Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009. Derde aanpassing
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2009. Derde aanpassing
Ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2010
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van de ontwerpen van decreet.
We bespreken nu het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collegas, ik wil de minister en haar medewerkers van harte proficiat wensen voor de geslaagde evenwichtige oefening bij de opmaak van deze begroting in toch wel moeilijke tijden.
Ik denk dat we mogen blij zijn dat er niet een of twee grote besparingen op enkele elementen zijn doorgevoerd, maar dat de belangrijkste budgetten overeind zijn gebleven en dus ook het beleid.
De afgelopen jaren is er heel veel bereikt en gerealiseerd. Bijsturing en evaluatie kunnen gebeuren maar steeds met in het achterhoofd het idee om aan een verstandig leefmilieu- en natuurbeheer te doen. We moeten de ambitieuze doelstellingen stapsgewijs bereiken en niet steeds de eerste leerling van de klas willen zijn.
Ik heb een selectie van vier belangrijke elementen gemaakt. Voor het volledige debat over alle elementen verwijs ik graag naar het debat in de commissie. De minister heeft voor de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten heel duidelijk aangegeven dat, ondanks de besparingen, alle engagementen ten aanzien van de gemeenten ten volle worden gerespecteerd. Het is een duidelijk signaal tegenover de gemeenten die zich geëngageerd hebben. Het is ook belangrijk om in de toekomst de geloofwaardigheid van de samenwerkingsovereenkomsten overeind te houden.
In de vorige legislatuur werden er heel wat vereenvoudigen doorgevoerd op het vlak van plannings-, rapporterings- en controleverplichtingen. We moeten wel vaststellen dat de gemeenten soms laattijdige antwoorden krijgen en dat ze soms laattijdig om informatie worden gevraagd. De minister heeft zich ook geëngageerd om na te gaan hoe de betalingen aan de gemeenten versneld zouden kunnen gebeuren. Mogelijks kan meer duiding en begeleiding bij de procedure helpen.
Een derde element is de Grondenbank. Daar zien we dat er een besparing van 100 miljoen euro is opgetreden. Dat is afgesproken bij de regeringsformatie. De minister heeft ook aangegeven dat er geen specifieke projecten op de helling komen te staan. Toch wil ik aan de voltallige Vlaamse Regering de bezorgdheid meegeven dat de middelen en de flankerende maatregelen van de Grondenbank vaak cruciaal zijn om gedupeerden op te vangen. Bij deze besparing moet dus evenwichtig worden omgesprongen met de middelen, zodat gedupeerden niet nog meer gedupeerd worden.
Tot slot hebben de Vlaamse Regering en de minister ook op het vlak van natuur en biodiversiteit heel duidelijke ambitieuze doelstellingen vooropgesteld. Er is duidelijk ingezet op de opmaak van de instandhoudingsdoelstellingen. Daar zijn ook de nodige middelen voor uitgetrokken. Die budgetten zijn belangrijk in het kader van de wetenschappelijke onderbouwing. Er moet ook de nodige tijd worden geïnvesteerd in de overleg- en inspraakprocedure. Om die doelstelling effectief te kunnen uitvoeren, moeten uiteindelijk ook de nodige budgetten worden vastgelegd.
Onze fractie kan het voorliggende budget ondersteunen, omdat de voorgenomen besparingen het continue beleid niet verhinderen. Meer nog: we kunnen op een gezonde en kwaliteitsvolle manier verder inzetten op ons leefmilieu- en natuurbeleid. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collegas, ik geef toe dat het voor deze regering een zeer moeilijke klus is geweest om, in tegenstelling tot de vorige legislatuur, een beleid in te vullen met minder middelen. De crisis heeft ertoe geleid dat heel wat verenigingen, instellingen en diensten het met wat minder moeten doen. Ook besparingen op personeelsuitgaven zijn een gevolg van de huidige crisis. Vooral binnen het beleidsdomein Leefmilieu, waar zeer veel jong personeel tewerk is gesteld, is deze besparing sterk voelbaar. Ik hoop dat de Vlaamse Regering haar belofte nakomt om specifiek voor het beleidsdomein Leefmilieu een oplossing te zoeken.
Maar crisis betekent niet zomaar minder milieubeleid, collegas. Crisis betekent vooral dat men de beschikbare middelen efficiënter moet inzetten. Vlaanderen heeft de voorbij jaren enorm ingezet op waterzuivering. De Europese kaderrichtlijn Water dwong ons daartoe. Maar we zijn er nog lang niet. Er zullen nog vele inspanningen moeten worden geleverd om Vlaanderen verder te rioleren. Wij vragen ons af welke financiële middelen de VMM nodig heeft om de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen tot uitvoering te brengen. Dat is nog niet echt duidelijk.
Ook andere maatregelen, zoals de afkoppeling van regenwater en de installatie van individuele behandelingsinstallaties van afvalwater (IBAs) zullen ongetwijfeld meer aandacht moeten krijgen. Weinigen zijn zich ervan bewust dat de afkoppeling van regenwater een belangrijke bijdrage kan leveren in het waterzuiveringsproces. De IBAs zijn een belangrijke schakel in het waterzuiveringsdebat. Ook over de financiering van de IBAs blijven we nog in het duister tasten. Momenteel kijkt elke gemeente een beetje de kat uit de boom. Men wacht af hoe de andere gemeenten het probleem van het zuiveren van afgelegen woningen in hun buitengebied realiseren. Het zal echter de Vlaamse minister voor Leefmilieu zijn die duidelijk zal moeten bepalen op welke manier de IBAs gefinancierd zullen worden. Aangezien de minister het antwoord nog steeds schuldig blijft, wachten de gemeentebesturen in Vlaanderen nu ook met het financieren van de IBAs. Hopelijk zal de totstandkoming van de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen van de VMM het waterzuiveringsbeleid een nieuwe start geven, waardoor we wat meer versnelling krijgen in het afvalwaterzuiveringsbeleid in Vlaanderen.
Terwijl Vlaanderen werk maakt van een goede waterkwaliteit en terwijl de waterkwaliteit in onze Vlaamse waterlopen van zulke goede kwaliteit is dat er opnieuw veel vis is in onze waterlopen, wordt ons Vlaamse milieubeleid en ons afvalwaterzuiveringsbeleid tenietgedaan door het wanbeleid van de Brusselse Ecolo-minister voor Leefmilieu. Ik ga daar nu niet verder over uitweiden, aangezien er aanstaande donderdag al een actualiteitsdebat over wordt gehouden. Maar ik was gisteren toch bijzonder ontgoocheld over het beperkte antwoord dat we kregen. Minister Schauvliege kijkt naar verluidt boos toe en vraagt om het afvalwaterzuiveringsstation zo snel mogelijk terug op te starten. Ondertussen heeft de Vlaamse Regering dat antwoord al bijgestuurd. Maar goed, donderdag zullen we het daar opnieuw over kunnen hebben.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mevrouw Van den Eynde, minister Schauvliege onderneemt na het kort geding inderdaad de nodige acties.
Ik heb contact opgenomen met minister-president Picqué om tekst en uitleg te vragen. Ik heb hem om een overzicht gevraagd van de gebeurtenissen. Ik heb gevraagd wanneer hij en minister Huytebroeck op de hoogte waren en hoe het komt dat wij pas drie of meer weken later op de hoogte waren. Mijn derde vraag ging over de maatregelen.
Ik heb begrepen dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest nu ook een kort geding indient. Dat is allemaal noodzakelijk en belangrijk. Nog belangrijker is dat het station zo snel mogelijk weer werkt. Ik ga ervan uit dat minister-president Picqué mijn drie vragen vóór donderdag beantwoordt zodat we dat hier kunnen bespreken. Naast de acties van minister Schauvliege is er dus mijn contact met de Brusselse minister-president.
Ik kijk uit naar dat debat van donderdag. Ik hoop dat u ons dan het antwoord kan bezorgen.
Volgend jaar zullen veel bedrijven in Vlaanderen hun milieuvergunning moeten hernieuwen. Het gaat om zon 4 à 5000 klasse 1-bedrijven en zon 13.000 klasse 2-bedrijven. Het zijn net die 13.000 klasse 2-bedrijven die hun milieuvergunning moeten hernieuwen via de gemeentelijke milieudiensten. In de praktijk blijkt dat weinig bedrijven staan te springen om tijdig hun milieuvergunning te verlengen. Dit blijkt uit de cijfers van 1 september 2009. Toen waren er slechts enkele honderden aanvragen ingediend voor de hernieuwing van de vergunning van inrichtingen voor klasse l waarvoor het Vlaamse Gewest de hernieuwing moet toekennen.
Hoe het met hernieuwing van de milieuvergunning van de klasse 2-bedrijven gesteld is, is koffiedik kijken. Het Vlaams regeerakkoord stelt dat de minister werkt aan een oplossing voor de vergunningspiek. Hoe die oplossing er moet uitzien is nog niet duidelijk, want de vijf bijkomende voltijdse equivalenten die aangeworven worden op het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de afdeling Milieuvergunningen kunnen niet worden ingezet bij de gemeentebesturen. Deze personeelseden worden enkel ingezet voor de klasse 1-bedrijven. Daarom vraag ik me af hoe de gemeentebesturen deze belangrijke, maar ook zeer technische taak zullen kunnen en moeten invullen.
Mevrouw Rombouts zei het al, vanaf 1 mei 2010 zal elke gemeente in Vlaanderen over een lokale toezichthouder moeten beschikken, maar de opleiding hiervoor is nog maar net opgestart. Bovendien zijn er nog verschillende gemeenten in Vlaanderen ik heb daarnaar verwezen in de commissie die nog steeds niet over een VLAREM-gemachtigd ambtenaar beschikken die als lokale toezichthouder werd aangesteld. Die gemeenten huisvesten bovendien zeer veel bedrijven.
U begrijpt dat we zeer angstig uitkijken naar de aanpak van deze problematiek. Uitstel van de vervaltermijn voor de hernieuwing van de vergunning is ook uitstel van het probleem. Bedrijven kijken de kat uit de boom. Ze wachten af hoe de hernieuwing van de milieuvergunningen zal worden aangepakt. De bedrijfswereld vreest dat een hernieuwing van de milieuvergunning wel eens fataal zou kunnen aflopen omdat de milieuwetgeving in twintig jaar verstrengd is, waardoor het bedrijf misschien niet meer aan de vigerende wetgeving kan voldoen. De vraag is hoe de minister tegemoetkomt aan deze noodkreet vanuit de bedrijven.
Collegas, ik zou nog even de aandacht willen vragen voor het afvalbeleid. We hebben het al gehad over de crisis. Wel, diezelfde crisis is niet alleen verantwoordelijk voor negatieve gevolgen, maar heeft ook een positief effect. De Vlaming is steeds een goede afvalsorteerder geweest. We zijn bij wijze van spreken koplopers in de Europese Unie. Maar ik heb het gevoel dat het Vlaamse afvalbeleid het komende jaar tot stilstand zal komen. Er wordt in Vlaanderen nog steeds veel verbrand, en niet louter Vlaams afval. Er worden geen nieuwe saneringsacties opgestart met sectororganisaties, er wordt niet gewerkt aan een verdere reductie van de te verbranden afvalberg, er is nog steeds geen moratorium op bijkomende afvalverbrandingsinstallaties. We stellen wel vast dat aan bedrijven die werken aan alternatieve verwerkingsinstallaties voor papierrecyclage heffingen werden opgelegd, terwijl deze sector zo hard aan het werken was aan alternatieven. Uiteindelijk is de meerderheid toch ingegaan op de vraag om uitstel van deze sector. Daar kunnen wij ons tevreden mee stellen.
De crisis biedt veel nadelen, maar kan ons ook veel voordelen bieden. Wij vragen dan ook dat de minister inventiever omgaat met het afvalbeleid in Vlaanderen, en regelmatig alle sectoren betrekt bij het afvalbeleid om te zoeken naar nieuwe innoverende oplossingen. Ons leefmilieu kan er alleen maar wel bij varen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ook voor de N-VA is de milieuzorg van groot belang. Bij ons hoort men dus geen vreugdekreten omdat er bespaard moet worden in de sector leefmilieu en natuur, tenzij we kunnen besparen zonder dat dat ten koste gaat van de milieuzorg en van het natuurbehoud. En we hebben de indruk dat de minister dat inderdaad heeft geprobeerd. We denken aan besparingen op het apparaat, op overhead, op externe consultants en zo meer. Milieu is al lang geen zaak meer van geitenwollensokkendragers, maar het is een harde sector. In de milieuadministratie en in de verzelfstandigde agentschappen gaat veel geld om, en waar veel geld omgaat, kan er soms worden bespaard zonder in het vlees te snijden.
Toch zijn er ook ingrepen die ten koste gaan van het patrimonium van de Vlaamse overheid. Deze techniek is niet nieuw. We denken onder meer aan het verkopen van panden en het weer huren ervan, sale-and-leaseback, in het verleden. Vandaag gaat het over de verkoop van gronden van VMM aan Aquafin voor 125 miljoen euro. In het verslag van het Rekenhof lezen we de opmerking dat het eigenlijk om een vestzak-broekzakoperatie gaat, maar we weten dat een en ander werd afgesproken binnen de regering, en uitzonderlijke omstandigheden zullen wel uitzonderlijke maatregelen verantwoorden.
Dat de inkomsten van de heffingen in het MINA-fonds afnemen en de dotatie uit de algemene middelen van de Vlaamse overheid toeneemt, is de logica van het systeem zelf. Aan de basis van de heffingen ligt immers veeleer een gedragssturend dan een inkomstengenererend motief. Naarmate de mensen minder vervuilen, moeten ze ook minder heffingen betalen. De enige kanttekening daarbij is dat er nieuwe heffingen kunnen komen. We denken dan bijvoorbeeld aan een heffing op stikstofoxiden, of NOX, en we verwijzen ook naar de discussie die we hier ook al voerden over de kilometerheffing. De N-VA is trouwens voorstander van een kilometerheffing, ook voor personenwagens.
Voor de N-VA moet een verdergaande staatshervorming zeker ook op het gebied van leefmilieu tot helderder afspraken leiden, de gewesten moeten meer impact krijgen. Er moet trouwens niet alleen met het federale niveau worden afgesproken, maar als we het verhaal over het zuiveringsstation horen, ook met Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
De heer Vereeck heeft het woord.
Het is al laat en we zitten hier nog met enkele heel geïnteresseerde collegas.
Het is pas twintig over zes, mijnheer Vereeck, zo laat is dat niet.
Sommigen worden nu pas wakker, mijnheer Vereeck.
Ja, mijnheer Vandaele, ik ben daar één van.
Ik hoorde u zeggen dat de opbrengsten van het MINA-fonds achteruitgaan omdat ze gedragsturend zijn. Hoe minder mensen vervuilen, hoe minder ze moeten betalen. Dat is het idee erachter, het is geen inkomstengenererende belasting.
En dan verwijst u naar de kilometerheffing en u toont zich daar een groot voorstander van. Ik neem daar akte van. Ik wijs u er alleen maar op dat de Nederlandse regering heeft gezegd dat op het moment dat de gedragssturing van de kilometerheffing werkt, ze de kilometerprijs zal moeten opvoeren om de openbare financiën niet in het gedrang te brengen. Ik geef u dit maar mee. Het gaat inderdaad om keuzes, maar dit zit wel een klein beetje ingebakken in dat systeem. Ik neem dan ook aan dat u er, wanneer de kilometerheffing in Vlaanderen er met deze onzalige meerderheid ooit mocht komen, op toekijkt dat wanneer de gedragssturing effect heeft, ze dan ook inderdaad effect heeft.
