Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de inspanningen die de Vlaamse Regering levert om de knelpunten op de arbeidsmarkt weg te werken
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, collegas, na het interessante debat over frequentieproblemen bij de radio, wil ik het nu hebben over een ander frequentieprobleem, namelijk dat over de arbeidsmarktcrisis. In de plenaire vergadering en de commissie heb ik verschillende keren de aandacht gevestigd op de problematiek van de jeugdwerkloosheid en de concentratie van werkloosheid in centrumsteden. Gisteren heeft de VDAB haar 25e studie over de tewerkstelling van schoolverlaters gepubliceerd. Minister, de cijfers zijn om te janken. In de media was u enigszins positief. U kijkt naar the bright side. U zegt dat 85 percent wel werk vindt.
Collegas, 14,6 percent van de 76.000 schoolverlaters vindt na 1 jaar nog altijd geen werk. Dat zijn, minister, 11.100 werkzoekende jongeren die na 1 jaar nog niet zijn gaan werken. In Antwerpen en Limburg is het zelfs nog erger. De percentages liggen daar wat hoger, namelijk 16,2 en 17,7 percent.
Het is niet alleen een algemeen probleem. Als we specifiek kijken naar laaggeschoolde jongeren, naar laaggeschoolde schoolverlaters, dan is het nog veel erger. De kans op geen tewerkstelling na meer dan 1 jaar is 5 keer hoger dan bij schoolverlaters met een diploma.
Minister, in uw werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) hebt u een aantal goede maatregelen aangekondigd. Ik denk echter dat het nu hoog tijd is om onmiddellijk te reageren. Ik heb maar één vraag voor u. Verschillende maatregelen zijn aangekondigd in het WIP-plan en in de beleidsnota. Wanneer zullen we de eerste maatregelen van al die aangekondigde plannen zien om te voorkomen dat we een verloren generatie al dan niet laaggeschoolde schoolverlaters creëren?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega Turan heeft daarnet zeer goed geschetst wat de studie over de schoolverlaters aan resultaten heeft opgeleverd. Eigenlijk had ik mijn vraag graag aan twee ministers gesteld. Helaas laat het reglement dat niet toe. Ook de minister van Onderwijs is hierin natuurlijk een belangrijke actor.
Ik wil mijn vraag opentrekken naar de problematiek van de spanning op onze arbeidsmarkt tussen vraag en aanbod. Dat is waar ook de schoolverlatersstudie op alludeert.
Recent was er positiever nieuws van onze arbeidsmarkt. De eerste 4 maanden van dit jaar zijn er 5,4 percent meer jobaanbiedingen in Vlaanderen binnengekomen bij de VDAB. Toch blijkt dat zelfs in crisistijden de knelpuntberoepen blijven bestaan, 194 stuks om precies te zijn. Ondanks het feit dat er een groter arbeidsaanbod is, blijven de knelpuntberoepen hardnekkig bestaan. Een gigantisch deel van de vacatures raakt niet ingevuld. Ondanks de inspanningen die in het WIP zijn aangekondigd, zijn er problemen, ook bij de VDAB, om deze knelpuntberoepen aan te pakken. Fons Leroy zei vorige week nog dat de wachtlijsten voor knelpuntopleidingen nog nooit zo lang zijn geweest.
Intussen toont de schoolverlatersstudie aan dat het aantal werkzoekenden jonger dan 25 jaar in 2 jaar tijd met meer dan 40 percent is gestegen. U kondigt nu de creatie aan van zogenaamde werkateliers. Dat is een heel goede maatregel die echter een veeleer beperkte focus heeft om antwoord te kunnen bieden op de vele knelpunten op onze arbeidsmarkt. Ik heb het dan onder meer over de link tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de problematiek van een verkeerde studiekeuze. Heel veel jongeren starten een opleiding waar op de arbeidsmarkt nauwelijks een toekomst voor is. Daarnaast is er een ongekwalificeerde uitstroom: mensen zonder diploma die op de arbeidsmarkt komen. En ten gronde zijn er te weinig mensen actief op onze arbeidsmarkt: ouderen, OCMW-klanten enzovoort. Dat alles zorgt ervoor wat we nog altijd structurele knelpuntvacatures hebben op onze arbeidsmarkt.
Minister, welke andere initiatieven kan en zal de Vlaamse Regering nemen om die groeiende spanning tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, en dan in het bijzonder de knelpuntvacatures weg te werken?
