Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Steden 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, uw beleidsnota vertrekt niet van de problemen van de steden, maar gaat daarentegen uit van de kansen en de mogelijkheden van steden, zonder daarbij hun uitdagingen uit het oog te verliezen. De beleidsnota heeft ook oog voor uitdagingen zoals de demografische evolutie. Op die manier vormt die ook een prima uitgangspunt voor het horizontale beleid dat het stedenbeleid is of zou moeten zijn, waarin alle ministers en beleidsniveaus hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
Ik wil graag kort stilstaan bij enkele van die opportuniteiten uit de beleidsnota.
Een belangrijke strategische doelstelling in de beleidsnota is de vergroening van de steden. Die moet worden gerealiseerd door meer groenvoorzieningen. Maar steden moeten ook uitgroeien tot echte eco-steden, gezonde leefomgevingen waar duurzaam bouwen wordt gerealiseerd. In steden is de grond schaarser en duurder dan op het platteland. Maar tegelijk hebben steden vandaag ook een pak ongebruikte ruimte. We zouden er dan ook willen voor pleiten om de vervuilde sites en terreinen in de steden, de zogenaamde brownfields, prioritair aan te pakken en versneld te saneren. Deze terreinen zijn vaak ook uit historisch perspectief geknipte locaties om hierop de eco-wijken van de toekomst te realiseren. Minister, ik ben blij te vernemen dat u deze denkpiste volgt en meteen al werk maakt van een versnelde en gecoördineerde aanpak.
Een aantrekkelijke woonstad moet er onder meer voor zorgen dat de stad kindvriendelijk is, maar het is ook belangrijk dat er voldoende en betaalbare kinderopvang wordt gerealiseerd. Vlaanderen mag dan misschien in totaal de Barcelona-norm voor kinderopvang halen, vandaag stellen we vast dat die norm in heel wat centrumsteden niet wordt gehaald.
Vaak vinden heel wat ouders geen betaalbare kinderopvang, ook al omdat heel wat stedelijke kinderopvangplaatsen voor een belangrijk deel worden bevolkt door kinderen van ouders die in de stad werken, maar er niet wonen. Tegelijk worden meer kinderen geboren in de steden dan in het buitengebied en vind je in de steden een concentratie van kansarme gezinnen met kinderen. Als je al deze elementen samentelt, dan is het evident dat er bijkomende inspanningen worden geleverd voor de creatie van bijkomende en inkomensgerelateerde kinderopvangplaatsen in de grote steden en de centrumsteden.
Toch stellen we vast dat de privésector nauwelijks of toch onvoldoende inspeelt op de mogelijkheden om subsidies te krijgen voor inkomensgerelateerde kinderopvang. In die zin moeten we ervoor pleiten om grootschalige, hetzij een breed spectrum aan stedelijke kinderopvang te realiseren, waarvoor ouders een bijdrage betalen naargelang van hun inkomen. Minister, het verheugt me te vernemen dat u de suggestie om de privésector aan te moedigen meer te investeren in die kinderopvang, wilt bespreken met minister Vandeurzen.
De stadsvernieuwingsprojecten vormen zonder twijfel een hefboom voor een nieuwe dynamiek in de steden. Ze zorgen er mee voor dat verloederde wijken en stadsdelen weer gezond worden, ze verhogen de leefkwaliteit, hebben een positieve impact op zowel het private als het publieke domein en voorzien meestal in extra woongelegenheden in combinatie met andere stedelijke functies.
Toch stellen we vast dat heel wat stadsvernieuwingsprojecten mikken op het aantrekken van actieve tweeverdieners of kapitaalkrachtige gezinnen uit de leeftijdscategorie 45-65 jaar. Daar is op zich niets mis mee. Omwille van hun financiële armslag zijn ze ook wel belangrijk voor de financiële draagkracht van de steden. Maar het gevolg van dit alles is wel dat een goede sociale mix soms uit het oog wordt verloren: een verloederd stadsdeel wordt ingenomen door de meer gegoede klasse, die op die manier zorgt voor een herwaardering van de binnenstad, maar die op die manier wel de oorspronkelijke bewoners verdringt.
De huidige bewoners van de stad hebben dus nood aan een beleid en aan projecten die ook oog hebben voor die oorspronkelijke bewoners. De stad moet er zijn voor iedereen, ook voor de sociaal zwakkeren, ook voor mensen die in armoede leven, voor hen die al generaties lang in de stad wonen. Het verheugt me in elk geval dat de beleidsnota hierop inspeelt.