U weet ook dat we een hele avond kunnen discussiëren over de techniek van de heffingen, zeker over de milieuheffingen in het algemeen. Ik las er nog eens het allereerste milieu- en natuurrapport, dat van 1994, op na en daarin heeft men al haarfijn voorspeld hoe de curve zal lopen en het gaat inderdaad om een afname. De kilometerheffing vormt een ander verhaal, we hebben het er hier al uitvoerig over gehad.
Mijnheer de voorzitter, ik wil graag nog iets zeggen over het Wildschadebesluit. We zijn blij dat het eindelijk werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het voorziene budget van 100.000 euro zal misschien wel wat te klein zijn, maar het systeem kan in elk geval al starten, en dat is voor ons belangrijk.
In haar antwoord in de commissie heeft de minister gezegd dat het met de budgetten voor aankoop van natuur al bij al nog meevalt: er wordt wat geschoven en geduwd, maar wat moet gebeuren, kan en zal gebeuren. In dat verband kijk ik hoopvol uit naar het antwoord van de minister op de schriftelijke vragen die ik twee maanden geleden al stelde over de aankoop van duinen en grensoverschrijdende natuurgebieden. Ik hoop dat de minister straks onder de kerstboom wat tijd vindt om de vragen te beantwoorden, maar ik voeg hier onmiddellijk aan toe dat ook haar collegas de kerstperiode nuttig zullen kunnen gebruiken.
Tijdens de begrotingsbespreking in de commissie werd ook de nakende vergunningenpiek besproken, al is het maar omdat er vijf extra aanwervingen gepland zijn. Mevrouw Van den Eynde wees er ook al op. Hoewel al in 2006 maatregelen werden genomen om mensen ertoe aan te zetten de verlenging van hun vergunning niet op het laatste nippertje aan te vragen, hebben die weinig effect gehad. Het is jammer dat we dat nu moeten constateren en dat we nu alsnog een oplossing moeten zoeken. Maar die oplossing, mevrouw Van den Eynde, komt er. Dat hebben de meerderheidspartijen afgesproken.
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog minuten over. Niet dat ik niets meer te vertellen heb, maar ik wil u een beetje sparen op uw leeftijd. (Gelach)
Dat er op deze manier gelachen wordt, is veelbetekenend.
We gaan over naar het beleidsdomein Werk en Sociale Economie. De heer Laurys heeft het woord.
Mijnheer de minister, u weet dat we akkoord gaan met uw nota. We vinden het een heel goede nota. Ik geef enkele opmerkingen, die louter bedoeld zijn als opbouwende kritiek.
We zijn geschrokken van de vergelijkingen per regio. Vlaanderen zit eigenlijk maar in de middenmoot van de Europese regios. Dat was confronterend en een les in bescheidenheid. Het is alleszins een oproep om een tandje bij te steken.
In de commissie heb ik al gezegd dat u uw afkomst niet volledig kunt verloochenen. Nogal wat themas zijn in uw beleidsnota geschoven die ook werden naar voren gebracht door uw vroegere organisatie, en ook betrekking hebben op federale materies. Ik som even op: een pleidooi om de wachtuitkeringen te herzien, de hervorming van de ontslagbescherming, de hervorming van het brugpensioen, het systeem van terbeschikkingstelling van werknemers, een pleidooi voor meer activering van de werkloosheidsuitkeringen.
Mijnheer de minister, u hebt het over: Supply creates its own demand. Dat zou betekenen dat u het arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt zou stimuleren. Dat is uiteraard geen probleem. Maar als dat gepaard zou gaan met het afbouwen van de ontslagbescherming, vrezen we dat men uit de bocht zal gaan. Dat geldt zeker voor mensen die getroffen zijn door een herstructurering of voor oudere werknemers. Die hebben daar geen boodschap aan.
U houdt een pleidooi voor een vernieuwend activerend arbeidsmarktbeleid. Ik lees dat u daarin ook een pleidooi houdt voor het minder benadrukken van de tewerkstelling in de non-profit en in de gehandicaptensector. Dat volgen we niet helemaal. U vergelijkt Vlaanderen met Scandinavië. Ik heb u in de commissie al gezegd dat in Scandinavië die jobs ook bestaan, alleen worden ze daar met de gewone begrotingsmiddelen betaald. Ik weet niet of dat macro-economisch gezien goedkoper zal uitvallen.
Positief is uw geloof in het sociaal overleg. Dat kan ook moeilijk anders. Op gewestelijk vlak is dat geen probleem. Maar op de lagere echelons, de sociaaleconomische raden voor de regio (SERRs), de regionaal sociaaleconomische overlegcomités (RESOCs) en het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband (ERSV), is er een probleem. Destijds, twee legislaturen geleden, heeft men onder het mom van de primordialiteit van de politiek enkele dingen teruggeschroefd: de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen (GOMs), de subregionale tewerkstellingscomités (STCs) en de streekplatforms. Wij stellen vast dat de dynamiek uit die instellingen verdwenen is. Er is nog heel weinig betrokkenheid van de lokale actoren. Ik hoop toch op een nieuwe stimulans.
Mijnheer de minister, wij volgen u volledig in uw plan van sluitende aanpak, zeker waar u een bijsturing naar het sluitend maatpak wilt. Dat hebben we in het verleden nog gezegd. Bij de VDAB is ook dikwijls die opmerking gemaakt. Men stak eigenlijk te veel tijd en energie in mensen die sowieso op de arbeidsmarkt zouden terechtkomen. Het probleem dat gisterenochtend opgelost is, past overigens een beetje in die discussie. Wij hopen alleen dat het niet leidt tot extra werk voor de mensen van de VDAB, want daar zit men al met een bottleneck.
Een nieuw element is de loonpremie waarin de bestaande 50-plustoeslag en de Vlaamse Ondersteuningspremie zouden worden opgenomen. In de mate dat het gaat om een coördinatie en een vereenvoudiging van bestaande premies, zie ik geen probleem. Als het een echt nieuw instrument is naast de bestaande, worden er verkeerde accenten gelegd.
We vragen ook wat pragmatisme en voorzichtigheid voor outplacement, de eerder verworven competenties (EVC) en het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Het moet een werkbaar instrument zijn en resultaten afleveren. En dat verwachten we ook van de relance van de leertijd. We pleiten al lang voor het stimuleren van het werkplekleren. De leertijd is een schoolvoorbeeld avant la lettre van wat we nu het werkplekleren noemen.
Wij zijn verheugd dat er een akkoord is met uw federale collega inzake het federale crisisbanenplan. Hopelijk zal dat ook het geval zijn met het doelgroepenbeleid. Tot mijn verwondering was er in de beleidsnota nergens sprake van het nieuwe werkgelegenheidsplan. Dat is wat eigenaardig. Ik heb begrepen dat we wel op de goede weg zijn. Als ik de informatie die tot nog toe beschikbaar is bekijk, dan lijken de voorstellen wel degelijk in de beleidsnota ingebed te zijn. Er zou enkel een probleem opduiken als totaal nieuwe voorstellen zouden worden gedaan die haaks staan op wat de beleidsnota zegt.
Nog enkele woorden over de sociale economie. In de commissie is afgesproken dat de bespreking van de beleidsnota zal gebeuren zodra de bevoegde minister de zaken opnieuw in handen neemt. Toch nu reeds dit: we gaan akkoord dat moet gestreefd worden naar vereenvoudiging en transparantie. Het is ook goed dat men naar twee pijlers wil gaan. We moeten wel oppassen met de afstemming op de Europese wetgeving, want wij vrezen dat een aantal doelgroepen uit de boot zullen vallen. Het is prima dat de doelstelling van de doorstroming behouden blijft. Dat is belangrijk, al heeft de sector er wat problemen mee. De resultaten zijn mager, maar de doorstroming moet de doelstelling blijven. Een terugvalpositie voor diegenen die mislukken in het normaal economisch circuit, is wel nodig.
Ten slotte hadden we heel graag een reactie van de minister gehad op de kritiek van het Rekenhof. Ik heb die vraag al gesteld en zal ze binnen een maand opnieuw stellen. Het Rekenhof heeft de begeleidingsmaatregelen in de sociale economie onderzocht en stelt vast dat de aandacht verschoven is van de tewerkstelling van kansengroepen naar de tewerkstelling in het algemeen. Volgens het Rekenhof is dat toch niet de juiste weg, want de veelheid en verscheidenheid aan tewerkstellingsmaatregelen en begeleidingsmaatregelen doen een ondoorzichtige praktijk ontstaan. Anders gezegd: de doelmatigheid van de organisatie van de begeleide tewerkstelling wordt door het Rekenhof in vraag gesteld. Wat is het antwoord van de minister op de uitdaging van het Rekenhof? Dat zullen we binnen een maand vernemen. (Applaus bij CD&V)
De heer Janssens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, l eden van de regering, collega's, een eerste algemene bedenking bij het lezen van de begroting en dat geldt ook voor de beleidsnotas over werk en sociale economie is dat zon grote verwevenheid tussen beide beleidsdomeinen bestaat dat het efficiënter en beter bestuur zou zijn als ze onder de bevoegdheid van één minister zouden ressorteren. Het belang van een degelijk werkgelegenheidsbeleid kan in deze tijden van economische crisis en de daaruit voortvloeiende toenemende werkloosheid niet worden overschat. De prognoses zijn bovendien somber. Bovenop de 47.000 werklozen die er dit jaar al zijn bijgekomen, zouden volgend jaar nog eens 50.000 mensen hun baan verliezen. In uw beleidsnota hebt u het zelfs over een verlies van 60.000 jobs. Dat gaat vaak gepaard met ernstige sociale gevolgen.
Met een werkzaamheidsgraad van 66,5 percent kan Vlaanderen niet aansluiten bij de Europese topregio's en blijft Vlaanderen onder de Lissabondoelstelling van 70 percent. Met de werkzaamheidsgraad van 55-plussers en van laaggeschoolde jongeren is het nog dramatischer gesteld. De Lissabondoelstellingen zullen tegen 2010 dus onmogelijk worden gehaald. Uit cijfers over de mate waarin EU-regios de zogenaamde Lissabonnormen halen, blijkt dat Vlaanderen in de middenmoot zit. In plaats van een Europese top-5-regio, zoals de ambitie van Vlaanderen in Actie luidt, behoren we vandaag volgens die cijfers niet eens tot de top-50.
Het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid zal dus extra inspanningen moeten leveren om aansluiting te vinden bij de Europese topregio's en om de Lissabondoelstellingen te bereiken. Het arbeidsmarktbeleid of de politieke verantwoordelijken daarvoor kunnen geen banen scheppen, dat doen ondernemingen. Maar het komt wel de politiek, de Vlaamse Regering en onder meer de minister van Werk toe om alles in het werk te stellen dat de Vlaamse bedrijven zo goed mogelijk door de crisis worden geloodst en dat wordt voorkomen dat een grote groep werkzoekenden in de structurele werkloosheid terechtkomt.
Het valt in deze context dan ook te betreuren dat uitgerekend op dit moment de VDAB het met 23 miljoen euro minder zal moeten doen. De stijging van de werkloosheid betekent nochtans meer werkzoekenden, meer vraag naar bemiddelings- en begeleidingsopdrachten en dus een stijging van het aantal te behandelen dossiers voor de VDAB. Mijnheer de minister, hoe kan de VDAB met een budgetvermindering van 23 miljoen euro haar werking vrijwaren zonder haar dienstverlening te moeten afbouwen?
Het antwoord hierop is elders ook al gegeven. De VDAB heeft een vrij fundamenteel budget om mensen aan het werk te helpen. Je kunt daar efficiëntiewinsten boeken, en dat is wat we doen met de 23 miljoen euro besparingen. Daartegenover staat dat we met het werkgelegenheidsplan extra zaken doen, specifiek gericht op de crisis. Maar het kan, en dat zien we ook in de besprekingen die we met de VDAB hebben gehad over de besparingen. Eenvoudig is dat allemaal niet, maar het moet niet altijd eenvoudig zijn. We zullen die besparingen kunnen doen zonder afbouw van dienstverlening.
Mijnheer de minister, we hebben die bespreking ook gevoerd in de commissie. Dat zult u zich herinneren. We zijn daar een beetje sceptisch over, maar ik neem aan dat we dat tegen eind volgend jaar allicht kunnen evalueren en op zijn waarde toetsen.
De begroting 2010 voorziet al dan niet toevallig in een gelijkaardig bedrag van 22,5 miljoen euro voor een werkgelegenheidsakkoord, dat tussen de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners zal worden gesloten. Hoewel gepland was dat deze werkgelegenheidsconferentie intussen beëindigd zou zijn, is dat nog niet het geval. Mijnheer de minister, u zult ons wel willen vertellen hoever u daarmee staat en wanneer u verwacht dat het akkoord definitief wordt gesloten.
Inmiddels zijn de verwachtingen over uw banenplan niet al te hoog gespannen. Het budget is niet groot genoeg en bovendien is er de zojuist aangehaalde besparing bij de VDAB. Wij hopen dat uw werkgelegenheidsplan geen maat voor niets zal zijn.
Mijnheer de minister, in uw doelstellingen bij het budget 2010 beschouwt u arbeidsmigratie als een mogelijkheid voor de invulling van de knelpuntvacatures. Het probleem van de knelpuntberoepen is een oud zeer dat maar niet opgelost raakt. Ondanks de hoge werkloosheidscijfers en langdurige werkloosheid raken tienduizenden vacatures niet ingevuld. Dat is toch wel een schijnbare contradictio in terminis. Laat ons dus, gezien het hoog aantal werkzoekenden, in de eerste plaats de huidige arbeidsreserve begeleiden naar de knelpuntvacatures alvorens we nieuwe arbeidsmigranten aantrekken.
De begroting van zowel de minister van Werk als die van de minister van Sociale Economie voorziet in verschillende diversiteitsplannen, die onder meer de allochtonen als prioritaire doelgroep beogen. Er is een structureel probleem met de lage werkzaamheidsgraad van de niet-EU-bevolking. De werkloosheidsgraad bij niet-EU-burgers ligt vijf keer hoger dan bij Vlamingen. Het mag daarbij toch wel eens worden gezegd dat alle integratie- en inburgeringsprojecten met daarbij horende subsidiëring nog steeds niet het verhoopte effect hebben, wel integendeel.
De veelheid aan initiatieven om de tewerkstelling van allochtonen te verhogen, heeft tot op heden weinig succes. Positieve discriminatie van allochtonen kan echter enkel bijdragen tot een verhoogde spanning tussen allochtone en autochtone werkzoekenden. Wij dringen er dan ook op aan dat het beleid van de Vlaamse Regering geen discriminatie invoert ten opzichte van Vlaamse werkzoekenden.
Mijnheer de minister, naar wij vernemen, had u gisteren een aangenaam onderhoud met de federale minister van Werk, Joëlle Milquet. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Mijnheer de minister, wij nemen daar akte van. Het zag er voordien niet naar uit dat jullie snel beste maatjes zouden worden. Nochtans heeft minister Milquet, naar eigen zeggen uit bekommernis voor de goede relaties, naar u geluisterd. Vraag is maar of die blijk van collegialiteit van lange duur zal zijn. Want het ene belangenconflict mag dan van de baan zijn, minister Milquet, en met haar de Franstalige politieke klasse, is geenszins van plan om Vlaanderen meer armslag te geven.
Andere twistpunten in het beleid van minister Milquet blijven haar voornemen om bepaalde doelgroepmaatregelen voor werklozen ouder dan 50 jaar af te schaffen of de oprichting van een federaal vormingsfonds. De loonsubsidie voor oudere werknemers komt voor 80 procent toe aan Vlamingen. De afschaffing ervan zou voor Vlaanderen een uiterst pijnlijke maatregel zijn, waardoor de werkloosheid van 50-plussers nog verder zal toenemen.