Minister Muyters heeft het woord.
Gisteren is heel duidelijk gebleken dat de cijfers van de schoolverlaters problematisch zijn. Die werden echter ook voor een deel verwacht.
Wanneer we het hebben over de schoolverlaters, dan blijkt dat de cijfers enorm zijn gestegen. In vergelijking met de vorige crisis, liggen de huidige cijfers echter lager. Dat bewijst dat de huidige aanpak ten aanzien van jongeren, die mijn voorganger heeft gehanteerd en die ik nu voortzet, werkt. Ik heb het dan over de sluitende aanpak of de maatpakfilosofie. Daarbij rendeert elke jongere die de school verlaat, met of zonder diploma. De cijfers zijn aanzienlijk beter dan tijdens de vorige crisis.
Uit cijfers van het departement blijkt ook duidelijk dat er tijdens de crisis minder ondernemingen zijn die aanwerven. Iedereen weet dat. De cijfers tonen ook aan dat zowel de hooggeschoolde als de mindergeschoolde en laaggeschoolde jongeren gemakkelijker een job vinden dan andere doelgroepen.
Ondanks die relativering hadden we die cijfers verwacht. We hebben daar dan ook op geanticipeerd. U hebt er beiden naar verwezen. Vorig jaar hebben we zeer vroeg met de sociale partners samen gezeten. Dat heeft toen het WIP opgeleverd.
De centrale vraag is waar we nu staan met een aantal van de maatregelen. Ik zal van drie maatregelen heel duidelijk zeggen hoe ver we vandaag staan.
Het werkatelier is een heel goed instrument waarbij de jongeren naast een andere manier van opleiding, vorming en begeleiding, de kans krijgen om werkervaring op te doen. Ook inzake attitude is dat een belangrijk aspect. Dit is een maatregel waar 1,2 miljoen euro voor uitgetrokken wordt. Voor het eind van de maand wordt deze maatregel besproken op het Europees Sociaal Fonds (ESF). Dan kan de tendering buitengaan. We moeten wel de regels van de openbare aanbesteding volgen. Ik ga er echter van uit dat we dat op de snelst mogelijk manier zullen doen.
Ten tweede is er de curatieve aanpak. U herinnert zich dat we heel uitdrukkelijk extra middelen 4 miljoen euro hebben gepland voor opleiding, begeleiding en trajecten voor wie tussen 1 en 2 jaar werkloos is. Ook daar ligt de tender voor op de ESF-commissie van 27 mei.
Daarnaast hebben we extra middelen gepland voor knelpuntberoepen en voor beroepen van de toekomst, zoals we die hebben genoemd in het WIP. Die zijn we nu al dankzij een trapsgewijze opvolging aan het uitvoeren. Op bestaande tenders hebben we nagegaan of we in een surplus al konden starten met opleidingen, zowel voor sectoren als voor regios. Waar dat niet kon, hebben we nagegaan of we in de centra voor volwassenenonderwijs een oplossing konden vinden, die onmiddellijk ingang kon vinden. We hebben er een aantal gevonden. We hebben een oproep gedaan aan ondernemingen om na te gaan hoe hun opleiders konden worden ingeschakeld.
Voor het overige werken we nu nieuwe tenders uit. Met enkele steden en gemeenten doen we ook regionale projecten. We moeten de wetgeving op de openbare aanbesteding volgen, en dat vraagt dan ook wat tijd.
De aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is belangrijk. Onder impuls van de sociale partners en de minister van Werk is er een taskforce tussen onderwijs en werk, die de arbeidsmarktinformatie aan de CLBs overmaakt, zodat ze meer arbeidsgerichte informatie kunnen doorgeven. Ik heb met mijn collega afgesproken om na te gaan hoe we dit nog kunnen verbeteren, als het nog te verbeteren valt.
Minister, u hebt gelijk als u de huidige cijfers vergelijkt met die in een crisisperiode. Als we de cijfers van 2009 vergelijken met die van 2008, zien we dat er een toename is van werkloze laaggeschoolde jongeren met meer dan 50 percent. Ik heb al verschillende keren verteld, en dat hebt u ook aangenomen, dat er bijvoorbeeld in Antwerpen een structureel probleem is van jongerenwerkloosheid. Het probleem is niet alleen conjunctureel.
