Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Schauvliege.
De heer Martens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, daarnet hadden we het over de koude winter. In mijn vraag heb ik het over de opwarming van het klimaat. Een paar weken geleden was er de teleurstellende afloop van de klimaattop in Kopenhagen. De verwachtingen over de top waren hooggespannen, maar zijn duidelijk niet ingelost. De conclusies van de top zijn echter ook niet zonder gevolg, in die zin dat er werd beslist dat de diverse industrielanden tegen 1 februari zouden moeten opgeven welke reducties van de uitstoot van broeikasgassen ze tegen 2020 beogen. Dat debat is natuurlijk niet zonder gevolgen. U weet dat er binnen Europa een discussie is over de vraag of er moet worden gestreefd naar een broeikasgassenreductie van 20 percent of naar een reductie van 30 percent. Er was altijd gezegd dat zou worden gestreefd naar 30 percent, op voorwaarde dat andere industrielanden en de ontwikkelingslanden ook hun verantwoordelijkheid zouden nemen. Heel wat industrielanden doen dat ook. Japen streeft naar een reductie van 25 percent tegen 2020. Noorwegen, om maar een voorbeeld te geven, gaat zelfs naar min 40 percent. Mevrouw de minister, ik meen dat er alle reden toe is om ook te gaan voor die min 30 percent.
De discussie is actueel, in die zin dat er eind volgende week een Europese Raad van de Milieu- en Energieministers plaatsvindt in het hopelijk warme Spaanse Sevilla. Ik weet niet of u er zelf heen gaat, en of u met het vliegtuig of de trein gaat. Daar staat net dat punt op de agenda. Ondertussen hebben we de studies gekregen van het Federaal Planbureau, die zeggen dat het voor ons land weinig uitmaakt of we naar een min-20- of naar een min-30-scenario gaan. In bepaalde scenarios kunnen we de kostprijs van heel dat min-30-pakket beperken tot 1 promille van onze economische welvaart. Het gaat over minder dan 1 percent van het bruto nationaal product. Dat is nauwelijks een rimpeltje. Als we op een slimme manier de opbrengst van de veiling van uitstootrechten herbesteden in onze economie, kunnen we zelfs een nettowinst boeken op het vlak van werkgelegenheid. Volgens het Planbureau kan dat oplopen tot 26.000 euro.
Ondertussen bestaat er ook een Europese studie, die stelt dat het min-30-scenario voor Europa ondertussen 100 miljard euro minder zal kosten dan initieel geraamd voor het min-20-scenario. Mevrouw de minister, mijn vraag aan u is dan ook heel klaar en duidelijk. Bent u bereid om, net als het Verenigd Koninkrijk, net als president Sarkozy in Frankrijk, volgende week in Sevilla ook te gaan voor het min-30-scenario? Wilt u ons land mee in de kopgroep zetten van Europese landen die zich ambitieus tonen op het vlak van het klimaatbeleid?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, mijnheer Martens, het klopt dat er volgende week een Europese Raad van Energie- en Milieuministers plaatsvindt in Sevilla, van 15 tot 17 januari. Uiteraard zal België daarop vertegenwoordigd zijn. Het klopt dat het momenteel aan Vlaanderen is om daar het woord te voeren.
Eind deze week, meer bepaald vrijdag, zal het ministerie van Buitenlandse Zaken een overleg organiseren om binnen België een aantal interne afspraken te maken. Formeel heb ik nog geen uitnodiging ontvangen. Er zijn trouwens ook nog geen formele ontwerpteksten voor de werkvergadering die tijdens de informele raad te Sevilla zal plaatsvinden. Er is wel al een ontwerpagenda. De opvolging van de klimaatconferentie van Kopenhagen staat hierop vermeld. De verschillende ministers van Leefmilieu zullen dit punt bespreken.
Het standpunt dat de Vlaamse Regering zal innemen, zal het standpunt zijn dat we altijd al hebben ingenomen. Dat is trouwens nog steeds het officiële Belgische standpunt. Het staat tevens in de resolutie die het Vlaams Parlement op 9 december 2009 haast unaniem heeft goedgekeurd.