De beleidsbrief vormt een prima uitgangspunt voor het horizontale beleid waarin alle ministers en beleidsniveaus hun verantwoordelijkheid kunnen en moeten nemen inzake het stedenbeleid. Minister, het verheugt me dat u vanuit uw coördinerende rol zelf aanstuurt dat de Vlaamse regering meer en versneld zal moeten inzetten op de steden. Dit wijst op ambitie.
De huidige instrumenten, het Vlaams stedenfonds, de stadscontracten en het stadsvernieuwingsfonds, worden eveneens versterkt. We vernemen dat een evaluatie van deze instrumenten op de agenda staat. We zijn samen met de minister zeer benieuwd naar de resultaten en vooral naar de voorstellen tot verbetering waarvan hopelijk werk zal worden gemaakt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Yüksel heeft het woord.
Voorzitter, collegas, steden zijn het kloppend hart van onze samenleving, ze geven er kleur en karakter aan. De laatste jaren werden heel wat middelen ingezet om de leefbaarheid van de steden nog te verhogen. In de toekomst moeten we die inspanningen voortzetten zodat de Vlaamse steden verder kunnen uitgroeien tot koesterende en ontmoetende steden, steden waar plaats is voor iedereen.
We realiseren het ons niet altijd, maar het grootste deel van de wereldbevolking woont in een stad. Bij ons woont 40 percent van de Vlamingen in de stad. En wie er niet woont, gaat er werken, neemt er deel aan culturele manifestaties, gaat er winkelen... Kortom, de stad is constant in het dagelijkse leven van ieder van ons aanwezig.
De jonge gezinnen zijn ongetwijfeld de toekomst van de stad. Onze steden moeten de komende jaren in de eerste plaats verder uitgebouwd worden tot aantrekkelijke woonkernen waar vooral jonge gezinnen met kinderen zich thuis voelen. Het is dan ook zeer jammer dat het juist die gezinnen zijn die nog altijd de stad verlaten. In zijn geheel is de stadsvlucht gestopt, maar de gezinnen blijven de stad verlaten. Daarom vragen wij, als meerderheidspartij, aandacht voor de verhoging in de steden van het aanbod van kwaliteitsvolle, energiezuinige en vooral betaalbare woningen. Ook zaken zoals groen, verkeersluwe en propere straten, en genoeg speelruimte zijn van ontzettend groot belang. Een van de redenen waarom jonge gezinnen de stad nog altijd verlaten, lijkt ons het gebrek aan comfortelementen. In de steden moet daar volop in geïnvesteerd worden. Het is en blijft een uitdaging voor de komende jaren.
Minister, wij pleiten ook voor het behoud en de versterking van de al bestaande instrumenten die het stedenbeleid ondersteunen. Via het Stedenfonds en het Stadsvernieuwingsfonds werden de steden de afgelopen jaren in de mogelijkheid gesteld om heel wat initiatieven te ontwikkelen die de leefbaarheid van de stad verhogen. De opmerkingen van het Rekenhof op de werking van het Stedenfonds moeten ernstig genomen worden. Er is ook het gegeven dat er discussie is over de vraag of de lijst van de voor de verdeling van de middelen van het Stedenfonds in aanmerking komende steden niet aan actualisering toe is. Maar dat doet niets af aan de verdiensten van het Stedenfonds als beleidsinstrument op zich. Daarom moet de aangekondigde evaluatie van het Stedenfonds een nog slagkrachtiger instrument maken.
Collegas, minister, ook de voortzetting van het Stadsvernieuwingsfonds is voor CD&V van kapitaal belang. Dat er in de toekomst bij de selectie van de stadsvernieuwingsprojecten meer aandacht zal gaan naar duurzaamheid, revitalisering van achterstandswijken en toegankelijkheid, is uiteraard een goede zaak. Essentieel in deze discussie is ook dat het stedenbeleid nog meer een horizontale aanpak krijgt. Alle beleidsdomeinen die een impact hebben op het stedenbeleid, zouden hun initiatieven nog meer op elkaar moeten afstemmen en de impact van die acties op de steden duidelijk aangeven. Daarom pleit ik voor de invoering van een stedentoets bij de maatregelen die uw collegas zullen nemen.