U zegt dat de jongeren relatief goed aan werk geraken. Ik ben niet voor relativering op dit ogenblik. Het is inderdaad crisis, en in tijden van crisis moeten we onmiddellijk crisismaatregelen nemen. Een werkatelier dat heel ongelukkig is geformuleerd als een atelier voor hopeloze gevallen, maar waarschijnlijk bent u niet verantwoordelijk voor die uitspraak zal deels een antwoord bieden. Het biedt jongeren de mogelijkheid om werkervaring op te doen in tijden van crisis, waar ik zo hard voor pleit. Zo zijn ze, als morgen de crisis voorbij is, aantrekkelijk voor de werkgevers.
Dit is een heel goede maatregel. Ik ben blij als u zegt dat dit einde mei in werking zal treden. Maar het gaat maar over 1000 plaatsen. De cijfers van de VDAB geven aan dat er jaarlijks bijna 11.100 jongeren bijkomen die niet aan werk geraken. Dat zal misschien extra moeite kosten. Het gaat niet alleen over een werkatelier. U hebt ook een sluitende aanpak beloofd. Dat is aanvaard in de beleidsnota en in de motie. Waar blijft u daarmee? (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
U zegt dat het crisis is. U hebt beloofd om met steden te gaan praten om een sluitende aanpak te hebben. U bent een keer gaan praten met de stad Antwerpen. Daar zijn 30 percent jongeren werkloos, en er komen er jaarlijks 11.100 bij. En u bent nog maar één keer gaan praten met Antwerpen. Ik vraag u om nu crisismaatregelen uit te vaardigen.
Ik zou zeggen, never waste a good crisis, maar als we niet sneller werk maken van de voorgestelde maatregelen, dan gaan we hier over enkele maanden opnieuw staan zonder effectieve maatregelen.
Minister, we mogen geen verwarring veroorzaken tussen de conjuncturele en de structurele problemen die we nu kennen op onze arbeidsmarkt. Ik stel voor dat de taskforce voor het overleg tussen onderwijs en arbeidsmarkt, eens grondig kijkt naar de goede studie die de VDAB opnieuw heeft opgeleverd. In de conclusies van die studie worden uitdrukkelijk pijnpunten aangehaald van de manier waarop ons onderwijs op dit moment omgaat met wat we op de arbeidsmarkt nodig hebben.
Er is nog altijd een structurele mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Heel veel jongeren starten een opleiding zonder toekomst. Dat moeten we in de toekomst vermijden. Er is meer nodig dan alleen overleg. Er zijn heel concrete afspraken nodig tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, dit is een heel belangrijke discussie. Ik sluit mij aan bij de nuances die zowel door de minister als door de heer Bothuyne worden gemaakt. Dat het nu crisis is, maakt natuurlijk een groot verschil. Wat ik nu zeg, is misschien een beetje contradictorisch: als de werkloosheid sterk varieert, dan duidt dat op de gezondheid van de Vlaamse economie. Enige conjunctuurgevoeligheid betekent dat maaksectoren nog een belangrijke rol spelen in onze economie. Dat wil niet zeggen, mevrouw Turan, dat we de ogen moeten sluiten. We moeten de specifieke situatie van de grootstad Antwerpen zeker niet uit het oog verliezen. Daar zijn specifieke maatregelen voor. De laaggeschoolde jongeren vormen een specifieke doelgroep. Minister, het is goed dat daar een ad-hocaanpak komt. Samen met de stad, het lokale bestuur, moet daarop ingespeeld worden. Dat is absoluut nodig.
De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is een andere zaak. De vorige legislatuur hadden we een minister die beide bevoegdheden had. Dat was een goede strategische keuze. Zet daar alstublieft op in. Ik heb in het recente verleden een aantal vragen gesteld aan minister Smet. Het antwoord voldeed mij toen niet. Wij moeten daar absoluut op inzetten. Niet alleen op wetenschap en techniek, maar ook ten aanzien van de laaggeschoolde technische beroepen. Daar moeten wij een extra stapje zetten.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, minister, daarnet, bij de eerste vraag aan minister Smet over de toename van het spijbelen en de maatregelen daartegen, heb ik de problematiek van de werkloosheid bij schoolverlaters aangehaald. Een diploma blijft de beste garantie op werk. Wij hebben moeten vaststellen dat van de 11.700 laaggeschoolden er 8000 geen diploma hebben. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Dat stond in het rapport van de VDAB. U zult mij terechtwijzen als zou blijken dat dit niet klopt. Dat is al meteen mijn eerste vraag: kloppen deze cijfers?
