Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Onroerend Erfgoed 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Geachte minister, het zal u niet verbazen dat onze fractie dit een ambitieuze en zeer goede beleidsnota vindt. Wij vinden er dan ook volledig onze klemtonen en aandachtspunten in terug.
Het project 100 jaar Groote Oorlog gaat ruimer dan enkel Onroerend Erfgoed en is een project dat door de hele Vlaamse Regering moet worden gedragen. Wij vinden het positief dat er gewerkt wordt aan projecten op langere termijn en dat er zo een duidelijke toekomstvisie ontwikkeld wordt. Uiteraard ligt de klemtoon bij 100 jaar Groote Oorlog op de Westhoek, maar niet enkel daar. We vinden het belangrijk dat de regering erkent dat er ook elders in Vlaanderen belangrijke relicten uit de Eerste Wereldoorlog te vinden zijn en dat die de nodige aandacht krijgen. Zo wordt er ook aandacht geschonken aan de fortengordel rond Antwerpen met bijvoorbeeld het Fort van Breendonk.
Het erfgoed in de Vlaamse Rand staat onder zware druk: enerzijds door de verstedelijking en anderzijds door het grote aantal anderstaligen in de Vlaamse Rand dat zich vanzelfsprekend minder betrokken voelt bij het Vlaams erfgoedbeleid. Deze Vlaamse Regering zet prioritair in op de Vlaamse Rand, en dat vergroot uiteraard het draagvlak. Die evolutie kunnen wij als N‑VA enkel toejuichen.
Het onderzoek dat gevoerd wordt naar de opportuniteit om de koppelsubsidies af te schaffen vindt onze fractie ook een positieve zaak. In dit kader staan wij achter de beslissing van minister Bourgeois om erover te waken dat het totale bedrag van overheidsbestedingen voor onroerend erfgoed niet achteruit zal gaan. Uiteraard is het in dit kader een noodzaak om lokale en provinciale besturen nauwer te betrekken bij Onroerend Erfgoed.
Minister Bourgeois gaat in deze legislatuur ook op zoek naar alternatieve financieringsmogelijkheden in het kader van Onroerend Erfgoed. Dit zal niet gemakkelijk zijn, maar het siert de minister alvast dat hij zich ervoor wil inzetten. Ook wij zullen vanuit het Vlaams Parlement constructief mee nadenken over hoe dit het best aangepakt wordt en wij zullen er tevens op toezien dat het beschikbare budget zo efficiënt mogelijk wordt benut.
De beleidsnota verlegt de klemtoon van restauratie naar onderhoud en dat is een goede tendens. Deze ochtend hebben we het daarover ook al gehad naar aanleiding van een vraag van mevrouw Hostekint. Onder het motto beter voorkomen dan genezen kan er verantwoord met erfgoed worden omgegaan. Regelmatig onderhoud kan dure restauratie vermijden. Ook qua kostenefficiëntie is dit een goede zaak.
Daarnaast legt de beleidsnota een grote klemtoon op ontsluiting en herbestemming. Deze Vlaamse Regering wil tot een geïntegreerde beschermingsstrategie komen waarin onderzoek, inventarisatie, bescherming en beheer beter op elkaar zullen worden afgestemd.
Het is noodzakelijk dat Onroerend Erfgoed een breed draagvlak geniet in Vlaanderen. Zowel wat inventarisatie, onderhoud en restauratie als wat sensibilisering betreft, is de steun van het grote publiek enerzijds, maar anderzijds ook van de betrokken overheden en vooral van de erfgoedeigenaars en erfgoedgebruikers een zeer belangrijk aandachtspunt. Deze punten vinden we allemaal terug in de beleidsnota.
In de commissie hebben we een constructieve discussie gehad over de partijgrenzen heen. Het mooiste voorbeeld is dat de meerderheidsmotie ook door een lid van de oppositie wordt gesteund. Uiteraard steunt ook onze fractie met veel enthousiasme deze beleidsnota. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, Onroerend Erfgoed is een beleidsdomein dat de gemoederen kan beroeren, maar de bespreking van de beleidsnota in de commissie verliep zeer rustig en constructief. De heer Caron tekende zelfs mee de motie met de meerderheid. De motie legt net zoals de beleidsnota sterk de nadruk op maatschappelijk draagvlak en partnerschappen. Onder andere op onze vraag werd ook uitdrukkelijk gesteld dat het afschaffen van de koppelsubsidies niet mag leiden tot een vermindering van het totaal aan inspanningen in dit beleidsdomein.
