Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Goedemiddag minister en collegas, er zijn waarden in dit land die onaantastbaar zijn: het recht op onderwijs en de vrije schoolkeuze. Ze staan ingeschreven in onze Grondwet. Ze waren ooit het voorwerp van massabetogingen en schoolstrijden. Deze historische verworvenheden staan vandaag op de helling. Misschien haalt u wel de geschiedenisboeken als de minister die het recht op onderwijs ter ziele liet gaan. Dat zou voor een socialistisch minister dramatisch zijn, niet? Helaas is dit vandaag geen fictie, maar realiteit. Duizenden kinderen en hun ouders zitten met de handen in het haar, in onzekerheid, zonder school. Wat nu? Dat is hun prangende en terechte vraag.
Minister, kom ons niet zeggen dat u dit niet had zien aankomen. De verjonging en de verkleuring van Vlaanderen overvallen ons vandaag niet als bij verrassing. Dit is aangekondigd en het was voorspelbaar. De meest recente cijfers van het Planbureau over de vergroening dateren ondertussen al van 2008. Al in 2006 werd de vernieuwing van de bevolking, de kentering van het vruchtbaarheidscijfer vanaf 2001 in combinatie met migratie, uitvoerig door demografen beschreven.
Nog langer slaakt het onderwijs al een noodkreet voor meer leerkrachten en personeel en voor nieuwe scholen. Frank Vandenbroucke startte het DBFM-project (Design, Build, Finance and Maintain), de publiek-private samenwerking voor scholenbouw. Maar ook dat was eigenlijk toen al too little, too late. Mieke Vanhecke had het gisteren nog over een wachttijd van 50 jaar bij ongewijzigd beleid. En dat is zonder rekening te houden met die bevolkingsgroei.
Toch moest u, minister, eerst door een ontkenningsfase: Er is geen capaciteitsprobleem in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Dat waren nog niet zo lang geleden uw woorden. Maar goed, maandag nam u dan uw bocht, en daar zijn wij blij om. Wat nu telt, zijn snelle en kwalitatieve oplossingen. U moet nu duidelijkheid en zekerheid geven aan alle wachtende ouders in Antwerpen, Brussel en Gent. Ze hebben geen boodschap aan uw antwoord dat het misschien wel allemaal zal meevallen. Hun kind heeft geen school. U moet die mensen een antwoord geven.
Groen! vraagt een noodprogramma, dat rekening houdt met de verjonging, maar ook met de verkleuring. De grootste tekorten in Antwerpen, Gent en Brussel situeren zich in die wijken met de meeste allochtone, kansarme kinderen. Het verhaal van het capaciteitstekort in het onderwijs is er ook één van gelijke kansen. Vlaanderen heeft nood aan en belang bij kwalitatieve oplossingen. We mogen niet knoeien. We mogen zeker de klassen niet groter maken, want dan zouden we nog eens de zwaksten benadelen.
Minister, elke crisis is een opportuniteit voor goede, toekomstgerichte oplossingen. Groen! wil duurzame, energiezuinige scholen die open staan voor de buurt, brede scholen die alle talenten van alle kinderen kunnen ontwikkelen en ouders kunnen betrekken. Nieuwe scholen betekent ook een nieuw pedagogisch project. We eisen oplossingen die de tweede democratisering van ons onderwijs opnieuw tot een beleidsdoelstelling maken. Minister, zon noodprogramma, daar moeten centen tegenover staan. We zeiden het al bij de begrotingsbesprekingen, we zeggen het opnieuw: nu besparen in onderwijs, dit jaar en nog veel meer volgend jaar, is de ogen sluiten voor de realiteit en een hypotheek leggen op de toekomst.
Minister, na de vele dramatische oproepen van ouders, opiniemakers en partijgenoten nam u de bocht en komt u een met een pakket crisismaatregelen. Het gaat daarbij om een aantal decretale aanpassingen zoals de tweekilometerregel, en de mogelijkheid om te anticiperen en scholen te bouwen in nieuwe wijken. Dat is goed, maar wat echt nodig is, zijn de centen, de middelen, nu, en structureel, om de inhaalbeweging te maken. En daar hebben we u nog niet over gehoord.
Ja, u wilt de KBC-gelden gebruiken, maar op 3 maart zei minister Muyters daarover al in de pers dat KBC in 2010 en 2011 niets zal terugstorten. Bovendien wil men het geld al gebruiken om de schulden af te bouwen, en wil Vandeurzen het geld al voor rusthuizen. Minister, hoe geloofwaardig is uw verhaal dan nog?
Minister, Groen! vraagt een noodprogramma met voldoende middelen om het hoofd te bieden aan deze crisis. Dat betekent dus meer geld voor onderwijs. Meer kwalitatieve, energiezuinige passiefscholen bouwen: daar zitten duizenden jobs in, maar daar zit vooral een toekomst in voor de nieuwe kinderen die Vlaanderen rijk is. Groen! eiste een nooddecreet, niet om nieuwe wegen aan te leggen, maar om scholen te bouwen. (Applaus bij Groen!)
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, zowat elk jaar begin maart, komen we hier met ongeveer hetzelfde verhaal: de inschrijvingsproblemen bij de scholen. Tot vorig jaar ging het vooral over kamperende ouders, dit jaar gaat het over het capaciteitstekort, vooral maar niet alleen, in de grote steden. De stelling dat het voornamelijk de elitescholen zijn die kamperende ouders voor de deur krijgen, is nu wel helemaal onderuitgehaald, zelfs door degenen die dit hier vorig jaar nog met veel stelligheid kwamen beweren.
Als men leest dat er in Antwerpen een tekort dreigt van zon 1500 plaatsen, dan kan men nog moeilijk over elitescholen of perceptie spreken. Toen men nog kamperende ouders zag, werden die met een schuldgevoel overladen omdat zij wel de tijd en de mogelijkheid hadden om voor hun kinderen een plaats te bemachtigen. Toen klonk de kreet dat het vooral de zwaksten en kansarmen uit onze samenleving waren die men niet zag in de kampeerrijen. Nu kunnen we de situatie omkeren: nu zijn het in veel gevallen net de Vlaamse ouders die moeten vaststellen dat hun kind geen plaats heeft in de school van hun keuze en soms zelfs helemaal geen plaats op school. Een betere reden om de stad te ontvluchten kan niemand geven. Of denkt men echt dat een ouder die dagelijks zijn of haar kind kilometers ver moet voeren want nu kan men niet meer zeggen dat ze dit zelf willen omwille van te zwarte scholen in de stad in diezelfde stad zal blijven wonen?
Wij blijven het dan ook herhalen: het GOK-decreet blijft voor perverse effecten zorgen, ondanks alle aanpassingen en noodoplossingen die men intussen al heeft bedacht. Dit decreet werd zon 8 jaar geleden ingevoerd omdat toen, zo stelde men, sommige scholen niet verantwoordelijk omgingen met inschrijvingen. Ik stel nu dat het de overheid is die, door dit decreet en al het gepruts in de marge ervan, niet verantwoordelijk omgaat met de inschrijvingen.
Dit jaar worden we dan bovendien nog plots, zo lijkt het, geconfronteerd met het prangende capaciteitsprobleem. Het komt het sterkst naar voren in de grote steden, maar ook daarbuiten melden heel wat scholen dat ze niet weten waar ze alle leerlingen die zich willen inschrijven, zullen moeten plaatsen. Vorig jaar stonden we hier met dezelfde vraag: wat gaat er gebeuren met de kinderen die niet terecht kunnen in de school van hun keuze? Nu is het nog erger: wat gaat er gebeuren met de kinderen die niet naar school kunnen in september? Waar is het recht op onderwijs?
Ik heb het verslag van het debat op 5 maart vorig jaar over dezelfde problematiek gelezen. Elke fractie is hier toen komen vragen naar oplossingen voor het nakende nu nijpende capaciteitstekort. Voormalig minister van Onderwijs Vandenbroucke heeft toen al mogelijke pistes voor oplossingen aangereikt, maar tot op vandaag is hiervan weinig tot niets in huis gekomen. Ik lees en hoor in de pers maar niet alleen daar, ook in officiële documenten van dit parlement grootse verklaringen over wat er zou moeten gebeuren. Ik kan alleen maar vaststellen dat het dezelfde verklaringen zijn als degene die vorig jaar werden gegeven.
De DBFM-operatie zal soelaas bieden. Tja, die DBFM wordt al jaren aangekondigd en zelfs als die nu toch nog van start kunnen gaan, dan staan die scholen er niet in september. De 2 kilometerregel wordt afgeschaft. Ook dat werd vorig jaar door verschillende sprekers al aangehaald als een knelpunt. Maar zelfs als dat nu plots zou lukken, zullen ook die scholen er niet staan in september. De scholen met plaatsgebrek die een uitbreidingsdossier hebben ingediend, kunnen voorrang krijgen bij de subsidiëring van hun project. Nog eens dezelfde opmerking. Ook die scholen staan er niet in september, en bovendien stel ik me de vraag hoe dit wordt uitgelegd aan die andere scholen die ook al jaren intussen moet men 8 jaar en langer wachten op de lijst staan. Vorig jaar werd hier zeer terecht aangegeven dat men zeer voorzichtig moet omspringen met de voorrangsregel. Uit wat ik lees, maak ik op dat deze voorrang intussen al mogelijk is. Verder wordt er gegoocheld met termen als huursubsidies, nooddecreten, geld van KBC. En ook de masterplannen duiken zeer vaak op. Maar van een masterplan om het probleem op te lossen, merk ik niets.
Minister, ik vraag me dan ook af hoe lang we in dit parlement nog gaan debatteren over dit probleem. We doen dit elk jaar opnieuw, maar concrete maatregelen laten tot nu toe op zich wachten. Alles wat hier vorig jaar is aangehaald, moet nu opnieuw onderzocht, gemeten, opgevraagd worden. Waar is de verantwoordelijkheid van het beleid? Deze toename aan kinderen is er toch niet plots. Dat ziet men toch aankomen, en daarop moet men toch anticiperen. Tenminste, echte staatsmannen zouden dat doen. Hier past men blijkbaar een andere tactiek toe: men negeert het probleem tot het in je gezicht ontploft. U formuleert het graag anders. U hebt het over het probleem pas oplossen als het zich stelt, en dan gaat u koortsachtig op zoek naar lapmiddeltjes en legt u grootse verklaringen af over hoe het zou moeten en kunnen worden opgelost. Of is er een veel eenvoudigere verklaring? Heeft men dit bewust uitgesteld tot na de verkiezingen?
Minister, mijn conclusie is dat verschillende overheden bevoegd voor dit dossier zowel de Vlaamse als de gemeentelijke hun verantwoordelijkheid niet genomen hebben. Alle grootse verklaringen over de noodzaak van kleuterparticipatie, van taalstimulering, van gelijke kansen, zijn voor mij dan ook loze woorden. Ik zou bijna zeggen: wie gelooft die mens nog? Als de overheid er nog niet voor kan zorgen dat alle kinderen ook daadwerkelijk in de klas terecht kunnen, dan bestaat daar maar één term voor: schuldig verzuim. Minister, ik heb dan ook maar één concrete vraag. Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle kinderen die naar school willen in september ook daadwerkelijk naar school kunnen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, u zult het ons als oppositiepartij niet vaak horen zeggen, maar we zijn zeer verheugd met het initiatief van de minister om werk te maken van de capaciteitsproblemen in de grote steden, of liever met de aankondiging dat hij er werk van zal maken.
Minister, mijn fractie en ikzelf stellen echter vast dat u er, en ik druk het voorzichtig uit, even over hebt gedaan om tot dat inzicht te komen. Deze ochtend op Radio 1 deed u alsof daar al lang in voorzien was. Niets is minder waar. De afgelopen maanden hebt u nog geen enkele brief geschreven waarin u de steden vraagt om een masterplan op te stellen. Nochtans is dat voor u blijkbaar de bijbel om uw beslissingen op te enten.
Tijdens het actualiteitsdebat van 2 weken geleden was u er trouwens nog stellig van overtuigd dat het probleem niet zozeer het gebrek aan capaciteit in de stedelijke scholen was, maar wel het gebrekkig functioneren van de nieuwe aanmeldingsprocedures. Ik citeer u, minister. Als ik de kranten lees, merk ik dat sommigen haast verwoede pogingen ondernemen om alles door elkaar te halen, om een bepaalde agenda door te drukken ( ). Vandaag stellen er zich, vooral in Brussel, problemen met de aanmelding en de procedure, en niet met de capaciteit . Meer nog, de parlementsleden die u toen trachtte te overtuigen van het tegendeel werden door u bestempeld als wereldvreemden. We kregen echter steun uit onverwachte hoek. Robert Voorhamme liet eergisteren in De Standaard het volgende optekenen: H et probleem is niet dat systeem, maar het tekort aan scholen in bepaalde wijken.
Dat de minister eind vorige week een bocht van 180 graden heeft gemaakt, zegt iets over zijn kennis van zijn eigen thuisstad. Blijkbaar kent hij de situatie van het Antwerps onderwijs beter dan de situatie van het onderwijs in Brussel. Zijn bocht zegt tevens iets over zijn stuurmanskunsten of over zijn wispelturigheid. Hij is blijkbaar bereid het stuur op vraag van de Antwerpse kameraden om te gooien.
Mijn fractie slaat al weken en maanden op dezelfde nagel, in de hoop dat het de minister duidelijk zou worden. Blijkbaar had hij nood aan een voorhamer om tot inzichten te komen. We moeten echter positief blijven. Potius sero quam numquam. Volgens de heer Voorhamme zullen er in Antwerpen tegen 2026 30.000 tot 60.000 nieuwe plaatsen moeten bijkomen. In het Brussels basisonderwijs dreigt tegen 2015 al een tekort van 15.000 plaatsen te ontstaan.