Indien minister Milquet daaraan vasthoudt, rekenen wij erop dat het Vlaams Parlement met onze steun ook hierover een belangenconflict inroept. Voor de Franstaligen is het ene belangenconflict niet gelijk aan het andere. Wanneer de Vlamingen een belangenconflict willen indienen tegen het federale banenplan, dan is dat volgens minister Milquet een aberratie en dreigt ze met een politieke crisis. Maar als de Franstaligen tot verschillende keren toe een belangenconflict indienen tegen de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, dan is dan slechts gebruik maken van de wettelijke middelen. Dat is de interpretatie à la tête du client van de Franstalige politici.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Janssens, het gaat eigenlijk over drie zaken. Eén zaak is gisteren opgelost. Voor de andere zaken is al vaker in het parlement duidelijk gemaakt dat we op de gepaste manier zullen reageren om tegemoet te komen aan uw terechte zorg.
Wij houden u daaraan, mijnheer Diependaele.
Intussen druppelt bij de Vlaamse publieke opinie de emmer van onbegrip stelselmatig vol. Ons geduld is al lang op, het water staat ons al lang aan de lippen. Onze conclusie is duidelijk: in dit land kan zelfs in crisistijden en bij toenemende werkloosheid geen sprake zijn van efficiënt bestuur zolang de verschillende regios niet hun eigen koers mogen varen.
Mijnheer de minister, tijdens het Belgisch EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2010 zult u optreden als woordvoerder namens de Belgische delegatie in de Europese ministerraad voor Werkgelegenheid. Maak van die gelegenheid gebruik om uw Europese collegas erop te wijzen dat in België geen efficiënt arbeidsmarktbeleid kan worden gevoerd vanwege de bevoegdheidsoverlappingen tussen de verschillende niveaus. Zonder grondige staatshervorming zullen belangenconflicten een blijvende obstructie zijn in alle bevoegdheidsdomeinen die over de verschillende niveaus verspreid zijn.
Ik citeer professor grondwettelijk recht Paul Van Orshoven vandaag in een dagblad: Het werkgelegenheidsbeleid is bij uitstek een domein waarop de bevoegdheid compleet verdeeld zit tussen de diverse overheden. Men roept bij elke staatshervorming om meer homogene bevoegdheden, maar in de praktijk wordt de versnippering enkel groter. Dit is het gevolg van ons compromismodel: als de ene wil regionaliseren en de andere zegt neen, dan is de traditionele oplossing dat men de helft regionaliseert. Dergelijke compromissen zijn misschien goed voor de politiek, maar slecht voor het bestuur.
Ik heb daarstraks verwezen naar het niet behalen van de Lissabondoelstellingen en naar het feit dat Vlaanderen achterop hinkt ten opzichte van andere Europese regios. Dat heeft veel, zo niet alles te maken met het feit dat Vlaanderen niet exclusief bevoegd is voor zijn arbeidsmarktbeleid. Nagenoeg alle partijen in dit halfrond pleiten voor een verdere regionalisering van het arbeidsmarktbeleid. Wij vragen hun nadrukkelijk om de daad bij het woord te voegen en hun federale collegas ervan te overtuigen om daartoe de nodige stappen te zetten, in het belang van de Vlaamse werkenden, van de Vlaamse werkzoekenden, van de Vlaamse ondernemingen, kortom, in het algemeen Vlaams belang.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Indien ik u goed begrepen heb, als er problemen zijn op de arbeidsmarkt in Vlaanderen, dan is dat allemaal omdat de Franstaligen niet willen overgaan tot een boedelscheiding binnen die bevoegdheid. Tot hoever wenst u dat de Vlaamse arbeidsmarkt in Vlaamse handen komt? Gaat het dan over alles wat te maken heeft met de VDAB, de RVA, uitkeringen enzovoort?
De VDAB is al Vlaams.
Alles dus?
Mijnheer Van Eyken, u geeft een voorzet voor open doel. Als voetballer kan ik dan niet anders dan die binnenkoppen. Als het aan ons ligt, zal niet alleen het arbeidsmarktbeleid geregionaliseerd worden maar staan wij morgen op in een onafhankelijk Vlaanderen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Geachte voorzitter, heren van de regering, geachte collegas, mijnheer de minister, u hebt heel wat bevoegdheden, maar ik dacht dat Cultuur daar niet bij hoort. Uw beleidsnota doet me denken aan het verhaal van een musicus, die vertelt dat er een meesterwerk in aantocht is. Het genre, het ritme, de melodie en het refrein zijn nog niet bekend. Maar de noten do, re, mi, fa en sol zullen er alleszins in voorkomen. De noten zijn bekend, maar ze staan nog lang niet in samenhang op papier. Het is wachten op bijkomende inspiratie.
Welnu, mijnheer de minister, bij het lezen van uw beleidsnota is de meest opvallende vaststelling dat er werk zal worden gemaakt van een nieuwe geïntegreerde arbeidsmarktvisie. Maar wat is die geïntegreerde visie vandaag concreet? De weg naar die visie wordt wel uitgebreid toegelicht. Maar hoelang zal het duren vooraleer die weg is afgelegd? De opgesomde strategische krachtlijnen lijken een samenraapsel van doelstellingen, die door niemand betwist kunnen worden. Meer nog, ze zijn gemeengoed geworden. We denken onder andere aan de focus op werkzaamheid en eindeloopbaan, het bestrijden van de structurele werkloosheid, de nood aan sociale innovatie, het versterken van het partnerschap tussen werk en economie, onderwijs enzovoort.
Mijnheer de minister, de weg is nog lang en aan uw goede intenties twijfelen we uiteraard niet. Er is hier al dikwijls verwezen naar Voka. We weten uit welk hout u bent gesneden. De hamvraag is of u uw denkbeelden, uw intenties voldoende zult kunnen doordrukken in concrete realisaties, gelet op de besparingen die u op uw departement moet doorvoeren, de zeer beperkte ruimte voor nieuwe initiatieven en de nakende evenwichtsoefeningen met uw socialistische regeringspartner en de sociale partners. Het werkgelegenheidsplan dat u weldra hoopt af te sluiten, zal, zo hopen we althans, veel duidelijk maken.
Over het communautaire gekrakeel met minister Milquet willen we het vandaag niet hebben, tenzij dan dat we erop vertrouwen dat zij niet wordt gebruikt om politieke nummertjes op te voeren op de kap van de werklozen. Daarvoor is dit thema te ernstig en de werkloosheid te hoog. We hoeven het niet eindeloos te herhalen, maar het feit dat zwaar het mes wordt gezet of, zoals de minister-president stelt, heel selectief wordt gesneden in de jobkorting, blijven we een zware hypotheek vinden op de broodnodige verhoging van onze werkzaamheidsgraad.
De VDAB is daarnet al aan bod gekomen. Dat ook de VDAB voor een serieuze besparing van 23,1 miljoen euro staat, terwijl van die dienst een grotere inbreng in de activering van werkzoekenden wordt verwacht, laat niet meteen het beste verhopen voor de ambitieuze plannen met betrekking tot de sluitende aanpak. Mijnheer de minister, u hebt daarnet gezegd dat er geen afbouw zal komen van de dienstverlening. We hopen dat alleszins, maar meer ambitie en minder centen, we denken dat u dan uw borst zult mogen nat maken. Daarom hopen we des te meer dat de private arbeidsmarktintermediairen meer worden ingezet bij de activering van werkzoekenden en vooral dat ze daartoe een eerlijke kans krijgen.
In verband met de activering wil ik bijzondere aandacht vragen voor de knelpuntvacatures. Vermits de jobs er al zijn en we ook zoveel werkzoekenden hebben, pleiten we voor gerichte vormings- en opleidingsinitiatieven van Vlaamse werkzoekenden die na een screening geschikt blijken voor de invulling van knelpuntvacatures. Een meerjarenactieplan met inbegrip van streefcijfers zou in samenspraak met de sociale partners in deze meer dan wenselijk zijn.
In de commissie heb ik er al meermaals op gehamerd dat we hopen dat u zich zult blijven engageren om voldoende middelen te blijven garanderen aan de lokale werkwinkels. We weten dat er al een aantal lokale werkwinkels gesloten.zijn. We hopen dat dat niet de voorbode is van nog een aantal sluitingen. We hopen dat we u op uw woord mogen geloven.
Mijnheer de minister, ik heb nog heel wat items, maar mijn spreektijd is beperkt.
Ik wil u ter afsluiting van het deel Werk alleszins opnieuw vragen om uw afkomst niet te verloochenen en dus ook initiatieven te nemen om het ondernemerschap bij werkzoekenden te stimuleren via een gedegen begeleiding en een gerichte financiële ondersteuning van werkzoekenden die zich wensen te vestigen als zelfstandige.
Ik zal heel kort zijn over het hoofdstuk Lokale sociale economie. We zijn verheugd dat het beleid gericht is op doorstroming, waarbij onmiddellijk moet worden rekening gehouden met terugkeermogelijkheden. Er moet ook aandacht worden besteed aan arbeidscreatie op maat. We hopen dat het eenheidsdecreet snel zal worden goedgekeurd, conform de afspraken die daarover in het verleden werden gemaakt.
Ik wil afronden met een aantal liberale accenten, zoals de eerlijke concurrentie die zeker naar voren moet komen in de sociale economie. Het zoeken naar nieuwe marktniches blijft prioritair zodat de sociale economie haar complementaire rol ten volle kan spelen. De aspecten van activering, doorstroming en ondernemerschap wil ik ten volle benadrukken. Dat mis ik in het beleidsplan. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw de minister, mijnheer de minister, collegas, de economie lijkt zich langzaam te herstellen, maar, zoals we vandaag al verschillende keren hebben gehoord, is er spijtig genoeg geen reden tot een hoeragevoel. In het bijzonder op de arbeidsmarkt is de crisis allesbehalve voorbij. De vooruitzichten voor 2010 zijn somber. Veel mensen verloren dit jaar al hun job en ook het komende jaar zal het aantal werklozen blijven toenemen. De minister-president heeft zelfs een schatting gemaakt van 60.000 banen die verloren zouden kunnen gaan. In dergelijke omstandigheden is het uiteraard niet gemakkelijk om een begroting op te stellen.
De inspanningen die van het beleidsdomein Sociale Economie worden gevraagd, zijn realistisch. Onze fractie is de minister dankbaar omdat zij de subsidies voor de sociale en de beschutte werkplaatsen heeft gevrijwaard van besparingen. Dat stemt ons uiteraard tevreden
Anderzijds is het een van de centrale ambities van deze regering om een groeipad te realiseren in de sociale economie. Als ik me niet vergis, mijnheer de minister-president, zijn momenteel de onderhandelingen voor het groeipad 2010 nog volop aan de gang. De sociale economie is een heel belangrijk instrument. Het biedt mensen kans op een volwaardige job op basis van hun mogelijkheden en eventueel een doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt. Het is ook een belangrijk instrument tegen het sociaal isolement en de armoede. We hopen dan ook van harte dat de regering voldoende middelen ter beschikking zal stellen om het groeipad te realiseren. Daar wachten we op.
Ook in het beleidsdomein Werk worden er besparingen vooropgesteld. Efficiëntiewinst staat centraal in deze besparingsplannen. Efficiëntiewinst mag voor mij en blijkbaar ook voor de minister geen achteruitgang van de kwaliteit van de dienstverlening betekenen. We kunnen het ons vandaag absoluut niet veroorloven dat het Vlaamse arbeidsmarktbeleid gaat slabakken.
Verschillende Vlaamse centrumsteden, bijvoorbeeld Hasselt, Gent en vooral Antwerpen, hebben vandaag al te kampen met een hoge structurele werkloosheid. De praktijk toont aan dat het allesbehalve evident is om dit probleem aan te pakken. Door de arbeidsmarktcrisis dreigen er nog meer werkzoekenden te verzeilen in de structurele werkloosheid. Dit moeten we te allen prijze vermijden, anders dreigt er een lost generation. Als we vandaag niet volop inzetten op werk, dan zal het Vlaanderen morgen veel meer kosten.
Ik moet het ook hebben over de VDAB. De VDAB moet het volgend jaar met 23 miljoen euro minder stellen. Mijnheer de minister, u hebt ons in de commissie, en vandaag in de plenaire vergadering, bevestigd dat er geen afbouw komt van de dienstverlening. Daar willen we op rekenen. Dat zal een moeilijke evenwichtsoefening zijn. Ik hoor graag zeggen dat er een sluitende aanpak moet komen voor werkzoekenden, dat er een specifieke begeleiding voor 50-plussers en laaggeschoolde jongeren moet komen en dat de rol van de VDAB als arbeidsmarktregisseur moet worden versterkt. Ik neem aan dat we allen al die doelstellingen toejuichen, maar hoe zullen we die ambitieuze plannen laten rijmen met de voorziene besparing, vooral nu het Planbureau voor het komende jaar nog meer werkloosheid voorspelt? Die alarmerende stijging zal onvermijdelijk ook leiden tot meer bemiddelings- en begeleidingstrajecten, en net nu moet de VDAB het met minder stellen. Mijnheer de minister, mocht er geen toename zijn, dan kon de efficiëntiewinst gemakkelijker worden gerealiseerd. Nu zitten we echter met een grote toename.
Over de wachttijden voor de opleidingen hebben we het ook al gehad in de commissies. Het afgelopen jaar zijn die bijna verdubbeld. Het is net in tijden van laagconjunctuur ontzettend belangrijk dat werklozen de kans krijgen om zich voort bij te scholen. Mijnheer de minister, dat is een belangrijk aandachtspunt. De crisis zal ook een invloed hebben op de vraag naar outplacement. Dat is niet echt een begrotingskwestie, maar het is veeleer een kwaliteitskwestie. U hebt in de commissie al bevestigd dat te zullen monitoren. Dat is fantastisch. Dat kunnen we allemaal toejuichen. We hadden echter ook graag gehad dat u ter zake in de nabije toekomst ik wil u nog wat tijd geven een aantal minimale kwaliteitscriteria zou invoeren, en dat u ook zou waken over de toepassing daarvan.
Ten slotte wil ik van dit platform gebruikmaken om nog eens de nadruk te leggen op het belang van tewerkstelling in de strijd tegen armoede. Hoewel armoede meer is dan economische armoede, is tewerkstelling de belangrijkste buffer tegen armoede. In het Jaar van de Armoede moeten we daar dan ook meer aandacht aan besteden. Wil Vlaanderen welvarend blijven, dan moet het ook de armoede van een deel van zijn bevolking met man en macht bestrijden. Dat is een opgave voor ons allen. (Applaus)
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, ik was een beetje verbaasd toen ik zag dat er over Werk en Sociale Economie maar vier mensen een uiteenzetting wilden houden. Zeker in tijden van crisis moeten Werk en Sociale Economie immers bovenaan het prioriteitenlijstje staan. We moeten duidelijk zijn: de crisis is nog niet voorbij. We hebben het al uit den treure herhaald. We mogen de sense of urgency niet verliezen, als die er al voldoende is. Gisteren is er ook al een paar malen op gewezen op het Voka-congres: die sense of urgency moeten we vasthouden, om de publieke opinie mee te krijgen met de hervormingen die we willen doorvoeren.
Voor de arbeidsmarkt merken we specifiek pas in uitgesteld relais de gevolgen van de crisis. Diverse leden hebben er al naar verwezen: in 2010 zouden er ongeveer 50.000 werklozen bijkomen. Daarom kijken we vol hoop uit naar het aangekondigde werkgelegenheidplan en zijn we blij met de 22 miljoen euro die daar in eerste instantie in zullen worden geïnvesteerd. Mijnheer de minister, we kijken ernaar uit om dat plan samen met u te bespreken en eventueel kritische bedenkingen te geven bij de uitvoering ervan.