Die resolutie bevat een aantal passages over wat na de conferentie van Kopenhagen moet gebeuren. Het derde punt van resolutie stelt dat de Vlaamse Regering het Europees engagement moet steunen om, na een volwaardig en kwaliteitsvol internationaal klimaatakkoord, snel en op basis van de binnen de EU voorziene stappen tot reductiedoelstellingen van minstens 30 percent ten opzichte van 1990 te komen. Dat is het standpunt dat we zullen verdedigen. We zijn bereid naar 30 percent te gaan. De vraag is of de engagementen die nu al op tafel liggen, zullen volstaan om de voorwaarden te vervullen.
Ik wil ook nog vermelden dat na de conferentie te Kopenhagen al een Europese Raad heeft plaatsgevonden. Op 22 december 2009 hebben we ons standpunt herhaald. Indien andere geïndustrialiseerde landen bijkomende inspanningen leveren, willen wij ook van 20 percent naar 30 percent gaan. We houden ons in elk geval aan de resolutie en aan het standpunt dat binnen België is afgesproken.
We moeten opletten dat we niet in een soort prisoners dilemma terechtkomen. Dat zou betekenen dat uiteindelijk geen vooruitgang wordt geboekt omdat de ene partij niet weet wat de andere partij zal beslissen. We hebben nood aan landen en aan continenten die uit de kast willen komen en verklaren dat ze, zelfs als de anderen niet meewillen, ambitieus zijn en ambitieuze reductiedoelstellingen vooropstellen.
Studies tonen aan dat dit de Europese economie weinig problemen zou opleveren. We kunnen op die manier een investeringsklimaat creëren. We kunnen onze eigen bedrijven op de kaart zetten en heel wat exportmogelijkheden naar de markten van de toekomst creëren. Zodra de hernieuwbare energie goedkoper wordt dan de klassieke vormen van energieopwekking, zal een gigantische markt aan exportmogelijkheden opengaan.
Volgens mijn moeten we even ambitieus zijn als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. We moeten voor een reductiedoelstelling van 30 percent durven gaan. We hopen dat alle industrielanden hetzelfde zullen doen. We moeten in elk geval zelf in de frontlinie durven staan. We weten dat dit de innovatie van onze economie ten goede zal komen. We hebben het vandaag al over ons economisch DNA gehad. Ik hoop dat we niet zullen afwachten tot we weten wat de anderen zullen doen. We moeten nu, samen met Frankrijk en met het Verenigd Koninkrijk, de koppositie innemen.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot dit thema moeten we niet bang zijn om de lat hoog te leggen. We hebben het deze ochtend in de commissie en deze namiddag in plenaire zitting al over de noodzaak aan groene innovatie gehad. De overheid kan op dit vlak veel doen. We kunnen testen stimuleren en proeftuinen in het leven roepen. Overheidsmaatregelen die ongelooflijk goed functioneren, zijn de normering, de sanctionering en de inschakeling van de fiscaliteit. Om echt te vergroenen, moeten we de onzichtbare hand van de markt groen kleuren. De beste manier waarop een overheid dit kan doen, is het opleggen van normen en het verzekeren dat de juiste prijs voor de juiste zaken wordt betaald. Dat zijn de beste instrumenten om tot vergroening over te gaan en groene innovaties te stimuleren. We moeten de lat absoluut hoog leggen. We beschikken over het potentieel om de normen te halen en op die manier de groene innovatie te triggeren.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik merk toch nuanceverschillen, tussen de stelling van de heer Martens en minister Schauvliege. Dat is interessant. Wij sluiten ons eerder aan bij het standpunt van de minister, namelijk dat Europa zich in deze kwestie voorzichtig moet opstellen om de andere grote mogendheden die grote bijdragen leveren aan de opwarming, voor hun verantwoordelijkheid te stellen.
