Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de verklaringen van federaal premier Yves Leterme betreffende de rol van de federale en gewestelijke diplomatie
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik wou u ondervragen over de toespraken van federaal premier Leterme en federaal minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen Vanackere tijdens de federale diplomatieke contactdagen.
Ik stuitte daarbij op een onverwacht probleem. De toespraak van de premier werd besproken in een krant, maar ik kon de tekst van de toespraak niet in handen krijgen. Deze morgen, bij het lezen van De Standaard, werd me duidelijk waarom: de toespraak werd wel verspreid, maar werd nooit uitgesproken omdat, zo schrijft men, de premier het niet eens was met de inhoud ervan heel merkwaardig of omdat en dit lijkt me waarschijnlijker de Vlamingen deze week al genoeg te slikken hadden gekregen met de boodschap dat er geen staatshervorming komt en ze nu niet nog eens geconfronteerd moesten worden met een de facto federale recuperatiepolitiek.
U zult zeggen: Waarom stelt u dan een vraag, er is toch geen probleem? Er is echter wel nog een probleem, in die zin dat wat er wel werd gezegd tijdens die diplomatieke contactdagen, toch wel genoeg is om even aan u voor te leggen. Wat is daar wel gezegd?
Er werd gezegd, één, dat de economische diplomatie een kerntaak blijft voor buitenlandse zaken, twee, dat er concertatie moet zijn tussen het federale niveau, de gemeenschappen en de gewesten wanneer ze optreden buiten de EU en drie dat zo zei federaal minister Vanackere men bereid is tot een nieuw samenwerkingsakkoord op voorwaarde dat iedereen de juiste ingesteldheid heeft.
Mijnheer de minister-president, vindt u van uzelf dat u de juiste ingesteldheid hebt? Wilt u tot een nieuw samenwerkingsakkoord komen en wat moet daar volgens u dan in staan, en niet alleen volgens minister Vanackere?
Vindt u dat er concertatie moet zijn tussen de gemeenschappen, de gewesten en het federale niveau, en vindt u dat het federale niveau daarbij een coördinerende rol te spelen heeft?
En dit is eigenlijk de belangrijkste vraag wat vindt u ervan dat Buitenlandse Zaken zegt dat economische diplomatie een van hun kerntaken is? Staat dat niet haaks op de bevoegdheidsverdeling die zegt dat het multilateraal handelsbeleid voor Europa is, maar dat de exportpromotie een gewestbevoegdheid is, een exclusieve gewestbevoegdheid? Het federale niveau kan daar misschien wel een ondersteunende en dienende rol in spelen, maar zeker geen coördinerende rol, laat staat dat het er een van zijn kerntaken van maakt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collegas, het waren inderdaad wat vreemde berichten over de federale diplodagen. De heer Van Overmeire heeft dat reeds uiteengezet.
U weet dat er voor onze fractie in het economisch beleid twee cruciale sporen zijn. Het eerste spoor is innoveren, maar daar hebben we het over gehad met het vernietigend rapport van het Rekenhof en met het vernietigend advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB), en daar wil ik het vandaag even niet over hebben.
Het tweede spoor is natuurlijk exporteren, want dat is voor onze economie even cruciaal als innoveren. Over dat exporteren maak ik mij grote zorgen. U zult ongetwijfeld gisteren het stuk gelezen hebben in De Tijd van Erik Buyst van VIVES, het Vlaams Instituut voor economie en samenleving van de K.U.Leuven en Jan Van Doren van adjunct-directeur van het Voka-Kenniscentrum over de Wallonisering van de Vlaamse economie. Ze stellen dat we daar op korte termijn niet bang voor moeten zijn, en ik benadruk op korte termijn.
Wat ze ook zeggen en dit is natuurlijk redelijk pijnlijk, want het betreft een van uw stokpaardjes , is dat we op logistiek vlak door Wallonië voorbij werden gestoken. Wallonië staan nu op één.