Er zal de komende jaren ook ingezet worden op creatieve steden. Deze doelstelling kunnen wij ten volle onderschrijven. Meer dan ooit moeten onze steden verder uitgroeien tot centra van creativiteit, economische activiteit en werkgelegenheid waarbij kwaliteit, duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen vooropstaan en waarbij de steden verder uitgroeien tot aantrekkingspolen waar kunst, cultuur, mode, architectuur, enzovoort een centrale plaats krijgen.
Minister, leefbare steden zijn ook veilige steden. Aan dit aspect kan niet worden voorbijgegaan bij het uittekenen van het stedenbeleid. Veilige steden zijn nodig om de sociale en culturele dimensie van de stad volop aan bod te laten komen. Dat betekent dat er aandacht moet zijn voor de harde veiligheid via justitie en politie dat is het federale niveau maar ook voor het vrijwaren van de zachte veiligheid, en dan hebben we het vooral over stadsinrichting, netheid, mobiliteit, sociale netwerking: domeinen waar de Vlaamse overheid een belangrijke rol te spelen heeft.
De Vlaamse Regering maakt werk van de interne Vlaamse staatshervorming. Die oefening is ook van zeer groot belang voor de steden. Ze moet resulteren in meer armslag voor de steden, in meer bevoegdheden en in de nodige bewegingsvrijheid om die bevoegdheden effectief uit te oefenen.
Collegas, de komende jaren moeten we nog een tandje bij steken wat het stedenbeleid betreft. We moeten verder inzetten op het samenleven in de stad, op de revitalisering van achterstandswijken, op degelijk onderwijs en op een aangename leefomgeving. De steden moeten kunnen uitblinken in hun kerntaken, zoals netheid, veiligheid, het stellen van goede en duidelijke regels en het verlenen van een uitstekende dienstverlening. Dat zijn randvoorwaarden die nodig zijn voor meer economische activiteit, jobs en ruimte voor gezinnen om te wonen en om zich te ontspannen. CD&V wil dat onze steden uitgroeien tot koesterende en ontmoetende steden, waar plaats is voor iedereen. Minister, u kunt op ons rekenen. Wij zullen deze uitdaging samen met u aangaan.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik houd het kort want de discussie is goed gevoerd in de commissie. De beleidsnota van minister Van den Bossche is ambitieus, maar jammer genoeg beschikken we niet over voldoende middelen en bevoegdheden om een goed stedenbeleid te kunnen voeren.
Voor de N-VA zijn er twee belangrijke doelstellingen in het kader van stedenbeleid. In de eerste plaats willen wij structureel iets doen om de stadsvlucht tegen te gaan en meer gezinnen en tweeverdieners naar de steden te trekken. Dit betekent ook dat er fiscale en financiële stimuli moeten worden uitgewerkt. We moeten alle mogelijkheden bekijken.
Ik weet dat de huiskorting eerder aansluit bij uw bevoegdheid Wonen en bij Financiën van minister Muyters. Maar ik denk dat de huiskorting een middel kan zijn om de stadsvlucht tegen te gaan. U woont zelf in een grootstad, in Gent. Als inwoner van Antwerpen kan ik niet anders dan hiervoor pleiten. De kadastrale inkomens in Gent en Antwerpen zijn nu eenmaal hoger. In aanmerking komen voor de lagere registratierechten of de huiskorting is veel moeilijker als je in een stad woont. Als je echt iets aan die stadsvlucht wilt doen, moet je ook andere criteria nemen voor de huiskorting.
Een ander aspect dat wij als N-VA heel belangrijk vinden, is veiligheid in al haar facetten: criminaliteit, overlast, verloedering, verkrotting, verkeersveiligheid. Voorgaande sprekers hebben al benadrukt dat hier veel federale bevoegdheden zitten. Wij betreuren toch dat dit in de beleidsnota nauwelijks aan bod komt. Er zijn bepaalde raakvlakken die je vanuit Vlaanderen kunt sturen, al was het maar zaken ter sprake brengen in een overlegcomité of op een forum. Je kunt er als Vlaamse overheid toch assertiever mee omgaan. Ik denk dat onze partij ervoor bekendstaat dat wij de problemen durven te benoemen, maar dat we ze ook willen duiden en constructief willen meewerken aan een oplossing.