Ik had aan minister van Onderwijs Smet gevraagd om een taskforce tussen onderwijs en arbeid in verband met de spijbelproblematiek. Hij is daar niet op ingegaan. Ik stel nu aan u de vraag: bent u bereid om een coördinerende rol op te nemen om het spijbelgedrag tegen te gaan? Ik verwees ook naar Nederland. Daar heeft men enorm gefocust op dit beleid. Er zijn daar nu al, sinds ze dat beleid voeren, 100.000 meer leerlingen met een diploma dan ze hadden verwacht. Als we even bij de buurlanden kijken, kunnen we daar ook van leren.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, het stoort mij een beetje dat u hier de cijfers ietwat relativeert. De cijfers zijn wat ze zijn en ze zijn zeer ernstig. Mevrouw Turan heeft dat zeer correct beschreven. Als ik u hoor zeggen dat de cijfers beter zijn dan tijdens de vorige crisis en als u zegt dat een aantal hooggeschoolde jongeren toch relatief snel werk vinden, dan vind ik dat u de werkelijkheid een beetje geweld aandoet. De cijfers zijn wat ze zijn.
U kondigt hier opnieuw een aantal maatregelen aan die u zult nemen. Ik zie u alweer knikken. U wordt altijd een beetje kwaad als ik opnieuw de vraag stel zoals mijn partij dat keer op keer doet wanneer wij concrete actiemaatregelen zullen zien. U kondigt nu aan dat men eind mei zal beginnen met die werkateliers. Wij vinden dat een goed initiatief. Maar de vraag is opnieuw: wanneer?
Daarnet is ook het woord knelpuntberoepen gevallen. We hadden het er al over in de commissie. De wachttijden in de opleidingen voor de knelpuntberoepen lopen op tot ruim een half jaar. Als we nog ruim een half jaar moeten wachten, dan zijn we straks de cijfers van 2011 aan het beoordelen terwijl er nu dringend nood is aan actie.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik wil de cijfers niet bagatelliseren, maar we konden dit verwachten. Een jaar geleden was het al voorspeld. Een crisis brengt dat nu eenmaal mee.
Ik sluit me aan bij de oproep van de heer Bothuyne voor de afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Zonder het belang van crisismaatregelen te onderschatten, moeten we voorbij die crisis kunnen kijken. In de studie werd gewezen op de werkervaringen die men kan opdoen bij deeltijds onderwijs. Dat is een van de zaken waarop zeker moet worden ingezet. We horen nu dat het door de crisis moeilijk wordt om nog stageplaatsen te vinden. Ook dat probleem moet worden aangepakt. De heer Bothuyne heeft ook al overvloedig gewezen op de keuze van studierichting. Het overleg tussen het CLB en de VDAB: daar is nog heel wat werk voor de taskforce. We moeten voorbij de crisis kijken en de afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt grondig aanpakken.
De heer Sabbe heeft het woord.
Ik vind het bedroevend dat men niet naar de echte cijfers kijkt. Ik begrijp dat bepaalde zaken moeilijk zijn. De cijfers van onze eigen Vlaamse dienst, de VDAB, leren ons dat er gemiddeld 35.840 openstaande vacatures waren in 2009. De cijfers leren ons dat er in de maand april 36.763 vacatures zijn. Daarvan zijn 17.152 vacatures zonder studievereiste. Intussen zijn het er 18.837 zonder studievereiste. Voor al wie wat wil, is er wat. Er zijn 6797 vacatures voor derde graad secundair. Voor professionele bachelor zijn er 7031 vacatures.
De eerste en enige vraag die zich opdringt is: waarom geraken die vacatures, die mooi verspreid zijn over verschillende studieniveaus, niet ingevuld? Dat is de essentie. Daarop moet er een antwoord komen. Het verwondert mij dat sp.a, die op federaal niveau al zo lang de scepter zwaait in het Ministerie van Tewerkstelling, er in al die jaren niet in geslaagd zijn om daarop een antwoord te geven. De aanpak van de werkloosheidsuitkering onbeperkt in de tijd zal er zeker een rol in spelen.