In het stuk staat ook dat we een gezamenlijke troef hebben met Wallonië en dat is Brussel, onze hoofdstad Brussel. Dat is de reden waarom ik in de vorige legislatuur dat weet u het initiatief heb genomen om Vlaanderen-Brussel Internationaal als opdracht mee te geven aan Flanders Investment & Trade (F.I.T.) om ook Brussel in ons buitenlands handelsbeleid als troef uit te spelen. Erik Buyst en Jan Van Doren beschreven gisteren in dit stuk hoe cruciaal dat is. Wallonie-Bruxelles International bestaat. Vanuit Wallonië werd de troef die Brussel is, wel aan hun vlag gehecht. Wij moeten hetzelfde doen. Ik heb daarvoor het initiatief genomen. Ik vraag aan u: wat hebt u, als mijn opvolger, met dat initiatief gedaan?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collegas, ik hoop dat u begrijpt dat ik niet reageer op toespraken die geschreven zijn maar niet uitgesproken door een federale premier. Als de premier uitspraken doet en als door interne fouten een en ander niet goed gelopen is, lijkt hij me de aangewezen partij om dat recht te zetten.
De grond van de zaak gaat mij wel aan: het buitenlands beleid. Sinds 1993 is na een staatshervormingsronde het buitenlands beleid uitdrukkelijk toevertrouwd aan de regios en aan Vlaanderen. Het Vlaamse buitenlands beleid en dan laat ik even in het midden wie daarvoor allemaal verantwoordelijk is geweest heeft resultaten geboekt. Ik geef u één cijfer: sinds 1993 is het aandeel van Vlaanderen in de Belgische export gestegen van 68 naar 81 percent. Vriend en vijand kunnen enkel erkennen dat dit beleid geregulariseerd ook effectief resultaten heeft geboekt.
In het Vlaams regeerakkoord wordt uitdrukkelijk onderstreept dat wij in het kader van dit beleid gaan voor een maximale invulling. Collegas, u hoeft zich geen zorgen te maken. Die maximale invulling zal er komen, met de verantwoordelijkheden die nu liggen waar ze moeten liggen en voortbouwend op wat andere collegas hebben gedaan.
Zeker in deze voor Vlaanderen moeilijke periode vind ik het heel belangrijk resultaten te boeken. Het exportaandeel in de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) neemt af. Dat was ook al aan de gang in de vorige legislatuur. Ik doe niet mee aan de spelletjes wie wat heeft gedaan. De problematiek is voldoende zorgwekkend. We moeten resultaten boeken, ten eerste met maximale inzet van onze bevoegdheden en instrumenten en ten tweede door samen te werken waar we kunnen en moeten. De kleur van de kat is niet zo belangrijk, als zij maar muizen vangt.
We moeten kijken hoe we vanuit onze bevoegdheden tot samenwerking kunnen komen. Ik kom van de diplodagen. Ik heb daar een toespraak gehouden voor de federale diplomaten om te benadrukken dat het enige dat werkt, met respect van ieders bevoegdheden, is die samenwerking realiseren op het terrein en voor de verschillende dossiers.
Mevrouw Ceysens, wat Brussel betreft, hebben we samen nog in de vorige legislatuur, waarnaar u zo uitdrukkelijk verwijst, het ViA-atelier over internationale dynamiek gehouden. Daar is onderstreept dat Brussel een troef is. Ook hier zeer pragmatisch: als het beter is voor Vlaanderen en het Vlaamse beleid, zullen we die troef uitspelen. Als het in andere situaties geen extra troef is, zullen we daarmee rekening houden.
Collegas, het is heel belangrijk dat we in deze periode het buitenlands beleid, het exportgebeuren, waar Vlaanderen sinds 1993 voor bevoegd is, invullen. We moeten samenwerken waar mogelijk, ook met de federale diplomaten, die zich daarstraks over die werkwijze ook positief hebben uitgelaten.
