Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Jeugd 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Wienen heeft het woord.
Voorzitter, is er een reden waarom de minister van Jeugd niet zelf aanwezig is?
Minister Smet had met een heel aantal ouders een afspraak in Leuven. Ik heb hem erop gewezen dat alle ministers weten dat deze assemblee s avonds doorvergadert. Hij heeft alle sprekers gevraagd of zij akkoord waren dat de verklaring bij de moties zou worden gehoord door minister Lieten. Zij is dat de laatste maanden al gewoon.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, kinderen en jongeren stonden de voorbije periode, onder meer naar aanleiding van 20 jaar kinderrechten, in de kijker, niet meer dan terecht. Dat kinderen kind moeten kunnen zijn, daar zijn we allemaal van overtuigd. Vandaar dat het belangrijk is dat er een afzonderlijke beleidsnota is voor jeugd.
Zeker even belangrijk is dat er binnen de diverse beleidsdomeinen voldoende aandacht wordt besteed aan kinderen en jongeren en hun rechten. De CD&V-fractie is vrij tevreden over de inhoudelijke klemtonen in de strategische en operationele doelstellingen in deze beleidsnota, zoals de aandacht voor het jeugdwerk en cultuureducatie. We sluiten ons echter aan bij het advies van de Vlaamse Jeugdraad en betreuren dat er weinig dwarsverbindingen zijn tussen de beleidsnota Jeugd en de overige beleidsnotas, want dit is toch wel essentieel om een categoriaal beleid zoals het jeugdbeleid te realiseren.
Hopelijk komen deze dwarsverbindingen er wel in de concrete beleidsvoering door het nieuwe Vlaams jeugdbeleidsplan 2011-2014 dat nu in voorbereiding is. In de motie van de meerderheid roepen we de regering immers op om een inclusief en integraal beleid voor kinderen en jongeren uit te stippelen.
De uitdagingen waar deze voltallige Vlaamse Regering voor staat inzake het beleid voor kinderen en jongeren, en dat is een grote groep, zijn enorm belangrijk. We vragen bijzondere aandacht voor dwarsverbindingen tussen jeugdwerk en onderwijs om alle talenten van kinderen en jongeren maximale kansen te geven, door werk te maken van een brede school, door versterking van het cultuureducatieve aanbod en door het valideren van competenties die in en door het jeugdwerk verworven worden.
Uitermate belangrijk is een specifiek beleid voor het verminderen van het armoederisico waar veel kinderen mee moeten opgroeien. CD&V is dan ook heel tevreden dat de minister dit in de beleidsnota als een prioriteit heeft aangeduid. Wij pleiten hierin voor een actievere en positievere preventieve aanpak.
Voor kinderen en jongeren die kwetsbaar zijn door problemen op het gebied van de geestelijke gezondheid en problematische opvoedingssituaties is een geïntegreerd beleid nodig. Hierbij is een tijdige detectie en doorverwijzing van groot belang, net zoals een betere preventie. Ook is het nodig om mensen die met jongeren in contact komen, ouders, leerkrachten, jeugdmonitoren enzovoort, bewust te maken van het probleem en hen te wijzen op de signalen. De druk op jongeren stijgt immers voortdurend. We moeten proberen daar een antwoord op te bieden.
Ook het aantal meldingen van kindermishandeling, voornamelijk van kleine kinderen, peuters en babys stijgt. Een integrale aanpak van intrafamiliaal geweld moet een prioriteit zijn in alle beleidsdomeinen. Ook het beleid voor een intergenerationele samenleving moet door de volledige regering worden gevoerd.
De laatste rapporten inzake voedings- en bewegingsgewoonten zijn verontrustend. Om van kindsbeen af een gezonde levensstijl aan te leren en om nadien gezondheidsproblemen te vermijden, is een gericht beleid nodig. Er zijn momenteel veel organisaties die informatie aanbieden. Op zich is dat een goede zaak, maar door de veelheid ontstaan er ook overlappingen, waardoor kinderen en jongeren door de bomen het bos niet meer zien. De informatie vanuit de verschillende organisaties moet dan ook gestroomlijnd verlopen. Ook de problematiek van de jeugdverblijven en de brandveiligheid van de jeugdlokalen vergt een multidisciplinaire aanpak.