Over hoeveel schoolverlaters spreken wij? 11.182 schoolverlaters, minder dan een derde van de openstaande vacatures. Je moet wel kijken naar de sectoren. Er is horeca, industrie enzovoort. Maar uiteindelijk hebben jonge mensen nood aan ervaring, gelijk welke ervaring. Ik zou zeggen: aanpakken en doen werken. Dan kunnen we die vacatures ingevuld krijgen.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Minister, u herinnert zich ongetwijfeld de discussie in de commissie over de tewerkstellingskansen van 50-plussers. Ik heb toen gezegd dat die bekommernis terecht was, maar dat we veel te weinig oog hebben voor de positie van jongeren. Ik ben blij dat de schoolverlatersstudie van de VDAB daar nu de aandacht op vestigt en deels ook een oorzaak aangeeft, de crisis. U doet dat ook. U zegt dat het de crisis is.
Ik heb toen al gezegd en ik blijf erbij dat de problematiek structureel is. De lage werkzaamheidsgraad van jongeren heeft veel meer te maken met structurele problemen dan met de crisis. De werkzaamheidsgraad van jongeren gaat de laatste 10 jaar systematisch achteruit. In 2009 is die voor het eerst onder de 30 percent gevallen. Dat zijn de recentste cijfers. Ik zie dat de werkzaamheidsgraad van de 50-plussers systematisch stijgt. Ik vraag me af waarom er zo weinig aandacht is voor de jongerenwerkloosheid.
Ik treed mevrouw Turan bij in haar pleidooi voor krachtige maatregelen. Als ik kijk naar de demografische ontwikkelingen, zal het probleem nog scherper worden. De groep van 15- tot 24-jarigen is de enige groep waar het aantal werkenden in absolute cijfers de laatste 10 jaar gedaald is. Dat heeft niets te maken, zoals u denkt, met het aantal studenten. De jongerenwerkloosheid is niet enkel een probleem van de grootsteden, van de crisis of van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
Er moeten nu zeer krachtige maatregelen worden genomen. Het zal meer moeten zijn dan alleen maar die werkateliers. In die zin zit ik helemaal op de lijn van mevrouw Turan.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik soms verbaasd ben over de dingen die ik hier hoor.
De eerste en belangrijkste maatregel die je kunt nemen, is ervoor zorgen dat de economie opnieuw aanzwengelt en dat er jobs komen. We kunnen geen jobs verdelen en geen jobs invullen die er niet zijn. Als je weet dat het crisis is, als je weet dat bedrijven relatief weinig mensen aanwerven minder dan normaal , dan weet je dat er daar al een probleem is. Je kunt niet dezelfde job en aan een oudere en aan een jongere geven. Morgen vraagt iedereen weer: Waarom neem je geen maatregelen voor ouderen? En dan weer: Waarom neem je geen maatregelen voor jongeren en voor die en voor zus en voor zo?
Wij nemen maatregelen. Het zijn geen intenties, het zijn maatregelen. Ik heb ze daarnet opgesomd en ik ga ze niet herhalen. Mevrouw Peeters, ik ga ervan uit dat u ze ook hebt gehoord. Ik heb ook niet gezegd dat we alleen maar naar een tender gaan. Er zijn maatregelen genomen. Ik heb uitgelegd hoe we er hebben op ingespeeld zodat we het onmiddellijk konden doen. Als morgen het parlement zegt dat we geen rekening moeten houden met de wet op de openbare aanbesteding, dan kan ik rapper gaan, veel rapper. Maar ik dacht dat zeker ministers de wet op de openbare aanbesteding moeten volgen. Ik wou dat dit niet waar was, want dan kon ik de tender morgen plaatsen en dan waren we vertrokken op 27 mei. Maar nee, ik moet een openbare aanbesteding doen. Maar goed, ik neem het erbij.
Het gaat hier regelmatig over de structurele werkloosheid bij jongeren. Die is er, maar er zijn maatregelen genomen. Frank Vandenbroucke is uitdrukkelijk gestart met de filosofie van het niet met rust laten van jongeren tot 1 jaar werkloosheid. Wij voegen nu een curatieve aanpak toe voor wie tussen 1 en 2 jaar werkloos is. De maatregelen zijn genomen, mevrouw. Ze zijn niet gepland, maar ze worden genomen. Je moet natuurlijk beginnen met te plannen. Je moet eerst denken, dan durven en dan doen. Wel, wij zijn aan het doen. Laat dat duidelijk zijn. We bewijzen daarmee dat we vooruitgaan.