Wat de samenwerkingsakkoorden betreft, is mijn antwoord heel eenvoudig: als die in het voordeel van Vlaanderen moeten worden geactualiseerd, wil ik daarover spreken. Maar ik wil dat niet doen om maanden en jaren te discussiëren of om bepaalde evenwichten, laat staan bevoegdheden, op een andere manier te organiseren. Zon discussie is vandaag wat mij betreft stopgezet. Ervan uitgaande dat dat de bedoeling niet kan en mag zijn, moeten we die discussie in het belang van Vlaanderen aangaan.
Met dit beleid, dat nog verder geconcretiseerd wordt en met specifieke instrumenten vorm moet krijgen, zetten we Vlaanderen heel uitdrukkelijk op de kaart. We hebben er alle belang bij om de export, die sinds we die bevoegdheid hebben sterk gestegen is, minstens te behouden of nog te verbeteren. Ik dank u. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer de minister-president, het klinkt allemaal goed, maar de vraag is toch wat er op het terrein gebeurt. Ik hoor u graag spreken over een maximale invulling van de bevoegdheden, maar in de praktijk zien we toch iets helemaal anders gebeuren.
Wat ziet u?
Ik zie bijvoorbeeld dat het Agentschap voor Buitenlandse Handel, dat vroeger is afgeschilderd als een organisme dat slechts een heel kleine rol speelt, in de praktijk een alsmaar belangrijkere rol vervult. Ik stel bijvoorbeeld ook vast dat het federale niveau, onder het mom van de crisis en de nood aan samenwerking, een steeds actievere rol speelt op terreinen die uiteindelijk exclusief Vlaamse bevoegdheden zijn. Ik ben ook een voorstander van samenwerking, maar dan wel tussen actoren die daartoe de bevoegdheden hebben. En dat zijn in de eerste plaats Vlaanderen, Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De ondersteunende rol komt toe aan de federale overheid.
Vandaag claimt de federale overheid een coördinerende rol, en dat is iets helemaal anders. Ik hoor u graag zeggen dat u opnieuw wilt praten over een samenwerkingsakkoord, maar dat mag in geen geval tot gevolg hebben dat de verkeerde manier waarop de bevoegdheden vandaag worden uitgeoefend, wordt geformaliseerd. Dat is compleet onaanvaardbaar. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de minister-president, de dag dat ik de deur op het Martelaarsplein achter me dichttrok, zijn Vlaanderen en Brussel op internationaal vlak in de koelkast terechtgekomen. In de lijn van uw beeldspraak zeg ik u dat ik echt bang ben dat de olifant die deze regering is een muis zal baren.
De heer Vereeck heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, u hebt toch ten dele de duidelijkheid verschaft waarnaar LDD na de uitspraken van premier Leterme op zoek was. Onze fractie zetelt pas sinds juni in het parlement, dus kan ik me voorstellen dat mensen die de heer Leterme vroeger hebben gekend, het moeilijk hebben om te beseffen dat het vandaag om dezelfde man gaat. Hij zegt nu duidelijk: Gewesten moeten niet te veel zwaaien met hun eigen vlag als ze de export van hun bedrijven willen bevorderen. (Opmerkingen bij CD&V en de N-VA)
Dat staat er zo, mijnheer Van Dijck. Uw reactie op die verklaring is erg duidelijk: u stelt dat we op de ingeslagen weg voortgaan en dat maximaal blijven invullen. Proficiat daarvoor. U neemt het cijfer van 81 percent in de mond. Men zou zich daarbij kunnen afvragen wat de meerwaarde is van Waalse of federale exportdiensten, want export betekent Vlaamse export. We zijn dus zeer tevreden dat u onze inbreng maximaal blijft invullen.
In een document van uw eigen administratie staat ook dat een buitenlandse handelspost een beperkt maar significant positief effect heeft van de handel tussen landen. Elke bijkomende handelspost in een land leidt gemiddeld tot 6 tot 10 percent meer bilaterale uivoer. Het is dus goed besteed geld, en we moeten daarmee doorgaan.