Specifiek wat de sociale economie betreft, is het vooral belangrijk dat we de doelgroep het signaal geven dat we de zwaksten in de samenleving niet loslaten. Net zij hebben in tijden van crisis het meest nood aan begeleiding en steun van de overheid, om zonder al te veel kleerscheuren de crisis door te komen. Het is belangrijk dat mensen voelen dat ze iets kunnen bijdragen aan de samenleving. Dat kan het best door hun een baan te geven.
Het is vooral voor die doelgroep dat die job een bron van eigenwaarde kan zijn. De beslissing van de Vlaamse overheid om niet te besparen op onder andere de beschutte werkplaatsen is een heel belangrijk signaal. In 2010 zal er zelfs 2 miljoen euro meer dan in 2009 naar de totale social profit gaan. Die toename situeert zich vooral bij de landingsbanen en het zorgkrediet. Wij willen dit belangrijke signaal ondersteunen.
Het is niet omdat er 2 miljoen euro meer naar de social profit gaat dat ook daar niet bepaalde efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt. Dit kan door vereenvoudiging, een betere stroomlijning en een betere afstelling van de instrumenten binnen de sociale economie. Op die manier zou er nog meer geld vrijkomen, dat nog beter zou kunnen worden besteed aan de sociale economie.
Mevrouw Turan zei al dat het belangrijk is dat we de mensen van die specifieke doelgroep, de sociale economie, voldoende kansen geven om door te stromen binnen de sociale economie en bij voorkeur, en indien mogelijk, om door te stromen naar de reguliere economie. Ik las nog maar net een boek uit van Jan Béghin, waarvan men misschien zou denken dat het voor een N-VAer subversieve literatuur zou zijn maar dat is het dus niet.
Het is aanbevolen literatuur.
Wij lezen inderdaad alles. De heer Béghin heeft het erover dat een bepaald deel van de doelgroep van de sociale economie waarschijnlijk nooit zal kunnen doorstromen naar de reguliere economie. Maar hij geeft ook aan dat het heel belangrijk is om die mensen minstens het vooruitzicht te geven dat er kansen zijn voor hen verder op de arbeidsmarkt. Binnen de sociale economie maar ook in de reguliere economie.
Mijnheer de minister, de media doen graag alsof het belangenconflict, waarvan u nu met vastberadenheid een van de punten hebt kunnen vermijden, een goede, ouderwetse communautaire stoerdoenerij is. Mevrouw Peeters heeft dat daarnet ook laten uitschijnen. Maar ik denk dat wij er in dit parlement allemaal van overtuigd zijn dat dit wel degelijk raakt aan de belangen van de Vlaamse arbeidsmarkt. Wij denken dan ook dat het uw plicht is, en de plicht van dit parlement, om daar heel kordaat in op te treden en dat ook in de toekomst te blijven doen. Wij hopen dan ook dat het doelgroepenbeleid en het vormingsfonds, dat op dit moment nog openstaat voor discussie, een positieve afloop krijgen. (Applaus bij de meerderheid)
Wij hopen het werkgelegenheidsakkoord deze week nog af te ronden. De minister-president, de viceminister-president en ikzelf hebben daarover in de loop van deze week nog gesprekken. Daarop is het dus nog even wachten.
Ook in het akkoord met de federale overheid hebben we een element dat specifiek tegemoetkomt aan de structurele werkloosheid.
Mevrouw Turan, met betrekking tot outplacement: vorige week vrijdag werd tussen de VDAB en Federgon een afsprakenkader gemaakt, met eigen controle vanuit de sector, in een pps-constructie met de VDAB.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collegas, geachte leden van de regering, de heer Van den Heuvel zei het twee weken geleden al in de plenaire vergadering: Ons land is in een economische storm terechtgekomen. Deze voormiddag werd ook al de analyse gemaakt: we gaan er met onze economie dit jaar meer dan 3 percent op achteruit. Volgend jaar zou een groei tot 1 percent tot de mogelijkheden behoren. Dat is hoopgevend, maar we moeten beseffen dat dit jaar het slechtste economische resultaat wordt neergezet sinds het begin van de jaren 1930. Hoewel er hoopvolle berichten zijn over een langzame heropflakkering, dreigen de hardste klappen op het gebied van werkgelegenheid volgend jaar te vallen. Vandaag is daarvoor hier, op dit spreekgestoelte, al voldoende gewaarschuwd.
De sense of urgency die op dit moment bestaat, moeten we gebruiken om moedige maatregelen te nemen. Er moeten inspanningen worden geleverd, er moeten keuzes worden gemaakt, ook moeilijke keuzes. Een van die keuzes, waar wij volledig achter staan, is dat er nu intelligent wordt bespaard, om zo snel mogelijk te kunnen overgaan naar een begroting die opnieuw in evenwicht is, zodat er op termijn weer ruimte kan vrijkomen voor een nieuw en stimulerend beleid.
Intelligent besparen betekent: budgetten voor investeringen zoveel mogelijk vrijwaren, zodat de noodzakelijke impulsen voor de economie kunnen blijven komen, door het Vlaamse investeringsritme niet af te bouwen in sectoren als welzijn, sociale huisvesting en openbare werken.
Deze miljarden euros vormen een belangrijke, directe input in onze Vlaamse economie.
Intelligent besparen houdt tevens in dat we zo veel mogelijk budgetten vrijwaren die rechtstreeks naar de bedrijven gaan. We volgen de aanbevelingen in het rapport van professor Soete. Door te snoeien en te vereenvoudigen waar het kan, waken we over een efficiënt en effectief gebruik van overheidsmaatregelen.
De voorliggende begroting maakt deze voornemens concreet. Er wordt in de oversubsidiëring van zonnepanelen gesneden. Het aldus vrijgekomen geld wordt binnen het eerder verhoogde budget voor ecologiepremies in echte innovatie geïnvesteerd.
De oppositie zal er straks natuurlijk op hameren dat we de beruchte 3-percentnorm op het vlak van innovatie nog niet halen. Dat is niet nieuw. Het blijft, zoals ook in het regeerakkoord staat vermeld, een voornemen van de Vlaamse Regering deze doelstelling tegen het einde van de legislatuur te halen. Een nieuw innovatiepact moet hier borg voor staan.
Doelstellingen en cijfers mogen geen fetisj zijn. De output is belangrijker dan de input. Dit is een stelling van voormalig minister Ceysens, die in dit verband een onverdachte bron is. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Mevrouw Ceysens, vindt u het erg dat ik u citeer? (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Mevrouw Ceysens, u kunt gerust zijn. Ik heb al aan mezelf gewerkt. Ik hoop dat u straks ook met iets nieuws voor de dag zult komen.
De Vlaamse begroting doet dit op twee manieren. We voeren een gericht anticrisisbeleid en we investeren in de toekomst. De instrumenten van het Vlaams anticrisisbeleid werpen ondertussen hun vruchten af. Bedrijven maken volop gebruik van de overbruggingsmaatregelen. Hierdoor kunnen we heel wat tewerkstelling veiligstellen. De bedrijven doen, bijvoorbeeld, in toenemende mate een beroep op de beschikbare waarborgen. Ze gebruiken hiervoor onder meer het nieuwe instrument Gigarant. De huidige en de vorige Vlaamse regeringen hebben de waarborgregeling verruimd. Het gevolg is dat tot en met eind november 2009 voor 188 miljoen euro aan waarborgen zijn verstrekt. Die hefboom heeft in deze moeilijke tijden tot 406 miljoen euro aan bedrijfsinvesteringen geleid. Het lijkt me dan ook de moeite na te gaan of een aantal maatregelen na de crisis kunnen worden doorgetrokken.
Tot slot worden in het licht van Vlaanderen in Actie een aantal keuzes met betrekking tot speerpunten gemaakt. De economische begroting en de begrotingsinnovatie staan dan ook in het teken van de uitvoering van Vlaanderen in Actie. We kiezen voor een wittere, slimmere en groenere economie.
Een aantal punctuele besparingen binnen de begroting van het agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) wegen in onze ogen niet op tegen de geplande investeringen. De Vlaamse Regering bespaart 20 miljoen euro bij het IWT. Dit weegt niet op tegen de innovatieve investeringen van 300 miljoen euro. De voor volgend jaar geplande investeringen in het Vlaams energiebedrijf vormen een goed voorbeeld. Tegelijkertijd biedt de Vlaamse Regering door middel van win-winleningen en het ARKimedes-fonds hefbomen voor meer private bedrijfsinvesteringen
Ik rond af met een laatste opmerking. Het is belangrijk, zeker met betrekking tot dit beleidsdomein, dat de Vlaamse Regering een krachtdadig en eensgezind beleid voert. Er moet de nodige coördinatie tussen de bevoegde ministers zijn. We rekenen hiervoor niet enkel op de kapitein, die we ten volle vertrouwen, mar ook op de stuurmannen en -vrouwen aan boord. Samen moeten ze de ingeslagen koers blijven volgen en een stevige hand aan het roer houden. (Applaus bij CD&V en N-VA)
Mijnheer Bothuyne, u bent daarstraks al eerder aan het woord geweest. Daarnet heeft iemand me erop gewezen dat ik na de allereerste toespraak van de heer Janssens niet heb gezegd dat hij het goed heeft gedaan. Blijkbaar heb ik dat enkel tegen vrouwen gezegd en dat lijkt discriminerend. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
We gaan nu over tot de bespreking van het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, aangezien we ons in moeilijke economische tijden bevinden, ligt het voor de hand dat we naar aanleiding van de bespreking van het beleidsdomein Economie onmiddellijk alert kijken waar de Vlaamse Regering, onder meer met behulp van deze begroting, op korte en middellange termijn heen wil.
Ik wil eerst een algemene bedenking maken. Wanneer het over het voeren van een economisch beleid in Vlaanderen gaat, merkt het Vlaams Belang steeds weer op dat Vlaanderen en de Vlaamse Regering eigenlijk niet of nauwelijks in staat zijn efficiënt in de economische beslissingsprocessen in te grijpen. We beschikken immers niet over de noodzakelijke hefbomen en instrumenten om onze economie eigenhandig bij te sturen en de nodige slagkracht te geven om haar concurrentiepositie in Europa en daarbuiten te versterken.
We worden geconfronteerd met bedrijven die naar het buitenland verhuizen DHL, Opel, Bayer, diverse textielfabrieken omdat de fiscale en de administratieve druk hier te hoog is. Ik verwijs ook naar het ongeziene aantal faillissementen. Volgend jaar moeten we niet al te veel veranderingen ter zake verwachten. Dit meen ik op te maken uit de toelichting die de minister-president heeft gegeven bij het Hermesfonds. U stelde dat de drie bestaande assen behouden blijven en dat de Vlaamse Regering enkel de accenten zal verleggen met het oog op het bevorderen van de efficiëntie en de effectiviteit.
Effectiviteitswinst begint een modewoordje te worden. Ik las vandaag een artikel in De Tijd waarin u als minister-president blijkbaar het Britse voorbeeld wil volgen met betrekking tot het boeken van efficiëntiewinsten. Ik wens u daar veel succes mee. Los van deze beperkte ambitie, lijkt het me een beetje een impliciete terechtwijzing door de regering Peeters II aan de regering Peeters I. Peeters I was blijkbaar minder efficiënt en minder effectief. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik stel inderdaad vast dat de regering tot een vorm van voortschrijdend inzicht komt en ik wens de regeringsleden daar veel succes mee. Ik hoop wel dat we niet moeten wachten tot de regering Peeters XV om tot resultaten te komen. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
U blijft natuurlijk geconfronteerd met de beperkte manoevreerruimte in het federale bestel en probeert daarom via het Hermesfonds, zoals voorheen via flankerende maatregelen de economie in Vlaanderen bij te sturen. De Vlaamse Regering is onder meer daarom, met veel ambities, aan een nieuwe legislatuur begonnen. Men wil op communautair vlak, via een grote staatshervorming, pogen om meer economische hefbomen in eigen handen te krijgen. Men wil ook pogen om via meer belangenconflicten te wijzen op het feit dat federale maatregelen soms nefast zijn voor Vlaanderen. Ik verwijs naar de discussies over de belangenconflicten. Deze gang van zaken bewijst dat er voor Vlaanderen nog veel werk aan de winkel is. Hierover zullen we de komende jaren bijgevolg nog vaak discussiëren.
In het kader van deze begrotingsbespreking zou ik kort nog eens mijn bekommernis willen uiten met betrekking tot meer transparantie inzake het kostenplaatje van het personeel dat tewerkgesteld wordt op de kabinetten. De Vlaamse Regering poneert in het regeerakkoord de ambitie om de kabinetten af te slanken tot maximaal 288 voltijdse eenheden. Het blijft me echter een beetje onduidelijk of we hier niet te maken hebben met een soort broekzak-vestzak-operatie. Ik verwijs hierbij ook naar de korte discussie van deze voormiddag waarbij mevrouw Dillen en de heer Van Mechelen ook al wezen op onduidelijkheden ter zake.
Ook wat betreft het aantal regeringscommissarissen heb ik enkele bedenkingen naar voren gebracht, naar aanleiding van de diverse verwijzingen in de begroting naar tewerkgestelde regeringscommissarissen bij onder meer Gimvindus, de Limburgse Reconversiemaatschappij, de Vlaamse Participatiemaatschappij, de Herculesstichting enzovoort. Ondertussen heb ik zoals beloofd deze vragen schriftelijk ingediend en wacht nu ongeduldig op een overzicht van het aantal, de verloning, de extra legale voordelen, de cumuls enzovoort.
Toch wil ik erop wijzen dat regeringscommissarissen bij overheidsbedrijven of -instellingen moeten nagaan of de beheerscontracten en de wetgeving correct worden toegepast. Die postjes worden jammer genoeg vaak ook gebruikt om vrienden in de meerderheid aan een lucratief mandaat te helpen.
De Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement hebben de ambitie om een beleid te voeren in een glazen huis. Ook op dat vlak verwacht ik bijgevolg meer transparantie en een rationele en éénduidige organisatie.
In 2010 wil men onder andere een ecologiepremie selectiever inzetten. Voor het Vlaams Belang is het echter belangrijker dat het bestaande callsysteem geëvalueerd wordt. Er moet immers nagegaan worden of er geen incentive kan worden opgezet die meer rechtszekerheid biedt aan de bedrijven die een dergelijke premie aanvragen.
Het Vlaams Belang wees er immers in het verleden al op dat een gesloten callsysteem rechtsonzekerheid en onvoorspelbaarheid inhoudt voor de bedrijven die er gebruik van willen maken. Ik heb al gezegd aan de vorige minister van Economie dat het Vlaams Belang niet echt een voorstander is van dit zogenaamde callsysteem. Het systeem is niet waterdicht omdat het een groot aantal gebreken vertoont en omdat het voor een deel de rechtsonzekerheid in de hand werkt. Het Vlaams Belang pleit ter zake bijgevolg voor een eenvoudigere en duidelijkere formule.
Het lag misschien aan de moeilijke begrotingsbesprekingen, maar het evenwicht dat door de meerderheid werd bereikt, doorstond op verscheidene plaatsen niet eens de toets van het Rekenhof. De heer Bothuyne had daarnet gelijk toen hij stelde dat wij vanuit de oppositie zouden aanklagen dat de normen inzake O&O niet werden gehaald.
U wordt voorspelbaar, mijnheer Deckmyn.
Ik denk niet dat het zo moeilijk was om dit te voorspellen. Aangezien er een groot probleem is, was het uiteraard voorspelbaar dat wij dat zouden aankaarten. Het voorbeeld bij uitstek is de terechte kritiek van het Rekenhof ten aanzien van de begroting inzake innovatie. Het Rekenhof was bijzonder scherp met betrekking tot het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). Het stelde ook dat de begroting 2010 in onvoldoende betaalkredieten voorzag om de aangegane verbintenissen te betalen. Maar vooral het tekort bij de acties voor technologische innovatie stond hier met stip op één genoteerd.