Om snel werk van nieuwe scholen te kunnen maken, is het noodzakelijk de kilometerregel op te heffen en om mogelijkheden te creëren om in nieuwe woonkernen scholen op te richten. Die voorstellen lagen op het einde van de vorige legislatuur trouwens al op de tafel van de toenmalige minister van Onderwijs. Om ons ervan te vergewissen dat de minister zich niet tot een aankondigingspolitiek wil beperken, zouden we graag vernemen welke decretale stappen hij zal zetten en welke timing hij zal hanteren om deze beslissingen te verankeren. Zal dit nog voor de zomer gebeuren?
Zolang de Vlaamse Regering niet voorziet in noodzakelijke aanvullende financiële middelen om nieuwe scholen te bouwen, zullen de voorgestelde maatregelen echter een pleister op een open wonde blijven. Het probleem moet structureel worden aangepakt. Net daarom zijn we zo ongerust. De minister heeft terloops aangekondigd dat hij zal nagaan of subsidies voor de scholen haalbaar zijn. Het lijkt erop dat we hem weer zullen moeten overtuigen. Dergelijke oplapmiddelen zullen immers niet volstaan. Er is nieuw geld nodig.
Eigenlijk geeft de minister op deze manier aan dat hij geen visie heeft op wat op korte of op middellange termijn zou moeten gebeuren. De minister aarzelt. Hij blaast warm en koud tegelijk. Dit geldt voor dit dossier en voor het dossier van de DBFM-operatie. Ook in dit verband is nu, 8 maanden na de installatie van de Vlaamse Regering, nog steeds niet bekend wat de modaliteiten voor de inhaaloperatie zullen zijn.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik onderschrijf de stelling dat er een probleem is. Ik vind het echter hallucinant dat tijdens de periode 1999-2004, toen iemand anders bevoegd was voor het onderwijsbeleid, slechts 3,5 percent van het onderwijsbudget voor infrastructuur is voorbehouden. Het gemiddelde van de Organisatie voor de Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) lag toen op 7,8 percent. Dat is niet de verantwoordelijkheid van de mensen die nu bevoegd zijn.
Mevrouw De Knop, u klaagt terecht de bestaande problemen aan. Ik vind echter dat u ook de hand in eigen boezem moet steken. U moet kijken welke verantwoordelijkheid uw partij in het verleden heeft gedragen.
Mevrouw Homans, ik denk niet dat in die jaren al een dergelijk capaciteitsprobleem was. (Rumoer)
Het probleem is er nu al enkele jaren. U kunt natuurlijk naar de prehistorie blijven verwijzen om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. (Rumoer)
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Voorzitter, de geschiedenis heeft ook haar rechten. Het is niet de bedoeling voortdurend naar vorige Vlaamse regeringen te verwijzen. Tijdens de periode 1999-2004 was er een probleem met de capaciteit in bepaalde scholen. Er waren wachtlijsten voor de scholenbouw. We moeten de verantwoordelijkheid echter spreiden. In die periode stonden bepaalde schoolgebouwen nog leeg. In andere was het bouwen net begonnen. Er was weinig sprake van onderlinge afspraken.
We hebben toen systematisch geld aan de onderwijsbegroting toegevoegd. Dit geld was specifiek voor de scholenbouw bestemd. Dit item is elk jaar opnieuw tijdens de begrotingsbesprekingen aan bod gekomen. De aanwezigen die er toen bij waren, zullen zich dat zeker herinneren. Ze hebben zich toen zeer begripsvol getoond.
Op het einde van die legislatuur zijn we over pps-formules en over DMFM-operaties beginnen na te denken. In 2004 of 2005 heeft mijn opvolger hier een decreet van gemaakt. Zo ver staan we nu. De bewering dat er in de loop van die periode geen aandacht aan een capaciteitstekort of aan wachtlijsten voor de scholenbouw is besteed, is compleet onjuist. De heer Van Dijck, die toen ook lid van de commissie Onderwijs was, zal dat als eerste kunnen getuigen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
We moeten in deze zaak de zwartepiet niet naar elkaar schuiven. De voorbije jaren hebben we vanuit Onderwijs vaak een beleid moeten voeren waarbij klaslokalen leeg stonden. We werden geconfronteerd met een dalende nataliteit. Het is voor de eerste keer dat er opnieuw meer kinderen zijn. Het is niet zo dat er jaren geleden capaciteitsproblemen waren maar de wachtlijsten voor nieuwe schoolgebouwen zijn er inderdaad al langer dan vandaag.
Het gaat hier ook over de verantwoordelijkheid voor de scholenbouw. Het is evident dat daar geld voor vrijgemaakt zal moeten worden. We moeten hier ook duidelijk maken wie in dezen verantwoordelijkheid heeft. In het Vlaanderen van de 21e eeuw is het niet de minister die de inrichter is van het onderwijs, maar het gemeenschapsonderwijs, de steden en gemeenten en het vrij initiatief. Zij moeten als partner meeschrijven aan dit verhaal. Het is niet aan de minister om zelf scholen in te richten. Dan draaien we de klok terug naar het midden van de vorige eeuw. Ik denk dat niemand daarvoor tekent.
Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Vanderpoorten is er zelf al op ingegaan maar ik wil toch even citeren uit een artikel dat vandaag in De Morgen is verschenen. Wanneer Open Vld dan beweert dat dit nu de verantwoordelijkheid is van minister Smet, dan stel ik me daar toch vragen bij. Ik citeer: Toen Pascal Smet vorig jaar minister van Onderwijs werd, was de wachtlijst er al. Toen Frank Vandenbroucke in 2004 aan het karwei begon, was hij er ook al. Toen Marleen Vanderpoorten in 1999 de eed aflegde, ook al. Geen idee wanneer hij ontstaan is, reageert Vanderpoorten. Toen ik in 1999 minister van Onderwijs werd, was de subsidiewachtlijst voor schoolinfrastructuur al bijzonder lang en was er al gigantisch veel geld nodig. Het is een probleem van alle regeringen. Elke begrotingsopmaak kon je er gif op innemen dat er veel meer geld nodig bleek voor scholenbouw. Nu dus zeggen dat de zaak enkel en alleen in het kamp van minister Smet ligt, lijkt me dan ook schromelijk overdreven.
De heer Dewinter heeft het woord.
De gewezen en huidige regeringspartijen proberen elkaar nu de zwartepiet toe te schuiven. Naast het probleem van de capaciteit, dat vooral te maken heeft met infrastructuur, is er een ander dwingend probleem, namelijk het probleem dat geschapen is door het fameuze Gelijkeonderwijskansendecreet (GOK-decreet) dat mevrouw Vanderpoorten eertijds met haar liberalen heeft ingevoerd.
Wanneer in een stad als Antwerpen 26 percent van de leerlingen uit het lager onderwijs niet naar de school van zijn keuze kan, dan heeft dat alles te maken met dat fameuze GOK-decreet. Men zal in een grootstad als Antwerpen, Brussel en andere maar het kind zijn van bemiddelde, hoog- of goedopgeleide blanke ouders. Die zijn er aan voor de moeite want via dat GOK-decreet krijgen allochtone kinderen van zogenaamd minderbegoede gezinnen en dergelijke meer, die beantwoorden aan dat fameuze criterium uit het GOK-decreet, voorrang bij de plaatsing. Dat zorgt ervoor dat in Antwerpen nu 2585 kinderen niet naar de school van hun keuze kunnen gaan. Dit is niet eigen volk eerst maar eigen volk laatst en allochtonen eerst. Dat is een probleem dat vandaag, los van het probleem van de infrastructuur en de capaciteit, ook wel eens mag worden aangeraakt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Knop, het gaat hier niet over het elkaar toeschuiven van de zwartepiet. Ik wil gewoon aantonen dat het over een werk van lange adem gaat. Tijdens de legislatuur die ik heb genoemd, was er maar 3,5 percent van het onderwijsbudget uitgetrokken voor infrastructuur terwijl de OESO-norm toen op 7,8 percent lag. Dat betekent dat toen niet de nodige inspanningen zijn geleverd waardoor men de huidige toestand had kunnen voorkomen. U kunt hier nu eisen dat daar snel werk van wordt gemaakt, maar u mag van de huidige regering niet verwachten dat zij dit snel oplost terwijl dat in het verleden niet is gebeurd.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Heel wat sprekers hebben hier al gezegd dat wij al verschillende jaren aandacht besteden aan schoolinfrastructuur. Mevrouw Vanderpoorten merkte terecht op dat dat reeds op de agenda stond toen zij minister van Onderwijs was. Tijdens de vorige legislatuur heeft de Vlaamse Regering heel wat extra middelen vrijgemaakt voor scholenbouw. Ook toen was dat een aandachtspunt en hebben wij er in dit parlement herhaalde malen op gewezen dat er een serieuze achterstand bestaat, die op korte termijn moet worden weggewerkt.
Vandaag komen wij tot de vaststelling dat er enerzijds een enorme vraag is naar scholenbouw in heel Vlaanderen, en dat wij anderzijds in de grote steden met een capaciteitsprobleem zitten. Belangrijk is dat wij nu zo snel mogelijk ten gronde de analyse maken. Ik lees en hoor allerlei cijfers, maar ik zou graag over de juiste cijfers beschikken. Het is duidelijk dat wij vandaag niet over alle nodige informatie beschikken om de juiste keuzes te maken. Vandaag moeten wij vooral, met de beperkte middelen die we hebben en op basis van een degelijke analyse, de juiste keuze maken en ervoor zorgen dat wij vanuit de Vlaamse overheid, in samenwerking met de andere bestuursniveaus, een betere opvolging kunnen doen van wat er op het terrein gebeurt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik onderschrijf vanzelfsprekend wat mevrouw Helsen zonet heeft gezegd, maar ik wil ook even inpikken op wat de heer Van Dijck heeft gezegd. Hij wijst erop dat ook de inrichters van onderwijs hun verantwoordelijk moeten nemen. Dat is waar, maar zij doen dat vandaag al. Ik wijs erop dat zowel in het vrije onderwijs als in het stedelijke en gemeentelijke onderwijs de subsidie altijd maar een gedeelte van het investeringsbedrag bedraagt, en dat zij sowieso altijd meer dan 30 percent bijkomend financieren.
Vandaag is de wachtlijst in het gemeentelijke onderwijs niet minder dan 230 miljoen euro, enkel aan subsidies. Dat betekent dat meer dan 70 miljoen euro door de gemeenten zelf moet worden bijgepast. Ik maak dan nog abstractie van Antwerpen en Gent, die niet meegerekend zijn in dat bedrag.
We moeten opletten dat we in dat debat niet alles met elkaar vermengen. Het is inderdaad zo dat de wachtlijsten al lang bestaan en dat veel collegas en vorige regeringen al inspanningen hebben gedaan om die wachtlijsten te verkorten.
Waar we nu mee geconfronteerd worden, is een gebrek aan capaciteit in de grote steden, vooral door de demografische evolutie die we onvoldoende hebben zien aankomen. Dat is natuurlijk niet de fout van minister Smet, maar als zittende minister moet hij daar natuurlijk wel een oplossing voor vinden. In dit debat heeft het GOK-decreet niet de fout. (Opmerkingen van de heer Filip Dewinter)
Mijnheer Dewinter, ik weet dat u altijd een fervent tegenstander bent geweest van het GOK-decreet, maar ik ben nog altijd bijzonder fier dat het tijdens mijn ministerschap tot stand is gekomen. De reden voor de inschrijvingsprocedure die toen is ingevoerd, was dat wij vaststelden dat bepaalde scholen systematisch hun deuren gesloten hielden voor bepaalde leerlingen. Daar wilden wij in eerste instantie iets aan doen.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Voorzitter, ik was niet van plan om mij te mengen in het debat, maar mijn temperatuur begon te stijgen bij bepaalde uitspraken van de collegas. Voor het goede verloop van het debat wil ik teruggaan naar de essentie. Wat ik tot hiertoe heb gehoord, is namelijk een poging tot een potje zwartepiet spelen: dat is zon gezelschapsspelletje van kinderen die niet naar school raken en die proberen de zwartepiet door te sturen naar iemand anders. Als men al meer dan 10 jaar met die wachtlijsten zit, vind ik dat de politiek eens de hand in eigen boezem moet steken. Als je dat al zo lang weet, vraag ik me af waar de oplossing is.
Ik hoor hier daarnet dat het een werk van lange adem is. U moet maar eens in een grootstad als Antwerpen met de ouders gaan praten en uw oor te luisteren leggen bij de burgers die dit misschien volgen, die in de stad wonen en met hun kinderen niet binnen geraken in verscheidene scholen en die nu radeloos zijn. Als ik dan zie welke richting het debat uitgaat, van wie het allemaal was en hoelang, dan denk ik dat dit geen oplossing is.
Ik zou vandaag graag horen en straks houdt onze fractie ook een uiteenzetting wat de onmiddellijke oplossingen zullen zijn. U moet maar eens aan die ouders die nog niet weten waar hun kinderen volgend jaar gaan zitten uitleggen dat wij hier nog een potje gaan debatteren over wie het was en wie toen minister was. Daar heeft de burger op dit ogenblik geen boodschap aan.
Voorzitter, ik stel vast dat mevrouw Vanderpoorten, zoals politici van de traditionele partijen wel meer doen, in raadsels spreekt. Zij gebruikt partijpolitieke newspeak om de realiteit te verbergen. Zij heeft het over de demografische evolutie, over bepaalde groepen. Maar zeg dan toch waar het over gaat, mevrouw Vanderpoorten.
Ik zal u de cijfers van Antwerpen noemen. Dat is niet zo moeilijk. 56 percent van de kinderen jonger dan 9 jaar zijn allochtoon. 41 percent van de kinderen in het basisonderwijs in 65 scholen in Antwerpen zijn moslim. (Rumoer)
Dat is de realiteit. Mag dat niet gezegd worden?
We krijgen daar dankzij de traditionele partijen nog 10.000 asielzoekers met hun kinderen bij. En binnenkort worden er nog eens 7108 aanvragen voor regularisatie goedgekeurd dankzij een aantal partijen in dit halfrond. Dat zorgt ervoor dat er in de grootsteden en Antwerpen is maar een voorbeeld een groot capaciteitsprobleem is.
