogelijke conflicten worden niet altijd beslecht door het verdrag. Men moet investeren in heel veel persoonlijke contacten. Alle grijze zones moet men trachten op te vullen door contacten. Goede menselijke relaties kunnen daarbij helpen. Uiteraard zou het beter zijn als dat allemaal structureel geregeld was, maar de zaken zijn zoals ze zijn.
Ik investeer heel veel in contacten met het parlement, met de parlementsfracties, met de voorzitter van de Eurogroep, met de voorzitter van de Commissie, met het roterende voorzitterschap. Het zal me een genoegen zijn om samen te werken met de Belgische regering, wie haar ook moge bevolken. Met al die componenten moet er worden samengewerkt om één gemeenschappelijk Europees belang te kunnen verdedigen.
Deze crisis heeft aangetoond dat wij meer Europa nodig hebben, maar niet om het even wat. Wel een Europa dat de lidstaten in dezelfde richting tracht te duwen, voornamelijk om één gemeenschappelijke munt leefbaar, verdedigbaar en sterk te houden, maar ook om de gemeenschappelijke markt verder een element van groei te kunnen laten zijn. En die markt moet effectief nog verder worden uitgediept.
Ik ben het niet eens met degenen die zeggen dat Europa zich moet terugplooien op zijn kerntaken. Die kerntaken zijn in volle evolutie. Trouwens, er is één taak vergeten: het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat is nog altijd een belangrijke kerntaak van Europa. De nationale lidstaten hebben dat voor een groot deel toevertrouwd aan het Europese niveau.
Europa zelf vertegenwoordigt budgettair maar 1 percent van het Europese bbp. Amper 1 percent! Dat is een vijftigste van wat in vele landen het geval is. Ze moeten in het kader van de subsidiariteit niet méér doen dan wat een ander niveau kan doen. Op dit ogenblik is er in een aantal domeinen meer coherentie en coördinatie nodig op Europees niveau om onze welvaart en werkgelegenheid maximaal te kunnen verdedigen.
Ik zou het bij deze beschouwingen willen houden. Naarmate mijn betoog vordert, ben ik bijna de taal van de proost aan het opvoeren. Een goede toespraak moet altijd eindigen in een vlaag van eensgezindheid. Ik zou daar op de duur in vervallen. Ik hoop dat ik u daarmee niet verveeld heb. Ik dank u. (Applaus)
Dank u, mijnheer de voorzitter van de Europese Raad.
Minister Lieten heeft het woord namens de Vlaamse Regering.
Meneer de voorzitter van de Europese Raad, meneer de voorzitter, geachte Vlaamse volksvertegenwoordigers, het is een eer om de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, vandaag in ons midden te hebben. Het is een gebaar waar ik van harte voor wil danken.
U kent het huis natuurlijk goed, het lag ooit naast het uwe. Het geeft vertrouwen dat u de weg, nog weet. Fysiek liggen de Europese en de nationale instellingen in België maar op een steenworp van elkaar, maar in de geesten lijkt die afstand vaak nog groot. Misschien kan die afstand wat verkleinen door uw presidentschap ik hoop het alvast.
We staan aan de vooravond van het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. België staat vanaf juli samen met u en anderen aan het roer van de Europese vloot, en dat gedurende een belangrijke periode. Europa heeft de laatste maanden belangrijke klippen moeten omzeilen: de ernst van de crisis was op sociaal en economisch vlak ongezien. De komende maanden is het zaak om door een gezamenlijk krachtig leiderschap opnieuw het noodzakelijke vertrouwen te geven; in de eerste plaats aan onze burgers en bedrijven, maar ook aan de beleggers.
Een omvangrijke ploeg medewerkers is al een hele tijd druk in de weer met de voorbereidingen van het voorzitterschap: de krijtlijnen zijn bekend, de kalender ligt klaar en het programma wordt op punt gesteld. Onze prioriteiten worden breed gedragen, en sluiten in de geest van het teamvoorzitterschap aan op het werk van de Spanjaarden. Met deze voorbereidingen werd alvast een stevige basis voor een geslaagd voorzitterschap gelegd.