De Vlaamse Regering heeft er heel duidelijk voor gekozen om te besparen op innovatie. De minister geeft dat zelf ook toe door te stellen dat het gros van de besparingen voor Wetenschap en Innovatie doorgevoerd wordt bij het IWT. Binnen de begroting wordt in 2010 immers meer dan 14 miljoen euro bespaard in ondersteuning van acties van technologische innovatie. Komt daar nog bovenop dat de meeste dotaties aan het IWT volgens het Rekenhof wel erg krap bemeten zijn. Dat is toch wel vreemd voor een regering die naar eigen zeggen streeft naar een transformatie van het DNA van onze Vlaamse economie via Onderzoek & Ontwikkeling. Of om hieromtrent te herformuleren met de conclusie van het Rekenhof: Omdat ook de beleidskredieten dalen, logenstraft de huidige begroting de stelling Volharden in meer middelen voor O&O.
Wat betreft innovatie, zou ik me willen aansluiten bij de bedenkingen die de heer Van den Heuvel tijdens de commissiebespreking heeft geuit met betrekking tot de rationalisatie en vereenvoudiging van het innovatielandschap. Nu is het immers vaak te complex. Ook de resultaten van het rapport-Soete pleiten daarvoor. Deze regering streeft in het kader van de besparingen openlijk naar meer efficiëntie en effectiviteit. Ik hoop dat dit dan ook voor Innovatie zal gelden.
Wat het economisch overheidsinstrumentarium betreft, zal er wellicht later nog, naar aanleiding van diverse moties, verder worden gedebatteerd over de diverse instrumenten. Toch wil ik hier de aandacht vestigen op de begrotingspost Deelnemingen aan bedrijven niet verdeeld in het Vlaams energiebedrijf. Daar wordt 200 miljoen euro gebudgetteerd, maar verder vinden we weinig of geen uitleg. Dit prestigieuze initiatief op het vlak van duurzame energie levert voorlopig meer vragen op dan het oplossingen lijkt te bieden. Als we dit initiatief bekijken op basis van de beperkte informatie die we krijgen, lijkt dit vooral een participatief verhaal te worden. Men plant echter eerst een ruim overleg met alle betrokken stakeholders en wil dan komen tot een plan van aanpak dat daarna verder moet worden uitgewerkt. De Vlaamse Regering heeft dus nog geen concrete visie over hoe dit initiatief echt moet worden uitgewerkt. Ze zorgt wel voor diverse vragen over die richting die ze in feite zelf uit wil met dit initiatief. Is het de bedoeling om eigen kennis op te bouwen? Wil men andere energievormen gaan bestuderen? Wil men de consument lagere energieprijzen bezorgen? Wat zijn de prioriteiten waar de Vlaamse Regering zich ter zake in wil engageren?
Minister Lieten heeft het woord.
Het begint echt wel vervelend te worden. Ik moet elke keer opnieuw aan dezelfde mensen uitleggen wat we met het Vlaams energiebedrijf gaan doen. U kunt dat trouwens zelf ook terugvinden in het regeerakkoord.
Ik heb inderdaad gezegd dat we eerst met de stakeholders gaan praten. Dat wil echter niet zeggen dat wij geen visie hebben. Wij willen onze visie wel verder verfijnen in overleg met iedereen. We gaan de initiatieven verder promoten die te maken hebben met energiebesparing, energierecuperatie en alternatieve energieopwekking. U moet inderdaad nog een klein beetje geduld hebben, mijnheer Deckmyn, vooraleer u het definitieve actieplan van ons zult krijgen. We zullen in de commissie in ieder geval ruim de tijd hebben om daar uitgebreid over te praten.
Ik zal proberen nog wat geduld te oefenen, mevrouw de minister, maar u begrijpt dat er nog altijd veel vragen zijn over die begrotingspost van 200 miljoen euro.
Collegas, ik eindig waar ik begon. Vlaanderen doet soms goede pogingen, soms goedbedoelde pogingen en soms ook vaag omschreven pogingen om met de middelen waarover het beslist, te zorgen voor een goed ondernemingsklimaat.
Dat goede ondernemingsklimaat is broodnodig, voor onze bedrijven én voor de werknemers die er worden tewerkgesteld. In deze moeilijke tijden zal de Vlaamse Regering moeten proberen de grenzen van haar bevoegdheden af te tasten met het federale niveau, om maximaal een eigen beleid met eigen accenten en investeringen te kunnen realiseren. Vandaag is dit een moeilijke zaak. De feiten zijn genoegzaam bekend. Het Vlaams Belang blijft dus vragen naar een maximale regionalisering van de economische bevoegdheden, zodat we een beleid kunnen voeren dat perfect aansluit bij de noden die er in Vlaanderen bestaan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collegas, we hebben in de voorbije weken herhaaldelijk de degens kunnen kruisen over het domein wetenschap en innovatie. De voorzet van het Rekenhof was niet mis te verstaan. Er is in deze plenaire een paar keer over gedebatteerd. Men heeft ons gezegd dat we zullen zien wat we zullen zien. We zullen ongetwijfeld de degens opnieuw kruisen wanneer u een meerjarenbegroting voorlegt en wanneer we zullen zien wat we zullen zien.
Ik wil vandaag nog iets zeggen over het output-inputverhaal.
Mevrouw Ceysens, we gaan een hele tijd kunnen praten: u als de vroegere minister, ik als de huidige minister. Maar over de opmerkingen van het Rekenhof zou ik toch maar zwijgen als ik u was. Het grote verschil tussen de beleids- en de vastleggingskredieten werd opgebouwd in het verleden, wij gaan het proberen recht te trekken.
De vorige regering heeft er bij haar beslissingen steeds op toegezien de minister-president zal dat onderschrijven dat ik althans zorgde voor de nodige kredieten om het beleid te financieren.
Ik heb de cijfers van 2004-2008 nagekeken die ik kreeg van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid. Voor de overheid bedroegen de investeringen in 2004 0,73 en in 2008 0,71. Het bedrag bleef bijna gelijk en dat houdt een feitelijke daling in. Ook met de ondernemingen is er een probleem. Die investeringen gingen van 2,03 in 2004 naar 2,01. Ik zou liever een ander woord willen gebruiken, maar het lijkt me vrij hypocriet om een regering die in een budgettair moeilijke situatie keuzes moet maken, te gaan verwijten dat ze besparingen doorvoert, terwijl u zelf toen er voldoende budgettaire ruimte was niet de nodige middelen liet doorstromen. Dat lijkt mij heel moeilijk verdedigbaar.
Ik kom tot de out- en input. Ik heb heel veel nadruk gelegd op de output. Men wijkt nu een beetje af van mijn visie, maar ik blijf ervan overtuigd dat men de overheidsinvesteringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie in samenspraak met de bedrijven moet doen. Dat is cruciaal. Ik geloof niet in een overheid die investeert omdat ze zelf gelooft in een aantal opportuniteiten. Ik vond dat de overheid geen beslissingen kon nemen of keuzes kon maken die niet gematcht werden met de bedrijven. Dat was het verhaal van de output. Ik heb de indruk dat men nu wat verder afwijkt van die businesslogica.
U weet dat we gekozen hebben voor speerpunten. We vonden dat de middelen moesten gaan naar die projecten waar er businesscases over waren. Mijn devies was en blijft: het is kennis, kunde en kassa. Die kassa hebben we in Vlaanderen nodig als we willen komen tot een investeringscyclus die blijft ronddraaien. Mijnheer Bothuyne, u moet absoluut aan een eigen visie en citaat gaan werken. Daarom is de output voor mij cruciaal. De input was de norm die we aannamen in de Lissabonstrategie.
Maar we moeten ook wel eerlijk zeggen dat we op het einde van de legislatuur, bovenop de Lissabonstrategie en bovenop de afspraken over de norm in die strategie, gewerkt hebben aan ViA en dat we daarin een akkoord hebben gemaakt om de Lissabonnorm nog meer Vlaams te trekken.
Het klopt dat wij dat hebben ondertekend, net zoals minister Muyters dat heeft ondertekend en net zoals de minister-president dat heeft gedaan, maar wij hebben niet mogen tonen hoe we dat ViA-pact zouden uitvoeren. Ik vind wel dat de bestuurders die er vandaag zijn, die dat hebben ondertekend en ik zie nog altijd voor me, mijnheer de minister-president, hoe u mij de pen overhandigde om het te ondertekenen dat gestand moeten doen.
En dan, mijnheer Bothuyne, heeft input toch wel een andere context gekregen met het ondertekenen van ViA, met het ondertekenen van het pact, daar kunt u niet omheen en ik ben blij dat er geknikt wordt.
Mevrouw Ceysens, uw verhaal is aandoenlijk, maar de cijfers geven u ongelijk voor wat uw beleidsperiode betreft. U zegt: Voor mij is het kennis, kunde en kassa. U zegt: Ik selecteer alleen maar die projecten waar ook een businesscase aan hangt.
De vaststelling is, en dat zeg ik niet, maar de Europese Commissie, dat met name de bestedingen van de bedrijven in uw beleidsperiode want in 2008 was u minister , gedaald zijn met 0,8 percent, terwijl ze in andere landen net stegen. Dat zijn vaststellingen, dat zijn cijfers.
Dat is wat vorige week of twee weken geleden ook mevrouw De Vits geprobeerd heeft, maar ik herhaal dat u het rapport goed moet lezen. Met een aantal cijfers kan men allerhande zaken doen, maar uit de absolute cijfers blijkt dat wij op het einde van de vorige legislatuur serieus hebben geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. Dezelfde studie toont aan dat de kmos erop vooruit zijn gegaan. Wat we hebben gedaan in het speerpuntenbeleid voor onderzoek en ontwikkeling, is precies dat we met Voka in die businesscases bekeken hebben hoe een aantal Vlaamse kmos mee zouden kunnen in dat innovatiebeleid. Ik ben niet geïnteresseerd in een innovatiebeleid dat er niet in slaagt de bedrijven zelf te doen innoveren.
Mevrouw Ceysens, u zegt dat mevrouw De Vits die opmerking al heeft gemaakt en u hebt toen ook hetzelfde antwoord gegeven, maar dat doet er eigenlijk niet toe, dat is zoals een voetbaltrainer die geconfronteerd wordt met het feit dat zijn ploeg niet meer kan scoren en dan antwoordt dat ze veel beter kunnen fietsen dan de vorige jaren. U antwoordt op een vraag over besteding van bedrijven met een verwijzing naar de eigen kredieten waarin u voorziet. Dat is niet correct. Uw stelling was dat u een beleid voerde dat zich afstemde op de bedrijven. Mijn stelling is dat dat beleid dan blijkbaar toch niet zo efficiënt was als u zelf beweert.
Ik had eigenlijk geen zin om hier nog veel tijd aan te verdoen, we hebben de degens al gekruist, we zullen dat niet nog eens doen. Ik houd het kort, want blijkbaar zit mijn tijd er al bijna op.
Ik wou het nog hebben over wat er deze ochtend in De Tijd stond, namelijk de enquête van het Kenniscentrum voor Financiering van KMO (KeFiK) over de kmo-financiering. Daaruit blijkt dat er nog altijd een groot probleem is op het gebied van de financiering van kmos. Ik hoef hier blijkbaar niet altijd veel te zeggen, er wordt zo al verwezen naar wat ik allemaal heb gezegd en gedaan, dat doet me natuurlijk ongelooflijk veel plezier.
Naar dat ene zinvolle zinnetje misschien...
U hebt inderdaad gezegd hoe goed we het gedaan hebben bij het bijstellen van de bestaande maatregelen om ervoor te zorgen dat kmos aan financiering geraakten.
Ik las de 80 paginas tellende studie van de KeFiK-enquête en ik denk dat er opnieuw een tandje bij moet worden gestoken. Op pagina 34 lees ik dat de grootste oorzaak waarom kmos niet aan financiering geraken, is dat er nog altijd een probleem is met onvoldoende waarborgen. We weten dat de gewestwaarborg die we samen met het parlement hebben uitgebouwd, vandaag jammer genoeg geen automatisme is, terwijl dat in Nederland wel het geval is. In Nederland is het zo dat als een bedrijf naar een bank gaat, die bank, die financiële instelling, de waarborg als een automatisme aanbiedt aan de ondernemer. Dat is bij ons niet zo. We waren op weg om daaraan te werken, om dat alleszins ingang te doen vinden. Ik heb daarvoor ook een decreet laten goedkeuren op het einde van de vorige legislatuur, waarbij we een flexibiliteitsmechanisme in gang konden zetten tussen de financiële instellingen. Ik zou dus graag weten hoe daar verder mee werd omgegaan, hoe daar verder aan gewerkt is.
Is het niet opportuun om die waarborgen ook toe te kennen aan factoringmaatschappijen? Wanneer de klassieke financiële instellingen geen cash of krediet meer geven aan bedrijven, doen zij dat uiteindelijk vaak nog wel. Er is ruimte voor. Ik vraag dat men een tandje bij steekt in de financieringsinstrumenten. De KeFiK-studie is eerlijk gezegd niet hoopgevend. Het is belangrijk dat de financiering van onze bedrijven vandaag alle mogelijkheden krijgt. (Applaus bij Open Vld)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, mijnheer de voorzitter, collegas, Vlaanderen worstelt met de crisis op het moment dat we voor andere enorme maatschappelijke uitdagingen staan. Het zijn cumulerende uitdagingen: de vergrijzing, het klimaatprobleem, de grondstofschaarste, de stijgende energiekosten, de globalisering. Dat zijn bedreigingen voor het economisch weefsel dat ons huidig welvaartspeil ondersteunt.
De voorbije decennia zijn we de concurrentie aangegaan door productiviteitsstijgingen en kostenreductie. We scoorden bij de besten in de wereld, maar die race lijkt steeds moeilijker te winnen. Vandaar de sense of urgency, waarnaar vorige sprekers al hebben verwezen. Het is noodzakelijk om op korte termijn te starten en met volgehouden inspanningen de transitie van onze economie te organiseren, met oog voor toegevoegde waarde, voor tewerkstelling en voor een leefbare omgeving. Collegas, het is een kwestie van nieuwe producten, nieuwe bedrijven en nieuwe processen in traditionele sectoren.
Het is een paradox dat we moeten besparen op het ogenblik dat de nood het grootst is. De opdracht waar we voor staan vraagt een krachtig sturende overheid, een actieve, slimme overheid met uithoudingsvermogen.
In die zin, mijnheer Watteeuw, begrijp ik uw verhaal van deze ochtend niet goed. U pleit ervoor om meer schulden op te bouwen. Het aflossen van de schulden die we vandaag maken zal morgen broodnodige beleidsruimte opvreten. Het transitieproces waar we voor staan zal nog niet afgelopen zijn op het moment dat onze economie herneemt. Uw rekensom lijkt me niet te kloppen. Integendeel, ik denk dat uw voorstel de transitie naar een groene economie net hypothekeert.
Als de uitdagingen zo groot zijn en de middelen beperkt, is er nood aan afstemming: afstemming tussen de beleidsdomeinen Werk en Economie, maar ook met de investeringsagenda van de Vlaamse Regering. Er is ook nood aan efficiëntie. Er is al verwezen naar het rapport-Soete. Dat wees ons op de nodige efficiëntiewinsten toen al, in tempore non suspecto op het vlak van structuren.
We moeten ook durven te kijken naar efficiëntie binnen programmas. Het stemde ons heel gelukkig om in de commissie te horen dat er een evaluatie komt van de strategische opleidings- en investeringssteun. Het is belangrijk om te kijken in hoeverre deze projecten de maatschappelijke prioriteiten uit het regeerakkoord bewerkstelligen en rekening houden met tewerkstelling. Er is een groot budget: 41 miljoen euro. We moeten kijken dat het efficiënt besteed wordt. Bedrijven kunnen maximaal 1 miljoen euro subsidie krijgen. We moeten erover waken dat engagementen voor dergelijke bedragen reëel worden nagekomen.