Uw beleidsnota wil de steden positief in de kijker zetten, minister. Daar staan we uiteraard achter. Maar positieve cijfers zijn nog altijd het beste campagnemiddel. Jammer genoeg kunnen we die cijfers voor Antwerpen en Gent niet voorleggen, toch niet voor alle aspecten. De criminaliteitscijfers in Antwerpen zijn met 9 percent gestegen, in Gent met 5 percent. Er zijn verkeersinfarcten in en rond de steden, maar daarover zal ik niet uitweiden in dit parlement. Er zijn hoge huizenprijzen en de steden kampen met een tekort aan voorzieningen. De debatten in dit parlement hebben dat ook al aangetoond. Er is een tekort aan bejaardentehuizen, maar ook aan scholen en dergelijke. Zo wordt de aantrekkingskracht van steden kleiner.
Onze Vlaamse steden lijden ook onmiskenbaar onder de druk van de federale regularisaties. Ik weet dat niet elke partij het daarmee eens is, maar ik denk dat je je kop niet in het zand mag blijven steken. Dat moet je kunnen toegeven. De financiële druk op de OCMWs in de steden is loodzwaar, bijvoorbeeld ook in de stad Antwerpen. De wachtlijsten voor een sociale woning in de steden groeien sterk aan. Er is een link tussen uw bevoegdheden Wonen en Steden. Dat hebt u ook al toegegeven. Ik ben er dus van overtuigd dat u dat samen zult willen bekijken.
Deze problematiek kwam al verschillende keren aan bod in de commissie voor Wonen, Energie en Stedenbeleid. Minister, onze partij is ervan overtuigd dat u deze problemen erkent en dat u er ook iets aan wilt doen. Wij geven ook toe dat u weinig financiële middelen hebt en dat u ook over te beperkte bevoegdheden beschikt.
Ik wil ook nog iets zeggen over de stadsvlucht. Iedereen zegt dat men de stadsvlucht moet tegengaan en dat de stadsvlucht intussen is gekeerd. Er komen inderdaad meer mensen in de steden wonen maar u moet ook toegeven dat het niet altijd de mensen zijn die de nodige financiële impulsen aan de steden kunnen geven. Steden als Antwerpen, Gent en Hasselt hebben nood aan jonge gezinnen met kinderen die werken en financiële middelen uit arbeid halen en zo een financiële impuls aan steden kunnen geven. Hun jonge kinderen kunnen investeren in de toekomst van de stad. De stadsvlucht op zich is inderdaad gekeerd want er komen meer mensen naar de steden wonen, maar we moeten ook andere groepen van mensen durven en kunnen aantrekken.
Een andere hinderpaal voor het voeren van een goed stedenbeleid, is dat veel middelen zich nog op het federale niveau bevinden. Er is het federale Grootstedenfonds, dat goed is voor 67 miljoen euro. Ik vind het absoluut onzinnig dat er op twee niveaus hetzelfde wordt gedaan, het is te zeggen: wij doen het en het federale niveau tracht het te doen. Bij de volgende regeringsonderhandelingen en dat geldt voor al uw bevoegdheden moet worden nagegaan hoe bepaalde bevoegdheden kunnen worden overgeheveld en zeker ook de bijhorende middelen. Want de 67 miljoen euro die nu op het federale niveau aan grootstedenbeleid wordt besteed, wordt echt niet goed besteed. (Applaus bij de N-VA)
De heer Wienen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik heb vandaag al meermaals de loftrompet horen steken over de commissievoorzitters, over de grenzen van oppositie en meerderheid heen. Ik kan niet achterblijven: Jan, ik heb u ook graag. Ja, dit is de softe aanpak.
Alle gekheid op een stokje, maar ik ga het hele debat dat we in de commissie hebben gevoerd, hier niet overdoen. We hebben daar uitgebreid de kans gehad om de beleidsnota van minister Van den Bossche te besnuffelen, te evalueren en onze kritiek te uiten.
Minister, wat me wel is bijgebleven, is uw inleiding. U zegt dat de visie van de mensen op steden verbeterd is. Vroeger vonden de mensen steden vuil, vol criminaliteit en met vreemdelingenproblemen, maar ze zijn op dat gebied terrein aan het winnen. U stelde dat u dat hoorde van zowel stedelingen als van mensen die vaak in steden komen. Ik heb een tip voor u. Als u uw oor te luisteren legt bij stedelingen, dan moet u dat vooral niet doen bij het kiespubliek van Patrick Janssens, want dat zijn de betere tweeverdieners die een dure loft betrekken op het Antwerpse Zuid en dat zijn niet echt vertegenwoordigers van de steden. U moet uw oor te luisteren leggen bij mensen in Deurne-Noord, Antwerpen-Noord, de Dam, de Seefhoek enzovoort. Dan zult u meer te weten komen over steden.