U bent een beetje kritisch voor uzelf en ik ben blij dat u dat doet. Er is nog veel werk aan de winkel. Amper 1 percent van de Vlaamse bedrijven exporteert. Afgaande op dat document van uw administratie lijkt het erop dat we een klein beetje de rol met de BRIC-landen lossen. Dat is een belangrijk aandachtspunt.
Maar u hebt nog niet verwezen naar het feit dat onze export laagtechnologisch van aard is. We slagen er niet in hoogtechnologische export te realiseren, en dat is toch onze toekomst. Dat heeft te maken met het feit dat ViA een beetje in het slop geraakt, zoals u ook zelf in Knack hebt gezegd. Als u de komende dagen in het beleid aan de maximale invulling van onze bevoegdheden zult werken, dan moeten er toch nog enkele correcties aan het Vlaamse handelsbeleid worden doorgevoerd. ViA moet nu eindelijk van start gaan en resultaten boeken, en dat moet zijn weerslag hebben op het exportbeleid.
Mijnheer Vereeck, u hebt het goed begrepen dat ik ervan uitga dat er nog veel werk moet worden gepresteerd en dat we dat met vereende krachten moeten doen. Over ViA zal ik u binnenkort meer kunnen zeggen. Daar is hard aan gewerkt met de administratie binnen de Vlaamse Regering. Heb dus nog even geduld, het komt eraan.
Met de bevoegdheden die we hebben, gaan we ervan uit dat de federale overheid een ondersteunende en dienende rol heeft. Dat moet en kan gebeuren in de hele federale diplomatie. De ambassadeurs moeten zich ten dienste stellen van de buitenlandse investeringen, de export en wat daarmee samenhangt. We hebben in de commissie Buitenlands Beleid al vaak gediscussieerd over het agentschap, dat op het federale niveau draait en waaraan wij een bijdrage leveren. Die bijdrage zal verminderen, ook omdat het agentschap efficiëntiewinst wil boeken.
Elke keer opnieuw moeten we de toegevoegde waarde van het agentschap aangetoond zien en elke keer moeten we onze bijdrage daarvan laten afhangen. Ik ben even kritisch over het agentschap als u, mijnheer Van Overmeire. Maar afspraken moeten worden nagekomen. Ook het Vlaamse bedrijfsleven is in heel veel gevallen vragende partij, het is zelfs lid van de raad van bestuur. Daar moeten we rekening mee houden.
Mevrouw Ceysens, u herinnert zich vast nog levendig de dag dat u de deur achter zich hebt dichtgeslagen. U herinnert ons daar nu allemaal aan. Het is belangrijk dat we de continuïteit van het beleid maximaal doortrekken. Ik heb niet de pretentie te zeggen dat er nog veel werk moet worden verricht. Dat moet in de komende weken en maanden gebeuren, met bescheidenheid en veel werkkracht. Ik hoop dat ik uw bijdrage daaraan zal kunnen zien.
In het sclerosefederalisme, waarin we nu zijn terechtgekomen, spreekt iedereen over samenwerking, maar in de praktijk is men voortdurend achter de schermen aan het trekken om die bevoegdheden anders in te delen. In die geschreven maar niet uitgesproken speech ik noem het de Doornaert-tekst is er één zinnetje waar ik het wel mee eens ben. Daarin staat dat, van zodra we de grenzen oversteken, we worden geconfronteerd met andere staten en staatsidentiteiten die weinig boodschap hebben aan gewesten of gemeenschappen en eigenlijk alleen andere staten erkennen. Daarvan ben ik overtuigd.
Toegepast op de Belgische situatie betekent dit dat we twee dingen kunnen doen: ofwel keren we terug naar die Belgische situatie iets wat sommigen op het federale niveau willen ofwel geven we aan Vlaanderen, niet voor vlaggengezwaai of romantiek, maar voor de efficiëntie, de structuren die een efficiënt optreden mogelijk maken. Dat zijn de structuren van een eigen, onafhankelijke staat. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de minister-president, we kunnen u alleen maar vragen om snel een tandje bij te steken op innoveren en exporteren.
Het incident is gesloten.