In het Hermesfonds zien we een afstemming op het budget van 2009 voor de kmo-portefeuille en inzake de bedrijventerreinen. De ecologiepremie wordt breder ingezet, richting een vergroening van de economie. Deze ingrepen beantwoorden aan onze vragen, in verband met een efficiënt sturende en actieve overheid.
De uitweg uit de crisis, collegas, zal niet alleen van de overheid komen. We moeten een brede maatschappelijke mobilisatie opzetten. Heel velen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en duidelijke engagementen nemen aan onderhandelingstafels, maar die ook op het terrein hard maken. Aan de industrie wordt gevraagd, net nu we de generieke waarborgregeling hebben uitgebreid, de ad-hocregeling Gigarant hebben uitgebreid en werk maken van een overbruggingspremie, dat ze blijft inzetten op tewerkstelling en blijft investeren in onze regio.
Van de financiële sector vragen we dat hij krediet blijft verschaffen aan Vlaanderen een regio die toch zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Mevrouw Ceysens, in een studie van het Kenniscentrum voor Financiering van KMO (KeFiK) wordt aangetoond dat er zich op dat vlak toch wat problemen stellen. We willen beletten dat kleine ondernemers en hun werknemers slachtoffers worden van de risicofobie van sommige financiële instellingen. De situatie is ernstig. Nooit waren er meer faillissementen. We vragen dan ook aandacht voor de detectie en de aanpak van armoede bij zelfstandigen. We verwachten veel van de uitrol van het preventief bedrijfsbeleid.
Over innovatie hebben we hier al de degens gekruist. Het issue van de besparingen is in de commissie al aan bod gekomen. Daar is duidelijk gebleken dat niemand, ook de minister niet, enthousiast is over de besparingen. Maar ook is gebleken dat we realistisch moeten zijn. Als we focussen op de besparingen, mijnheer Deckmyn, dan moeten we kijken waar ze gebeuren. Er is 20 percent bespaard op communicatie en op consultancy, 2 percent op loonkosten binnen apparaatskredieten en 5 percent op werkingskosten. Op mijn uitdrukkelijke vraag is gesteld dat geen bestaande lopende programmas worden afgebroken. Er zullen geen ontslagen vallen.
Ik zie dus een grote continuïteit. Het Baekelandprogramma wordt uitgebreid, het tenure track wordt op peil gehouden en het engagement voor het vasthouden aan een langetermijnvisie via een meerjarenbegroting wordt aangegaan. Ik maak me dus heel wat meer zorgen over het engagement van de bedrijven waar de daling met 0,8 percent een feit is.
Laten we even kijken naar de besteding van de beschikbare middelen. Er zijn zes speerpunten in de beleidsnota. Wat het overheidsinstrumentarium betreft, wordt nog meer ingezet op cleantech en lifescience. Ik lees in elke beleidsbrief de ambitie om middelen zo goed mogelijk in te zetten, kritisch in functie van succesfactoren; om versnippering tegen te gaan en ook de intentie om flexibel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en om de overheadkosten te beperken. Dat betekent dat men beter investeert in programmas dan in nieuwe structuren.
Iedereen zowel in de commissie als in het parlement is duidelijk een voorstander van het optrekken van de investeringen in innovatie tot 1 percent. Dat staat in het regeerakkoord. Wij zullen bij elke bespreking op dat vlak onze bondgenoten tellen. Iedereen heeft de ambitie om een Europese topregio te worden. Dat hangt ook af van een aantal grote projecten in een aantal belangrijke speerpuntdossiers waar wetenschap, economie en maatschappelijk relevante projecten elkaar ontmoeten.
Vlaanderen staat voor de enorme opdracht om op een ogenblik dat de middelen schaarser dan ooit zijn en de economische schokgolven door onze bedrijven razen en onze arbeidsmarkt treffen, de economie bijna opnieuw uit te vinden. Dat moet gebeuren op zon manier dat niemand uit de boot valt. We bouwen geen groene en geen witte economie op een sociaal kerkhof; we moeten de korte en de lange termijn met elkaar verzoenen.
De heer Van den Heuvel, daarin bijgetreden door zijn fractieleider, citeerde hier Churchill. Gezien zijn politieke overtuiging kan ik dat enigszins volgen, want hij beloofde ons bloed, zweet en tranen. Het zal u evenwel minder verbazen dat ik mijn inspiratie haal bij zijn opvolger, Clement Attlee, die Churchill versloeg in de verkiezingen van 1945. Attlee citeerde zelf William Blake: I will not cease from mental fight, nor shall my sword sleep in my hand, till we have built a new Jerusalem in this green and pleasant land. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collegas, ik zal mijn best doen om niet in herhaling te vallen en het debat van enkele weken geleden dat we voerden naar aanleiding van het relanceplan over te doen. Never waste a good crisis, zo zei de minister-president al enkele keren. Ik kan het zelf ook niet laten om te citeren. U schrijft dit citaat toe aan Hillary Clinton, maar het blijkt te komen van een van de medewerkers van Barack Obama. Het zou om een Hegeliaanse redenering gaan: een slechte situatie aanwenden om een goede verandering te realiseren.
Het is een wat cynische uitdrukking, maar ze geeft goed weer waar Vlaanderen de komende maanden voor staat. Hopelijk blijft het bij maanden, maar waarschijnlijk zullen het nog jaren zijn. Ze geeft deze Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement twee korte opdrachten. De eerste opdracht is om dit land zonder al te grote kleerscheuren door de ergste zorgen van de crisis te krijgen.
Mijnheer de minister-president, we hebben het er enkele weken geleden al over gehad in het relanceplan. U hebt toen aangegeven dat er enkele bijsturingen zullen worden gedaan, onder andere in de kredietverstrekking inzake de win-winlening, de verlenging van Gigarant voor grote ondernemingen, de overbruggingskredieten voor kmos enzovoort.
Ik wil het hier vooral hebben over de lange termijn. Er werd al herhaaldelijk verwezen naar het Voka-congres van gisteren. Vlaanderen heeft nood aan meer ondernemerschap. Jacques Rogge vergeleek het met de sportwereld waar atleten honger hebben om te winnen. We moeten risicos durven nemen en onszelf behoeden voor zelfgenoegzaamheid. De laatste tijd is dat overduidelijk gebleken. De Europese vergelijking over onze positie in het beleidsdomein Werk heeft dat aangetoond. We zijn niet eens bij de vijftig topregios van Europa. Het betekent dat we al helemaal niet meer bij de top van Europa zijn. We moeten die zelfgenoegzaamheid zoveel mogelijk mijden. We moeten onze ondernemers beter kunnen steunen, zodat ze risicos durven nemen, zelfs al leidt dat af en toe tot mislukking.
Enkel op die manier zullen we weer aansluiting kunnen vinden bij de Europese en de wereldtop. In de vorige Vlaamse Regering is er met het ViA-plan en het Pact 2020 een langetermijnvisie opgesteld tot 2020. Daarin werden clusters naar voren geschoven om het Vlaamse onderzoeksveld met de neuzen in dezelfde richting te zetten. Op die manier moeten we zorgen dat we onze beperkte middelen die we als bescheiden regio hebben, doelgericht inzetten. Het is in de komende legislatuur van levensbelang om vast te houden aan de keuzes die werden gemaakt. Die speerpunten mogen niet verwateren tot iets waar elk wat wils kan uithalen. We moeten vasthouden aan die speerpunten om ermee verder te gaan.
Ik wil daar een kleine bedenking bij maken. De 3-percentnorm is een gemakkelijk meetbare norm. Dat is natuurlijk de reden waarom er in Lissabon zo hard werd aan vastgehouden. Het is heel meetbaar hoe we moeten vastleggen of men voldoet aan die 3 percent, maar we moeten vooral kijken naar de rendementswinsten en naar de uitkomst van het onderzoek.
Voor Wetenschap en Innovatie is er nog altijd het rapport-Soete, waar de heren Bothuyne en Van Malderen naar hebben verwezen, en dat nog heel actueel is. Ik heb het zelf nog maar enkele weken geleden doorgenomen, omdat er zoveel naar verwezen wordt, maar het blijft heel actueel. We moeten er stevig werk van maken, zeker met de geplande besparingen in het achterhoofd, om er heel wat zaken van door te voeren, zoals rationalisatie en een vlottere toegang tot overheidsinstrumenten voor onderzoek en ontwikkeling, want op dit moment is er een wildgroei. Een vereenvoudiging dringt zich op.
Onlangs stelde ik in de commissie een vraag over de internationale context. We hebben erover gedebatteerd. Het is heel belangrijk om daar naartoe te werken. Ik wil ook nog aandacht vragen voor investeringen in infrastructuur. We hebben al voorbeelden gehoord over investeringen in een bepaalde, meer virtuele samenwerking. Uiteindelijk is het enkel de infrastructuur die een zekere verankering kan bieden in Vlaanderen. We moeten zorgen dat we enkele projecten naar Vlaanderen kunnen halen, zoals IMEC met de cleanroom.
Vlaanderen moet dringend wat meer ambitie hebben. We moeten ons durven meten met de top in Europa, en niet zomaar met de 27 lidstaten. We moeten ons durven meten met de concurrerende regios.
Ik wil besluiten met de woorden van Wim Roelandts, eredoctor aan de K.U. Leuven: Ingenieurs zijn de bron van onze welvaart. Het is een beetje zwart-wit gezegd, een beetje Erst das Fressen, dann die Moral. Ik wil het niet zo sterk zeggen, maar er zit een grond van waarheid in. (Applaus)
De heer Sabbe heeft het woord.
Er moet me iets van het hart. Wanneer ik alle sprekers voor mij hoor, vraag ik me als ondernemer af waar ik terecht gekomen ben. Men is zodanig bezig met de theoretische benadering van het probleem dat ik niet kan laten een poging te doen om het wat pragmatischer te bekijken. Zeker wanneer we het hebben over economie, is het een uitdaging voor Vlaanderen om de subsidiecultuur te stoppen. De 800 miljoen euro die we gaan lenen om ze naar goede oude corporatistische traditie in de economie te stoppen, is volgens mij geenszins een antwoord op de noden van ondernemend Vlaanderen en zeker geen antwoord op de economische crisis.
Mijnheer de minister-president en tevens minister van Economie, uw vrienden van UNIZO zijn me te hulp gesneld. In het artikel dat u vast en zeker ook hebt, staat in koeien van letters wat de ondernemers bezighoudt. Onze ondernemers voelen zich gepakt. In de top tien van de grootste ergernissen staan als belangrijkste te hoge loonkosten, voortdurende wijziging van de reglementering, administratieve papierberg, en te veel belasting. Dat zijn de woorden van de ondernemers die door UNIZO bevraagd werden.
Bij de bekendmaking van uw Vlaams Marshallplan heb ik al gezegd dat u met die 800 miljoen euro een geleend paard zult bijzetten om de economische kar te trekken, maar dat de remmen van de kar blijven opstaan. Ik ben niet de enige die dit zegt.
Mijnheer Sabbe, wat die loonkost en het wegwerken van de subsidies betreft, hebben we dringend meer bevoegdheden nodig inzake vennootschapsbelasting. Het gaat dan echter om federale bevoegdheden. We delen die analyse. Het eigenaardige is wel dat er bij LDD niet echt duidelijkheid bestaat over het Vlaams profiel. Zo hebt u in Le Soir van februari of maart 2009 gezegd dat u niet wenst te morrelen aan die bevoegdheidsverdeling.
U hebt dat artikel absoluut niet goed gelezen, integendeel. Ik heb gepleit voor een confederaal model waar alle bevoegdheden worden gesplitst op een aantal belangrijke bevoegdheden na zoals Defensie en Buitenlands Beleid. Ik vind dat we nu door de opsplitsing van alle belangrijke bevoegdheden steeds in conflict komen en nooit een doortastend beleid kunnen voeren. Dat is wat ik in Le Soir heb gezegd. Een confederaal model is onderdeel van het LDD-programma.
Het viel me daarnet in de kantine nog in dat ik niet ben zoals u. De N-VA is als Petrus in de Vlaamse zaak. Toen de haan driemaal kraaide, had Petrus Christus al driemaal verloochend. U hebt alle moties waarover we hebben gestemd voor de Vlaamse zaak al meer dan driemaal verloochend. Daar zit het probleem.(Applaus bij LDD)
Mijnheer Sabbe, we hebben hier geen kantine, maar wel een koffiehuis.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Sabbe, ik vraag me af over welke belangenconflicten u het dan hebt. Gaat het dan over de vraag om bijvoorbeeld de volledige federale begroting op te schorten?
Mijnheer Van Dijck, ik wist niet dat uw geheugen zo kort was. Wij hebben bijvoorbeeld uw motie van vorig jaar gerecycleerd, meer hebben we niet gedaan. Het betreft uw eigen motie over het belangenconflict in verband met de usurperende bevoegdheden. Toen stemde u voor. Ik heb nog mogen citeren uit de uiteenzetting van de parlementsvoorzitter. Hij vond het schandalig maar ja, het geheugen is kort.
Ik denk dat de vraag uitvoerig beantwoord is.
Ik zei daarnet dat het niet alleen UNIZO is. Ook de Vlaamse administratie van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie geeft in haar rapport van mei 2009 twee redenen waarom we achterop geraken en waarom we geen of onvoldoende buitenlandse investeringen aantrekken. Ik citeer: De hoge belastingdruk in België blijft het aantrekken van buitenlandse investeringen in de weg staan. Het afstemmen van de belastinglast van de onderneming op het Europees gemiddelde en het verder verlagen van de loonkost, zou voor 75 % van de ondervraagde bedrijven aanleiding kunnen geven om een investering in België te overwegen.
Een tweede belangrijke oorzaak die ze aanhaalt, is de vermindering van de fiscale en de wettelijke verplichting. Vlaanderen heeft nood aan echte vernieuwing, aan een echte economische ommekeer. Dat kan enkel door de ondernemingen ademruimte te geven, en niet door ze in de typisch Belgische, en inmiddels ook Vlaamse wurggreep te houden en ze de subsidie als aalmoes toe te stoppen. Dat is geen goed beleid.
Voor subsidies zijn er zulke hoge administratieve barrières, dat meestal enkel grote bedrijven de nodige administratieve krachten hebben om ze te verkrijgen. De rompslomp is aanzienlijk. En ik dacht toch dat de kmos de speerpunten zijn van onze Vlaamse economie. Net die bedrijven hebben onvoldoende mankracht voor die administratieve rompslomp.
Vlaanderen moet dringend zijn structuren en wetgeving vereenvoudigen en overbodige wetgeving afschaffen. Een nieuwe regel van goed bestuur zou kunnen zijn bij elk nieuw decreet, elke nieuwe wetgeving te kijken welke regel we kunnen afschaffen. Uiteraard moeten economie, werkgelegenheid en sociale zekerheid dringend geregionaliseerd worden, maar tot deze staatshervorming een feit is, kan Vlaanderen de creativiteit die ze onder meer had bij het invoeren van de jobkorting aanwenden om de fiscale druk op de bedrijven te beperken.
Mijnheer Sabbe, ik ga graag in op uw suggestie. Ik zou ook voorstellen van u willen krijgen. Als parlementslid hebt u het recht om hier alle mogelijke voorstellen van decreet in te dienen. Dat betekent ook dat u de mogelijkheid hebt om ze af te schaffen. Als u me nu een lijstje zou kunnen geven, dan zou me dat verheugen.