Het ontbreekt deze beleidsnota zeker niet aan ambitie. Op het vlak van fiscaliteit en alternatieve financiering moeten echter nog keuzes worden gemaakt om het plaatje rond te krijgen en investeerders aan te moedigen.
Ik overloop nog kort een aantal aandachtspunten van de CD&V-fractie. Eén: naast de thematisch-typologische inventarisatie en bescherming wil de minister ook de geografische aspecten opwaarderen en slechts uitzonderlijk gebruikmaken van ad-hocbeschermingen. Zeker met de inventaris bouwkundig erfgoed moet het nu toch mogelijk zijn de zaken die écht geklasseerd moeten worden er tijdig uit te halen. Ad-hocbeschermingen zijn immers allesbehalve bevorderlijk voor de rechtszekerheid van eigenaars, projectontwikkelaars en lokale besturen, maar waar een hoogst waardevol gebouw door de mazen van het net is gevallen, blijft de mogelijkheid dus wel bestaan.
Twee: in verband met de gevolgen van de interne staatshervorming op de sector van het onroerend erfgoed blijft er nog wel een zweem van onduidelijkheid hangen. We kijken met belangstelling uit naar het groenboek en vragen ook dat nieuwe visies voor dit beleidsdomein worden verankerd in een nieuw decreet over het onroerend erfgoed. De lokale besturen of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden inzake archeologie of onroerend erfgoed moeten in dit verhaal alle kansen krijgen. Drie: de voorbereiding van het project 100 jaar Groote Oorlog geniet de volle steun van onze fractie. Uiteraard ligt de nadruk op initiatieven in de Westhoek zonder evenwel de getroffen gemeenten uit andere provincies te vergeten. Ik denk bijvoorbeeld aan Leuven en Aarschot in Vlaams-Brabant.
Vier: de specifieke situatie op het platteland vergt volgens de CD&V-fractie bijzondere aandacht. Enerzijds is er de problematiek van de beeldbepalende hoeves uit vorige eeuwen die soms niet meer geschikt zijn voor hedendaagse landbouw. Het is ook niet eenvoudig om oplossingen te vinden die verenigbaar zijn met de stedenbouwkundige voorschriften en met het karakter van het platteland. Anderzijds is er de problematiek van de boerderijen die wél nog geschikt zijn voor een economische exploitatie, maar die omwille van het landschap in hun groei worden geremd. De minister erkende dit probleem en zoekt naar een evenwichtige afweging tussen landschapszorg en economie op het platteland. Hetzelfde kan trouwens ook gesteld worden voor de plaatsing van windmolens, want het kan natuurlijk niet dat deze nieuwe economische activiteit op het platteland uiteindelijk meer mogelijkheden zou krijgen dan de historisch gegroeide landbouw.
Vijf: het kerkelijk erfgoed kwam vandaag nog ter sprake in de commissie, en ik wil daar dan ook niet te lang bij stil staan. Zoals u vanochtend al zei, dringt een planmatige aanpak zich op, maar zonder te forceren. Wij pleiten in deze delicate aangelegenheden voor respect. In de eerste plaats voor respect voor nog levendige parochiegemeenschappen, met kerken die binnenkort met Pasen wél weer vollopen, maar ook voor respect voor de spirituele functie van het erfgoed waarvoor toch een herbestemming is aangewezen.
Ten zesde en ten laatste: onze fractie heeft er tijdens de bespreking in de commissie de nadruk op gelegd dat het ideale niet van deze wereld is en dat de administratie op aansturen van de minister een oplossingsgerichte houding moet aannemen door in de adviezen ook met de haalbaarheid en de betaalbaarheid rekening te houden. Voor projecten waarbij ook andere Vlaamse administraties zijn betrokken, moet een afgewogen geïntegreerd advies de regel worden, aldus de aanbevelingen van de commissie-Sauwens.
Mijnheer de minister, de CD&V-fractie steunt uw beleidsnota over onroerend erfgoed en hoopt dat het ambitieniveau in de loop van de rit even hoog blijft. De rit is nog lang. Ik vernam dat u een verwoed fietser bent. Een fiets is wel geen paard, maar val toch vooral niet van uw fiets als u op een mooie zondag wordt afgeleid door adembenemende, idyllische landschappen of holderdebolder van een geklasseerde kasseiweg naar beneden dendert. (Applaus)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, namens mijn fractie wil ik kort stilstaan bij de bespreking van de beleidsnota Onroerend Erfgoed en daar enkele kanttekeningen bij maken.