U zegt dat de steden properder zijn geworden. Ik leef nog altijd in een stad waar er maandelijks ongeveer 700 ton sluikstort wordt opgehaald, waar er dagelijks ongeveer 50 meldingen binnenkomen van sluikstorten. U spreekt over een gezonde stedelijke economie. Ik leef in een stad waar er nog steeds bedrijven, grote bedrijven, wegtrekken, waar de lokale middenstand wegtrekt, waar de leegstand van winkelpanden immens is. Als kleine jongen ging ik altijd met mijn vader naar de braderij in de Driekoningenstraat. Als je daar nu rondloopt, is dat triest. Er zijn heel veel imagoverlagende winkels, heel veel winkels zijn weg. Ook daar moet dringend iets aan worden gedaan.
Minder criminaliteit in de steden? Ik geloof van niet. We hebben net het voorbeeld van mevrouw Homans gehoord: plus 9 percent in Antwerpen, plus 5 percent in Gent. Dat is nog altijd een stijging van de criminaliteit. Ik ben blij dat onze goede collega Veli Yüksel toch komt vertellen dat het nodig is dat criminaliteit wordt aangepakt want dat bewoonbare en leefbare steden ook veilige steden moeten zijn.
Een vreemdelingenprobleem, minister? Ik woon in een stad waar 56 percent van de kinderen tussen 0 en 9 jaar van vreemde origine is. Dat zijn niet mijn cijfers, maar die van de stad zelf. Ik leef in een stad, minister, waar als een jonge moslima geen hoofddoek draagt, ze in het beste geval wordt uitgescholden voor hoer en in het slechtste geval in elkaar wordt getimmerd. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Minister, mevrouw Vogels, dat is de realiteit vandaag in vele steden. Als het Vlaams stedenbeleid een ambitie moet hebben, moet dat het proberen oplossen van de samenlevingsproblemen zijn. In dat kader is het misschien nuttig om in uw beleid ook de nodige aandacht te besteden aan de toenemende islamisering van onze steden.
Het Vlaams stedenbeleid is niet echt succesvol geweest in de afgelopen legislaturen. Ik vrees dat het dat ook deze legislatuur niet zal zijn. U somt in uw beleidsnota wel wat mooie ideeën op, maar ik denk dat die niet veel zoden aan de dijk brengen. Volgens mij moeten er meerdere dingen gebeuren.
Er moeten ten eerste duidelijke resultaatsverbintenissen gekoppeld worden aan de steun die steden krijgen in het kader van het stedenbeleid. Dat is maar al te pijnlijk duidelijk geworden in het rapport van het Rekenhof.
Ten tweede moet een stedenbeleid bij één overheid liggen. Ik heb mevrouw Homans graag horen zeggen dat het nu nog verdeeld is over de federale en de Vlaamse overheid, maar als dat naar Vlaanderen zou komen, geeft dat extra beleidsruimte.
Ten derde is een goed stedenbeleid, zoals de heer Yüksel ook al zei, enkel mogelijk als er een goed justitiebeleid en een goed vreemdelingenbeleid is. Men gaat de steden immers niet leefbaar maken als de criminaliteit er toeneemt en als men die steden vol steekt met duizenden illegalen, zoals recent is gebeurd door de federale overheid. We stellen nog altijd vast dat veel gemeenten in Vlaanderen hun asielzoekers doorsturen naar de grote steden.
Ten vierde moet een stedenbeleid er ook zijn voor de wijken die het echt moeilijk hebben. Ik heb er voor mijn stad al enkele opgenoemd: Dam, Seefhoek en dergelijke meer. Het mag niet enkel gaan over het verfraaien van stadskernen in een poging om meer toeristen aan te trekken in die steden. Een Vlaams stedenbeleid moet een beleid zijn in het belang van de stedelingen. Ook dat beleid moet een beleid zijn voor de Vlamingen eerst. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Anthuenis heeft het woord.
Voorzitter, ik zal trachten niet in herhaling te vallen en zeker niet het debat dat in de commissie is gevoerd, over te doen.