Zowel het werkatelier als de curatieve aanpak moeten via een openbare aanbesteding gaan. We zetten ook in op onderwijs. We leren ervan. De filosofie van de werkateliers is een filosofie die we uit het onderwijs halen: deeltijds leren, deeltijds werken. Uit de cijfers die u ook hebt aangehaald, blijkt dat dit een goede combinatie is. Die jongeren hebben meer dan 50 percent meer kans om op de arbeidsmarkt te komen. Vandaar de filosofie van een werkatelier. Het zijn inderdaad maar 1000 plaatsen, maar het is een start. Het is wat we nu doen. De anderen nemen we mee in de curatieve aanpak. Die is op maat, nu al.
Ik heb begrepen dat er heel wat verwarring is over de cijfers. Ik heb de cijfers niet voorgesteld. Ik zou het waarschijnlijk ook niet beter hebben kunnen doen dan de VDAB. Er zijn 11.000 schoolverlaters die na een jaar nog werkloos zijn. Daarnaast zijn er 8000 zonder diploma die meer dan een jaar werkloos zijn. Het zijn er geen 8000 van die 11.000 die geen diploma hebben. Er zijn er dus een heel aantal, ook zonder diploma, die binnen het jaar wel werkervaring hebben. Die cijfers zijn dus anders dan hoe u ze voorstelde. Ik begrijp dat mijn lichaamstaal altijd vooruitloopt op mijn antwoorden. U had al goed gezien dat ik u ging zeggen hoe het wel juist was.
Ik wil benadrukken dat ik deze mensen nooit hopeloze gevallen zal noemen. Met het werkatelier proberen we de formule die interessant is gebleken in opleidingen, over te zetten op mensen die meer dan een jaar werkloos zijn. Het gaat om een element van werkervaring, van werkattitude, van samen in groep iets doen wanneer het individueel niet gelukt is, om op die manier mee te doen. Ik noem hen helemaal geen hopeloze gevallen.
Het kan een element zijn van slechte keuze in scholing. Het kan een element zijn van nog rijpheid en attitude te moeten krijgen. Dat zijn helemaal geen hopeloze gevallen. Ik vind het heel triestig dat er journalisten zijn die dat zo hebben geschreven. Zo beschouw ik het niet, het is zeker niet wat ik naar voren wilde brengen (Applaus bij de N-VA)
Daar ben ik heel blij om, want ik denk dat onze jongeren, laaggeschoold of hooggeschoold, onze toekomst zijn en zeker niet als hopeloos mogen worden bestempeld. Wat zouden wij dan als maatschappij zijn?
De eerste conclusie van de studie van de VDAB is dat de aansluiting van het onderwijs naar de arbeidsmarkt, nooit vlotter is verlopen als net voor de crisis. U hebt gelijk om te verwijzen naar de maatregelen die destijds door voormalig minister Vandenbroucke zijn genomen. Ze waren effectief. Het feit dat we nu in deze problemen zitten, heeft enkel te maken met de arbeidsmarktcrisis die een aangepaste aanpak vraagt. U moet een tweesporenbeleid voeren op één lange termijn. Er is inderdaad de taskforce die u samen met minister Smet hebt opgericht voor een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Op de lange termijn is er de aanpak van de structurele werkloosheid in de centrumsteden, wat een structureel gegeven is. Op korte termijn, minister, is het nu een periode van doen, doen voor de jobs, doen voor de opleiding, en ervoor zorgen dat onze jongeren klaar zijn voor de toekomst.
Het is nu inderdaad een periode van doen. Het is al lang een periode van doen. Ook uw voorganger, minister Vandenbroucke, was al een tijdje aan het doen in dezen, zoals u zelf hebt aangehaald, en gelukkig maar. De discussie van daarnet bewijst dat Vlaanderen effectief nog altijd een structureel probleem heeft met de link tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de mismatch tussen vraag en aanbod op onze arbeidsmarkt.
Als we eerlijk zijn, als er één problematiek is waar we nagenoeg alle hefbomen zelf in handen hebben, is het wel deze. Vlaanderen kan nog een tandje bijsteken. Hiervoor hebben we zelfs geen staatshervorming nodig. Dat kunnen we zelf doen, we kunnen zelf een tandje bijsteken.
Het incident is gesloten.