Zoals al gezegd door een aantal sprekers en tijdens de bespreking in de commissie, is het een bijzonder ambitieuze beleidsnota geworden. Een beleidsnota met een heel duidelijke visie, met aandacht voor beheersplanning en herbestemming van onroerend erfgoed. Ik kan alvast zeggen dat wij ons volledig kunnen vinden in de strategische doelstellingen die de beleidsnota vooropstelt met het oog op het ontwikkelen van een langetermijnvisie. We zijn ook tevreden dat het een beleidsnota is die inspeelt op de maatschappelijke en sociaal-economische ontwikkelingen.
Minister, we steunen u waar u wilt vernieuwen door de invoering van een geïntegreerde beschermingsstrategie. Het heeft naar ons oordeel inderdaad weinig zin om kunstmatige buffers aan te brengen tussen het onderzoek, de inventarisatie, de bescherming en het beheer van onroerend erfgoed. Het is integendeel beter dat al deze elementen beter op elkaar zijn afgestemd.
Het is eveneens een goede zaak dat meerdere partners zorg dragen voor onroerend erfgoed en dat iedereen samen investeert in onroerend erfgoed. U geeft aan dat een adequaat budget nodig is om zon beleid te voeren en u kijkt hiervoor uit naar alternatieve financieringsmogelijkheden. Dit is zonder meer een goede zaak en een nobel voornemen. Toch wil ik u nogmaals waarschuwen en dat is ook in de commissie al gebeurd voor al te hooggespannen verwachtingen in pps-constructies. Private actoren zijn uiteraard welkom om te investeren in onroerend erfgoed, maar het is eveneens duidelijk dat zij hiervoor niet staan te springen. Er zijn voorbeelden genoeg uit andere beleidsdomeinen waaruit blijkt dat deze pps-constructies heel moeilijke, vaak fragiele en langdurige operaties zijn. Het is ons ten andere niet erg duidelijk welke precieze keuze u hier voor ogen hebt.
We kunnen ons ook vinden in de doelstelling dat er moet worden ingespeeld op de maatschappelijke dynamiek. In de Vlaamse regeerverklaring staat dat het onroerend erfgoed moet worden afgestemd op de hedendaagse en maatschappelijke context. In dat verband wordt er terecht naar gestreefd om succesvolle partnerschappen af te sluiten met als bedoeling het ontwikkelen van een erfgoedreflex op alle bestuurlijke niveaus. De vraag is hier evenwel in hoeverre kleine gemeenten over voldoende bestuurskracht beschikken om op dit vlak de nodige initiatieven te ontwikkelen.
In dat verband kan al verwezen worden naar de Inventaris Bouwkundig Erfgoed we hebben het daar vanmorgen nog over gehad en de moeilijkheden die kleine gemeenten maar ook steden ondervinden. Zoals al is gebleken, is de uitbouw van intergemeentelijke erfgoeddiensten hiervoor aangewezen. We juichen dan ook toe dat de steun voor erfgoedzorg in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden wordt voortgezet.
Anderzijds kunnen erfgoedconvenanten inderdaad een goed instrument zijn om de steden en gemeenten met een ernstig erfgoedbeleid dit betekent met een beleidsvisie en een ambtenaar, schepen en adviesraad voor onroerend erfgoed te subsidiëren naar analogie met de milieuconvenanten. Aansluitend op de discussie van vanmorgen in de commissie, zou ik ook hier nogmaals willen aandringen om in het kader van het erfgoedbeleid een proactief en omvattend herbestemmingsbeleid te voeren ten aanzien van het kerkelijk erfgoed. Het zou een goede zaak zijn om de financiering van het onderhoud van al dan niet beschermd kerkelijk patrimonium te koppelen aan de toegankelijkheid. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de stedelijke kloostertuinen. Ik ben blij dat u daar op dezelfde golflengte zit. Ik verwijs naar uw antwoord in verband met de convenanten met de gemeenten.