Ik geef een goede raad mee aan de blanke, bemiddelde, goed opgeleide ouders. Het is heel simpel. Dat fameuze formulier dat je moet invullen voor het begin van ieder schooljaar om te zeggen wat en wie de ouders zijn: wees burgerlijk ongehoorzaam en schrijf, in plaats van te schrijven dat uw kinderen afkomstig zijn van Nederlandstalige ouders, dat ze geen Nederlandstalige ouders hebben. En dan is het in orde. Dan ga je als kind van die blanke, hoog opgeleide, bemiddelde ouders naar de school van uw keuze. Wees voor één keer burgerlijk ongehoorzaam en misbruik het systeem dat dit allemaal toelaat en dat het eigen volk op de laatste plaats in plaats van op de eerste plaats zet. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Voorzitter, ik vind geen woorden voor mijn verontwaardiging. Extreem rechts probeert de zwartepiet door te schuiven naar het GOK-beleid. We hebben dat vanmorgen mogen horen in De Ochtend. Je zal maar een blank middenklassekind zijn, zegt u. Wel, je zal voor het online inschrijvingssysteem maar een allochtoon kind geweest zijn in Antwerpen, dan had je wellicht ook geen plaats, vorig jaar niet en het jaar daarvoor ook niet. Maar dan was er bovendien ook geen haan die ernaar kraaide. Gelukkig is er het GOK-decreet, alleen gaat het voor ons nog niet ver genoeg.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Voorzitter, ik heb mij zelden of nooit zo opgewonden gevoeld in dit parlement. Door de tussenkomst van de heer Dewinter voel ik mij genoodzaakt om het woord te nemen.
Mijnheer Dewinter, elk kind dat in Vlaanderen woont, heeft recht op onderwijs. (Applaus en opmerkingen)
Welke afkomst dat kind ook heeft. Of het nu geboren is in een Turks, Italiaans, Marokkaans of autochtoon gezin, of het nu woont in Antwerpen of in Genk of Gent. Mij om het even. Elk kind, ook de kinderen die hier in Vlaanderen aankomen en ik woon in een stad met een asielcentrum van 500 bewoners, met meer dan 100 kinderen, die hier vaak ook aankomen zonder ouders heeft recht op onderwijs.
Natuurlijk is er vandaag blijkbaar een capaciteitsprobleem. Het is vandaag wat acuter. Allicht heeft dat te maken met de demografische gegevens waarop we in Welzijn wel al heel dikwijls hebben gestudeerd om te weten hoe we moeten antwoorden op het probleem van de vergrijzing. In Onderwijs moet men dat ook doen als het gaat over de uitbreiding van de scholen.
Maar, minister, het zal niet alleen een probleem zijn van scholen in Antwerpen, maar van scholen in heel Vlaanderen. Er is de korte termijn en er is de lange termijn. Misschien hebben we hier in het verleden de voorbije 10, 15 jaar wat te veel aandacht besteed aan gemeenschapsbevoegdheden en wat te weinig aan gewestbevoegdheden.
Ik verklaar me nader. Onderwijs is een gemeenschapsbevoegdheid, maar als het gaat over infrastructuur, dan heeft het vaak te maken met vastgoed en is er eerder een link met gewestelijke materies. De kwestie is dat wanneer we het daarover hebben, we dit ook breder moeten durven kaderen en we het ook moeten hebben over ruimtelijke ordening. We hebben het Grond- en Pandendecreet in de vorige legislatuur goedgekeurd. We weten en we werken daar met zijn allen aan dat er 43.000 sociale huurwoningen in Vlaanderen bij kunnen komen. Die zullen voor een stuk in de steden terechtkomen, maar ook op het platteland. Als we terugkeren naar grote wooneenheden, dan moeten we ook de rekening durven maken en bekijken of er in de buurt een schoolaanbod is en op hoeveel kilometer van die wijken vandaan. Tegelijk moeten we ook de vraag durven stellen of er ook kinderopvang is. Dit is dus niet alleen een verhaal over capaciteit voor de scholen, het is veel ruimer.
Ik wil graag nog even ingaan op de opmerkingen van de heer Dewinter.
Mijnheer Dewinter, ik word echt misselijk wanneer ik uw discours hoor, werkelijk misselijk! (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Gelukkig voor u zijn er al die problemen, al die maatschappelijke uitdagingen. Gelukkig, want ze zijn de bestaansreden voor uw partij. Het is eigenlijk erg om zeggen, maar u teert gewoon op de problemen van anderen voor uw eigen electoraal succes. Het is degoutant! (Applaus bij CD&V, Open Vld, sp. a en Groen!. Rumoer bij het Vlaams Belang)
Ik stel voor dat mevrouw De Knop eerst haar betoog afwerkt, daarna krijgt u het woord, mijnheer Dewinter. (Rumoer bij het Vlaams Belang)
U mag straks repliceren. (Opmerkingen van de heer Erik Tack)
Ik denk niet dat ik hier iemand tekortdoe, mijnheer Tack.
Ik geef nu het woord aan mevrouw De Knop, want ze heeft ongeveer een kwartier geluisterd naar een debat tussen een aantal parlementsleden. Ik stel voor dat ze nu haar punt maakt en dat u vervolgens het woord krijgt.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
In ieder geval, om vaart te krijgen in de scholenbouw, want dat is wat we willen, in bijkomende capaciteit, want het gaat hier niet over wachtlijsten, stellen wij voor dat u de steden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie de regierol geeft. Laat hen zelf de prioriteiten bepalen en over het geld beschikken.
Wij blijven het ook nog altijd vreemd vinden dat u niet overtuigd bent dat de capaciteitsuitbreiding in Brussel in dezelfde mate nodig is als in de andere steden. U wilt zich in Brussel naar eigen zeggen concentreren op de wijken waar voldoende Nederlandstaligen wonen. Ik ben erg blij met het betoog van mevrouw Heeren, want het ondersteunt mijn these. U hoopt immers de hete aardappel door te schuiven naar de Franse Gemeenschap, maar ik vrees dat dit wel eens als een boemerang terug kan komen. U gaat voorbij aan de realiteit waarbij ook nu al Brusselaars naar de Rand trekken om er school te lopen. De studie van BRIO toont dit duidelijk aan. De scholen in de Rand hebben nu al te maken met een instroom van om en bij 50 percent niet-Nederlandstaligen uit Brussel. Door het capaciteitsprobleem in Brussel onvoldoende aan te pakken, verplaatst u het capaciteitsprobleem naar de Rand. En daar, minister, kunt u er zich niet van afmaken met het argument dat het uw probleem niet is. Of u het nu wilt of niet, Brussel is geen eiland, maar is omgeven door Vlaams grondgebied, en daar bent u ten volle bevoegd voor de volledige gemeenschap. In de vorige plenaire vergadering meldde u meer dan eens geen voorstander te zijn van een capaciteitsuitbreiding of sprak u zichzelf wat dat betreft tegen.
Ik citeer u nogmaals: Je moet geen professor in de linguïstiek zijn om te snappen dat in een klas waar nauwelijks Nederlandstalige kindjes zitten, de leerkracht het niet uitgelegd krijgt. Twee derde van de klas begrijpt gewoon niet wat je zegt, hoe kun je dan beginnen met geschiedenis en aardrijkskunde? Impliciet zegt u daarmee: Franse gemeenschap, trek uw plan. Ik stel vast dat u niets te maken wilt hebben met de nieuwe of anderstalige Brusselaars. Il faut le faire als Brusselaar! Ik verbaas me over zoveel populisme van een vooraanstaand sp.aer. Ik vraag me ook af in welke mate uw standpunt gedeeld wordt door uw Brusselse collegas.
Wij liberalen zeggen dat het onze maatschappelijke verantwoordelijkheid is om een oplossing te vinden voor het onderwijsaanbod voor alle kinderen. U zult me zeggen dat daarvoor geen geld voorhanden is en dat deze regering besparingen moet doorvoeren, maar wie een verstandig beleid wil voeren, bespaart toch niet op de talenten van de toekomst! Ons menselijk kapitaal is de belangrijkste grondstof van onze welvaart, dat hoorde ik u vanmorgen zelf zeggen, en als we vandaag besparen op onderwijs, zullen we dat morgen moeten compenseren met uitgaven voor onder meer de werkloosheid, het armoede- en het veiligheidsbeleid. Dat zou de domste beslissing ooit zijn.
Ik en mijn fractie zijn niet bereid om een generatie van jongeren op te geven omdat de beleidsverantwoordelijken de hete aardappel naar elkaar doorschuiven.
Ik vat mijn vragen nog even samen, in de hoop dat het klaar en duidelijk is: bent u bereid om op korte termijn de maatregelen die u zelf hebt aangekondigd, decretaal te verankeren en zult u dat doen via het geplande Onderwijsdecreet? Zal de regering nieuwe en bijkomende middelen aanboren om het capaciteitsprobleem aan te pakken? Is de regering bereid om de regierol aan de steden te geven? Zult u de capaciteitsproblemen in Brussel met dezelfde urgentie aanpakken als de problemen in Antwerpen en Gent? Wanneer en hoe plant u het overleg met de Franse Gemeenschap om samen tot een gemeenschappelijke aanpak te komen?
Ik eindig waar ik begonnen ben, namelijk dat ik blij ben dat u tot inzicht bent gekomen. Nullius nisi insipientis in errore perseverare.
Voorzitter, ik noteer dat mevrouw De Knop misselijk wordt van mijn discours. Ik kan begrijpen dat ze misselijk wordt van de realiteit, misselijk wordt van de waarheid, misselijk wordt vooral van de gevolgen van het beleid van haar eigen partij Open Vld.
Waar ik misselijk van word, mevrouw De Knop, is de lakse immigratiewetgeving, dankzij Open Vld tot stand gekomen, van de regularisatie van illegalen, dankzij Open Vld tot stand gekomen, van het vreemdelingenstemrecht, dankzij Open Vld tot stand gekomen, van de snel-Belgwet, dankzij Open Vld tot stand gekomen, van het GOK-decreet, dankzij Open Vld tot stand gekomen. Al die wetgevingen hebben ertoe geleid dat wij in de scholen in onze grootsteden langzaam maar zeker als Vlamingen een minderheid zijn geworden. Daar word ik misselijk van, mevrouw De Knop. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Delva heeft het woord.
Ik wil reageren op wat mevrouw De Knop zei over de capaciteitsuitbreiding in Brussel. De bevolkingsexplosie is dusdanig in Brussel dat een gerichte uitbreiding zich opdringt. Ik wil voor alle duidelijkheid het volgende zeggen, zodat daar geen misverstanden over bestaan: ons onderwijssysteem in Vlaanderen en zeker in Brussel, is open. Wij ontvangen heel veel anderstaligen en heel veel allochtonen. Daar is absoluut niets mis mee. Iedereen heeft recht op onderwijs in Vlaanderen en Brussel.
Maar we moeten ook duidelijk zijn: een verdere capaciteitsuitbreiding brengt een verdere verwatering en verdunning van het aantal Nederlandstaligen in die scholen met zich mee. Men kan dan wel zeggen dat er absoluut geen kwaliteitsprobleem zou zijn voor het onderwijs in Brussel. Wel, ik weet dat nog niet, en het buikgevoel van veel ouders spreekt dat absoluut tegen. Vergis u niet, dat zijn ouders die open staan op de wereld en tolerant zijn, ook ten aanzien van andere bevolkingsgroepen. Dus, als we spreken over een gerichte capaciteitsuitbreiding in Brussel, moeten we dat absoluut koppelen aan een wijziging van de voorrangsregels voor Nederlandstalige kinderen. Het kan niet zijn dat Nederlandstalige kinderen in Brussel geen school vinden. Dat is werkelijk Absurdistan. Ouders snappen dat niet, politici snappen dat niet. We zijn niet tegen een gerichte capaciteitsuitbreiding op welbepaalde plaatsen en welbepaalde wijken waar de nood het hoogste is, maar laten we dat koppelen aan een wijziging van de voorrangsregels zodat Vlaamse ouders te allen tijde hun kinderen kunnen inschrijven in een school van hun en van onze hoofdstad.
De heer Gatz heeft het woord.
De heer Dewinter doet alsof dankzij Open Vld dit land met alle zonden van Israel beladen wordt. Ik kijk even naar Berlijn, Parijs, Amsterdam. Bij mijn weten is Open Vld daar niet aan de macht en nooit aan de macht geweest. De demografische veranderingen dat is de vlag die de lading dekt is in alle grote Europese steden een feit. Dat is een realiteit waarmee we moeten omgaan, maar humanisten kunnen dat misschien iets gemakkelijker dan Blokkers. (Applaus bij Open Vld, sp.a en Groen!)
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in een aantal Vlaamse kranten lazen we afgelopen weekend en maandag de noodkreten van beleidsverantwoordelijken van Antwerpen, Gent en Brussel. Hun analyse stelt dat enkel extra scholen het aankomende plaatsgebrek kunnen bestrijden. Sommigen roepen zelfs om een nooddecreet.
Ze hebben deels gelijk. Er zijn grote zorgen over de schoolinfrastructuur. Dat er in de grote steden noden zijn door de demografische evolutie, kunnen we niet ontkennen, maar ook in de rest van Vlaanderen zijn de noden groot. Die noden zijn niet nieuw: het beeld van klascontainers op de Vlaamse speelplaatsen is jammer genoeg een te vertrouwd beeld.
Minister, wat de wachtlijsten voor de schoolinfrastructuur betreft, zitten we in heel Vlaanderen in een ronduit negatieve spiraal. De wachtlijst voor het vrij onderwijs alleen telt ondertussen meer dan 1600 dossiers, samen goed voor een totale investering van 2,5 miljard euro, en elke dag groeit die wachtlijst nog aan. De oproep van Mieke Van Hecke in De Standaard stelt het probleem zeer scherp. Ik wil die hier dan ook graag herhalen: Geen wachttijden van 50 jaar, alstublieft. Bij ongewijzigd beleid bedraagt de wachttijd voor wie zijn dossier vandaag indient, immers daadwerkelijk tientallen jaren.
