Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, onlangs bereikte ons het bericht dat de Druglijn in 2009 een verdubbeling kende van oproepen van mensen die te veel medicatie nemen. Overmedicatie staat als vierde in de rij na het innemen van alcohol, cannabis en cocaïne.
Dagelijks worden in ons land ongeveer 600.000 pijnstillers gebruikt. Daardoor zitten wij aan de wereldtop wat betreft het gebruik van pijnstillers.
Er wordt het meest gebruikt door oudere mensen en vrouwen op middelbare leeftijd die vooral tranquilizers of kalmeermiddelen, slaapmiddelen en pijnstillers nemen. En dan heb ik het nog niet over mensen die verslaafd zijn aan codeïne. Codeïne zit vooral in hoestsiroop. Sommigen drinken hele flessen hoestsiroop omdat ze eraan verslaafd zijn. Er zijn ook mensen die voorschriften shoppen bij verschillende artsen en die een netwerk van apotheken hebben waar ze op verschillende tijdstippen naartoe kunnen gaan zonder dat het opvalt dat ze verslaafd zijn aan medicatie.
Minister, het betreft hier vooral een federale bevoegdheid. U bent echter ook minister van Welzijn. U kunt dus preventief werken. Welke initiatieven zult u nemen in samenspraak met andere bevoegdheden om de overconsumptie van medicatie tegen te gaan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De problematiek van het medicatiegebruik is een bekend fenomeen. Ons land heeft op dat vlak inderdaad vaak een triest record.
De gegevens worden in hoofdzaak verzameld via Farmanet en via de opdracht die de federale minister van Sociale Zaken daarvoor heeft gegeven. De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) probeert op Vlaams niveau een aantal van die cijfers te integreren zodat we een beeld kunnen krijgen van wat er op het terrein gebeurt.
Vlaanderen beschikt over een gezondheidsdoelstelling middelengebruik. Die doelstelling is op het eind van de vorige legislatuur met een actieplan in dit Vlaams Parlement goedgekeurd. Het is dat actieplan dat wij momenteel proberen uit te rollen.
In dat plan is uitdrukkelijk prioriteit gegeven aan alcohol, drugs en tabak. Dat is gebeurd op basis van een discussie die tijdens de gezondheidsconferentie in 2006 heeft plaatsgevonden. Bij de afweging van de prioriteiten kwam men tot de conclusie dat zoveel belangrijke hefbomen met betrekking tot het gebruik van medicatie, slaap- en kalmeermiddelen, zoals de terugbetaling, zich op het federale niveau bevinden. Het leek dan ook beter om de prioriteiten op Vlaams niveau scherp en duidelijk te stellen.
Dat belet niet dat het probleem ernstig is. Wij proberen dan ook een aantal dingen te doen. In een aantal programmas voor scholieren wordt het risico van misbruik of verslaving aan kalmeer- en slaapmiddelen opgenomen. Daarnaast is er ook de DrugLijn, die een website heeft: www.hoeveelisteveel.be waar men tracht de mensen te sensibiliseren. Er is een onlinetest waardoor mensen inzicht kunnen krijgen in hun afhankelijkheidssituatie.
Op dit moment is er een project aan de gang met de universiteit van Gent en een aantal andere spelers waaronder Domus Medica. Daarin wordt nagegaan hoe in de gewone zorgcentra mensen met slaapproblemen daar op een niet-medicamenteuze manier mee kunnen omgaan.
In het kader van de Cel Gezondheidsbeleid die alle overheden van dit land groepeert, proberen we regelmatig met de federale overheid overleg te plegen over de acties die zij onderneemt rond het geneesmiddelengebruik. Maandagmorgen is de Algemene Cel Drugs die in het kader van dat samenwerkingsakkoord is opgericht, operationeel geworden. Wij proberen via die weg met de rust- en verzorgingstehuizen en de woonzorgcentra samen te werken aan projecten om het geneesmiddelengebruik te beperken. Het is vaak in die centra dat er sprake is van een heel hoog gebruik van geneesmiddelen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar niet alleen de preventie en de behandeling zijn heel belangrijk, ook de nazorg is van groot belang. Het water komt tot aan de lippen en we moeten daar iets aan doen. Op tien jaar tijd is er al sprake van een verdubbeling. Ik hoop dat er werk van wordt gemaakt.
De heer Vanden Bussche heeft het woord.
Voorzitter, ik deel de bezorgdheid van mevrouw Godderis. Bij de sensibilisatie spelen in de eerste plaats de ouders en in de tweede plaats de opvoeders een heel belangrijke rol.