Wat naar mijn mening te weinig aan bod komt in de beleidsnota en ook in het debat in de commissie en vandaag in de plenaire vergadering, is dat stedenbeleid en stedelijk beleid in eerste instantie door de steden zelf moet worden gevoerd. Mobiliteit, jonge gezinnen, fiscale stimuli: laat de steden daar alstublieft zelf over beslissen.
Gezien de geschiedenis van financiering van steden en gemeenten kunnen de steden en gemeenten niet anders dan een beroep doen op de hogere overheden om hun rekeningen te doen kloppen en om een degelijk stedelijk beleid te kunnen voeren. We moeten toegeven, beste collegas, dat de financieringsmechanismen er niet eenvoudiger op geworden zijn. Er is het Vlaams Stedenfonds, waar ik het zo dadelijk nog over heb, er is het Gemeentefonds onder voogdij van minister Bourgeois, er is het Stadsvernieuwingsfonds en er is op de koop toe het Grootstedenfonds van de federale overheid waar tussen haakjes ernstige vraagtekens bij gesteld kunnen worden vanwege onbevoegd.
Maar het is toch allemaal wat veel, zo vind ik toch. Misschien moeten we ons de vraag stellen of het niet beter zou zijn om alles te bundelen in één gemeentefonds.
In concreto wil ik het nog even hebben over het Stedenfonds, een van uw bevoegdheden. Het Rekenhof heeft een zeer uitgebreid rapport gemaakt, en we hebben het daar uitgebreid over gehad in de commissie. De rode draad in het rapport is willekeur: willekeur bij de selectie van de betrokken steden, willekeur inzake de toegekende bedragen, willekeur bij de besteding van de uitgekeerde bedragen. Veel steden gebruiken die bedragen om hun reguliere werking te financieren. Dat staat zo in het rapport van het Rekenhof. Dat rapport kan dus tellen. Men kan zich afvragen of een of andere benadeelde stad daar geen juridische gevolgen voor de Vlaamse Regering aan kan verbinden.
Ik was een beetje verwonderd over uw antwoord op de kritiek van het Rekenhof. U zegt dat het Rekenhof het verkeerd voor heeft. U zegt dat u niet de intentie hebt om voor 2013 iets te veranderen aan de toestand. Van de heer Yüksel heb ik begrepen dat ook CD&V vraagt om dat rapport ernstig te nemen.
Over de willekeur bij het selecteren van de steden zegt u dat die selectie gebeurt op basis van objectieve studies van de SERV en van het Gemeentekrediet. Ik moet daarbij toch opmerken dat die studies respectievelijk 15 en 12 jaar oud zijn. De situatie is ondertussen toch wat veranderd. Over de willekeur bij de besteding van de bedragen in sommige steden zegt u bijna doodleuk dat u er eigenlijk geen probleem mee hebt dat het Stedenfonds wordt gebruikt om de reguliere rekeningen sluitend te maken. Maar dat was niet de initiële bedoeling van het Stedenfonds, mevrouw de minister.
Ik zou dan ook een oproep willen doen en ik doe dit over de partijgrenzen heen, want ik weet ook wel dat de Vlaamse parlementsleden uit meerderheid en oppositie de rekening maken van hun eigen gemeente, en zelf doe ik dat ook om het rapport van het Rekenhof niet blauwblauw te laten en al zeker niet, zoals u stelt, te wachten tot 2013 om dit verder te onderzoeken. Het is de taak van een minister en van de voltallige Vlaamse Regering om voor de steden en gemeenten een rechtvaardig financieringsbeleid te voeren. Het uitvoerige, degelijke onderzoek van het Rekenhof verdient beter. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, h et Vlaamse stedenbeleid kreeg een decennium geleden vorm. Maar Vlaanderen is op zich één grote stad, en bijgevolg zijn veel problemen gekend in zowel grote als kleine steden en gemeenten. Eigenlijk moeten we één simpele vraag stellen om een goed stedenbeleid te voeren: waarom kiest een persoon of een gezin er vandaag voor om in een stad te wonen, of net om uit de stad weg te trekken?
Ongetwijfeld is het comfort een grote aantrekkingspool, alsook het wonen dicht bij werk of de hoge mobiliteitsgraad. In vele gevallen zijn ook een ruim aanbod in de sport en cultuur en de onderwijssector een zeer belangrijke troef. Maar waarom trekken mensen dan weg? De hoge fiscale last kan een drempel zijn althans voor huiseigenaars, want tot nu telt dat niet voor huurders , het niet-meer-thuisgevoel in een stad, het gevoerde beleid, een te drukke stad enzovoort.