Mijnheer de minister, een efficiënt onroerend-erfgoedbeleid is enkel mogelijk als inderdaad alle beleidsdomeinen constructief samenwerken en vanuit een gemeenschappelijk streven aandacht hebben voor de waarden van onroerend erfgoed. Het is wat ons betreft evident en we juichen toe dat er kruisverbanden gezocht worden met een veelheid aan sectoren. U noemt in uw beleidsnota Cultuur, Onderwijs, Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu, Landbouw en Toerisme. Toch vinden we het jammer en zelfs een gemiste kans dat er niet gedacht wordt in de richting van sociale economie. Nochtans creëert deze sector direct en indirect honderden jobs. Het is dan ook de overweging waard en zelfs noodzakelijk om samen met minister van Sociale Economie Van den Bossche na te gaan hoe met meer gesubsidieerde mankracht ons onroerend erfgoed nog beter gevaloriseerd kan worden. Ik denk dan aan het openstellen van waardevolle kerken, aan het onderhoud van oorlogsgraven of de talloze werkzaamheden in het kader van de voorbereiding van de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog.
Wat de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog betreft, heeft de minister in zijn beleidsnota nadrukkelijk aangekondigd dat hij specifieke accenten wenst te leggen. Dat is terecht. Er zijn natuurlijk uitstekende en voldoende redenen om alles wat met de herdenking van de wereldoorlog te maken heeft te ondersteunen, met inbegrip van de inventarisatie en bescherming van oorlogsrelicten uit die oorlog enerzijds, en anderzijds de erkenning als werelderfgoed door de UNESCO. Vlaanderen en West-Vlaanderen in bijzonder willen klaar staan om het begin van de Groote Oorlog te herdenken. Er wordt hiervoor in de begroting terecht ook heel wat geld gereserveerd.
Minister, ik ben binnen dit bestek behoorlijk positief geweest voor uw beleidsnota. Ik zei het in mijn inleiding al: de beleidsnota klinkt bijzonder ambitieus en dat stemt ons uiteraard optimistisch. We steunen de uitgangspunten van de beleidsnota met heel specifieke aandachtspunten dan ook helemaal. Toch kijken we tegelijk zeer verwachtingsvol uit naar de uitvoering ervan. We weten allemaal dat er een hemelsbreed verschil is tussen de intenties enerzijds en de realisaties anderzijds. Belangrijk is dat er voldoende middelen en mensen zijn om de aspiraties en doelstellingen waar te maken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, als het goed is, zeggen we het ook. Dat geldt zeker voor deze beleidsnota Onroerend Erfgoed. Minister, het is een ambitieuze beleidsnota, die inhoudelijk goed is. Ik hoop dat er veel van wordt gerealiseerd. Dan zetten we een fikse stap vooruit. Ik heb het ooit anders geweten. Daarom krijgt u ook onze steun. Ik wil hier trouwens ook mijn collegas van de meerderheid bedanken omdat ze ons de kans gegeven hebben hierover samen te werken.
Minister, de nota is inderdaad ambitieus en uitstekend. Het is ook nodig. Vlaanderen is al een tijd bezig met het erfgoedbeleid. Voorgangers uit de verschillende partijgeledingen hebben blijkbaar allemaal een goede reputatie als het gaat om onroerend erfgoed. Ik hoop dat die lijn kan worden doorgetrokken.
Minister, u pakt het systematisch aan. U legt een grote nadruk op de wetenschappelijke aanpak, op de systematiek, op een nieuwe regelgeving. Ik hoop echt dat we dit keer een nieuw geïntegreerd erfgoeddecreet opstellen, dat we een deel van de oude, federale regelgeving kunnen incorporeren, dat we landschappen, monumenten, onderhoud, restauratie, bescherming mooi geïntegreerd in één project kunnen opnemen. Dat zou al een heel grote stap vooruit zijn.
U drijft ook door als het gaat over inventarisatie, bescherming en restauratie. Ik ben daar zeer blij om. Zoals u weet, collegas, zijn er nog delen, deeltjes van het erfgoed van Vlaanderen die niet helemaal zijn geïnventariseerd. Het gaat niet alleen om geografische delen, maar ook om sommige soorten dingen. We hebben nog problemen met ons archeologisch erfgoed, vaak met de landschappen. We hebben nog een aantal zorgen als het gaat om zaken als orgels, door bestemming onroerend geworden goederen en dies meer. U neemt dat allemaal op in uw beleidsnota.
Ik zou ook heel graag hebben dat u het aangekondigde beschermings- en restauratiebeleid tweeledig doorzet. De thematisch-typologische aanpak is een verdienste van uw voorganger, toenmalig minister Van Mechelen. Ik stond zeer sceptisch tegenover die aanpak, maar ik moet eerlijk toegeven dat die werkt. Ik hoop dat ook de gebiedsgerichte benadering blijft doorgaan. Met de rest van de inventarisatielijsten moeten nog een aantal gebieden beschermd worden.