In dit kader wil ik de minister bedanken voor het initiatief dat hij genomen heeft om de bijsluiters op internet te kunnen checken, want in een sensibilisatieprogramma is het heel belangrijk om een bijsluiter goed te kunnen lezen en de gevolgen ervan onder ogen te kunnen zien.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik zou me ook willen aansluiten bij de vraagsteller. De cijfers en de evolutie zijn een haast jaarlijks terugkerend fenomeen. We stellen bijna elk jaar een nieuwe stijging vast. Ik denk dat er ook heel veel informatie te vinden is in de Nationale Gezondheidsenquête die deze gegevens mee opneemt, maar ik betreur het een beetje dat we maar moeilijk aan die gegevens geraken. De meest recente gegevens die we kunnen terugvinden of opvragen, dateren van 2004. Nieuwe gegevens worden, denk ik, binnen enkele maanden vrijgegeven.
Ik vind het heel goed dat ik de minister hoor zeggen dat, ook al is het gebruik van slaap- en kalmeermiddelen niet opgenomen in ons Vlaams Actieplan, wij toch met al onze initiatieven en met onze partners moeten inzetten op een betere of een nog intensievere preventie en sensibilisatie. Zeker in onze ouderenzorg is er nog veel potentieel om goed werk te verrichten.
De heer Tack heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij dat u deze problematiek ernstig wilt nemen. Ik weet ook dat ze niet helemaal tot onze bevoegdheid behoort, want heel veel van die zaken zijn federaal gestuurd, maar misschien kunt u vanuit uw bevoegdheid toch een aantal suggesties overmaken aan uw federale collega.
Wat de slaapproblematiek betreft, is het juist dat heel wat mensen bij de dokter om een slaappilletje komen vragen, maar misschien wordt het de hoogste tijd om eens aan de mensen te vertellen dat net zoals ze iets minder snel kunnen stappen en iets sneller buiten adem zijn als ze ouder worden, ook hun slaapkwaliteit een beetje achteruit gaat en dat ze moeten aanvaarden dat dat zo is. Ze moeten niet gedwongen een pilletje nemen, ze moeten niet naar de dokter gaan om slaappillen te vragen voor iets wat eigenlijk een normale evolutie is.
Wat ik sinds vele jaren helemaal niet begrijp, is dat er nogal wat mensen zijn die verslaafd zijn aan hoestsiroop met codeïne mijn collega verwees er al naar. Een aantal van die siropen zijn niet voorschriftplichtig, men kan dus gewoon bij verschillende apothekers dagelijks om een nieuwe fles gaan.
Wat ik nog altijd niet heb begrepen wat de slaappillen betreft en de mensen die eraan verslaafd zijn en er heel grote hoeveelheden van nemen, is hoe het mogelijk is dat er geen centraal register wordt aangelegd waardoor er een rood lampje gaat branden als mensen een te groot aantal van die slaappillen bij de apotheker halen. Al die zaken zijn wel voorschriftplichtig en moeten worden bijgehouden. Het RIZIV weet perfect hoeveel van die voorschriften de artsen maken. Zonder twijfel kunnen ze ook geïndividualiseerd naar de vragende partij degene die de medicijnen bij de apotheker komt halen worden bijgehouden. Als het rood lampje gaat branden kan bijvoorbeeld een medisch adviseur de mensen eens op het matje roepen om hen erop te wijzen dat het zo niet verder kan. Dit kan toch niet onmogelijk zijn in dit gedigitaliseerde tijdperk?
Ik kan het met een aantal overwegingen uiteraard eens zijn. De keuze om in overleg met de federale overheid te kijken naar de manier waarop we daarmee omgaan in de woonzorgcentra, is een belangrijke prioriteit, dat is een goede projectmatige aanpak.
Maar natuurlijk, en dat weet u ook heel goed, behoren een aantal van de beschouwingen, ofschoon ik ze kan delen, niet tot de bevoegdheid waarover wij kunnen beschikken. Het voorschrijfgedrag, weten wat er gebeurt op het terrein, is iets dat aan ons ontsnapt en waarbij ook privacy en een aantal andere elementen, een rol zullen spelen.
Zoals gezegd, meen ik dat we een aantal dingen doen waarbij we dit fenomeen meenemen. Inzake de ouderzorg werd terecht het punt gemaakt dat we zelf ook een initiatief kunnen ondersteunen en we proberen dat te doen in samenwerking met de federale overheid.
Minister, nogmaals mijn dank. Er is zeker nog veel werk aan de winkel.
Het incident is gesloten.