Vanaf 1 juni is België voorzitter van de Europese Unie. Jeugd is daarbij aangeduid als een heel belangrijk thema.
We hopen dat deze gelegenheid zal worden gebruikt als hefboom om over specifieke onderwerpen zoals jeugdwerk, toegankelijkheid van jeugdwerk voor de armste kinderen en jongeren, jongeren en werkgelegenheid, kinderrechten enzovoort een ruime discussie en overleg te organiseren.
Tot slot hebben we nog een oproep aan de minister. Begin alstublieft snel met de voorbereiding van het jongerenpact, een nieuw belangrijk beleidsaccent uit het regeerakkoord en aanvulling op ViA. Hierover vonden we echter te weinig in de beleidsnota. We hopen dat hier snel werk van wordt gemaakt, met de nodige garanties voor de inspraak van jongeren. Zij zijn per slot de generatie 2020. (Applaus)
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, onze partij is over het algemeen tevreden met de beleidsnota Jeugd. Voor een aantal zaken is het evenwel nog wachten op het jeugdbeleidsplan dat voor het eind van dit jaar moet worden opgeleverd. De minister verwijst in zijn beleidsnota onmiddellijk naar dat jeugdbeleidsplan. De Vlaamse overheid wil over het plan graag in gesprek gaan met beleidsmedewerkers, belangenbehartigers van kinderen, jongeren en hun organisaties. Mensen die werken met of voor kinderen, jongeren en andere geïnteresseerden. We vinden het belangrijk dat jongeren volwaardig kunnen participeren in het besluitvormingsproces.
We moeten afwachten hoeveel van de input die u in de hoorzitting van 2 april zal krijgen uiteindelijk ook in het definitieve beleidsplan zal terechtkomen, maar wij zijn tevreden dat er op zijn minst degelijke inspraak is. Maar wij vragen niet enkel inspraak voor jongeren voor een jeugdbeleidsplan waarvan zij de logische geadresseerden zijn. Ook bij andere beslissingen van de overheid waar jongeren op welke manier ook betrokken zijn, is het belangrijk dat jongeren op een of andere manier inspraak hebben. Wij vinden dat in uw beleidsnota vaak terug.
U spreekt over participatief onderzoek en over het ontwikkelen van inspraakmethodieken en dergelijke. Daarbij wilt u ook directe beleidsinspraak voor kinderen en jongeren via een aantal maatregelen waarborgen. Zo wilt u dat onder meer doen door het jeugdwerk en kinderen en jongeren te bevragen over de prioriteiten en de uitvoering van het Vlaams Jeugdbeleidsplan. Wij vinden dit goede initiatieven. Ook op gemeentelijk en provinciaal vlak hecht mijn partij veel belang aan de rol die jeugdraden kunnen spelen. De afdwingbare rol van de jeugdraden in het gemeentelijk beleid en het stimuleren van brede lokale jeugdparticipatie zijn hierin kernpunten.
De N-VA wijst ook op het belang van de Vlaamse Jeugdraad als adviesraad voor de Vlaamse overheid. De N-VA is een sterke pleitbezorger voor een geïntegreerd jeugdbeleid, op welk niveau ook. Het is ondenkbaar in eender welk domein een beleid te voeren zonder rekening te houden met een derde van de samenleving. Inspraak en overleg met jongeren moet een natuurlijke reflex zijn van beleidsverantwoordelijken.
U spreekt in uw beleidsnota over een partnership met andere ministers en sectoren. Wij blijven voorstander van een eensporenbeleid in het jeugdwerk. Jongeren van allerhande afkomst moeten in contact worden gebracht met het bestaande aanbod van sportclubs, jeugdhuizen en culturele centra. Voor allochtone jongeren kan dit een extra stimulans zijn om het integratietraject een stuk makkelijker te maken. Er moet gekeken worden hoe men deze jongeren meer kan betrekken bij het bestaande jeugdwerk. Samen werken, samen sporten, samen leren is hierbij de leidraad. Niet op basis van etnische afkomst, maar samen als jongeren.