Steden zijn pas aantrekkelijk als er een evenwichtige sociale en demografische mix is en als er leven in de brouwerij is. Om hierin tussen te komen, trad het Stedenfonds in werking in 2003, met geld van elke Vlaming. Voor de vervollediging geef ik aan dat de dertien geselecteerde steden ook de hoogste belastingsvoeten op zowel personenbelasting als op onroerende voorheffing heffen. Dat is de keuze van de stadsbesturen zelf. Men klaagt dikwijls dat het leven in een stad duur is. Dat is nogal logisch. Wil men een toplocatie, dan moet men ook het financiële plaatje aankunnen. De kost van een toplocatie doorschuiven naar de andere Vlaamse belastingbetaler, is voor LDD zelfs asociaal.
De vraag die ik me vandaag dus stel, is of die aanpak nog actueel genoeg is en of de Vlaamse middelen wel gebruikt worden waarvoor ze moeten dienen. Die kritische bemerkingen vinden we ook terug in het verslag van het Rekenhof. Het ontbreken van objectieve verdelingscriteria is geen goede zaak. Is het niet het moment om de selectie van de steden te herbekijken? Om te weten of de middelen optimaal besteed worden, moet men in eerste instantie weten wat men wil bereiken via de beleidsovereenkomsten met de steden, en ten tweede moet een onafhankelijk instrument ontwikkeld worden om dat ook te meten. Vandaag is dat zo goed als onmogelijk, omdat het verkrijgen van middelen uit het Stedenfonds totaal losgekoppeld is van enige saneringsinspanning of resultaatsverbintenis. LDD pleit niet voor het geven van blanco cheques. Daarvoor is de huidige financiële situatie te precair en zijn de andere maatschappelijke noden te hoog.
Worden de doelstellingen van het stedenbeleid effectief gerealiseerd? Om steden leefbaarder en aangenamer te maken, moet men ook het economische weefsel ondersteunen. Handel is daarbij een belangrijk element om buurten en stadswijken sterk te maken. Hoe zult u onder andere de leegstand van winkels aanpakken, minister? We mogen ook de gevolgen van een eventuele verhoogde druk op de rand van de stad niet onderschatten. Daarvoor moeten de gevolgen van uw beleid op langere termijn worden ingeschat.
Wij hebben ook nog een aantal bijkomende opmerkingen, collegas. Er ontbreekt een objectieve weergave van de inkomstenstroom van de gesubsidieerde steden. Ik verwijs naar het Gemeentefonds, waar de hoogte van de belastingen als criterium wordt gebruikt. Een ander heikel punt zijn de overlappingen met het federale beleid. De grote steden eten hier eigenlijk uit twee ruiven. Stadscontracten, stadsprojecten, Gemeentefonds, Stedenfonds, Stadsvernieuwingsfonds enzovoort: waarom niet alles bundelen in één fonds? Dat zou pas de transparantie ten goede komen en efficiëntiewinsten opleveren.
Via de VVSG weerklinkt ook de kritiek op een al te detaillistische Vlaamse regelgeving. De huidige discussie rond vrijwillige fusies van gemeenten is daar niet vreemd aan. Maar ook steden kampen met die problemen, want veel Vlaamse opdrachten zijn te duur geworden.
Collegas, de conclusie: het is paradoxaal! De doelstellingen van het stedenbeleid zijn vaag, de toewijzingen uit het Stedenfonds zijn niet objectief, het Rekenhof laat er geen spaander heel van en de meerderheid zegt doodleuk te willen doorgaan met nog meer van hetzelfde.
Het is ook vreemd dat de dertien geselecteerde steden met een lange socialistische en christendemocratische bestuursgeschiedenis niet tevreden zijn met hun eigen gevoerde beleid, aangezien ze steeds opnieuw middelen uit het Stedenfonds opeisen. Op die manier worden steden die het beoogde resultaat niet halen, steeds weer beloond met veel Vlaamse middelen. Hoog tijd dus, collegas en minister, dat er een resultaatsverbintenis komt. (Applaus bij het Vlaams Belang en LDD)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, dat mij dat mag overkomen dat ik de allerlaatste spreker ben bij de allerlaatste beleidsnota van deze legislatuur! Ik zal heel kort zijn en ik zal drie zaken naar voren brengen.