Ik zal een paar elementjes van aandacht inbrengen, omdat ik graag zou hebben dat die in uw parcours uitdrukkelijk naar voren zouden komen. De volgorde is willekeurig. Ik denk aan de zorg voor het hinterland, bijvoorbeeld van onze kust. In de vorige legislatuur heb ik me daar met een aantal collegas zorgen om gemaakt. Er is de druk van de toeristische sector op die dorpen direct na de kustlijn. We moeten ervoor zorgen dat ze hun identiteit niet verliezen. Het gaat niet alleen om beschermd erfgoed, maar ook over beeldbepalende straten en pleinen. Het karakter van het platteland moet voor een deel bewaard blijven.
Ik denk ook aan de implementatie van het Verdrag van Malta. U hebt al gezegd dat de archeologie een volwaardige plaats krijgt in ons beleid. Ook moet er een inhaalbeweging zijn als het gaat om landschappen. Ik kijk nu even naar minister Schauvliege. Het gaat om het beleid inzake natuur. Ik kom daar straks nog even op terug. We moeten die samenwerking krachtiger maken.
Graag had ik ook aandacht gezien in verband met het kerkelijk erfgoed. Ik ga daar niet verder op in. Erfgoed is ook belangrijk als bouwsteen van onze steden en dorpen.
Minister, niets is zo beeldbepalend als het benoemen, omschrijven en karakteriseren van Vlaanderen. Dat is niet alleen zo met het oog op het toerisme, waarvoor u ook bevoegd bent, maar ook als het gaat over de vraag wie we zijn en hoe we onze identiteit uitdrukken. Die trots van wat we aan kwaliteit hebben qua bouwkundig erfgoed, moeten we ten volle uitdragen. We moeten daarvan nog meer dan vandaag een troef kunnen maken.
Nog een aandachtspunt is dat van de stilte. Er is een tendens naar stiltegebieden. Dat is dan weer sterk verbonden met het natuurbeleid. Het gaat over het erkennen van stilte als een kwaliteit, vooral in het landschappelijke. Dat is een originele benadering, waarvoor een aantal mensen staan. Ik denk bijvoorbeeld aan het stiltegebied in Waarbeek. Die tendens draagt ook bij tot de kwaliteit van het landschap. U merkt het: u bent eigenlijk vrij dicht bij het beleid van onze fractie en onze partij, met elementen als stilte, natuur en de kwaliteit van stedelijk erfgoed. Hetzelfde geldt voor de koppeling tussen landschap en zorg voor de natuur. De zorg voor het bouwkundig erfgoed van onze steden behelst ook het voeren van een duurzaam beleid. Hoe kunnen we nieuwe en innovatieve technologieën met betrekking tot het isoleren van huizen en energie optimaal hiermee integreren?
Dan is er 100 jaar Groote Oorlog. Veel West-Vlamingen pleiten daarvoor. Niet alleen om die reden moet ervoor worden gepleit. Die oorlog, 100 jaar geleden, is zo markant en betekenisvol in de wereldgeschiedenis dat we aandacht moeten hebben voor de vele dimensies ervan. Dan gaat het niet alleen over het toerisme, maar over het respect voor wat dat aan erfgoed heeft opgeleverd, maar ook aan ellende in de samenleving.
Ook is er de samenwerking tussen onroerend en het roerend cultureel erfgoed. Ik weet dat dit niet gemakkelijk is: het gaat over andere administraties en agentschappen. Ook wat dat betreft, zouden we echter stappen voorwaarts moeten zetten. Ze moeten elkaars waarde valoriseren en competentie en deskundigheid uitwisselen. Ook moet er sensibiliserend worden samengewerkt. Ik denk aan de soms niet altijd zinvolle versnippering tussen bijvoorbeeld een Open Monumentendag en een Erfgoeddag. Kunnen we ter zake geen stappen voorwaarts zetten?