Ik wil daarnaast nog even wijzen op het volgende probleem: bij het Nationaal Waarborgfonds, een restant van de leningen voor scholenbouw uit de periode van 1974 tot 1989, lopen op dit moment nog meer dan 1000 afbetalingen. Meer dan 1 op de 4 betrokken scholen heeft voor de afbetalingen meer dan een kwart van haar werkingsmiddelen nodig, waardoor de normale pedagogische werking soms in het gedrang dreigt te komen. Ook dat probleem moeten we durven te vermelden.
Een lichtpunt is hopelijk de grote DBFM-operatie, waarvan het contract voor Pasen eindelijk zou worden getekend. Over de betaalbaarheid van de kostprijs van de 211 scholen die hierdoor zullen kunnen worden gebouwd, bestaat trouwens nog steeds geen grote duidelijkheid. De objectieve vaststelling is er: het gebouwenpark van ons onderwijs is verouderd. Indien mogelijk moeten we het ook gemakkelijker maken voor schoolbesturen om te bouwen. Een btw-verlaging naar 6 percent betekent een directe kostprijsvermindering van 15 percent op de bouwkosten én een opsteker voor de bouwnijverheid en voor de tewerkstelling. Is die mogelijkheid zowel federaal als Europees voldoende onderzocht? Moeten we daar niet opnieuw aandacht voor hebben?
Minister, met dit totaalbeeld wil ik toch even benadrukken dat we het hier over een complex en zeer breed probleem hebben, waarvoor geen simpele oplossingen bestaan. Dit is niet het snel neerpoten van enkele gebouwen via een noodprocedure, die er dan op 1 september zouden moeten staan. Dat is onmogelijk. Schoolgebouwen zijn immers meer dan een soort stenen containers waarin toevallig onderwijs wordt gegeven. Trouwens, bijkomende scholen wil zeggen dat niet te vergeten ook bijkomende leraren en omkadering noodzakelijk zijn. Laten we ook niet vergeten dat, alvorens de kleuterklassen vollopen, er eerst nog in een adequaat en voldoende aanbod aan kinderopvang moet worden voorzien. Ook daarover moeten we durven te spreken. In de gesubsidieerde sector wordt scholenbouw of -renovatie eveneens bemoeilijkt door het hoge percentage aan eigen middelen die moeten worden ingebracht, een regeling die nog dateert van de tijd van het Schoolpact. Ook daarover moeten we durven te spreken.
En ja, ook in het Stedenfonds is in heel wat extra middelen voor grootsteden voorzien, net om hun grootstedelijke functie waar te maken. Misschien moeten we hier ook durven te spreken over de prioriteiten voor morgen. We mogen niet vergeten dat de grootsteden Gent en Antwerpen in de enveloppe van het gemeentelijk onderwijs zelfs een voorafname kunnen doen voor scholenbouw.
Minister, zijn alle noden reeds correct in kaart gebracht, en worden alle schoolgebouwen maximaal benut? In sommige straten barst de ene school uit haar voegen, en misschien is er hier of daar nog wel een plaats. Ook de schoolkeuze van de ouders en het optimaliseren van het gebruik van de gebouwen moeten een deel van de discussie en van de oplossing zijn. Zijn alle gemeenschapsgebouwen van elke overheid efficiënt en volledig volzet?
We moeten het regeerakkoord krachtdadig en versneld uitvoeren. Ik geef drie krachtlijnen ter zake. De extra inhaalbeweging die voor de schoolinfrastructuur is ingezet om schoolgebouwen versneld te vernieuwen of te vervangen, moet worden herhaald. Scholenbouw moet planmatiger worden gestuurd vanuit masterplannen, waarover lokaal overleg wordt gepleegd. De regelgeving moet worden aangepast, zodat schoolbesturen een aanvraag tot subsidiëring kunnen doen, rekening houdend met de demografische evoluties en de ruimtelijke planning.
Want ja, momenteel bouwen we scholen op basis van de huidige noden, eigenlijk moeten we scholen voor de toekomst bouwen, op basis van de verwachte noden. Zowel in commissie als in plenaire vergadering waarschuwden wij u nochtans reeds meermaals. Minister, u hebt het signaal nu ook gekregen van enkele van uw partijgenoten uit de grootsteden.
Ik herhaal mijn oproep van enkele weken geleden bij de bespreking van de beleidsnota Onderwijs: er moet dringend een cel of taskforce de benaming speelt geen rol komen om het probleem van de schoolinfrastructuur in al zijn facetten op te volgen en krachtdadig en snel op te lossen. Hierbij moeten we de problemen correct analyseren en volledig in kaart brengen. Alle pistes en opportuniteiten moeten worden onderzocht. Maar degenen die reeds jaren op de wachtlijst staan, mogen niet worden gediscrimineerd. Laat het duidelijk zijn: voor de christendemocraten mag geen enkel kind in de kou staan.
Mevrouw Deckx heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, sinds enkele weken worden we inderdaad in de pers en via de pers, maar ook via onze collegas van sp.a fameus met onze neus op de feiten gedrukt. We moeten concluderen dat de tekorten in Antwerpen en andere grote steden pijnlijk duidelijk worden.
Ik hoor hier collegas van andere partijen zeggen dat de minister eindelijk tot inzicht is gekomen en het probleem erkent. Ik vraag me af waar zij zich de afgelopen maanden en jaren bevonden. In de vorige legislatuur werden zeer grote bijkomende budgetten vrijgemaakt voor scholenbouw. Dat betekent dat men zich toen ook heel erg bewust was van de grote noodzaak eraan. De budgetten werden opgetrokken van om en bij de 150 miljoen euro naar 200 tot 250 miljoen euro, met zelfs 420 miljoen euro in 2008 als toppunt. Ik kan er moeilijk inkomen dat men zegt dat de minister nu pas tot inzicht gekomen is.
Ik verwijs naar het regeerakkoord. Er wordt in een bepaalde passage gepleit voor een snelle aanpak van het probleem. De creatie van het DBFM-project moet ook voor soelaas zorgen. De uitwerking daarvan heeft uiteraard wat langer geduurd dan gepland. Zeer binnenkort zal men kunnen landen en wordt ook daar een aanzienlijk budget vrijgemaakt voor scholenbouw.
Momenteel moeten we ervoor zorgen dat de kinderen die toestromen in september een plaats zullen hebben. Ik heb van de minister begrepen dat hij op korte termijn maatregelen zal nemen in de vorm van huursubsidies, containerklassen en de afschaffing van de 2 kilometerregel. We steunen hem daar ten volle in. Dat probleem moet worden opgelost.
Wat de lange termijn betreft, mogen we niet overhaast tewerk gaan. We moeten in kaart brengen waar de noden het grootst zijn, en waar lege gebouwen staan die kunnen dienen om onderwijs in te geven. Het gaat niet op om zomaar beton bij te zetten. Daar moet heel fundamenteel over worden nagedacht. Minister, momenteel zijn de noden in de steden duidelijk, ze komen aan de oppervlakte, wellicht juist door het nieuwe inschrijvingssysteem, wellicht gaan er op termijn nog zaken wijzigen. Ik denk dat de cijfers nog niet helemaal vastliggen.
Het is heel erg nodig dat ook in de rest van Vlaanderen wordt nagegaan waar en in welke mate tekorten zullen ontstaan. We moeten daar methodisch op inspelen en op langere termijn de noodzakelijke gebouwen aanbieden.
Weet u al hoe de toestand in Vlaanderen eruitziet? Kloppen de cijfers die in de media worden vermeld? Zo ja, hebt u een plan om op korte termijn en op lange termijn de problemen aan te pakken? Want voor sp.a is het absoluut onaanvaardbaar dat er aan schoolpoorten wachtrijen ontstaan. Elk kind moet terechtkunnen in de school van zijn of haar keuze, en in elk geval in de nabijheid van de woning. (Applaus bij de meerderheid)
Ik hoor u hier een gloedvol pleidooi ten voordele van uw minister houden. Dat siert u. Maar ik hoor u ook zeggen dat we niet overhaast te werk moeten gaan en we de zaken eerst in kaart moeten brengen. Ik zei het al: vorig jaar hebben we met zijn allen hier de conclusie getrokken dat we de zaken in kaart moeten brengen, en dan kijken wat er moet gebeuren. Hoeveel tijd wilt u uittrekken om de toestand in kaart te brengen? We kunnen immers elk jaar opnieuw dezelfde discussie voeren en dat elk jaar opnieuw vragen, zonder dat er op het terrein iets verandert.
Het is heel duidelijk dat op korte termijn moet worden ingegrepen. Als blijkt dat er tekorten zijn en daarvoor zijn er aanwijzingen dan moeten die heel snel worden weggewerkt. U zult het toch met me eens zijn dat we voor de structurele scholenbouw niet over een nacht ijs mogen gaan. Er moet goed worden onderzocht waar de noden het hoogst zijn, en daarover moeten ook de lokale besturen worden geraadpleegd. Dat kan niet op enkele dagen worden afgehandeld, en als ervaren parlementslid zult u dat begrijpen.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, ik wil het even hebben over de stelling dat we het probleem in kaart moeten brengen. Ik ga daarmee natuurlijk akkoord. De aanzet daartoe gebeurde al in december 2009, toen we in de commissie Onderwijs de Schoolgebouwenmonitor van 2008 ontvingen. Daarin wordt de staat van de schoolgebouwen geanalyseerd. Ik lees daarin dat er een algemeen tekort is aan onderwijsruimte, in heel Vlaanderen, en dat 32 percent van de schoolgebouwen als onvoldoende groot worden ervaren. Het probleem reikt dus verder dan Antwerpen, Gent en Brussel, maar het probleem is het grootste in Brussel. Verder lees ik dat 7 percent van de schoolgebouwen niet voldoet aan de minimale eisen inzake comfort, warmte en veiligheid. Er is dus nog veel werk aan de winkel. Ik hoop bijgevolg dat de minister snel initiatieven kan nemen.
Men probeert hier de problemen te minimaliseren, terwijl het toch vaststaat dat er tekorten zijn. Ik ben ervan overtuigd dat zowel de heren Voorhamme, Coddens als Vanraes perfect weten waar de tekorten aan gebouwen, ruimte en leerkrachten zich voordoen. De noden stellen zich vandaag; vandaag zijn er kinderen die geen geschikte school vinden. Zou het daarom geen goed idee zijn een noodfonds op te richten waarmee de steden zelf de problemen kunnen oplossen? Vandaag zitten de ouders met de handen in het haar. Het gaat om zeker honderden, wellicht duizenden ouders.
Ik wil helemaal niet het probleem minimaliseren. Ik denk wel dat we moeten werken op basis van juiste cijfers. Of het nu gaat over 2500 kinderen of over 1 kind: elk kind moet een plaats op school krijgen. We zullen daarvoor zorgen. Ik durf me sterk te maken dat de minister er alles zal aan doen om dat te realiseren.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het voordeel van de voorlaatste spreker te zijn, is dat alle themas en alle punten van discussie al zijn aangehaald. Toch ga ik proberen om al wat er is gezegd, niet op een hoopje te gooien en de problematiek een beetje genuanceerd te benaderen.
Ik zie in het hele verhaal van het plaatsgebrek in de scholen, eigenlijk twee belangrijke elementen. Ten eerste, is er inderdaad plaatsgebrek in sommige basisscholen, zeker in Antwerpen, Brussel en Gent. Niemand zal dat betwijfelen. Niet elke stad, hoor ik, beschikt over de correcte cijfers. Antwerpen heeft de problematiek helder in kaart gebracht, terwijl in Gent de situatie minder duidelijk is.
Systemen van online aanmelding zijn op zich niet slecht, maar ze lossen het capaciteitsprobleem niet op en stellen het ook niet helder. Het brengt wel aan het licht dat aanmelding in bepaalde scholen niet kan, maar het systeem geeft geen alternatieven. Zo zijn er nog heel wat zaken die nader moeten worden bekeken om dat elektronisch systeem een beetje eenduidiger te maken. Het bewijs dat de cijfers op dit moment nog niet uitgezuiverd zijn, blijkt uit de verschillen tussen de cijfers wanneer men verschillende kranten bekijkt. Andere kranten, andere cijfers. Het probleem van de capaciteit zal hoogstwaarschijnlijk verergeren in de toekomst door de demografische evolutie, zowel inzake positieve migratie als inzake nataliteit.
Ten tweede ga ik helemaal mee in het verhaal van de heer De Meyer. Er zijn heel lange wachtlijsten voor de vernieuwing van schoolinfrastructuur, het zogenaamde AGIOn-dossier (Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs). De geplande inhaalbeweging, onder andere via de 211 projecten opgenomen in de DBFM-lijst (design, build, finance, maintain), maar ook via de gewone inhaalbeweging, blijft noodzakelijk. Vele gebouwen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de hedendaagse onderwijsbehoeften. Het Vlaams scholenpatrimonium is over het algemeen onaangenaam, verouderd, onaangepast en soms zelfs onveilig. Het is dus niet zo dat heel wat vierkante meter schoolgebouw overeenkomt met een enorme capaciteit aan leerlingen. Deze plaatsongeschiktheid in combinatie met het plaatstekort, zorgt voor een escalatie van het probleem. De aanpak van het ene probleem mag niet ten koste gaan van de aanpak van het andere probleem.
Minister, deze problematiek vraagt dus om een totaalaanpak. Ik zie een drietal mogelijkheden. Wij pleiten voor een rationeel en behoeftegericht scholenbouwbeleid. Het ondoordacht en massaal neerpoten van nieuwe gebouwen is geen goed idee. In eerste instantie moeten we het beschikbare aanbod, verspreid over alle netten, goed en snel in kaart brengen en deze plaatsen in zo groot mogelijke mate proberen in te vullen. Ouders moeten, wanneer ze hun kind willen inschrijven in een school, ook steeds een alternatief krijgen wanneer in de school die hun voorkeur geniet, geen plaats meer is.