Vorige week lazen we nog dat de jeugdbeweging voornamelijk de blanke middenklasse aanspreekt. Ook wat de kinderen van lager opgeleide ouders betreft, moeten we misschien nadenken over manieren om die dichter bij het jeugdwerk te brengen.
Qua infrastructuur wil onze partij dat kinderen en jongeren binnen het verenigingsleven gebruik kunnen maken van aangepaste en veilige jeugdinfrastructuur. Met name op het vlak van brandveiligheid durven gemeenten en verenigingen de jeugdlokalen vaak niet toetsen aan de brandveiligheidsnormen, uit vrees dat lokalen niet voldoen en moeten sluiten. We mogen onze ogen evenwel niet sluiten voor deze problematiek. De beschikking over eigen brandveilige en toegankelijke jeugdlokalen blijft een basisvoorwaarde voor het voeren van een jeugdbeleid.
Wij zijn dan ook tevreden dat u wilt blijven inzetten op brandveilige lokalen. En dat u, in samenspraak met de bevoegde ministers en administraties, zult onderzoeken of een Vlaams regelgevend kader, dat rekening houdt met de specificiteit van jeugdwerk en jeugdwerkinfrastructuur, mogelijk is.
Wij zijn ook tevreden dat u in uw beleidsnota de verantwoordelijkheid van de jongeren benadrukt. Ruimte geven en vrijheid krijgen heeft wat ons betreft ook te maken met het nemen van verantwoordelijkheid. Het ene staat niet los van het andere. Wij merken dat u de problematiek van de planlast ook wilt aanpakken via dit beleidsdomein. Het regeerakkoord gaat al in op de verzuchting van de provincies en gemeenten om minder planlast te genereren.
U wilt de sector, de provincies, gemeenten, steden, centrumsteden, grootsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie uitnodigen om samen creatief na te denken over een goed evenwicht tussen gemeenschappelijke doelstellingen en lokale autonomie, tussen de behoefte aan minder plannen en de vraag naar meer en duurzamer inspraak voor kinderen en jongeren. Wij zijn heel benieuwd naar het resultaat van die oefening. Onze partij zal de beleidsnota steunen. (Applaus bij sp.a en de N-VA)
De heer Mahassine heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, vergrijzing is in. Wij willen dat senioren het goed hebben. Wij willen zorgen voor rusthuizen, voor de pensioenen van onze ambtenaren en voor een zorgverzekering. Wij maken veel mogelijk voor hen en dat is goed. Ik zal niet zeggen Jong zijn is out. Maar over jongeren schijnt wel een negatiever daglicht. Ze maken lawaai, zorgen voor overlast. De politiek legt hun veel beperkingen op. Onze fractie wil de talenten van de jongeren aanspreken, hen niet in de hoek duwen omwille van hun tekortkomingen.
Minister, u hebt daarin een belangrijke taak. Maar u bent wat gehandicapt. Uw budgetten zijn eerder beperkt. De jeugdsector op zich is slechts een kleine sector. En u hebt zelf niet in de hand wat uw collegas-ministers willen of kunnen doen. Maar u bent wel het aanspreekpunt voor de jongeren.
Eigenlijk zou de hele regering hier moeten zijn. Ik reken er in ieder geval op dat de collegas in de regering ook zullen meewerken aan de uitvoering van het jeugdbeleid. Ik denk in de eerste plaats aan de jeugdverblijven en aan jongerenwelzijn. Maar ook aan de andere materies. En ik denk niet alleen aan de collegas hier. Ik denk ook aan de federale ministers. Ik denk aan zaken die er gebeuren bij Justitie of bij de belastingdiensten.
Ik heb deze middag nog een verhaal gehoord over verenigingen en het gaat nu niet alleen over jeugdverenigingen maar ook over sportverenigingen en dergelijke die een frankske willen bijverdienen om hun activiteiten op de een of andere manier te spijzen die de belastingen op hun nek krijgen voor van alles en nog wat. Dat is schandalig. Ik zal daar later zeker nog met heel concrete voorbeelden op terugkomen in de commissie. De minister van Jeugd moet daar opkomen voor de jeugd. Daarover moet minstens overleg zijn met de een of andere minister.