We investeren in het restaureren van monumenten. We zetten dat geld in. Ik weet het: er is daarvoor altijd geld tekort. Denken we maar aan de kerkenproblematiek, maar ook aan andere grote monumenten en aan de privé-eigenaars. Laten we dat echter belangrijk achten. Het is duurzaam. Het gaat over honderden, duizenden banen die we op die manier creëren in de samenleving, voor heel zinvolle dingen, voor onze kinderen, voor de toekomst van Vlaanderen. Die investeringen renderen, weliswaar op lange termijn. Ze zijn buitengewoon belangrijk. Ik zou graag hebben dat we, in deze besparingstijden, onze inzet voor die restauratie niet drastisch moeten terugschroeven. (Applaus)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collegas, de beleidsnota Onroerend Erfgoed is in vele opzichten een logisch vervolg op het gevoerde beleid. De afgelopen legislaturen is vooral ingezet op onderzoek en inventarisatie, als noodzakelijke voorwaarde voor de verdere uitbouw van bescherming en beheer. Dat wordt nu voortgezet of afgerond, om te komen tot een geïntegreerd model om alle aspecten voort op elkaar af te stemmen.
Op bepaalde vlakken is de beleidsnota echter vaag. De aankondiging van een vernieuwd archeologiebeleid en van een nieuw premiestelsel is zeer vaag. Minister, u hebt het in uw nota over het maximaal inzetten op een gunstig investeringsklimaat voor onroerenderfgoedzorg. Open Vld onderschrijft dat, maar de vraag zal zijn of de huidige conjunctuur en het budgettaire klimaat dat wel zullen toelaten, temeer aangezien enorm gesnoeid is in de budgetten. Helaas wordt onroerend erfgoed door de Vlaamse Regering te veel bekeken als het zwakke broertje, dat wel zeer veel moet inleveren.
Als schepen van de mooiste stad van Vlaanderen vol monumenten kan ik dat alleen maar betreuren. In tijden van crisis is aanmoediging nu echt nodig. Erfgoedzorg kan mits een goede aanpak een terugverdieneffect genereren. Een stadskanker van enige omvang wegwerken levert gemakkelijk 1 jaar lang honderd tot honderdvijftig jobs op. Gelukkig kon de stad Brugge in de vorige legislatuur nog rekenen op een overeenkomst met de Vlaamse Regering waarbij 2,9 miljoen euro werd besteed aan de restauratie van het Europacollege.
Verschillende collegas, ook van de meerderheid, hebben tijdens de bespreking in de commissie reeds de vraag gesteld of deze ambities niet wat dienen te worden bijgestuurd, afgeslankt als het ware, gelet op de beschikbare middelen en personeel.
Wij vragen dat erfgoedzorg niet enkel oog zou hebben voor aspecten die te maken hebben met het historische verleden, dat het niet te museaal zou worden benaderd, maar dat het ook toekomstgerichtheid zou zijn. Bij herbestemmingen vraagt dit een flexibele aanpak en een praktische ingesteldheid. Men moet oplossingen op maat durven zoeken, uiteraard met respect voor het erfgoed.
Bij de beschermingsprocedure moet er tevens voldoende aandacht zijn voor de dynamiek van het bestaande gebruik, maar ook voor toekomstige mogelijkheden. Ook andere wetgeving dient daarop te worden afgestemd. Ik denk aan de brandweer, de toegankelijkheid en de ARAB-wetgeving (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming). Mooie balken die in een onroerend erfgoed zitten, of in een monument, kunnen wel eens de tewerkstelling in een horecazaak dwarsbomen indien ze onder de 2,4 meter zouden liggen. Het is dan ook aangewezen, minister, om veeleer realistische verwachtingen te hebben omtrent alternatieve financiering, zoals mijn collegas al hebben aangehaald. Als de budgetten verkleinen, moet men naar andere middelen zoeken: een goedkope lening, een bevriezing van het kadastraal inkomen enzovoort.
Er moet verder werk worden gemaakt van een gebiedsdekkende en geactualiseerde inventaris van de erfgoedwaarden in Vlaanderen. Er moet goede ontsluiting van de gegevens komen, het liefst via een toegankelijk Vlaams digitaal geoloket.
Er dient tevens aan de bevolking duidelijk te worden gemaakt wat het verschil is tussen een monument, stads- of dorpsgezicht en een onroerend goed dat op lijst staat van het bouwkundig erfgoed. De burger denkt dat alles wat op die inventaris staat, moet voldoen aan dezelfde voorwaarden als een monument. Wij vinden dat de opname op die lijst volgens een tegensprekelijke procedure zou moeten verlopen. De opname in de inventaris door één enkele ambtenaar, zonder mogelijkheid tot verweer, is een aanfluiting van de democratie.