Efficiëntiewinsten alleen zullen niet volstaan. Een capaciteitsuitbreiding blijft noodzakelijk. We kunnen ons alvast vinden in enkele voorstellen van de minister. Ik denk aan het opheffen van de afstandsregeling van 2 kilometer, de eventuele invoering van een subsidie om ruimtes te huren en in te richten als klaslokalen, containerklassen en het stimuleren van publiek-private samenwerking (pps).
Bijkomende schoolgebouwen op zich volstaan echter niet. Gebouwen neerzetten en financieren is één zaak. Ze én bevolken met leerkrachten én die leerkrachten betalen, is een andere zaak. Op dit moment is er al een tekort aan leerkrachten in het basisonderwijs. Ook dat moet een aandachtspunt zijn in deze discussie.
Een tweede element is de problematiek van het capaciteitstekort. Daar zouden we graag de opportuniteit inbouwen om de troeven van de buurtschool beter uit te spelen.
De keuze voor een buurtschool moet meer vanzelfsprekend worden en aangemoedigd worden, zeker in kansarme wijken. Het moet weer een aantrekkelijke optie worden. Het is zeker niet de bedoeling om van deze concentratie weer witte scholen te maken, wel dat ze opnieuw een betere afspiegeling van de wijk vormen. Er zijn verschillende waardevolle initiatieven op het terrein, zoals School in Zicht, een project dat we hebben bezocht met de commissie Onderwijs.
Minister, om de wachtlijsten inzake schoolinfrastructuur aan te pakken, zou er werk gemaakt kunnen worden van een btw-verlaging, zoals de heer De Meyer aangaf, van 21 naar 6 percent voor de bouw en renovatie van schoolgebouwen. Ik heb dezelfde vraag als verschillende collegas: hoe gaat u, minister, het capaciteitsprobleem in scholen aanpakken zowel op korte als op lange termijn, voor elk kind, of dat nu een wit, zwart of geel is? Ik heb nog nooit van een kind gehoord dat zelf gevraagd had om op de wereld te mogen komen. Er moet voor al die kinderen plaats zijn en blijven. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw Celis, u hebt het over het stimuleren van buurtscholen. U zei er expliciet bij: enkel in kansarme wijken. Of heb ik dat verkeerd gehoord? Betekent dat dat men bijvoorbeeld in Groot-Antwerpen, waar er geen kansarme wijken zijn, die buurtscholen niet moet stimuleren? Hoe ziet u dat?
Nee, u hebt me verkeerd begrepen. Ik zeg niet dat we terug moeten keren naar de tijd dat er in elke straat wel een schooltje was of een afdeling van een hoofdschool. Het mag ook niet zo zijn dat alle buurtscholen verdwijnen. Het zou bijzonder fijn zijn dat we binnen de steden en gemeenten weer een afspiegeling krijgen van de mensen die daar wonen. Als dat kansarmen zijn, wordt dat een mengeling van die kansarmen met alle anderen.
Ik ben u even kwijt, hoor. Ik heb het specifiek over Antwerpen. In de districten en in de wijken, niet noodzakelijk de kansarme wijken, zijn er buurtscholen. Het probleem is dat die scholen vol zitten. Dat is de essentie van de discussie. Ik weet niet waar u naartoe wilt. Antwerpen is een voorbeeld. Het is een stedelijke problematiek.
Het is een stedelijke problematiek. Die buurtscholen zitten vol. Die buurtscholen zullen wij nu naar uitbreiding moeten helpen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Voorzitter, collegas, minister, we hebben deze ochtend al eens gerepeteerd. Ik had bij het optreden van de heer Voorhamme een voetbalgevoel. De heer Voorhamme geeft de voorzet met het tekort in Antwerpen en minister Smet kopt hem mooi binnen. Minister Smet zou de KBC-miljarden graag claimen voor zijn budget en op die manier een politiek succes boeken. Zou het waar kunnen zijn dat hiermee een impliciete deal gemoeid is? De minister krijgt de KBC-miljarden en in ruil daarvoor maak sp.a zijn bocht over de Oosterweel. Als het niet waar is, minister-president, ontken het met klem! (Rumoer)
Goed, het is genoteerd dat deze deal niet het geval is.
Mijnheer Bouckaert, ik wil met klem ontkennen dat zon deal, die u ziet in uw geest, realiteit zou zijn. Niet juist!
In de politiek is alles mogelijk, minister-president. (Gelach)
Het capaciteitsprobleem is een grof geval van overheidsfaling. De Vlaamse overheid, bevoegd voor Onderwijs en ook de voornaamste financier van het onderwijs, heeft de stijging van de toekomstige schoolpopulatie, vooral in de grote steden, niet zien aankomen en er niet op geanticipeerd. Zeg niet dat u het niet zag aankomen. Neem de cijfers van 2008 van de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) bijvoorbeeld. Daar zie je al die grote knikken. We hebben een leger demografen en sociale wetenschappers. Dit is ongezien, het is een overheidsfaling.
Minister Smet is niet de grote schuldige, hij staat nog maar 6 maanden aan het roer. De vorige regering, waar uw partijgenoten in zaten, minister, heeft gefaald door dit niet te zien aankomen. Het is vreemd dat je in de omgevingsanalyse in de beleidsnota die overigens voortreffelijk is opgemaakt de correcte cijfers vindt over de demografische explosie, maar dat daar in de strategische doeleinden niet de harde conclusies aan worden vastgeknoopt, namelijk: er moeten veel meer scholen komen. Allerlei luxeprojecten, energiezuinigheid enzovoort staan er wel in. Minister, daarin bent u wel een beetje fout.
Onze fractie heeft een aantal structurele oplossingen. Er zijn bepaalde oorzaken voor het capaciteitsprobleem. In de eerste plaats is er de toevloed naar de steden. Dat is een genuanceerd verhaal. Er is het stopzetten van de stadsvlucht, universitairen blijven langer hangen in de scholen, mijnheer Dewinter, er zijn ook autochtonen die blijven hangen in de steden, maar er is ook een toename van de nieuwe Vlamingen en natuurlijk is er het afgeleide effect van de regularisering.
De politiek correcte partijen zijn daar blind voor. Wij durven de zaken benoemen, hoewel we niet altijd dezelfde oplossingen koesteren als het Vlaams Belang.
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer Bouckaert, ik wil u niet persoonlijk in de wielen rijden, verre van. Maar ondertussen heeft me een bericht bereikt dat we niet alleen staan met onze opmerkingen. Ik zag dat de fractieleider van Open Vld zich boos maakt en zijn woordvoerster nog veel bozer. Zij werd misselijk van mijn opmerkingen. Ik lees vandaag in de Antwerpse krant dat de Open Vld-fractieleider in Wilrijk, de heer Kristof Bossuyt, zegt: Antwerpse ouders die nog geen school hebben gevonden voor hun kind, zouden zich moeten verenigen en naar de rechtbank stappen. Via een verzoekschrift kunnen ze vervolgens een dwangsom eisen van 500 euro per dag doet dit geen belletje rinkelen: 500 euro, asielzoekers, dwangsom? indien ze hun kind niet kunnen inschrijven in de school van hun keuze. De publieke opinie zal daar zeker begrip voor hebben, want het is ook wat een aantal asielzoekers heeft gedaan om het recht op opvang af te dwingen.
Mijnheer Gatz, misschien was uw woordvoerster gedegouteerd en werd ze misselijk bij het horen van wat uw eigen partijwoordvoerders in Antwerpen verklaren. Ik kan alleen maar zeggen dat ik de eisen van de heer Bossuyt onderschrijf. Ik word daar niet misselijk van. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Gatz heeft het woord.
Het initiatief van de heer Bossuyt is een persoonlijk initiatief. Dat mag. Natuurlijk staat het in alle kranten, dat is ook goed, dat is waar ze van leven. Het is normaal dat ouders zich benadeeld voelen in bepaalde procedures, of dat nu een digitale inschrijvingsprocedure is of een reële wachtrij. Er zullen altijd ouders zijn die zich benadeeld voelen, vaak terecht, en soms onterecht. Het is dan ook normaal dat ze bepaalde juridische stappen zetten, maar dat is de verantwoordelijkheid van de heer Bossuyt zelf.
Mijnheer Gatz, kunt u mij misschien het adres geven van de heer Bossuyt? Hij is welkom in onze partij. Er zijn nog liberalen met gezond verstand.
We hebben ook te maken met het effect van het contrafederalisme in België. Het federale niveau beslist om te regulariseren, waardoor er een toevloed komt van nieuwe leerlingen, die recht hebben op onderwijs laat me dit heel duidelijk stellen, we zijn voor het recht op onderwijs voor iedereen die hier is en Vlaanderen mag betalen.
In het kader van het samenwerkingsfederalisme vinden we dat de federale en Vlaamse overheid dat moet bespreken. Bij nieuwe regularisatieoperaties, die er ongetwijfeld nog zullen komen, zou Vlaanderen, alweer, een belangenconflict moeten inroepen.
Ik wil er toch ook op wijzen dat het GOK-decreet effectief een verdringingseffect teweegbrengt. Door de verschillende criteria, door de verschillende categorieën van leerlingen worden autochtone Vlamingen inderdaad verdrongen van de scholen waar ze naartoe willen gaan. Men moet dat effect niet negeren. Wij vinden dat dit soort regels polariserend werkt tussen de bevolkingsgroepen. Dat is iets dat we juist niet willen. We willen met alle Vlamingen, oude en nieuwe, in éénzelfde boot zitten. Dat soort maatregelen, zoals het GOK-decreet, met zijn categorietjes, werkt polariserend tussen de mensen, wekt veel wrevel tussen de groepen op en ondermijnt het integratiestreven, dat we in Vlaanderen via het inburgeringsbeleid willen voeren.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dat men hier een nogal eenzijdige lezing heeft van het GOK-decreet. Dat moet toch even gezegd worden, gewoon ter informatie van de mensen. We hebben het GOK-decreet in het begin van de vorige legislatuur aangepast. Ik ga er nooit van uit dat iets dat ooit werd goedgekeurd, heilig is. Men moet bekijken of het voor verbetering vatbaar is. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
We hebben het aangepast. Een van de zaken die we onder meer gedaan hebben, is er ervoor zorgen dat er in het GOK-decreet meer ruimte is voor lokaal overleg. Als scholen dat wensen, en dat veronderstelt overleg, is het ook mogelijk dat instellingen met zeer veel kansarme kinderen in hun omgeving toch wat ruimte vrijhouden voor kinderen van kansrijke ouders. Als een inrichtende macht dat wenst, laat het GOK-decreet toe omgekeerd te mixen. Dat is niet eenvoudig, dat weten we wel. Het is niet gemakkelijk om zon beslissing te nemen. Maar het GOK-decreet laat dat toe. Het laat scholen toe om op een actieve manier ook een voorrangsbeleid te voeren dat verhindert dat ze helemaal zwart worden. Waarom wordt dat hier in godsnaam niet eens gezegd! Dat zijn evidente feiten over het GOK-decreet.
Los daarvan ik denk dat ik alle anderen hetzelfde heb horen zeggen moet er ook een onderscheid worden gemaakt tussen het GOK-decreet aan de ene kant en de moeilijkheid van het vormen van de wachtrij, waarmee nu geëxperimenteerd is in Antwerpen, Gent en Brussel aan de andere kant. En dat laatste is een verhaal van vallen en opstaan. Dat wisten we ook, want in het decreet is ingeschreven dat er twee jaar geëxperimenteerd kon worden en dat er daarna een evaluatie moet volgen. Daarnaast is er ook nog de capaciteitskwestie.
Voorzitter, ik denk dat het redelijk duidelijk is. In de vorige legislatuur is er een zeer grote inspanning geleverd om een inhaaloperatie op gang te brengen. In 2008 hebben we een bijkomende inspanning gedaan omdat we wat vertraging opliepen met de alternatieve financiering. Ik denk dat daar een probleem is. Iedereen zal moeten toegeven dat we kunnen vaststellen dat een alternatieve financieringsoperatie zeer complex is. Daardoor gaat dat niet zo snel vooruit als we verhoopt hadden. We moeten nu weten dat dat zo is. Daarnaast is het ook zo dat we in een moeilijke financiële periode zaten. Maar dat zijn de feiten.
Wat is de harde conclusie die we daaruit moeten trekken? Dat de Vlaamse Regering in de volgende jaren veel extra geld zal moeten uittrekken voor scholenbouw. Dat staat als een paal boven water.
Voorzitter, ik wil nog wat zeggen over iets waar men rond fietst. Het is inderdaad nodig om de procedures en de aanpak te herbekijken. Want die laten niet toe een echt vooruitziend beleid te voeren. Dat is ook wat minister Smet heeft gezegd. Dat is een zeer gevoelige kwestie binnen het onderwijsmilieu. Anderen hier zullen dat wel erkennen. Daarover moet men overleg voeren. Dat minister Smet daar niet van vandaag op morgen de oplossing voor heeft, is eerlijk gezegd wel begrijpelijk. Het is wel nodig om dat op de agenda te zetten.
Ik ben er fier op dat ik de heer Vandenbroucke tot leven heb gewekt en dat we zijn eerbiedwaardige stem gehoord hebben. (Gelach)
Mijnheer Vandenbroucke, scholen passen in de meeste gevallen de normale regel toe. Ze geven eerst aan de GOK-leerlingen de kans om zich in te schrijven. In tegenstelling tot het Vlaams Belang zitten in onze partij ook allochtonen. Die voeden hun kinderen in het Nederlands en Arabisch op. Wat zullen zij opgeven als taal? Ze geven het Arabisch op. Dan mogen ze vooraf inschrijven. Werkt dat de integratie in de hand? Daarover willen we toch eens discussiëren.
Het capaciteitstekort is tevens een gevolg van een te laks onderwijsbeleid, dat te weinig op de gevolgen van de demografische ontwikkelingen inspeelt.
In tegenstelling tot wat de heer De Meyer heeft verklaard, zijn wij wel van mening dat hier sprake is van een noodsituatie. Wij ontvangen tientallen mails van radeloze ouders die met hun kinderen niet weg kunnen. In Antwerpen vinden veel mensen geen school. Ze moeten eventueel uitwijken naar Doel, voor zover het nog niet is vernietigd, om hun kinderen een plaats in een school te geven.