Minister, het belangrijkste moet nog komen: de opmaak van het jeugdbeleidsplan. Ik denk minister Smet voldoende heeft beklemtoond dat hij inspraak en participatie hoog in het vaandel voert. Wij moedigen hem dan ook aan om samen met de sector een Vlaams jeugdbeleidsplan te schrijven. Welke prioriteit legt hij in zijn plan? In de beleidsnota pleit hij herhaaldelijk voor gelijke kansen en voor participatie van jonge mensen uit etnisch-culturele minderheden. Terecht. We konden het vorige week nog in De Standaard lezen: onze jeugdbewegingen spreken alleen blanke, hooggeschoolde kinderen aan. Het is goed dat minister Smet dit wil aanpakken. Maar ik ga heel eerlijk zijn: ik heb een déjà-vugevoel. Zelfs ik leid aan die gewenning. We voeren in het parlement en in heel de maatschappij al jaren discussie over integratie: het is en blijft een van de belangrijkste maatschappelijke problemen of uitdagingen voor het beleid.
Maar we zijn ondertussen immuun geworden voor die discussie. We zijn ermee platgeslagen. Het thema komt in elke beleidsnota terug. Maar het hoort bij een beleidsnota, zoals een meubel bij een huis. Het staat er, maar het inspireert ons niet meer. Ik heb de indruk dat wij, inclusief mezelf, de discussie bijna moe zijn. En dat is heel gevaarlijk.
Minister, ik wil u vragen om aan minister Smet te vertellen dat hij heel ambitieus moet zijn. Kan de jeugdsector geen voortrekkersrol spelen? Kan de jeugdsector geen nieuwe, verfrissende wind laten waaien in het debat? Kan de jeugdsector niet op een vernieuwende manier de problematiek weer vooraan op de agenda plaatsen, met nieuwe oplossingen, met creatieve voorstellen?
De vorige minister van Jeugd, Bert Anciaux, heeft met het Participatiedecreet al belangrijke stappen gezet. Er werd een tweesporenbeleid uitgebouwd: zowel de zelforganisaties erkennen als het reguliere jeugdwerk toegankelijk maken. Ik denk dat we verder moeten gaan. De jeugdsector is op zich vernieuwend en creatief. Wij moeten bepaalde groepen op een andere manier durven te benaderen. Zij hebben een andere leefwereld. Wij hebben andere concepten nodig, andere visies. Ik wil de minister oproepen om daar prioriteit nummer één van te maken.
Een ander belangrijk discussiepunt is de rol van de ouders. Ik hoop dat u mij toelaat om dat nog uiteen te zetten, voorzitter. Zo dikwijls ben ik hier immers ook niet aan het woord. (Gelach)
Een ander belangrijk discussiepunt is dus de rol van de ouders. Ik vind er in de beleidsnota niet zo veel over terug. Ook niemand van de collegas heeft er in de commissie naar verwezen. Misschien is het zo evident, dat iedereen het vergeet. De rol van ouders is de voorbije jaren ingrijpend veranderd. Hun rol in de opvoeding is misschien kleiner geworden, maar sommigen staan wel op de eerste rij om naar de rechtbank te stappen als het op school misloopt met hun kind. Ik denk dat dit een zeer belangrijke evolutie is. De minister van Welzijn zal er ook over kunnen meespreken. Het aantal jongeren in problematische opvoedingssituaties stijgt enorm. Komt dit door de jongeren? Of zijn het de ouders? Hoe kunnen we dit oplossen? Ik wil voorstellen om ook hierover na te denken bij de opmaak van het jeugdbeleidsplan.
Dan kom ik bij een laatste punt: administratieve vereenvoudiging. Wij willen de planlast verminderen, met nog slechts één gemeentelijk beleidsplan om de 6 jaar. Collegas, 6 jaar is een eeuwigheid in het jeugdwerk. Een jongere van 18 kun je niet vergelijken met iemand van 15 of 21. Bij jongeren duurt een generatie slechts 3 jaar. Als we dat uit het oog verliezen, zal een deel van de vernieuwing en de kritische geest volledig verloren gaan.