We zullen dat in de tijd dat we hier zijn zeker doen. Uiteraard is in de eerste fase de analyse belangrijk. Sinds ik hier ben, heb ik me vooral geconcentreerd op het analyseren van wat er is en wat de werking is.
Ik kijk ernaar uit.
In een studie van de K.U. Leuven wordt in feite hetzelfde gezegd. En er moet me toch iets van het hart. De banenplannen zijn een schijnmanoeuvre van Vlaanderen. Banenplannen zijn niet iets wat de ondernemingen willen. De ondernemers willen een lineaire verlaging van de loonkost en de sociale lasten op arbeid. Want met die banenplannen dankt men mensen af om anderen, voor wie men wel subsidies krijgt, aan te werven.
Mijnheer Sabbe, ik vind het zeer verhelderend u bezig te horen. Ik heb u, helaas, in de commissie nog niet bezig gehoord. Daar heb ik u nog nooit gezien. Nochtans bent u blijkbaar al sinds juli bezig met het bestuderen van de werking van het parlement. In de commissie voeren we het debat over het economisch beleid al gedurende een paar maanden.
U wilt alle subsidies die we vanuit Vlaanderen aan ondernemingen, en vooral aan kmos geven, afschaffen. Hoe wilt u dan onze doelstellingen bereiken om te komen tot de transformatie van de economie? We willen een vergroening van de economie. We willen een verwitting van de economie. We willen inzetten op slimme logistiek. Met uw partij deelt u heel wat van die doelstellingen. Dan moet men kunnen sturen. Als de overheid zich dan terugtrekt, dan kan men helaas niet meer sturen. U spreekt zich dus, helaas, tegen.
Ik spreek me helemaal niet tegen. En ik zal onmiddellijk zeggen waarom. Ik heb ervaring in het ondernemen in Vlaanderen. Er zouden beter wat meer ondernemers in dit parlement zetelen. Fiscale stimuli kunnen volstaan om bedrijven te stimuleren, niet subsidies. Vindt u het normaal dat ik in mijn Lidl-tijd erin ben geslaagd om van Vlaanderen meer dan 3 miljoen aan subsidies te krijgen, terwijl het bedrijf 3 percent nettowinst op de omzet realiseerde? Dat is toch de totaal verkeerde doelgroep! (Applaus bij LDD)
Maar als manager is men verplicht om te zorgen dat men die krijgt omdat het wetgevend kader zo is gemaakt. En dat is verkeerd. Ik streef naar een stimulans waarbij ondernemen beloond wordt, waar mensen via fiscale stimuli kunnen ondernemen en niet via een sinterklaaspolitiek, waarbij degenen die connecties hebben, degenen die veel administratief personeel hebben die subsidies in de wacht kunnen slepen.
Mijnheer Bothuyne, wat u daarnet zei, valt me toch tegen. U doet precies of de overheid alleen kan sturen met subsidies. De fiscaliteit is een fantastisch instrument om te sturen.
U hebt wel een punt waar u zegt dat we in Vlaanderen nog niet alle bevoegdheden hebben. We hebben getracht om daar creatief mee om te gaan. We kunnen een aantal dingen doen om bijvoorbeeld lasten te verlagen voor bedrijven in Vlaanderen. We hebben onrechtstreeks met ARKimedes bijvoorbeeld gewerkt via fiscaliteit en personenbelasting om risicokapitaal naar bedrijven te genereren. Ik distantieer me toch volledig van de uitspraak dat je alleen zou kunnen sturen via subsidies. Dat vind ik een heel magere visie op ons economisch beleid.
Mijnheer Bothuyne, u gebruikt dikwijls de troef u was niet in de commissie. Onze fractie is een vierde van jullie fractie. Als ik eens de koppen tel van de CD&V-leden die hier nu aanwezig zijn, is dat vrij mager voor een belangrijke begrotingsbespreking. Kom dan alstublieft mijn collega niet terechtwijzen dat hij niet in de commissie was. (Applaus bij LDD)
Wanneer we bevoegdheden zouden hebben inzake vennootschapsbelasting, zouden we een aantal subsidies kunnen schrappen en met fiscale instrumenten kunnen werken. Mevrouw Ceysens, een bedrijf moet eerst belastingen betalen vooraleer men het een fiscale incentive kan geven. Dan blijft het voor starters, voor onderzoek en ontwikkeling en een aantal andere zaken, heel belangrijk om andere stimuli of subsidies te geven. Mijnheer Sabbe, u die zo goed de ondernemingswereld kent, als u een onderneming start, is het niet evident en zelfs zeer uitzonderlijk dat u de eerste jaren winst maakt. Dan moet u andere instrumenten gebruiken, naast het fiscaal instrumentarium. Ik ga ervan uit dat heel dit parlement liever morgen dan overmorgen bevoegd wil worden onder meer voor de vennootschapsbelasting, maar ook dan blijft het nog altijd belangrijk om voor bepaalde segmenten en doelgroepen met subsidies te werken.
Ik wil reageren op mevrouw Ceysens. Ik heb hier uiteraard een eigen visie over ontwikkeld. We moeten alle instrumenten die we hebben, inzetten. Om specifieke doelstellingen te bereiken, moet je soms een subsidie-instrument kunnen en durven gebruiken. U hebt het zelf gedurende de voorbije legislatuur gedaan. Ik denk niet dat u uw eigen beleid op dat vlak zult afvallen.
Ik ben het eens met de fiscale stimuli, maar ik wijs er toch op dat er een soort jobkortingachtige bonus of reductie op de vennootschapsbelasting stond ingeschreven in de resolutie. Die vinden we niet terug in de Octopusnota, en de resoluties zijn niet toegevoegd aan het regeerakkoord.
Starters kunnen we een versnelde investeringsaftrek geven waardoor ze een veel beter fiscaal resultaat boeken in de beginjaren. Dan hoeft men nog altijd niet het middel van de subsidie te hanteren.
Mijnheer de minister-president, luister naar uw bakermat, waar u politiek geboren bent, namelijk UNIZO. Daar heeft men blijkbaar ook oplossingen. We kunnen op een lijn zitten met hen om de fundamentele oplossingen voor het probleem te realiseren. (Applaus bij LDD)
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collegas, ik wil het kort en bondig hebben over themas die me persoonlijk na aan het hart liggen. Het zijn andere themas dan die die hier al aan bod zijn gekomen, maar zeker geen minder belangrijke.
Vorige week benam een alom gerespecteerd oud-politicus en ondernemer zich het leven omwille van de economische moeilijkheden. De huidige economische situatie zorgt ervoor dat heel wat bedrijven mensen moeten laten afvloeien of hun deuren moeten sluiten. Een werknemer die zijn job verliest, heeft meestal een vangnet. Voor een zelfstandige die failliet gaat, zijn de mogelijkheden heel wat beperkter. De sociale gevolgen zijn zeker niet te onderschatten en de nodige begeleiding is er meestal niet. Daar kan de regering iets aan doen en ze heeft ook beslist om er iets aan te doen, niet alleen voor de gefailleerden maar ook aan de armoede bij de zelfstandigen.
Het Sociaal Interventiefonds, voorheen het Herplaatsingsfonds, zal zich openstellen voor de doelgroep van die zelfstandige ondernemers en vormt een belangrijke stap in dat beleid. Het is ook noodzakelijk dat dit instrument, net als andere overheidsinstrumenten en subsidiekanalen, genoeg bekend is bij de ondernemers. Het blijft daarom belangrijk dat de overheid daarvoor genoeg ruimte vrijmaakt, vooral ook voor het vereenvoudigen van die subsidies. De heer Sabbe verwees daar al enigszins naar.
Een ander punt dat ik wil aanhalen, is dat van het vrouwelijk ondernemerschap en de combinatie werk-gezin. In het verleden werden er speciale projecten opgezet met betrekking tot allochtoon ondernemerschap. In de beleidsnota wordt nu gesproken over nieuwe oproepen voor groen ondernemen en het vrouwelijk ondernemerschap. Dat laatste wordt meestal onderschat. Voor een vrouw brengt dit extra moeilijkheden met zich mee. Dan denk ik vooral over de combinatie van werk en gezin. Men mag het dan wel hebben over de nieuwe man, een vrouw blijft toch nog altijd grotendeels verantwoordelijk voor haar gezin, en blijft in eerste instantie moeder. CD&V is dus tevreden met de beleidsnota op dat vlak. Zo wil de minister er werk van maken projecten als dat van de vliegende ondernemer voort te zetten. Dergelijke projecten maken het ondernemerschap veel vrouwvriendelijker. Bovendien zal aan de Stichting Innovatie en Arbeid van de SERV worden gevraagd die problematiek nader te documenteren en suggesties en voorstellen te formuleren voor strategische beleidsmogelijkheden.
Ten slotte is er nog het kleinhandelsbeleid. CD&V is zeer tevreden dat deze regering ter zake haar rol ernstig neemt. Het is van groot belang dat de winkelfunctie in essentie in de binnensteden blijft. Het is echter zo dat er vanaf 1 januari 2010 door de Europese Dienstenrichtlijn nog maar weinig ruimte zal overblijven voor economische argumentatie bij het toekennen van vergunningen. Daarom roept CD&V op zo snel mogelijk een kader te schetsen, rekening houdend met de maatschappelijke impact, de leefbaarheid van de steden en zeker ook met de mobiliteit. Niet alleen de grote ondernemingen hebben het immers moeilijk. Ook voor de bakker, de slager en de zelfstandige uitbater is het soms vechten om te overleven. Daarom vraag ik dat de Vlaamse Regering genoeg oog zou blijven hebben voor die groep mensen en ondersteunend op zou treden om hun een waardige ondernemende toekomst te geven. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
We gaan nu over tot de bespreking van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, heren ministers, sta me toe even voort te borduren op het muzikale intermezzo van daarnet van mevrouw Peeters. Binnen de Vlaamse begroting spreken over de begroting voor Ruimtelijke Ordening is zo ongeveer hetzelfde als de kostprijs van een dirigeerstokje vergelijken met die van de instrumenten van het orkest: bijna verwaarloosbaar klein, maar zonder het stokje kan het orkest niet spelen. Aangezien bij het orkest ook de kwaliteit van de muziek voorgaat op de lengte van het stokje, zal ik het kort houden.
Mijnheer de minister, in eerste instantie wil ik wijzen op de bestemmingswijzigingscompensatie voor eigenaars, waarvoor momenteel nog niet in kredieten is voorzien. Die compensatie is een hoofdstuk uit het op het einde van vorige legislatuur goedgekeurde Grond- en Pandendecreet, waarbij bestemmingswijzigingen die een minwaarde betekenen voor eigenaars, toch grotendeels worden gecompenseerd. We zijn dan ook blij dat u zich er in de commissie al toe hebt geëngageerd om dit bij de eerstvolgende begrotingscontrole te bespreken binnen de Vlaamse Regering. We hopen dan ook dat de regering nog in de mogelijkheden voorziet om uitvoering te kunnen geven aan de beloofde kapitaalschadevergoedingen voor grondeigenaars die worden getroffen. Dat is immers erg belangrijk om de ruimtebalans in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) te realiseren.
Het Rubiconfonds werd destijds door de Vlaamse Regering opgericht naar aanleiding van de overstromingen in 2002. Het fonds financiert de aanleg van diverse projecten met betrekking tot overstromingsgebieden en waterberging. Bij de herziening van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, op het einde van de vorige legislatuur, tegelijk met het net vernoemde Grond-en Pandendecreet, werd het fonds bestendigd en werd uitdrukkelijk bepaald dat het fonds structureel zou worden gespijsd met de opbrengsten van de planbatenregeling voortvloeiend uit de bestemmingswijzigingen, via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, naar bedrijventerrein.
De CD&V-fractie is uiteraard bezorgd over het feit dat die planbaten begrijpelijkerwijs nog niet voor morgen zijn. Maar we zijn wel zeer tevreden met de bevestiging van de minister dat de gedane engagementen uit het verleden zullen kunnen worden gehonoreerd. Daarnaast hopen we natuurlijk dat er, mochten er zich nieuwe engagementen aandienen, ruimte gezocht wordt indien het fonds droog zou komen te staan.
Mijnheer de minister, u kent subsidies toe voor strategische projecten in het kader van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Zoals al meermaals in de commissie gezegd: u zult in de CD&V-fractie vaak een grote verdediger vinden van dat Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dat is vandaag uiteraard niet anders. Dat u die strategische projecten, die het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen helpen uitvoeren, ondersteunt, is voor ons een zeer goede zaak. Toch blijven wij ervoor pleiten dat u erop zou toezien dat er geen dossiers worden gesubsidieerd die een voorafname zouden zijn op de afbakening van het buitengebied. Dit komt alleszins nog in deze legislatuur op ons af.
Mijnheer de minister, laat het u gezegd zijn door iemand uit het verre Limburg: wij zijn blij dat u 160.000 euro uittrekt voor de projecten rond de Eerste Wereldoorlog. U zult de komende jaren in onze fractie een bondgenoot vinden voor uw ambitieuze doelstellingen rond deze herdenking.
Ik heb toch ook nog een bezorgdheid. We hadden het al meermaals over besparingen. Iedereen moet besparen. Dat is heel terecht. Onroerend erfgoed kan daar niet aan ontsnappen. Maar ik heb in de praktijk dikwijls ervaren dat de Monumentenwacht een terugverdieneffect genereert doordat vroeg gedetecteerde problemen bij monumenten of andere vormen van erfgoed een gigantische besparing op onderhouds- en zelfs restauratiekredieten kunnen betekenen.
Ten slotte, mijnheer de minister, doet het deugd dat er geld wordt uitgetrokken voor de onroerende eigendommen van het Vlaamse Gewest. Ik verwijs naar de kredieten waarin u voorziet voor de Maagdentoren in Zichem en voor de Doelse kogge waarover de zoals hij vanmorgen werd genoemd immer minzame Jos De Meyer al meermaals is tussengekomen.
Mijnheer Ceyssens, ik hoor u hier graag praten over ruimtelijke ordening en monumenten. Het is heel lovenswaardig dat de CD&V-fractie begaan is met monumenten. Zelfs de bevoegde minister, mevrouw Lieten, wist dat u niet over woonbeleid zou spreken, want ze is er niet. De ministers die bevoegd zijn over datgene waarover u het wel hebt gehad, zitten er wel. Minister Lieten kende blijkbaar uw toespraak, ofwel is ze totaal afwezig. U hebt het niet over woonbeleid gehad. Dat valt me toch op. (Opmerkingen van de heer Lode Ceyssens)
Laat eerst de heer Reekmans uitspreken. Mijnheer Reekmans, kom even ter zake.
Ik ga dat doen, voorzitter, als de fanfare even stopt.
Blijkbaar is dat onderdeel niet belangrijk. Van een grote fractie als CD&V had ik dat toch niet verwacht. (Rumoer)
Hoe kleiner de fractie wordt, hoe luidruchtiger blijkbaar. U hebt het over het Grond- en Pandendecreet. Natuurlijk weet ik wel, achtbare collegas van CD&V, dat er iemand anders dadelijk over wonen gaat spreken. Zo slim ben ik ook wel. Daarvoor moet u mij echt niet met zoveel decibels helpen, zodat ik mijn decibels moet verhogen. Waardoor jullie dan kunnen zeggen dat ik te veel lawaai maak. Ik vind het lachwekkend worden. Het wordt zo humoristisch dat ik zelf mijn humordoos bovenhaal.