Ik heb de indruk dat de voorzitter van de commissie Onderwijs niet goed naar mijn uiteenzetting heeft geluisterd. Ik heb de specificiteit van het probleem in Antwerpen, in Gent en in Brussel erkend. Ik heb ervoor gepleit de bestaande wachtlijsten niet te vergeten. Bovendien moeten we aandacht hebben voor betaalbaarheid van de scholen. Dat is de teneur van wat ik heb gezegd.
Ik had begrepen dat we niet holderdebolder scholen moesten bouwen.
Dat is juist. We moeten dat niet holderdebolder doen.
Ik vind dat we quick wins moeten boeken. We moeten dringend uitkijken naar een manier om de capaciteit snel te verhogen. We moeten hierbij eventueel onconventionele wegen bewandelen. Misschien moeten we leegstaande kantoorgebouwen huren. Ten gevolge van de crisis staan veel kantoren leeg. We moeten eens naar het Vlaams en het federaal overheidspatrimonium kijken. Ik heb, een beetje om te plagen, deze ochtend over kazernes gesproken. Het zou mogelijk moeten zijn andere onderbenutte gebouwen snel in schoolgebouwen te converteren. We moeten de nood lenigen en de leerlingen onderdak geven.
De heer Penris heeft het woord.
In Merksem staat een schoolgebouw leeg. Indien de schepen van Onderwijs van Antwerpen hier iets mee kan doen, kan hij er waarschijnlijk over beschikken. De directeur van het betrokken instituut biedt dit gebouw aan het stedelijk onderwijs aan.
Ik denk dat de heer Bouckaert niet goed heeft geluisterd. Ik heb ervoor gepleit naar alle gebouwen van eender welke overheid te kijken. Deze ochtend heeft hij het over kazernes gehad. Dat vind ik dwaas.
Waarom zouden we kazernes niet op een fatsoenlijke manier tot scholen kunnen ombouwen?
Mijnheer Bouckaert, u moet eens nagaan waar die kazernes gelegen zijn.
Dat is een mogelijkheid. We moeten ons daar echter niet op vastpinnen.
Ik ben blij dat de heer De Meyer het eens is met mijn stelling dat we snel oplossingen moeten vinden. We beweren niet dat er meer middelen naar het onderwijs moeten gaan. We vinden niet dat dit probleem moet worden opgelost door elders te besparen. We durven zeggen dat Vlaanderen heel veel aan zijn onderwijs uitgeeft. Wat uitgaven voor het onderwijs betreft, zitten we boven het gemiddelde van de OESO. Vlaanderen doet zijn werk voor het onderwijs.
Ik vind dan ook dat we voor oplossingen voor het capaciteitsprobleem naar de onderwijsbegroting moeten durven kijken. Er gaan heel wat middelen naar de uitvoering van het GOK-decreet. Volgens het rapport van het Rekenhof gaat het om 68 miljoen euro voor het basisonderwijs en om 17 miljoen euro voor het secundair onderwijs. Misschien moeten we die luxe eens herbekijken. Indien de hoofdmaaltijd niet kan worden geserveerd, moeten we misschien op het dessert besparen. Ik vind dat dit ter discussie moet worden gesteld. We kunnen daar een en ander besparen om de capaciteit uit te breiden.
Een laatste punt is typisch voor mijn partij. We vinden dat er over de muurtjes van de netten moet worden gekeken. De eventuele leegstaande capaciteit in een net moet door een ander net kunnen worden benut. De mensen kiezen in de eerste plaats voor een pedagogisch project en niet voor een schoolgebouw. Indien in een bepaald net klaslokalen zouden leegstaan, zou er een soepele regeling moeten zijn om die klaslokalen te laten overnemen door een net waar de vraag groter is. Het capaciteitsprobleem is niet enkel een kwantitatief probleem. Het is ook een kwalitatief probleem. De mensen willen in de eerste plaats kwalitatief onderwijs. Ook in dit verband zou ik vragen eens over de muurtjes te kijken en creatief te zijn. (Applaus bij LDD)
Minister Smet heeft het woord.
Ik wil iedereen danken voor zijn bijdrage aan dit debat. Wanneer we verontrustende signalen ontvangen over de vraag of zeker in een stedelijke omgeving, kinderen al dan niet onderwijs kan worden aangeboden, dan moet het de corebusiness zijn van het Vlaams Parlement om daarover te praten.
Mevrouw De Knop, mevrouw Meuleman, wanneer het brandt, moet men geen wind maken. Dan moet men proberen de oorzaak te vinden en blussen. U probeert aan te tonen dat ik een bocht gemaakt zou hebben over de capaciteit. Ik weet niet welke definitie van bocht u hanteert, maar ze lijkt wel verdacht veel op de definitie die Van Dale geeft van een rechte lijn. Mijn houding van de afgelopen weken was een rechte lijn.
Ik begrijp dat u me om allerlei redenen wilt doen zeggen dat in een Brusselse context we absoluut meer scholen moeten bouwen. Welnu, dat is niet mijn standpunt en niet het standpunt van de Vlaamse meerderheid in dit parlement. Ik wil het vandaag ook niet verder over Brussel hebben. Brussel heeft inderdaad een capaciteitsprobleem. Dat heb ik ook niet ontkend. De vraag is echter of we, indien we de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel hoog willen houden, al die kinderen onderwijs moeten aanbieden. Wanneer we veel water bij wijn gieten, dan hebben we geen wijn meer maar gekleurd water. Ik wil in Brussel Nederlandstalig onderwijs houden en geen Franstalig onderwijs met een Nederlandstalig sausje erover. Wat Brussel verder betreft: we zullen daar later over praten. We zullen gericht uitbreiden maar het probleem van Brussel kan niet zomaar worden vergeleken met het probleem van Antwerpen vandaag en van Gent, Mechelen en Vilvoorde morgen.
De heer Vandenbroucke heeft gelijk dat de problemen die we nu kennen, op zich niets te maken hebben met het GOK-decreet. Ik ben het ook met velen onder u eens dat er een historische achterstand is voor wat de scholenbouw betreft. Een derde van onze scholen is ouder dan 60 jaar, twee derde is ouder dan 40 jaar. Het spreekt dan ook voor zich dat we daar de komende jaren veel meer in moeten investeren. Maar ook dat is vandaag niet aan de orde. Het gaat erover dat er in de grote steden, nogmaals beperkt tot Antwerpen vandaag, een acuut probleem is voor ouders om hun kind te plaatsen.
Wat is er aan de hand? In 2001 had het Federaal Planbureau, de demografen, dit niet voorspeld. In mei 2008 voorspelde het Planbureau, de demografen in dit land, dat er in de steden opnieuw een groei zou zijn van het aantal kinderen. Het zou gaan om een groei met 12 percent, dat wil zeggen 25.000 kleuters extra. Dat vertaalt zich in een stijging van 20.000 schoolkinderen of 10 percent. Het Planbureau heeft dat uitgetekend op het niveau van arrondissementen, niet op het niveau van steden en gemeenten. Sommigen zeggen dat we dit zagen aankomen. En dat is ook zo. We wisten dat. Het bewijs daarvan staat in de regeringsverklaring en in beleidsnota, met name dat we dit probleem willen aanpakken.
Wat is er gebeurd? In Antwerpen is er een onlineprocedure ingevoerd, een experiment met de aanmeldingsprocedure waardoor het probleem in één keer kwantificeerbaar en duidelijk werd. Daardoor kregen we heel duidelijk voor de eerste keer een indicatie van het probleem. Ik leg de klemtoon op indicatie van het probleem want de cijfers zijn nog niet duidelijk.
Er zijn verschillende oorzaken gegeven van de demografische groei in de steden. Laat ons daar niet problematisch over doen. Laat ons blij zijn dat er kinderen zijn in de steden. Dat betekent dat onze steden een toekomst hebben en dat de Vlaamse samenleving een toekomst heeft. Dat is een troef voor de Vlaamse samenleving.
Het spreekt voor zich dat elk kind in een stad recht heeft op een klas en een school, en op een plaats in die klas.
Er zijn vier redenen waarom we in de steden meer kindjes hebben. Er is inderdaad een grotere immigratie dan gedacht. Iedereen weet dat steden toegangspoorten zijn tot een samenleving. Het klopt ook dat mensen die uit die migratie voortkomen, meer kindjes maken. Dat is goed voor hen én voor de samenleving. Bovendien blijven er, dankzij goed stedelijk beleid, opnieuw jonge gezinnen met kinderen in de steden wonen. Ook dat is een heel goede zaak. Bovendien stellen we vast dat er bij jongere generaties iets meer kinderen zijn, waardoor je in de steden netto meer kinderen overhoudt. Het online aanmeldingssysteem in Antwerpen heeft nu aangeduid dat het Planbureau en de demografen in dezen gelijk hebben.
Wat gaan we nu doen als Vlaamse Regering? We moeten een duidelijk onderscheid maken tussen de situatie in september en de situatie op de iets langere termijn, namelijk de komende vijf à zes jaar. Op korte termijn moeten we absoluut zicht krijgen op de werkelijke situatie. Antwerpen heeft dat heel goed in kaart gebracht. We weten dat daar nu een probleem is. We weten ook dat er in Gent vandaag niet echt een probleem is, maar dat het er morgen wel zal zijn. We weten dat dat ook het geval is in Mechelen, en dat dat het geval zal zijn in Vilvoorde. Maar ik wil van die steden wel eens weten hoe groot dat probleem is op gemeentelijk niveau en niet op arrondissementeel niveau.
Ik wil weten hoe groot het probleem is in aantallen, maar ook wat de reële capaciteit van de scholen op dit moment is. Ik leg de klemtoon op reële capaciteit, want we weten ook niet zeker of de capaciteiten die scholen opgeven, de echte capaciteit is die ze aankunnen. Als we dat allemaal weten, kunnen we de vraag en het aanbod beter op elkaar afstemmen. Ik zal ook aan de lokale overlegplatforms vragen om ons het aantal weigeringen omwille van capaciteit mee te delen. Die gegevens zullen ons toelaten om voor het zomerreces een heel duidelijk zicht te krijgen op de toestand in Vlaanderen wat betreft de capaciteit van onze scholen. We zullen daar ook de Studiedienst van de Vlaamse Regering bij betrekken, en ik zal binnen het Ministerie van Onderwijs en Vorming een centrale cel oprichten die een coördinatie- en monitoringfunctie krijgt.
Mevrouw De Knop, u vraagt of we die regiefunctie niet aan de steden en gemeenten moeten geven, maar zij hebben die al! En ze moeten die ook houden. Ik vind het zeer goed dat burgemeesters en schepenen een regisseurfunctie hebben. Zij moeten in kaart brengen wat er leeft in een stad, zij moeten de lokale onderwijsverstrekkers samenbrengen en samen afbakenen wat er nodig is. Die rol hebben ze vandaag al, getuige daarvan het feit dat Antwerpen in staat is om ons binnen de 10 dagen een exact beeld te geven van wat er in de stad aan de hand is.
Vergis u ook niet in de organisatie van ons onderwijs, collegas. Ik ben geen centrale staatspedagoog, noch een centrale onderwijsplanner die kan zeggen: Daar is er een probleem, dus daar moet het vrij onderwijs of het stedelijk onderwijs of het gemeenschapsonderwijs nu een school oprichten. Dat is niet mijn functie. Ik zal die rol ook niet opnemen, ik heb daar geen enkele ambitie toe.
Wat ik wel wil doen, is monitoren en controleren en met de Vlaamse Regering de nodige middelen ter beschikking stellen voor nieuwe schoolgebieden waar die nodig zijn en voor de werkings en omkaderingsmiddelen. Dat is de actie op korte termijn.
Laat mij, namens de Vlaamse Regering, heel duidelijk zijn: op 1 september zullen alle kinderen die in een stad wonen, een school vinden in die stad. Misschien niet altijd de school die net om de hoek ligt, het zal misschien de school zijn die twee straten verder ligt. We moeten op dat vlak ook eerlijk zijn tegenover ouders. Veel ouders willen dezelfde school, maar een school heeft maar een beperkte capaciteit. Als iedereen dezelfde school wil, kan niet iedereen in diezelfde school les volgen. Dat is een kwestie van wiskunde en van ruimtelijke ordening. Maar dat wil niet zeggen dat ouders een bus moeten nemen om elders een school te vinden voor hun kinderen. Ouders in een stedelijke omgeving hebben het recht om hun kinderen in hun buurt naar school te sturen. Dat is goed voor het sociale weefsel en voor de mobiliteitsproblematiek in de steden.
Dat is onze piste. Op 1 september zullen die kinderen, ook in Antwerpen, een school vinden. We zullen daartoe moeten doen wat nodig is.
Op de iets langere termijn moeten we uiteraard structurele maatregelen nemen. U kunt ons niet vertellen dat we dat niet wisten want in ons regeerakkoord en ook in mijn beleidsnota hebben we maatregelen aangekondigd. In het Onderwijsdecreet XX, dat hier binnen enkele weken ter stemming zal worden aangeboden, zal de 2 kilometerregeling kunnen worden aangepast aan de stedelijke realiteit. Ik heb daar goede hoop op. We moeten daar inderdaad nog wat werken op de formulering. Het moet correct zijn. Dat is allemaal niet zo gemakkelijk. Dat zal voor de zomer in orde zijn.
We hebben ook gesproken over de masterplannen. Onze Vlaamse steden plannen gelukkig, ze zien vooruit. Ze weten wanneer ze woonuitbreidingsgebieden en stadsuitbreidingsgebieden gaan voorzien. Als je woningen bouwt, moet je geen groot genie zijn om te weten dat er jonge gezinnen met kinderen zullen komen en dat je dan een school nodig hebt. Die masterplanregeling is voorzien in de beleidsverklaring en in het regeerakkoord. We zullen de regelgeving aanpassen zodat de Vlaamse Regering scholen zal financieren, niet op het moment dat er kindjes zijn maar wanneer we kunnen aantonen dat er kindjes zullen komen.