Collegas, sp.a staat achter de beleidsnota van de minister. Minister, u hebt de juiste aanpak om van het jeugdbeleidsplan een succes te maken. Leve het socialisme! (Gelach. Applaus bij sp.a en Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik zal mijn opmerkingen beperken. Ik wil eerst en vooral een algemene opmerking maken, die ik ook al gemaakt heb in de commissie maar die ik hier echt wel wil herhalen: het is bevreemdend hoe afwezig het transversale beleid is in de beleidsnota van de minister. Hij haalt een aantal onderwerpen in heel beperkte mate aan, zoals werkgelegenheid, onderwijs en wonen, terwijl wij daar net een heel belangrijke rol zien voor het beleidsdomein Jeugd en een minister van Jeugd, om die echte problemen waar jongeren vandaag mee te kampen hebben, aan te pakken.
En volgens ons is dat net die werkloosheid. De jongerenwerkloosheid in Europa bedraagt nu al 25 percent, maar is nog steeds aan het stijgen. Maar ook wonen: overal in Europa zien we initiatieven van jongeren die zich verenigen en opkomen voor het recht op betaalbaar wonen. En ten derde dus ook het onderwijs. Dat zijn drie problemen waar jongeren echt mee te kampen hebben, en waar ook oplossingen zitten voor jongeren. Maar die komen zo weinig aan bod in die beleidsnota. Voor ons is dat eigenaardig en bevreemdend. Wij hopen dat er echt nog initiatieven zullen komen van de minister van Jeugd om samen te werken met zijn collegas, om die echte problemen aan te pakken.
En verder is het absoluut een grote teleurstelling voor Groen! dat er geen aandacht is voor kinderen, milieu en gezondheid in de beleidsnota. Enkele dagen geleden vond in Parma een ministeriële conferentie plaats met net dit als thema: kinderen, milieu en gezondheid. Ook de Gezinsbond maakt hier dit jaar een belangrijk thema van en pleit zelfs voor ecologische kinderrechten. De Gezinsbond was ook aanwezig op die ministeriële conferentie in Parma. Onze ministers waren er afwezig.
In Parma werd een akkoord gesloten tussen de Europese landen en er werd beslist om een actieplan op te maken inzake kinderen, milieu en gezondheid. Nederland heeft al zon plan. Groot-Brittannië en Duitsland ook. Bij ons werd dit van de baan geveegd en werd er gezegd dat het niet nodig is om hiervoor een apart actieplan op te maken. Nochtans kan er absoluut geen twijfel over bestaan en is iedereen het erover eens dat kinderen kleiner zijn, fragieler en gevoeliger. Ze hebben meer last van vervuiling, van straling, van uitlaatgassen, van hoogspanningslijnen, dat heeft minister Vandeurzen onlangs toegegeven.
Minister, u hebt nog een herkansing met het jeugdbeleidsplan, want daarin kunt u hier wel aandacht aan besteden. We vragen u ten stelligste om toch werk te maken van het actieplan inzake kinderen, milieu en gezondheid. We vragen dat u het voorbeeld volgt van de landen die dat al hebben gedaan.
We hopen ook dat u binnenkort de drive die we nu missen om iets te doen aan de echte, de cruciale problemen waarmee onze jongeren nu kampen, vanuit uw transversale bevoegdheid aanpakt en er een voortrekker in zult zijn. (Applaus bij Groen!)
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik zou bij wijze van boutade bij de bespreking van de beleidsnota Jeugd kunnen zeggen dat ik verwijs naar de bespreking die we later zullen houden over het Vlaams jeugdbeleidsplan dat tegen het einde van het jaar opgemaakt wordt. Want inderdaad, al kunnen we in een beleidsplan geen van a tot z concreet uitgewerkte acties en plannen verwachten, dit beleidsplan is toch wel erg vaag. Enkel verwijzen naar het Vlaams jeugdbeleidsplan 2011-2014, wil trouwens zeggen dat er een heel jaar verloren gaat, namelijk het huidige jaar 2010.