Wij vragen dat u verder werk maakt van de administratieve vereenvoudiging van een subsidieaanvraag. De behandelingstermijn moet worden ingekort.
Het is belangrijk dat er een knowhow wordt opgebouwd inzake energiebesparende maatregelen in de erfgoedzorg. Dat kan alleen maar bijdragen tot meer efficiëntie en duurzaamheid!
Wij vragen uitleg over de afschaffing van de koppelsubsidies en de consequenties hiervan.
Ook de burger heeft een plaats in het verhaal. Vooral jongeren dienen te worden gesensibiliseerd. Op Open Monumentendag zijn er weinig jongeren te bespeuren.
Tot slot wil ik iets vermelden wat mij na aan het hart ligt, namelijk de wens van de minister om nieuwe sites door UNESCO te laten erkennen als werelderfgoed. Zon erkenning brengt heel wat toeristen met zich mee.
Vaak hebben deze sites een grote uitstraling voor Vlaanderen, maar de UNESCO stelt enkel eisen en geeft geen middelen. Minister, kunt u er ook niet over nadenken hoe steden die volledig op de lijst staan van het werelderfgoed, kunnen worden ondersteund en welk beleid daar moet worden gevoerd? Het kan niet dat de UNESCO ons chanteert om een totale conservatie van de stad te eisen. Minister, ik vraag u om overleg te plegen met dit belangrijke orgaan en dat mee te nemen in uw gesprekken wanneer u andere erfgoedsites op deze lijst wilt krijgen.
U richt uw vizier op de Vlaamse Rand, de Westhoek en de IJzertoren. Ik denk niet dat dit het beleid is waar de gemiddelde Vlaming voor zou kiezen. (Applaus bij Open Vld en LDD)
De heer Vanden Bussche heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, de nota die ik naar voren breng, is opgesteld door mijn collega Sabbe die op buitenlandse missie is. Ik maak van de gelegenheid gebruik om er zelf twee zaken aan toe te voegen.
De heer Sintobin verwondert zich er gewoonlijk over waarom Toerisme niet bij de commissie Buitenlandse Aangelegenheden zit. Wij zijn verwonderd dat Erfgoed niet in de commissie Toerisme zit omdat erfgoed en toerisme nu eenmaal onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Minister, u hebt verleden week nog kunnen vaststellen naar aanleiding van uw bezoek aan De Panne hoe belangrijk de toeristische uitstraling van beschermde onroerende goederen wel is.
Het moet me van het hart dat er zou moeten worden gestreefd naar een veel betere samenwerking tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. We hebben nu te veel de indruk dat de ambtenaren de ambetanterik uithangen en te weinig de lokale besturen als partners beschouwen. We werken allemaal samen voor het erfgoedbeleid. De steden en gemeenten zijn daar ten zeerste mee begaan. Ik verwijs naar het feit dat wij in mijn gemeente zelf zijn overgegaan tot het beschermen van onroerende goederen en ze vier sterren hebben toegekend. Dat betekent een afbraakverbod en het toekennen van subsidies. Meer nog, we hebben zelfs op uw erfgoedbeleid ingespeeld: de goederen die vermeld zijn bij het VIOE, hebben we allemaal onderzocht. We zullen een voorstel doen aan de gemeenteraad om die goederen van subsidies te laten genieten. Het is door mevrouw Van Volcem aangehaald dat bij een bescherming de mensen verwachten dat ze minstens centen krijgen om hun onroerende goederen in orde te stellen.
De minister richt zich in zijn beleidsnota voornamelijk op twee geografische gebieden: de Vlaamse Rand en de Westhoek met zijn Wereldoorlog I-relicten. Uiteraard hebben die twee gebieden een enorme onroerenderfgoedwaarde, maar de minister moet er zich voor hoeden dat hij niet enkel die specifieke regios als criterium neemt, maar vooral prioriteit verleent aan de meest waardevolle erfgoedgoederen. Het kan niet dat een derderangs onroerend erfgoed dat gelegen is in een van de twee genoemde geografische gebieden, de bescherming, het onderhoud en/of de restauratie van een eersterangs onroerend erfgoed in een andere regio in de weg staat.
Het beleid inzake de zorg voor onroerend erfgoed mag zich dan ook niet enkel richten op de bescherming en het behoud van het onroerend erfgoed als dusdanig, maar men moet ook aandacht hebben voor de architectuur en het landschappelijke karakter rond het erfgoed. Onroerenderfgoedzorg is dus geen zaak van het gebouw of het monument alleen, maar ook van de ruimtelijke omgeving.
