Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Lieten.
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Op 11 februari 2010 heeft EDORA, de Waalse tegenhanger van de Organisatie voor Duurzame Energie Vlaanderen (ODE), een studie voorgesteld, die aangeeft wat het aandeel van hernieuwbare energie kan zijn in België voor 2020. Ik vond dat hoopgevend. De studie bepaalt dat in 2020 16 tot 18 percent van de totale energievraag in België uit hernieuwbare energie kan komen. Ik hoef u niet te vertellen dat de Vlaamse Regering heel ambitieus is op dat vlak. Ze stelt ook dat ze in de toekomst zoveel mogelijk hernieuwbare energie wil stimuleren. In het regeerakkoord spreekt men over 13 percent. Er staat ook dat Vlaanderen ernaar zal streven in een billijk aandeel in het totale Belgische percentage aan hernieuwbare energie te voorzien.
Ik vond dat hoopgevend. Als ik zie dat men spreekt over 16 tot 18 percent vraag ik me echter af of we niet ambitieuzer moeten zijn. Een paar dagen later heeft ook het federale Planbureau een rapport voorgelegd, waarin ze een mogelijke taakverdeling weergeeft tussen Vlaanderen en Wallonië inzake het aandeel in alternatieve energie en de mogelijke verdeling van energiebronnen.
Twee conclusies vielen me op. Vlaanderen hinkt achterop ten opzichte van Wallonië. Vlaanderen zal een grotere inspanning moeten leveren dan Wallonië. Het grootste aandeel op het vlak van alternatieve energie zal ook van Wallonië moeten komen om onze streefcijfers te halen.
Minister, hoe zult u tegen 30 juni, op het ogenblik dat de deadline nadert voor het nationaal actieplan, de concrete maatregelen duidelijk hebben? Moeten wij onze doelstellingen niet bijstellen nu we zicht hebben op de resultaten van deze studie?
Minister Lieten heeft het woord.
We zijn volop bezig met de voorbereiding van de politieke onderhandelingen over de Belgische verdeling van een aantal onderdelen van het Europese energie- en klimaatpakket. Verschillende dossiers kruisen elkaar hierbij. We hebben de CO2-reductiedoelstellingen. Die beïnvloeden de evolutie van het energieverbruik. Dat heeft dan weer een impact op de hoeveelheid hernieuwbare energie die moet worden opgewekt om aan die 13 percent te geraken. De afspraken over de hernieuwbare energie hangen dus af van de afspraken over de andere onderdelen van het pakket.
Op de eerste plaats is er in de Nationale Klimaatscommissie een werkgroep opgericht. Daar zitten de gewestelijke en federale administraties samen. Ze bereiden alle dossiers voor. Ze zijn op dit moment bezig met de inventaris van de verschillende verdeelsleutels. Het rapport van het Federaal Planbureau waar u naar verwijst, is een input voor die werkgroep. Daarnaast is er een energieoverleg: ENOVER. Deze werkgroep is bezig met de dossiers van 13 percent algemene hernieuwbare-energiedoelstellingen en van 10 percent hernieuwbare energie in transport. Die twee werkgroepen moeten op het technische en het administratieve vlak hun conclusies eind deze maand overmaken aan de verschillende regeringen.
Dan kan de politieke onderhandeling beginnen over wie wat voor zijn rekening gaat nemen, en waar de ambitieniveaus liggen. Het algemene uitgangspunt van de Vlaamse Regering is uiteraard dat het grootste deel en het liefst de totale hernieuwbare-energiedoelstelling , binnen België wordt gerealiseerd. We kunnen nog niet zeggen wat het resultaat zal zijn van die onderhandelingen, ze moeten nog beginnen.
De EDORA-studie waar u naar verwijst, is ons bekend. De mensen van ODE zijn die komen toelichten op het kabinet. De administratie is volop bezig met de analyse van de studie. Men onderzoekt hoe wij onze voorbereiding van de onderhandelingen daarmee kunnen voeden. We verwachten vooral dat er bijkomende maatregelen nodig zijn op het vlak van groene warmte. Dat kan tot de helft van het totale aandeel hernieuwbare-energieproductie innemen. De voorbeelden zijn biomassa, biogas, biovloeistoffen, warmtepompen, zonneboilers enzovoort.