De Vlaamse Regering neemt de verantwoordelijkheid voor een sterk en succesvol voorzitterschap waarin we een belangrijke institutionele rol spelen. Vlaanderen zal namelijk als voorzitter optreden in ministerraden en andere vergaderingen over Leefmilieu, Onderwijs, Jeugd, Sport en Visserij. Daarnaast hebben alle Vlaamse ministers met hun administraties activiteiten gepland in het kader van het EU-voorzitterschap.
Vanuit de uitdagingen en het werk dat tijdens het voorzitterschap zal moeten gebeuren, heeft Vlaanderen vijf grote prioriteiten naar voren geschoven. Eén, de Europa 2020-strategie moet zorgen voor duurzame groei en jobs. Twee, armoedebestrijding en sociale inclusie verdienen zeker in het Europees Jaar ter Bestrijding van Armoede en Sociale Uitsluiting bijzondere aandacht. De derde prioriteit wordt gevormd door klimaat, energie en leefmilieu, gelet op de opvolging van het klimaatbeleid na de top van Kopenhagen en de uitwerking van een nieuw biodiversiteitsbeleid. Vier zijn de sectoroverschrijdende duurzame ontwikkelingen; en vijf de rol van de regios binnen de EU en de betrokkenheid van hun burgers.
Binnen de contouren van het Belgisch programma zal Vlaanderen bijzondere aandacht besteden aan deze voor ons belangrijke themas. Zo heeft Vlaanderen in het kader van de Europa 2020-strategie ambitieuze doelstellingen. We hopen dan ook dat we de andere entiteiten inspireren.
Er heerst hier en daar ongerustheid over de manier waarop België zichzelf in een verkiezingsperiode door het voorzitterschap zal kunnen loodsen. Ik deel deze ongerustheid niet. Iedereen onderkent het belang ervan, en de deelstaten, die een niet-onbelangrijk deel van het programma beheren, dragen samen met het ambtelijk apparaat bij aan de nodige stabiliteit. Het Verdrag van Lissabon heeft voorts gezorgd voor een verbreding van het aantal schouders waarop het voorzitterschap steunt. We staan er dus ook niet alleen voor. Het is ons gezamenlijke voorrecht om de komende maanden een impuls te mogen geven aan het Europese project. Laat vandaag daarvan een eerste stap zijn.
Namens de Vlaamse Regering wil ik u nogmaals bedanken voor uw aanwezigheid hier. (Applaus)
Mijnheer de voorzitter van de Europese Raad, namens het parlement dank ik u oprecht dat u hier vandaag wilt aanwezig zijn. Ere wie ere toekomt: ik wil ook oprecht de heer Eric Van Rompuy danken, want zonder de inschakeling van uw broer was deze bijeenkomst misschien iets moeilijker tot stand gekomen. Hij heeft een bemiddelende rol gespeeld.
U zei heel terecht tegen de ploeg van Villa Politica dat de datum van deze zitting is vastgelegd lang voor vaststond dat er verkiezingen zouden worden gehouden. Uw aanwezigheid hier wijst eigenlijk op de volwassenheid van dit parlement. Dat is erg belangrijk. Ik hoop dat u vandaag veel inspiratie hebt opgedaan om met uw gekende inzet de functie van voorzitter van de Europese Raad vorm te geven. Wij zijn en blijven fier dat een Vlaming is verkozen als eerste voorzitter van de Europese Raad.
In ons gulden boek schreef u mooie woorden: Vermeylen indachtig. Ik moest even mijn historische kennis opfrissen, maar het was wel degelijk Vermeylen die zei dat we Vlamingen zijn om Europeeërs te worden. Men zou het niet mooier kunnen zeggen. Wij wensen u nog veel inspiratie, inzet en doorzettingsvermogen.
Nogmaals : wij zijn erg fier dat we u vandaag in dit Vlaams Parlement hebben mogen begroeten. Dank u. (Applaus)