Minister, ik meen dat het nog niet gezegd is, maar u hebt een enorm belangrijk instrument in handen voor het stedenbeleid: de stadsmonitor. Ik hoop dat die stadsmonitor geactualiseerd blijft, want meten is weten. Indien we 4 of 5 jaar geleden de stadsmonitor serieus genomen hadden en indien de minister van Stedelijk beleid toen op tafel had geklopt, dan zouden we geweten hebben dat we nu heel wat plaatsen in peuter- en kleuterscholen te weinig zouden hebben. Gouverner, cest prévoir, vandaar mijn vraag om alstublieft die stadsmonitor te gebruiken ten aanzien van uw collegas, om een vooruitziend beleid te voeren, niet alleen voor wat het onderwijs betreft, want het groeiende aantal mensen dat in de stad woont, zal ook steeds meer wegen op huisvesting, op kinderopvang, op prenatale zorg en zo meer. Het demografische aspect is een heel belangrijke verantwoordelijkheid voor de minister die het stedenbeleid in de portefeuille heeft, om de collega-ministers een soort van gps te leveren om te weten waarin de komende jaren moet worden geïnvesteerd.
Minister, een tweede punt is de kwaliteit van het wonen in de stad. Mijn stad, Antwerpen, die hier al een paar keer werd vernoemd, was kandidaat om ecologische hoofdstad te worden, maar heeft dat niet gehaald vanwege de luchtkwaliteit en de lawaaihinder. De eerste actuele vraag vandaag ging er al over dat de studie Environmental Performance Index van de universiteiten Yale en Columbia ons rangschikt op het niveau van Oekraïne vanwege de luchtkwaliteit, het lawaai en de biodiversiteit. Luchtkwaliteit en lawaai concentreren zich precies in de steden en als we willen dat de steden bewoonbaar blijven, dan moeten we iets doen aan de leefkwaliteit. En dan gaat het niet alleen over een paar groene pleintjes, maar dan betekent dat ook dat we fundamenteel moeten durven kiezen voor de leefkwaliteit in de stad. We moeten het verkeer voor een stukje bannen. We moeten de stad terug aan de mensen geven. Ik vergelijk het altijd met Nederland: Nederland heeft land gewonnen op de zee en eigenlijk moeten wij in de steden terug ruimte winnen op de auto, wat mij betreft door hem onder de grond te steken en door hem buiten de stad te houden.
Ik wil een beetje ingaan tegen de andere collegas. Het verbaast me een beetje dat het precies Open Vld en LDD zijn die het rapport van het Rekenhof, dat natuurlijk een erg eerbiedwaardige instelling is, gebruiken om te pleiten voor meer controle en voor meer regeltjes. Het Stedenfonds werd destijds opgericht vanuit een soort vertrouwensband tussen de Vlaamse Regering en de steden: laat ons samen aan een beleid werken zonder dat elke euro die uitgegeven wordt, bewezen moet worden. Destijds was dat wel het geval met het Impulsfonds. Het Stedenfonds is er precies gekomen om die vertrouwensband een beetje te bewaren.
Op dit vlak ben ik het absoluut niet eens met het Rekenhof. Ik vind niet dat we opnieuw naar die betutteling moeten gaan. Het verbaast me dan ook dat precies die partijen die altijd tegen betutteling en overregulering zijn, er nu voor pleiten het Rekenhof te volgen.
Ik wil nog een allerlaatste opmerking maken. Het zou leuk zijn indien de minister overleg met de steden zou plegen om het Stedenfonds meer op vooruitstrevende projecten te oriënteren. Dit kan zonder regeltjes gebeuren. Ik denk in dit verband in de eerste plaats aan de manier waarop we in onze steden wijken en woningen bouwen. Ik heb het tijdens de bespreking van de beleidsnota Wonen al over de Ecopolis-projecten gehad. Aangezien onze steden steeds bevolkter worden, zou het mooi zijn op een andere manier aan de verdichting van de steden te werken. Dit zou op een vooruitstrevender manier moeten gebeuren. Ik zou de minister dan ook willen vragen het Stedenfonds vanuit die invalshoek te evalueren. (Applaus bij Groen!)
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, ik dank alle sprekers en in het bijzonder de spreker die deze zaal met haar toespraak heeft doen vollopen. Ik moet eens nagaan hoe ze dat precies heeft geklaard.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.