Tegen eind juni moet het nationaal actieplan hernieuwbare energie worden ingediend bij de EC. Het Vlaamse Energieagentschap is bezig met een ontwerpplan. Dat zal worden besproken met de andere beleidsdomeinen. Daarna komt het op de tafel van de Vlaamse Regering.
Er zijn nog andere interessante studies die een bijdrage kunnen leveren. Het MIRA-S-rapport werd eind 2009 gepubliceerd. De VITO heeft Prognoses voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling gepubliceerd. Al dat materiaal wordt nu volop verder geanalyseerd om de politieke onderhandelingen op de verschillende niveaus voor te bereiden.
Dat was een uitgebreide en doortastende beschrijving van de geplande werkzaamheden, minister. Dat is heel interessant.
Op mijn fundamentele vraag kreeg ik echter geen antwoord. Gaat Vlaanderen zijn eigen ambities bijsturen? Gaan we ambitieuzer zijn dan het Vlaamse regeerakkoord?
Ik vrees dat er vandaag nog geen duidelijkheid bestaat over wat Wallonië en wat Vlaanderen gaat doen. Ik vind het vreemd, maar dat zal wel aan mij liggen, dat die discussie nog moet starten. 30 juni lijkt mij niet meer zo veraf. De politieke discussie moet niet alleen nog starten tussen de twee deelstaten, maar ook nog in de schoot van de Vlaamse Regering. Aangezien de Vlaamse Regering hernieuwbare energie zo belangrijk vindt, vind ik dat een beetje vreemd. Ik kan dat alleen maar constateren.
De heer Sabbe heeft het woord.
Minister, u zegt dat er twee werkgroepen zijn. In Vlaanderen zijn we sterk in werkgroepen. Die maken conclusies. Maar is er een strikte timing? Ik neem aan dat we toch tot conclusies willen komen? Op welke datum zullen die werkgroepen verslag uitbrengen van hun bevindingen? Wanneer gaan we over tot de opmaak van een actieplan? Wanneer zal het actieplan klaar zijn? Vanaf wanneer zullen die investeringen beginnen? Wat is de eindstreefdatum voor de beëindiging van de fase van de investeringen die u plant?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, u hebt een waslijst gegeven van rapporten en van allerlei overleg dat zou worden gepleegd, maar ik sluit mij toch aan bij mevrouw De Knop. Als we ons actieplan inzake hernieuwbare energie halverwege 2010 moeten indienen, wordt het dringend tijd om te weten wat we precies gaan doen om de deadline 2020 van 13 percent voor België te halen. Ik vraag me ook af wat we gaan doen met de ingediende vergunningsaanvragen voor de palmoliecentrales waarover ik u in de commissie heb ondervraagd. Ik veronderstel toch dat dit een belangrijk onderdeel van dat plan zal zijn. Is er al overleg geweest met de federale overheid over het billijke aandeel van Vlaanderen in die 13 percent? De tijd dringt. En ten slotte, er wordt al een jaar gepraat over dat fameuze Vlaamse energiebedrijf. Hoe zit het daar nu eigenlijk mee? Er is in geld voorzien in de begroting: 200 miljoen euro. Dat is positief. Maar we hebben daar nog altijd niets concreets van gezien. Kunt u daar iets meer over vertellen?
Ik heb begrepen dat ik niet duidelijk heb gesproken want niet iedereen heeft mij goed begrepen, dus zal ik nog eens zeggen dat die werkgroepen allemaal bezig zijn en dat ze tegen het einde van de maand hun technische analyses moeten opleveren, zodat daarna de politieke onderhandelingen tussen de gemeenschappen en de federale regering kunnen starten. Ook voor ons nationale actieplan voor hernieuwbare energie tikt de klok. Wij moeten tegen eind juni een voorstel indienen bij de Europese Commissie. Ook daar zijn alle gesprekken en werkzaamheden lopende. Ik ben ervan overtuigd dat wij de voortgang daarvan iedere keer in de commissie zullen kunnen bespreken en dat daarin de volgende maanden heel wat energie zal worden gestopt, ook op het politieke vlak.
De enige slotopmerking die ik kan maken, is dat we hopen dat we dat in de commissie van heel nabij zullen kunnen opvolgen. Misschien kunnen er zelfs een aantal hoorzittingen worden georganiseerd om die studies toe te lichten. Maar dat is dan werk voor de commissie.
Het incident is gesloten.