Ik had van de minister meer engagementen in deze beleidsnota verwacht over de aanpak van de jeugdwerkloosheid, al is dat een gedeelde bevoegdheid, want de jongerenwerkloosheid stijgt sterk, sterker dan de werkloosheid bij ouderen. Ook jongeren met een diploma hoger onderwijs vinden moeilijk werk. De slechte conjunctuur van het voorbije jaar treft de hooggeschoolden zelfs het hardst. Ik wil er bij de minister op aandringen dat hij samen met minister Muyters van de bestrijding van jeugdwerkloosheid een absolute prioriteit maakt. De cijfers tonen aan dat dit noodzakelijk is. Werkgelegenheid is en blijft de beste dam tegen armoede en sociale uitsluiting, ook bij jongeren.
Wij vragen de minister ook om voldoende aandacht te besteden aan het belang van formele participatiestructuren, waaronder de jeugdraden. Die adviesorganen, die overigens op een objectieve en representatieve wijze dienen te worden samengesteld, moeten nauw bij het jeugdbeleid betrokken worden. Ook de jeugdbewegingen en andere organisaties die zich inzetten om jongeren een zinvolle vrijetijdsbesteding te geven, moeten op basis van objectieve criteria worden ondersteund met infrastructuur en dergelijke, want om overeind te blijven in een veeleisende, complexe maatschappij met weinig zekerheden, is een goed sociaal netwerk van groot belang.
Ik had van de minister ook meer engagementen in deze beleidsnota verwacht inzake gerichte preventiecampagnes over onder meer drugsgebruik, ook al is dat alweer een gedeelde bevoegdheid. Uit alle onderzoeken die gedaan worden naar het drugsgebruik bij de jeugd, blijkt telkens weer dezelfde tendens: er is een verontrustende toename van het drugsgebruik bij de Vlaamse minderjarigen. Niet alleen neemt het aantal regelmatige drugsgebruikers toe, men begint er ook op steeds jongere leeftijd mee te experimenteren.
Drugspreventie zou dus voor de minister van Jeugd en voor de Vlaamse Regering tout court een prioriteit moeten zijn. Ik had van de minister ook meer engagementen verwacht over een probleem waar jongeren zeker in het uitgaansleven in toenemende mate mee geconfronteerd worden, namelijk dat van de onveiligheid. Fuiven worden al te vaak verpest door amokmakers en drugshandelaars en ook op tal van scholen is steaming en afpersing van jongeren door leeftijdsgenoten aan de orde van de dag. Een van de oorzaken is dat minderjarige criminelen zich nog al te vaak onaantastbaar wanen. De invoering van een jeugdsanctierecht zou de levenskwaliteit voor heel wat jongeren al fors doen toenemen. Maar ook in dit beleidsdomein, zoals in vele andere, wordt het Vlaams Parlement geconfronteerd met een gebrek aan eigen bevoegdheden.
Ik herhaal ten slotte graag wat ik ook in de commissie heb gezegd bij de bespreking van de beleidsnota Jeugd over de beeldvorming van jongeren. Wij betreuren dat vele media, wanneer zij het hebben over jonge criminelen, de daders steevast politiek correct duiden als jongeren. Het wangedrag van enkelen wordt daarbij onterecht geprojecteerd op een hele generatie van kinderen en jongeren. De openbare omroep, met Vlaams belastinggeld gefinancierd, zou in correcte berichtgeving alvast een voorbeeldrol moeten spelen. Mogelijk kunt u, minister Lieten, de media tot meer nuance aansporen.
Verder blijven er nog heel wat uitdagingen en opdrachten, die ik in dit korte tijdsbestek niet volledig kan toelichten. Ik denk dan onder meer aan het beperken van de plan- en regeloverlast voor verenigingen en vrijwilligers, de brandveiligheid van jeugdinfrastructuur, de zonevreemdheid en subsidiëring van jeugdverblijven. Intussen wachten we geduldig af en kijken we uit naar het jeugdbeleidsplan en het jongerenpact, waarvan we hopen dat het concreter zal zijn en beter afgestemd met andere beleidsdomeinen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Werbrouck heeft het woord.