Verscheidene sprekers hebben gewezen op de kostprijs. Het is op dit moment niet mogelijk om de exacte kostprijs in te schatten. De steden hebben nog niet gehoord wat de exacte vraag is, wat het exacte aanbod is, wat er kan binnen de huidige scholen en hoeveel extra uitbreiding er nodig is. Die informatie zullen we krijgen voor de zomer. Op basis daarvan zullen we zien hoe we de problemen moeten oplossen. Er zijn verschillende mogelijkheden. Laat ons ze allemaal onderzoeken en geen mogelijkheden uitsluiten. Ik weet van de optie van de KBC-lening. We moeten zien wanneer we het geld krijgen. Er zijn nog andere mogelijkheden. Sommigen spreken van een volkslening. Andere mensen vinden dat we op een andere manier geld moeten zoeken. Laat ons dit rustig onderzoeken. Ik wil hier geen enkele oplossing uitsluiten. Laat ons er vooral voor zorgen, zoals iedereen, over alle fracties heen, heeft gevraagd, dat we geld vinden voor de schoolgebouwen voor onze kinderen.
Mijnheer Bouckaert, ik zal niet besparen in het departement Onderwijs. U hebt dat nu iets omfloerster gezegd. Deze morgen hebt u op de radio gezegd dat Onderwijs extra zal moeten besparen. Welnu, dat zullen wij niet doen. Wij zullen, zoals anderen terecht hebben gevraagd, investeren in het enige kapitaal dat onze Vlaamse samenleving echt heeft: onze kinderen.
Tot slot, dames en heren, er zijn drie duidelijke principes. Ten eerste, alle kinderen zullen op 1 september naar een school kunnen gaan. Wij hebben met ons allen die verantwoordelijkheid en zullen die met ons allen opnemen. Ten tweede, het zal aan de steden en de gemeenten zijn om de behoeften, de vraag en het aanbod, in kaart te brengen, en de regierol op te nemen. De Vlaamse Regering zal faciliteren, ondersteunen en coördineren. Ten slotte, mevrouw Meuleman, ik ben ervan overtuigd, en samen met mij de Vlaamse Regering, dat wij de geschiedenis zullen ingaan als de regering die het capaciteitsprobleem heeft aangepakt en die geen wind heeft gemaakt.
Voorzitter, beleid voeren is maatregelen aankondigen, niet studies aankondigen. Minister, u maakt er een specialiteit van om altijd te antwoorden met onderzoeken die in de toekomst worden gepland. Dat doet u in de commissie en dat doet u hier. Maar goed, we wachten in spanning af wat de uitslagen zullen zijn van de talloze onderzoeken. Maar de ouders hebben daar, denk ik, geen boodschap aan.
Uw opmerking over wat ik zei over de besparing, is een beetje een demagogische uitschuiver. Ik wil niet een vermindering van het totale budget van Onderwijs. Dat heb ik niet gezegd. Ik wil een verschuiving van de middelen binnen het Onderwijsbudget.
En dan zeg ik, en ik herhaal het nogmaals, dat als je de hoofdmaaltijd niet meer kunt serveren, je moet besparen op het dessert. Dat wil zeggen dat we eens moeten kijken of we de middelen die we aan het GOK-decreet besteden maar er zijn ook nog veel andere zaken niet kunnen verminderen en naar de essentie gaan, namelijk ervoor zorgen dat kinderen onderdak krijgen in een school met goede leraars.
Mevrouw De Knop zal de algemene repliek geven, maar ik wil toch, ook al besef ik dat we vandaag niet het grote Brusseldebat voeren dat zouden de collegas mij ook kwalijk nemen , even kort op de Brusselse situatie ingaan.
Ik benijd politici die het talent hebben om van een bocht een rechte lijn te maken en van een rechte lijn een bocht. Ik beschik niet over dat talent dat maakt dat u een soort van overlever bent die aan alle probleemdiscussies makkelijk ontsnapt. Ik neem daar akte van.
Ik vind het wel goed dat u zult investeren of zult laten investeren in Antwerpen en Gent. Het is deze steden van harte gegund en het zal trouwens verder gaan dan die steden alleen. Dat is een goeie zaak. Wat me als een zware baksteen op de maag blijft liggen, is het verhaal dat we in Brussel in het allerbeste geval met mondjesmaat zullen investeren en in het slechtste geval misschien helemaal niet.
Daar wordt dan een verhaal rond gecreëerd dat vanaf nu onze klassen met een derde Nederlandstaligen bevolkt moeten zijn omdat anders de kwaliteit drastisch achteruitgaat. Ik heb dat verhaal 10 jaar niet meer gehoord, maar twee weken geleden lanceerde u het weer. Plots komt het dus als een soort stadslegende cest le cas de le dire naar voren. Ik heb alle taalpedagogen en taalwetenschappers van de vier grote universiteiten gevraagd of ze kunnen bevestigen dat dit een wet is. Ik heb geen antwoord gekregen. Ze kunnen dat niet. Ik zou hier graag eens een diepgaander discussie in de commissie over voeren.
U moet trouwens b zeggen als u ook a zegt, want als u die norm wilt doortrekken, zullen we geen scholen bij bouwen, maar zullen we er moeten sluiten, wellicht een derde, maar misschien zelfs de helft.
U bevindt zich ook in een spanningsveld met uw regeerakkoord en met de Brusselpolitiek van uw voorgangers en van deze regering die zeggen: Kijk, we willen in Brussel de gemeenschapsvoorzieningen zo aan de Brusselaars aanbieden dat we een derde van de Brusselaars kunnen bereiken. Zelfs in ons exploderend Nederlandstalig onderwijs van de laatste decennia, in het kleuteronderwijs waar ons marktaandeel het grootste is, het Vlaamse aandeel ten opzichte van het totale Brusselse scholenbeleid, komen we maar aan 22 percent. Ik zeg nu niet dat u onmiddellijk als een raket moet doorschieten naar 30 percent, want de kwaliteit van het onderwijs blijft voor ons ook heel belangrijk, maar u zit duidelijk met een gordiaanse knoop en dat betreur ik. Brussel is er niet bij, de rest wel.
Laat het me zo zeggen: Brabo zal terug wat verder kunnen werpen en het stropje rond de nek van de Stropkes zal wat losser komen te zitten, maar Manneken Pis plast niet langer zorgeloos, want Pascal Smet en vergeef me de uitdrukking, voorzitter knijpt zijn pietje dicht. (Rumoer. Gelach)
Minister, ik ben tevreden dat u nu eindelijk ingaat op de suggestie die we reeds bij de bespreking van de beleidsnota hebben gegeven om in een cel te voorzien binnen de administratie om heel deze problematiek snel, efficiënt en kordaat op te volgen. Bedankt dat u daarop ingaat.
Een blijvende zorg is de betaalbaarheid van de schoolgebouwen voor de scholen zelf. Als we daar geen aandacht voor hebben, dreigt het risico dat we andere problemen binnen de scholen creëren.
We erkennen het probleem in de grootsteden, daarmee ben ik ook begonnen, maar ik wil u toch nog een citaatje meegeven uit de Schoolgebouwenmonitor van 2008, uitgegeven door AGIOn: Gebruiken we verstedelijking als contextindicator, dan stellen we vast dat de scholen-bouwenproblematiek het meest prominent aanwezig is in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in de centrumgemeenten van de grootstedelijke gebieden Gent en Antwerpen, en de gemeenten van de buitengebieden.
Dit staat in de studie van AGIOn, dus minister, ik vraag u uitdrukkelijk om ook die buitengebieden niet te vergeten.
Minister, u moet misschien eens overwegen om deel te nemen aan de Olympische Winterspelen. U hebt gelijk, u neemt geen bocht, het is meer een slalomparcours. Ik hoop dat u heelhuids beneden komt.
Inhoudelijk ben ik vooral verontrust over uw uitspraak dat u de controle wilt opvoeren op de scholen die zeggen dat ze vol zijn. Ik denk dat scholen ontzettend harde inspanningen leveren, nu al en dat ze er zelf over inzitten dat er kinderen aan de deur komen kloppen die geen plaats hebben. Ze voelen nu al de druk om er steeds maar nog een kindje, en nog een kindje, en nog een kindje bij te nemen. Ze geven nu al les in het bezemlokaal. Kinderen eten al in drie shifts. Kleutertjes moeten soms buiten lopen terwijl de groteren eten. Minister, dat kan niet de oplossing zijn. Wij, maar u ook, zo heb ik begrepen uit vroegere discussies, blijven toch staan voor kleinere klassen? We vonden de klassen toch te groot, zeker voor de kinderen die het al moeilijk hebben om te leren? Ik wil absoluut die weg niet inslaan, en ik hoop u ook niet.
Ten slotte wil ik het nog kort hebben over de regierol van de steden en gemeenten. U zegt dat ze die in handen hebben. Ze hebben die wel in handen, maar er staan geen centen tegenover, en dat vragen wij net. Minister, ik vroeg het daarnet aan uw collega, maar ik vraag het nu aan u: ziet u brood in een noodfonds? Wilt u geld vrijmaken voor de steden en gemeenten, want zij kennen de problemen, weten waar die zich situeren en hebben de oplossingen in handen? We moeten hun de mogelijkheid geven die uit te voeren.
Minister, ik dank u op mijn beurt voor het uitgebreide antwoord. Dat was de theorie van het verhaal. Nu zijn we op een moment gekomen dat we naar de praktijk van het verhaal moeten kunnen gaan. Ik, en ik niet alleen, kijk dringend uit naar de maatregelen die u zult nemen om ervoor te zorgen dat er zekerheden zijn voor alle wachtende kinderen tegen september 2010. Ik kijk ook bijzonder uit naar alle initiatieven die u zult nemen op langere termijn zodat het structurele probleem fatsoenlijk kan worden opgelost en, zoals u zelf aangeeft, liefst binnen deze legislatuur. De netoverschrijdende samenwerking zal hier bijzonder belangrijk in zijn. Hoe kunnen wij ook meer leerkrachten aantrekken?
Als laatste punt mogen we zeker niet vergeten dat alle bouwdossiers die zijn aangevraagd en wachten op uitvoering, en de nieuwe aanvragen die komen, op een ordentelijke en fatsoenlijke manier moeten kunnen worden afgewerkt. Zelfs al trekken wij vandaag allemaal een werkplunje aan en beginnen we morgen te bouwen, dan nog zullen die scholen er in september zeker niet staan. Houd daar absoluut rekening mee. Ik hoop dat u ook regelmatig verslag zult uitbrengen in de commissie en in het parlement over de initiatieven die daaromtrent worden genomen.
Minister, ik heb u, zoals zo vaak in de commissie, met zeer veel overtuiging een heel lange uitleg horen geven, maar met heel weinig concrete zaken waar we nu onmiddellijk mee verder kunnen.
U zegt dat dit probleem op zich niets met GOK te maken heeft. Dat klopt enigszins, maar u kunt niet ontkennen dat wat nu aan de gang is in Antwerpen, een verdringing is van de Vlaamse kinderen. Verder ga ik daar niet op in, daar is al genoeg over gezegd.
Vervolgens zegt u dat er nu een acuut probleem van capaciteitstekort is en dat in 2008 de huidige groei niet is voorspeld. Bij mijn weten wordt een kind, en ik heb er vier, niet geboren op 2,5 jaar. Mijn kinderen zijn geboren als baby en zijn pas op 2,5 jaar naar school gegaan. Dat betekent dat u 2,5 jaar geleden wel kon zien wat er zat aan te komen.
U zegt dat er maatregelen in het regeerakkoord staan. Dat klopt, maar ik kan niet genoeg herhalen dat vorig jaar, voor het nieuwe regeerakkoord, hetzelfde is gezegd als wat nu in het regeerakkoord staat. Ik hoor u nu weer eens zeggen dat u het in kaart zult brengen. Ik ben al blij dat er ten minste een tijd op staat: men gaat het voor de zomer doen. Dat is al beter dan wat we in het verleden hebben gehoord.
Ten slotte maakt u zich sterk dat alle kinderen in september naar een school in de stad zullen kunnen. Ik hoop dat u dat kunt waarmaken, maar ik weet nog altijd niet hoe u dat zult doen, en ik denk dat de ouders die vandaag dit debat hebben gevolgd, na vandaag niet veel wijzer zijn geworden.
Minister, samen met andere leden stel ik vast dat u de juiste analyse maakt. Dat is al geweldig op zich. Uiteraard wachten we nu met zijn allen vol spanning op de daden. Ik zal niet te veel herhalen wat anderen al hebben gezegd. Ik heb wel genoteerd dat u hebt gezegd dat de demografische evolutie een troef is. Ik ben heel blij dat u dat ook zo ziet. We moeten er inderdaad voor zorgen dat al die kinderen en jongeren die in de steden wonen, kwaliteitsvol onderwijs krijgen. Ik ben altijd een beetje bezorgd als ik u dan hoor zeggen dat Brussel un cas à part is, want uiteindelijk is het dat niet. De heer Gatz is daar al op ingegaan. U hebt het over veel water en weinig wijn, maar het is een verantwoordelijkheid die u toekomt. Nogmaals, als u geen capaciteitsuitbreiding voor Brussel wilt realiseren, dan zult u dat wel moeten doen in de Rand. U geeft dat eigenlijk zelf al aan, want u zegt dat dit nodig is in Vilvoorde, en ik denk niet dat dit alleen voor Vilvoordse kinderen is. Willen we vermijden dat we in heel Vlaanderen moeten werken aan taalondersteuning en de zeilen extra moeten bijzetten om te werken aan kinderen die misschien iets taalzwakker zijn, dan moeten we er juist voor zorgen dat we nu investeren in die stedelijke omgeving.