U weet zeer goed, mijnheer Martens, dat een van de grote redenen van de mislukking de weigering is van China om controles te aanvaarden omdat dit niet strookt met de nationale soevereiniteit. Indien Europa nu autonoom voor zeer hoge normen zou gaan, dan zullen de andere grote actoren zoals de Verenigde Staten en China hun verantwoordelijkheid niet opnemen. Europa moet durven zeggen: we gaan er allemaal samen voor, of er zal niets gebeuren.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag gesteld in de commissie Leefmilieu gisteren, en ik heb een gelijkaardig antwoord gekregen. Ik ben dus eigenlijk op mijn honger blijven zitten.
Kopenhagen heeft inderdaad gefaald, maar ook het Kopenhagenmodel waarbij een tweehonderdtal landen tot een compromis moeten komen. Ik steun de stelling die de heer Martens hier poneert. We moeten unilateraal gaan voor de 30 percent op Europees niveau. De vraag is dan: wil Vlaanderen binnen de Belgische constellatie die voortrekkersrol samen met een aantal andere Europese landen, zoals het verenigd Koninkrijk en Frankrijk, opnemen? Ik weet dat u moet overeenkomen met uw collega-milieuministers. Ik heb een sterk vermoeden dat er heel wat ambitie is voor die 30 percent. Mevrouw de minister, steunt u het voorstel dat we nu unilateraal op Europees niveau voor 30 percent gaan tegen 2020?
Eerst en vooral wil ik nogmaals herhalen dat op 22 december 2009 alle Europese landen ermee akkoord gegaan zijn dat ook na Kopenhagen die voorwaarde van 20 percent behouden blijft. Als alle geïndustrialiseerde landen meedoen, gaan we naar 30 percent. Ook het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn daar op 22 december mee akkoord gegaan. Ik heb de conclusies van de Europese Raad voor mij liggen.
Ik vind die voorwaardelijkheid zeer goed. Als wij zeggen dat we 30 percent doen en het ons niet interesseert wat de anderen doen, dan hebben we geen wortel meer om de anderen te motiveren om ook inspanningen te doen. Het is juist goed dat we op die manier ook andere landen kunnen aanzetten om toe te happen en inspanningen te doen op het vlak van het klimaat. Als we de voorwaarden zomaar laten vallen, dan laten we onze onderhandelingspositie volledig vrij.
Mevrouw Ceysens, het klopt dat er moet worden geïnvesteerd in nieuwe technieken en groene economie. In Sevilla is ook een werkvergadering gepland over groene en nieuwe economie. Zeker op Europees niveau wordt daaraan gewerkt. Uiteraard zal Vlaanderen daar ten volle aan meewerken.
Ik denk duidelijk te hebben gemaakt dat wij ons volledig inschrijven in het Europees verhaal. Dat is ook het standpunt van België en de andere gewesten in ons land.
Ik denk dat we niet moeten wachten op het standpunt van alle andere industrielanden. Het klopt ook niet dat we onze laatste troef uitspelen als we unilateraal naar een vermindering van 30 percent zouden gaan. We hebben nog een pak andere troeven in de mouw zitten, denk maar aan de financiering van de adaptatiemaatregelen in ontwikkelingslanden of aan maatregelen op het vlak van technologieoverdracht.
Het is onbetwistbaar zo dat een min-30-oplossing voor Europa als geheel voordelen biedt. Het Federaal Planbureau heeft vandaag nog een studie uitgebracht waaruit blijkt dat het min-20-scenario voor België al 9 percent minder import van fossiele brandstoffen betekent en een uitsparing van kosten van 1 miljard euro. We kunnen er dus van uitgaan dat een min-30-scenario ook voor ons land nog veel meer besparingen zal opleveren dan een min-20-scenario.
Ik zou daar dus echt wel voor willen gaan en niet willen wachten totdat iedereen mee is om een stap vooruit te durven zetten. We mogen niet afglijden naar de laagste gemene deler van wat de industrielanden bereid zijn op te offeren. Japan gaat verder dan wij, Noorwegen gaat verder, heel wat industrielanden gaan verder dan het min-20-scenario van Europa. We hebben voldoende argumenten om voor dat min-30-scenario te gaan.
Het incident is gesloten.