Minister, collegas, in de beleidsnota mis ik het concrete. Ik ga akkoord dat een beleidsnota grote lijnen uitzet voor de legislatuur. Maar dit mag geen paraplu zijn om eigenlijk niets te zeggen. Als ik zeven van de acht strategische doelstellingen doorneem, wil de minister de kinderen en jongeren ruimte geven. Dat is een nobele strategische doelstelling, maar hoe dit zal worden verwezenlijkt, vind ik niet terug in de operationele doelstellingen.
Hier en daar zal er opnieuw worden gescreend naar gegevens die eigenlijk al lang bekend zijn. De minister zal het zoveelste overlegplatform oprichten, bevragen, participatief onderzoeken, zoeken naar kruisbestuivingen, stimuleren, een horizontale stuurgroep oprichten, van alles en nog wat evalueren en stimuleren. Maar welk beleid de minister zal voeren, is één groot vraagteken. Ik vermoed dat hij na al die studies, bevragingen en stuurgroepen zal landen in 2013 om vast te stellen dat er geen tijd meer is om een echt beleid op punt te stellen.
Het is nochtans tijd om concreet en efficiënt beleid te voeren. In tijden van crisis is dat meer dan ooit een morele plicht. Iedereen zal het met mij eens zijn dat er in de jeugdsector een wildgroei is van verenigingen. Kijk er alleen maar de lijst op na hoe subsidies vloeien naar diverse jeugdinitiatieven. Die hebben allemaal een aparte structuur. Doe de sector samenwerken, stop die versnippering van middelen, van belastinggeld.
De Vlaamse Jeugdraad bracht enkele pijnpunten aan, die ik wil onderstrepen. De Vlaamse Jeugdraad stelt terecht dat de minister moet ophouden met het blijven inventariseren, zoals hij van plan is, inzake de regel- en planoverlast van verenigingen. Zon inventaris bestaat al. Nu is er een verbeteractie nodig. De Vlaamse Jeugdraad vraagt ook terecht aandacht om de voortzetting van de lokale inspraak van de jongeren te verzekeren, net als de inspraak van jongeren op andere domeinen en om minstens de rol van de Vlaamse Jeugdraad te benoemen in het beleid. De minister zou een keuze moeten maken. Het blijven schipperen met projectmatige stimulansen schept onzekerheid in de sector.
Minister Smet stelt dan ook voor over de muurtjes tussen de beleidsdomeinen Onderwijs, Cultuur, Welzijn, Sport en Werk te kijken en een afstemming te maken. Het is echter heel opvallend dat in de beleidsnotas van zijn collegas weinig of niets van een samenwerking qua jeugd te vinden is, en vice versa. Zo is er geen terugkoppeling tussen de beleidsnota Jeugd en die van Welzijn. Het mag dan ook niet bij loze beloften blijven. Het bevoegdheidsdomein Jeugd is nu verankerd in diverse andere bevoegdheidsdomeinen en de jeugd moet daarin van in het begin worden belicht. Het is dan ook de plicht van de minister om daarover te waken.
We zijn ook heel bezorgd over de jeugdwerkloosheid, die eigenlijk onderbelicht wordt in zijn beleidsnota. Het is inderdaad de bevoegdheid van minister Muyters, maar ik mis het engagement van minister Smet. Hij zou in zijn beleid moeten streven naar een maximaal verticaal en horizontaal geïntegreerd jeugdbeleid, zodat er binnen de sector op alle niveaus echt een duidelijke afstemming is. Hij spreekt ook over een engagementsverbintenis van civisme, om jongeren de ruimte te geven om verantwoordelijkheid op te nemen. Niet alle jongeren nemen hun verantwoordelijkheid op, maar de meesten wel. De minister verlegt zijn verantwoordelijkheid: hij moet een beleid voeren voor de jeugd, niet omgekeerd. Ik heb civisme opgezocht: het betekent burgerzin en burgerplicht, synoniemen voor patriottisme. Wil hij daarmee de jongeren over de brug krijgen? Wil hij daarmee de jongeren zich doen engageren? Ik vrees dat zijn eenzijdige liefdesverklaring in dovemansoren zal vallen. (Applaus bij LDD)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.