U zegt me dat die regierol al voor de steden is. Dat is ook goed. We bedoelen uiteraard dat zij daarvoor ook het geld moeten krijgen. U kunt misschien niet geld geven om alle noden te lenigen, maar ik heb u zelf ook al lijstjes horen opstellen van die gemeenten die moeten worden gefinancierd. Als u in de nodige middelen voorziet voor de steden en die steden de prioriteiten laat bepalen, dan is dat veel beter dan als u dat zou aansturen. U zei ook dat u geen centraal staatspedagoog bent. Ik neem daar akte van. Dat kan misschien wel zo zijn. Uiteraard hebben we vrijheid van onderwijs en zijn de inrichtende machten er, maar u moet zich toch hoeden voor het uithollen van uw eigen functie. U hebt wel degelijk een belangrijke verantwoordelijkheid. Uiteraard is voorzien in middelen een eerste en noodzakelijke stap daarin.
Minister, ik neem u op uw woord als u zegt dat op 1 september geen enkel kind in de kou zal staan, dat alle kinderen dat recht op onderwijs hebben en in een school zullen terechtkomen. Deze ochtend heb ik echter een openbare zitting bijgewoond van de Commissie voor Leerlingenrechten. Bijna alle zaken die deze ochtend op de agenda stonden, hadden te maken met de inschrijvingproblematiek, en het overgrote deel van de zaken met de inschrijvingsproblematiek in het Brusselse. Wanneer u als verantwoordelijk minister het aanmeldingssysteem van naderbij zult bekijken, en ik hoop dat u dat zult doen, dan zult u misschien zien dat, door de manier waarop dat is geconstrueerd, de zwaksten misschien wel het slachtoffer dreigen te worden. Het systeem heeft een aantal ziekten. Het kan niet dat iemand een halve informaticaspecialist en een geschoold jurist moet zijn om die dingen correct in te vullen. Ik heb deze ochtend surrealistische dingen gezien. Ik zal niet technisch worden, maar die programmas bevatten bepaalde elementen niet, waardoor iemand zich bijvoorbeeld kan aanmelden voor inschrijving zonder een school te specificeren. Dat wordt aanvaard, en dan komt men natuurlijk maar tot de ontdekking dat men nergens op staat als de termijn is verstreken.
Minister, houd er ook rekening mee dat de weigeringsattesten die u zult tellen, niet in alle gevallen automatisch worden verstrekt. In sommige gevallen moeten de ouders er ook om gaan. Ik verzoek u dus die zittingen eens bij te wonen en concreet te bekijken wat de dagelijkse praktische problemen zijn voor ouders en scholen bij het werken met dit aanmeldingssysteem. Voor andere leden is dat misschien ook een nuttige suggestie.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Minister, ik zal u niet verwijten dat u een bocht hebt gemaakt, of dat u een bocht zou moeten maken. Ik ben alleen heel droevig omdat u blijkbaar vasthoudt aan het beleid wat betreft de scholen in Brussel.
Ik zou dat debat graag eens uitvoerig voeren. Ik vrees dat veel parlementsleden niet goed de gevolgen beseffen van uw voorstel voor de aanwezigheid van de Vlamingen en vooral van het Nederlands in Brussel. De heer Gatz wees er al op: als wij uw redenering volgen, zullen er binnenkort scholen in Brussel gesloten worden. U zegt dat er steeds een derde van de leerlingen in een klas Nederlandstalig moet zijn. U weet dat er steeds minder Vlamingen in Brussel zijn, dat hebt u in de commissie al toegegeven. Dunque hebben we in feite een overcapaciteit in Brussel op middellange termijn. Er zullen scholen sluiten.
Ik heb het al eens gezegd: we staan op het punt een historische kans te missen. Vlaanderen beseft dat te weinig. Laat ons allemaal samen toch eens kijken naar de toestand van het Nederlands in onze hoofdstad. We weten toch dat het Nederlands hier jarenlang gediscrimineerd is en achteruit is gegaan. Nu krijgen we een grote bevolkingstoename met heel veel kinderen waarvan heel veel ouders graag zouden willen dat ze goed tweetalig zouden worden. Dat zou een nieuwe groep Brusselaars kunnen worden die met liefde en achting naar het Nederlands kijkt. En nu zeggen wij: neen, er komt geen capaciteitsverhoging in het Nederlandstalig onderwijs. De deur blijft gesloten voor die nieuwe Brusselaars. Dat ze in het Frans naar school gaan! Zo vertaal ik uw rechtlijnigheid, minister.
Minister, ik ga me niet vermoeien met uw Alice in Wonderland-discours betreffende de grote kansen, opportuniteiten en wissels op de toekomst die die etnisch-demografische evolutie in onze steden allemaal met zich mee zal brengen, allemaal te weerleggen. Dat zou me te ver voeren.
U hebt alleen gezegd dat u en dan heb ik het specifiek over Antwerpen, de situatie die ik het best ken de cijfers van de scholen nog niet kent. Dat is merkwaardig, want ieder Antwerps gemeenteraadslid kent die cijfers wel. Tenminste, degenen die de moeite doen om ze op te vragen bij de schepen van Onderwijs, die overigens, van op de publiekstribune dit debat aandachtig volgt. Als u dat zou doen, zou u weten dat 26 percent van de leerlingen in Antwerpen in september niet naar de school van hun keuze zal kunnen gaan. Dan zou u weten dat 60 percent van de leerlingen, dat is een opmerkelijke analyse van de sociaal-economische situatie van een stad als Antwerpen, GOK-leerlingen zijn. Dan zou u weten dat er 11 scholen zijn in Antwerpen die voorrang geven aan GOK-leerlingen, en dat er 22 scholen zijn gewezen minister Vandenbroucke heeft ernaar verwezen die de omgekeerde regeling in de praktijk brengen. Dat betekent zwarte scholen met tot 80 en 90 percent allochtonen, vreemdelingen, kinderen van asielzoekers, illegalen enzovoort, die smeken om mag ik het woord uitspreken? blanke kinderen, die een omgekeerde GOK-regeling in de praktijk brengen. Maar u weet dat allemaal niet, zegt u. Wel, ik zeg het u, dan bent u nu als minister ook op de hoogte van wat er gebeurt in een grootstad als Antwerpen.
Dan komt u af met de mededeling dat het allemaal in orde komt. In september zal ieder kind ergens in die stad naar school kunnen. Het zou er nog maar aan mankeren! De hamvraag hebt u niet gesteld. U zegt dat er een paar scholen zijn waar iedereen naartoe wil. Hoe zou dat toch komen? U hebt de waaromvraag niet gesteld! Die wordt overigens nooit gesteld. Waarom willen zoveel ouders zoveel kinderen naar een paar scholen sturen? Misschien mag ik u het politiek niet-correcte antwoord geven. Dat zijn in uw ogen allemaal onverdraagzame ouders, dat zijn ouders die niet pluralistisch zijn, niet multicultureel zijn, niet politiek correct zijn. Ze zouden hier zeker worden uitgejouwd en met de vinger gewezen, mochten ze zeggen waarom ze hun kinderen naar die paar scholen willen sturen in de grootsteden: omdat die scholen inderdaad nog grotendeels witte scholen zijn, omdat in die scholen nog Nederlands en geen Arabisch wordt gepraat, omdat in die scholen de blanke kinderen niet worden weggepest. Omdat er in die scholen nog een zeker kwaliteitsniveau qua onderwijs kan worden gehandhaafd, de voertaal is er immers het Nederlands, en niet een of andere vreemde taal. Dat is de reden waarom al die ouders naar die paar scholen in de grootstad willen.
Iedereen hier weet dat, maar niemand durft het te zeggen, want het past niet in wat we hier geacht worden te vertellen. Zolang u dat niet durft te erkennen en met dat gegeven geen rekening houdt, zal het nooit lukken. U mag dan nog honderd scholen bijbouwen en tien GOK-decreten goedkeuren, het zal niet lukken.
Tot slot heb ik nog een retorische vraag. Wanneer we dit vertellen, worden we doorgaans uitgejouwd. Hoeveel van de parlementsleden en ministers sturen hun kinderen naar die zwarte scholen, waar 80 of 90 percent van de kinderen, of nog meer, vreemdelingen zijn: kinderen van allochtonen, asielzoekers en illegalen? Wellicht kom ik met één hand, neen, met twee of drie vingers toe. Het is gemakkelijk om hier grote principes te komen verdedigen, maar in het persoonlijk leven net het omgekeerde te doen. (Applaus bij het Vlaams belang)
Voorzitter, ik wil reageren op het antwoord van de minister. U schenkt terecht veel aandacht aan de stappen die u wilt ondernemen om een inzicht in de noden inzake infrastructuurcapaciteit te verwerven. Het is erg nodig dat we ook het toekomstige personeelstekort aanpakken. Het heeft geen zin om straks klaslokalen met veel kleuters te hebben, maar zonder leerkrachten. Het arbeidsmarktrapport leert ons dat ook op dat vlak extra inspanningen nodig zullen zijn. Kwaliteit betekent niet enkel goede infrastructuur maar ook voldoende omkadering met goed opgeleid personeel.
Mijnheer Dewinter, de concentratiescholen vormen inderdaad een probleem. Het is echter niet alleen een Antwerps probleem, het doet zich ook voor in andere steden in Vlaanderen. Ik hoop dus dat we de komende weken in de commissie voor Onderwijs het debat over dat probleem kunnen voeren. Maar het debat moet ook gaan over heel positieve projecten, zoals het project School in zicht. In Antwerpen loopt dat al 3 jaar. Men probeert van de scholen normale scholen te maken, die de samenstelling van de omgeving weerspiegelen. Met dat project slaagt men erin om ook autochtonen ervan te overtuigen hun kinderen naar concentratiescholen te sturen. Vandaar dat een omgevingsanalyse zo belangrijk is.
De heer Vandenbroucke wil ik bijtreden: het GOK-decreet biedt veel mogelijkheden, onder meer om een bepaald percentage toe te laten. Scholen moeten daarbij worden geholpen, want het kan erg comfortabel zijn om een concentratieschool te zijn, bijvoorbeeld voor de bescherming en de middelen. Dergelijke scholen zijn niet bezig met kinderopvang, maar op het ogenblik dat die ouders worden toegelaten, stelt zich ook het probleem van de kinderopvang. Dat is dus een welzijnsprobleem. Het zal dus een en-enverhaal zijn.
Kort toch een aantal punten. Mijnheer Dewinter: scholen in de stad moeten een weerspiegeling van de samenleving zijn, dat is het beste voor de samenleving en voor de steden. Mevrouw Moerman, de aanmeldingssystemen zullen we evalueren. De heer Vandenbroucke merkte dat ook op. Dat was van bij de aanvang de bedoeling.
We gaan de bewegingsvrijheid die de LOPs en de lokale besturen hebben om de wegingscriteria en de ordeningsprincipes te bepalen, herbekijken en wellicht aanscherpen in die zin dat de Vlaamse Regering zal bepalen wat kan en wat niet kan. Het is dan aan de lokale overheden om te bepalen wat ze kiezen, naargelang de lokale situatie. Ik blijf ervan uitgaan dat het heel belangrijk is dat je op lokaal niveau kiest wat het belangrijkste is voor je stad of gemeente.
Mijnheer Gatz en mijnheer Van Der Taelen, voor Brussel gaan we inderdaad de oude recepten uit het verleden niet toepassen die ervoor zorgen dat veel ouders zich nu ernstige vragen stellen over het onderwijs in Brussel en dat er meer en meer Nederlandstaligen Brussel verlaten. Ik heb het de vorige keer ook gezegd: het is niet de bedoeling van het Nederlandstalig onderwijs om nieuwe Vlamingen te maken. Het is de bedoeling om kinderen op te leiden tot open, sterke, veelzijdige persoonlijkheden die inderdaad tweetalig zijn. Het gaat hier om het belang van het kind. Het gaat niet over het aandeel van een of ander net. Deze regering zal vanuit het belang van het kind de opties nemen.
Mevrouw Meuleman, we hebben geen noodfonds nodig. Het ontgaat u blijkbaar even dat we een open-endfinanciering hebben in het onderwijs. Dat betekent dat als er minder kinderen zijn, je minder geld krijgt. Heb je meer kinderen, dan krijg je meer geld voor de werking, voor de omkadering en eigenlijk ook voor de gebouwen. Ik wil u ook even aan een regel uit het Schoolpact herinneren: elke ouder heeft het grondwettelijk recht om een school te eisen binnen de 4 kilometer. Als die er niet is, dan moet het gemeenschapsonderwijs die oprichten en anders wordt er vervoer ingericht. Dat is de regel die er is. Het heeft geen zin om te zeggen dat er een noodfonds moet komen. Als er middelen nodig zijn, zullen we middelen moeten zoeken. De Grondwet en de decreten leggen ons dat op.
Ik ben het absoluut eens met mevrouw Helsen dat het debat van de leerkrachten hier ook heel cruciaal is. Er is nog enige marge: 40 percent van de jonge leerkrachten wordt gedwongen om deeltijds te werken, terwijl ze eigenlijk voltijds willen werken. Met een andere organisatie hebben we dus nog wat marge. Maar u hebt absoluut gelijk. Dat is ook de reden waarom we met de vakbonden en de onderwijskoepels, onmiddellijk nadat de nieuwe cao-onderhandelingen zijn afgerond, het loopbaanpact voor leerkrachten zullen opstarten om ook iets aan de zij-instroom te doen.
Ten slotte werd de link gelegd met de scholen op het platteland. U hebt er absoluut gelijk in. Het is mijn overtuiging dat de beste plattelandspolitiek die de regering kan voeren, investeren in de steden is. Dat is goed voor zowel het platteland als de steden.
Voorzitter, ik wil namens mijn fractie een actualiteitsmotie aankondigen.
Voorzitter, wij kondigen ook een actualiteitsmotie aan.
Voorzitter, LDD kondigt ook een actualiteitsmotie aan.
Voorzitter, wij kondigen vanuit de meerderheidspartijen eveneens een actualiteitsmotie aan.
Voorzitter, wij zullen ook mee een actualiteitsmotie indienen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.
Actualiteitsmoties
Door mevrouw Michiels, door mevrouw De Knop en mevrouw Meuleman, door de heer Bouckaert en door de heer Van Dijck werden tot besluit van dit actualiteitsdebat actualiteitsmoties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk om 16.10 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daar straks over uitspreken.
Het incident is gesloten.