De beleidsnota Onroerend Erfgoed is erg ambitieus doch tegelijk stevig onderbouwd en leesbaar. Minister, u volgt duidelijk het spoor van een dynamische inpassing van het onroerend erfgoed in onze veranderende maatschappij. Daarmee gaat u terecht in tegen de strekking van zogenaamde meerwaardezoekers die ijveren voor een 100 percent behoud van het onroerend erfgoed, zonder in te spelen op de ontwikkelingsdynamiek in de steden en op het platteland. In sommige discours met betrekking tot onroerend-erfgoedbeleid wordt de klok dan ook stilgezet of erger nog teruggedraaid alsof men van Vlaanderen één groot openluchtmuseum wil maken.
Bescherming en behoud van ons onroerend erfgoed verdienen uiteraard onze aandacht, maar het is belangrijk dat bijvoorbeeld in het kader van renovatie ook wordt nagedacht over de eventuele herbestemming van het onroerend erfgoed. Het onroerend erfgoed moet een functie hebben. In die optiek is het belangrijk het onroerend erfgoed te laten evolueren met de tijd en dat met respect voor de erfgoedwaarden en de authenticiteit van het onroerend erfgoed.
In feite zijn de administraties van uw collegas van Ruimtelijke Ordening en Landbouw in dezen uw grootste vijand, omdat zij nog steeds voor een stuk in de eerste helft van de twintigste eeuw zitten. Die administraties denken dat het behoud van onroerend erfgoed hand in hand gaat met de historische functie van het onroerend erfgoed. Nieuwe functies zoals toerisme en landelijk wonen of bijvoorbeeld bibliotheken installeren in kerken, zoals in Nederland zijn echter net de waarborgen om de authenticiteit van het onroerend erfgoed te garanderen.
Een goed functionerend beleid inzake de zorg voor onroerend erfgoed kan een terugverdieneffect genereren. Vroeg gedetecteerde problemen bij monumenten of andere vormen van erfgoed kunnen een gigantische besparing op onderhouds- en zelfs restauratiewerken betekenen. Er is ook de directe en indirecte werkgelegenheid die restauraties en onderhoud met zich meebrengen en de economische meerwaarde van de koppeling van onroerend erfgoedzorg met toerisme.
Minister, u moet uw beleid inzake inventarisatie van het onroerend erfgoed nog verder verstevigen. Daarbij moet ook worden gezorgd voor een goede ontsluiting van die gegevens voor de burger en de bedrijven, door in te zetten op de digitalisering van deze inventarisatiegegevens. Die digitalisering kan het publiek dat interesse toont voor onroerend erfgoed, verruimen en aldus het draagvlak vergroten met het oog op meer wijdverspreid beheer van beschermd en niet-beschermd erfgoed. Een verbeterde digitale ontsluiting kan ook zorgen voor een verbeterde profilering van Vlaanderen als toeristische trekpleister.
In het kader van het subsidiariteitsprincipe en de interne staatshervorming is het goed om meer bevoegdheden te verlenen aan de gemeenten inzake het lokaal onroerend-erfgoedbeleid. Uiteraard vergen het beheer, het onderhoud, de restauratie en de renovatie van onroerend erfgoed heel wat financiële middelen. U wilt in dit opzicht het privaat initiatief stimuleren en mogelijkheden voor alternatieve financiering en publiek-private samenwerking uitwerken, maar we vragen u toch niet te veel te verwachten van een pps als zaligmakende oplossing.
Het is goed dat u daarbij dwarsverbanden zoekt met andere beleidsdomeinen als Cultuur, Onderwijs, Ruimtelijke Ordening. Door die synergie kan de vigerende opdeling tussen onroerend en cultureel erfgoed worden geëvalueerd, kan het ambachtelijk vakmanschap via een gedegen opleiding worden bestendigd, kan het onroerend erfgoed ruimtelijk worden verankerd door middel van aangepaste stedenbouwkundige voorschriften in ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Hopelijk blijft het niet bij een waterval van woorden, want anders lijkt het zoals zo vaak bij de Vlaamse Regering alsof je luistert naar de duivenradio: Chateauroux, bewolkt, wachten. Voor de Vlaamse Regering klinkt dat dan als: Vlaamse Regering, bewolkt, wachten. (Applaus bij LDD)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.