U hebt het over het Grond- en Pandendecreet. Daarom zeg ik dat u het niet hebt over het belangrijke stuk over het woonbeleid. U zei in het begin van uw uiteenzetting letterlijk dat de mensen het niet of bijna niet gaan voelen. Dat moet u eens uitleggen, mijnheer Ceyssens, met het rammelige woonbeleid dat we vandaag hebben: volgens ons gaat het veel privé-investeerders, die vandaag gaan bouwen of verkavelen, veel geld kosten, terwijl het volgens u bijna niets gaat kosten. Over die opmerkelijke uitspraak, zin vijf van uw betoog, had ik graag van de CD&V-fractie een antwoord gekregen: hoe gaat u dat doen, dat het bijna niets gaat kosten?
Mijnheer Reekmans, volgens mij heb ik nooit gezegd dat het niets zal kosten. U moet me maar eens laten weten wanneer ik dat heb gezegd.
Mijnheer Ceyssens, u hebt letterlijk verklaard dat ze het niet gaan voelen. Wanneer het over centen gaat, betekent dit in mijn ogen dat het niets zal kosten.
Ik heb nooit gezegd dat de mensen niets zullen voelen. Ik heb het met betrekking tot het grond- en pandenbeleid uitsluitend over de bestemmingswijzigingscompensaties gehad. Het woonbeleid is voor ons zeer belangrijk. Mijn fractie heeft dan ook een ervaren Vlaams volksvertegenwoordiger gevraagd dat straks toe te lichten. (Applaus van de heer Eric Van Rompuy)
De heer Sabbe heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, wanneer we het over de ruimtelijke ordening hebben, moeten we duidelijk inzien dat we eigenlijk niet zo goed bezig zijn. Ik heb een optelsommetje van de overheidsstructuren gemaakt. De ruimtelijke ordening telt heel wat consultatieve structuren. Er zijn zes beleidsraden. Ik zal ze hier niet opsommen. Daarenboven zijn er ook vijf adviesraden en technische commissies. Al die overheidsstructuren hebben natuurlijk een impact op de begroting en op de besluitvorming. Naast die raden, zoals de Raad voor Vergunningsbetwistingen, de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening, de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid en de commissie Ruimtelijke Ordening van het Vlaams Parlement, zijn er nog instanties op het niveau van de provinciale en de gemeentelijke overheden. Al deze consultatieve instanties hebben eveneens een impact. Het is een wonder dat we er in Vlaanderen nog in slagen vergunningen af te leveren.
We pleiten er dan ook voor dit instrumentarium op korte termijn te vereenvoudigen. Het volstaat niet in vage beleidsnotas te verklaren dat er iets zal worden gedaan en dat dit zal worden bekeken. Ik refereer aan een uitspraak van de minister-president. Hij wil de verrommeling op provinciaal niveau aanpakken. De tijd voor een efficiënt beheer lijkt me aangebroken. Dit betekent dat we overbodige instanties en gremia moeten afschaffen. We moeten voor een absolute vereenvoudiging gaan.
Mijnheer de minister, als gewezen topman van Voka hebt u altijd voor een vereenvoudiging gepleit. Dit zou het economisch leven gemakkelijker moeten maken en uit een ruimtelijkeordeningsgreep moeten houden. Ik heb echter de indruk dat de administratie u gedeeltelijk heeft gehersenspoeld en dat u de urgentie niet meer aanvoelt.
Mijnheer de voorzitter, ik zal het heel kort houden. Ik veronderstel dat de heer Sabbe weet dat de Vlaamse Regering heeft beslist een deskundigenraad bij elkaar te roepen om tegen februari 2010 een rapport met alle voorstellen samen te stellen. Die voorstellen moeten ons in staat stellen, zonder de rechtsgang of de Europese regels met voeten te treden, de procedures zo eenvoudig mogelijk te maken. Daarnaast heeft het Vlaams Parlement een ad-hoccommissie opgericht om de vergelijking met de buurlanden te maken en een aantal suggesties en voorstellen te formuleren.
Ik denk niet dat ikzelf of andere leden van de Vlaamse Regering het verleden hebben verloochend. Het betreft een initiatief van de hele Vlaamse Regering. Minister Crevits, bevoegd voor infrastructuurwerken, en minister Schauvliege, bevoegd voor milieu, zullen, samen met de minister van Ruimtelijke Ordening, voor een vereenvoudiging zorgen. Die vereenvoudiging is nodig en staat in het Vlaams regeerakkoord. Op korte termijn zijn publieke of private projecten niet meer mogelijk. Ik zie niet in op welke wijze ik mijn verleden zou hebben verloochend.
Mijnheer de minister, u hebt het grond- en pandenbeleid geslikt. Aanvankelijk stond u op de barricades, vooral in verband met de 20 percent van private woonprojecten die tegen de kostprijs aan de sociale huisvestingsmaatschappijen moeten worden afgestaan. U bent laag gegaan. Ik houd mijn hart vast.
Het is uw intentie voor een vereenvoudiging te zorgen. Ik hoop dat dit geen dode letter blijft. Ik wil u hier dan ook aanmanen om niet enkel een commissie bijeen te roepen om hierover te praten. Er moet ook concreet iets gebeuren.
Voor het Grond- en Pandendecreet is het voor mij heel duidelijk. Toen ik heb aanvaard om minister te worden, was er een regeerakkoord waar ik me achter heb geschaard. Zoals altijd en voor iedereen die een regeerakkoord aanvaardt misschien zult u dit ooit ook ervaren , is er een stuk geven en een stuk nemen. Ik denk dat het geheel van het regeerakkoord meer dan voldoende was om daarin mee te gaan.
Mijnheer de minister, ik hoop dat wanneer de uitslag van de vereenvoudigingscommissie bekend is, we dan ook tot actie zullen overgaan. Ik heb een aantal suggesties. Als er na 75 dagen geen antwoord is bij een bouwvergunning, dan is ze automatisch vergund en is er niet meer automatisch een weigering.
Mijnheer Sabbe, ik wil er u op wijzen dat dit niet kan volgens de Europese wetgeving, niet bij milieu en niet bij ruimtelijke ordening.
Volgens mij kan het wel, als het geen combinatie van beide is. Als het enkel over ruimtelijke ordening gaat, dan kan het wel.
Ik ben ongerust over uw intentie om te vereenvoudigen. Als ik kijk naar de sociaaleconomische vergunning, dan zie ik dat er op federaal niveau aan gesleuteld is, maar eigenlijk moet Vlaanderen die verantwoordelijkheid opeisen. Door het feit dat de economische criteria naar aanleiding van de Bolkesteinrichtlijn verdwenen zijn uit de sociaaleconomische vergunning, is het een zuivere ruimtelijkeordeningmaterie geworden. Deze vergunning, die voor mij kan worden afgeschaft en kan worden geïntegreerd in de bouwvergunning, moet een thema voor Vlaanderen worden. We moeten onze bevoegdheid opeisen.
Ik sluit af: wat we zelf doen, kunnen we beter doen, maar laten we het dan ook doen.
Mijnheer Sabbe, wanneer we u moeten volgen, dan moeten we om te beginnen de term ruimtelijke ordening afschaffen. Ruimtelijke ordening betekent dat we de ruimte ordenen en dat we op een duurzame manier omgaan met de weinige open ruimte die ons in Vlaanderen nog rest. Dat is ruimtelijke ordening. Alle sectoren kunnen daar aanspraak op maken en proberen er een deel van te krijgen, maar we moeten vooral denken aan de komende generaties. Duurzaamheid betekent dat we zo zuinig mogelijk omgaan met de ruimte die ons rest.
Ik denk dat u vandaag de prijs van het populisme wilt halen. U legt me dingen in de mond die ik nooit heb gezegd.
Ik spreek over wat ondernemend Vlaanderen zegt, wat de feedback is in the field. Die mensen kreunen onder de regelgeving. Ik probeer een aantal suggesties te doen. Het enige wat u kunt zeggen is dat ik alles wil afschaffen.
De industrie is een van de sectoren en er zijn nog sectoren die aanspraak maken op ruimte.
De heer Wienen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil het hebben over wonen. Ik zie dat de minister die de minister van Wonen vervangt, er op dit moment niet is. Ik ben ervan overtuigd dat haar minzame collegas de boodschap wel zullen overbrengen.
Moet ik vragen dat minister Lieten naar hier komt?
Mijnheer de voorzitter, dat zou op zn minst getuigen van respect voor het parlement of voor diegenen die de moeite nog doen om hier aanwezig te zijn.
Mijnheer de voorzitter, volgens artikel 45 kan elk parlementslid vragen dat een lid van de regering hier kan aanwezig zijn. De heer Reekmans stelt de vraag. Laat ons stemmen. (Rumoer)
De meerderheid van het parlement moet het daarmee eens zijn.
De heer Wienen heeft gezegd dat de aanwezigheid van de andere ministers voldoende is.
Mijnheer de voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat de aanwezige ministers het aan de bevoegde minister zullen doorvertellen. Het is trouwens met enige schroom dat ik mijn collega Jan Penris vervang op dit onderdeel. Hij is vandaag verhinderd.
Collegas, ik trap een open deur in wanneer ik stel dat de problemen in de sector van de sociale huisvesting prangend zijn. We weten allemaal dat er om en bij de 70.000 mensen op een wachtlijst staan om een sociale woning te krijgen. In de stad Antwerpen alleen al is dat een lijstje van meer dan 10.000 gezinnen. Dat is erg veel. De woningnood is dus erg hoog.
De inhaalbeweging inzake de sociale woningbouw die de Vlaamse Regering wil realiseren, is dan ook essentieel. Ik betreur alleen dat we het werk van die inhaalbeweging niet goed zullen kunnen evalueren. De sociale woningbouw wordt eigenlijk opgeschoven naar 2020, omdat in het Grond- en Pandenbeleid wordt gezegd dat de Vlaamse Regering gaat inzetten op 65.000 bijkomende sociale woningen en kavels in 2020.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mijnheer Wienen, dat is het dubbele van wat ze nu doen in anderhalve legislatuur tijd. Als ze tegen 2020 datgene halen wat we verankerd hebben in het Grond- en Pandendecreet, dan drinken wij samen champagne.
Als oppositie blijft het natuurlijk moeilijk om de regering dan te controleren en te bekijken of ze hun normen en hun doelstellingen halen. Er is nu inderdaad ingezet op 2020. Dat is twee legislaturen en twee regeringen verder. Ik ga nu geen uitspraken doen over wie op dat moment minister van Wonen zal zijn. Het wordt dus moeilijk om te evalueren. Komt daar nog bij dat de vorige minister van Wonen, Marino Keulen, ooit in een interview heeft gezegd dat de bouwsector volgens zijn schatting ongeveer 2000 à 2500 nieuwbouwwoningen per jaar aankan. Dus zelfs op weg naar 2020 gaan we die 65.000 al niet halen.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Over het controleren van het al dan niet behalen van het sociale objectief heeft de minister vorige week in de commissie gezegd dat er regelmatig voortgangstoetsen zullen gebeuren. We moeten er allemaal waakzaam over blijven dat dat inderdaad gebeurt, maar de intentie is er in ieder geval.
Mijnheer Wienen, eind jaren tachtig, begin jaren negentig zijn we er in de sector in geslaagd om een rendement te halen van 5000 woningen per jaar.
Het grote verschil met vandaag, mijnheer de minister, is dat de doorlooptijd nu veel langer is dan vijftien jaar geleden. De grote uitdaging, wil het Grond- en Pandendecreet een succes zijn, zal erin bestaan om de doorlooptijd veel korter te maken, zodat we een gelijkaardige situatie kunnen krijgen als in de jaren tachtig en we dat rendement kunnen halen.
Daarnaast is ook de verankering van de budgetten belangrijk. De aanzet is in deze legislatuur al gegeven, ook al is er dit jaar een besparingsronde geweest. Ik ben ervan overtuigd dat de aanzet van vandaag de volgende jaren kan worden voortgezet. Dat zal de cruciale uitdaging zijn om dat hoge rendement te kunnen halen.
Ik kan u op dezelfde manier antwoorden als daarnet. Elk soort project, publiek of privaat, wordt behandeld in de commissie van gouverneur Berx. Hoe men sneller kan komen tot alle nodige stappen om vergunningen te verkrijgen, zal allicht daar besproken worden. Dit is geen zaak van ruimtelijke ordening alleen, het is een zaak van ruimtelijke ordening, milieu en infrastructuur.
U hebt gelijk, mevrouw Heeren, de periode is nu veel langer. Ik baseer me op schattingen van voormalig minister Keulen amper een jaar geleden. Ik ga ervan uit dat die cijfers kloppen. Met dat groeiritme gaan we inderdaad die 65.000 bijkomende sociale woningen niet halen. Het blijft: er zijn geen degelijke cijfers vastgelegd van het aantal sociale woningen dat er per jaar of per legislatuur bij moet komen. Op die manier wordt het voor dit parlement toch wel moeilijk om te controleren of ze hun normen halen of niet. Er is een groeipad uitgetekend, dat ga ik niet ontkennen. Dat zit vervat in de begroting. Die cijfers kan men niet ontkennen. Maar controle is moeilijk.
Mijnheer Wienen, ik begrijp niet waarom jullie altijd uitgaan van het slechtste in de mens. Het Grond- en Pandendecreet is in werking sinds 1 september, we zijn midden december. Ik zou zeggen: geef het een kans. De collegas van LDD hebben vorige week in de commissie dezelfde opmerking gemaakt, ik heb toen dezelfde reactie gegeven. U mag sceptisch zijn, ik zal ook met ongeduld uitkijken naar de voortgangstoetsing. Ik vind wel dat u het beleid een kans moet geven.
Mevrouw Homans, het siert u dat u gelooft in het goede van de mensen en vooral van uw ministers. Een van de eerste tussenkomsten van minister Muyters in dit parlement heeft mij geleerd dat men moet kunnen tellen. Als voormalig minister Keulen zegt dat de bouwsector amper 2000 à 2500 nieuwbouwwoningen aankan, komen we in 2020 niet aan 65.000 nieuwe sociale woningen. Dat is de enige redenering die ik heb gemaakt.
Mevrouw Homans, u vraagt om geduld te hebben. We zullen al geduld moeten hebben om de beleidsnota Wonen te bespreken tot de minister terugkomt uit zwangerschapsverlof. We gaan de beleidsnota pas zes maanden na het aantreden bespreken. Er staan bijna 10.000 sociale woningen leeg, misschien kan het beleid zich daarop concentreren. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, mijnheer de voorzitter, en ik zal het blijven herhalen want anders doet men er toch niets aan! Als men dat niet in de spotlights blijft zetten en de pers heeft er geen aandacht meer voor, dan verdwijnt dat mooi onder de mat. Ik reken erop dat er uiteindelijk iets gaat gebeuren als we dat blijven belichten. Onze opmerkingen in de commissie waren zeker terecht en het statement van de heer Wienen is ook meer dan nodig!
In alle rust, mijnheer Reekmans, voor alle duidelijkheid, maar ik neem het u niet kwalijk dat u op die bewuste commissievergadering niet aanwezig kon zijn, het was op vraag van de commissarissen van de commissie Wonen dat we de beleidsnota en die gaat over vijf jaar à propos gaan bespreken met de bevoegde minister. Inderdaad, het is nog altijd de vrouw die de kinderen op de wereld moet zetten. Ik heb heel veel respect voor het zwangerschapsverlof. Ik lig zelfs aan de basis van de regeling hier in het Vlaams Parlement. (Applaus)
Ik sluit me aan bij mevrouw Heeren; ik vind die opmerking ook niet kies.
Het Grond- en Pandendecreet is in werking getreden op 1 september en heeft niets te maken met het verdiende zwangerschapsverlof van minister Van den Bossche.
Vorige week in de commissie hebt u gezegd dat u er niet in gelooft dat de gemeenten hun bindend sociaal objectief gaan kunnen waarmaken. U zei dat niet omdat u bezorgd was, maar om schandalen te zoeken.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil toch nog even reageren op de woorden van mevrouw Heeren. Het is, meen ik, inderdaad de heer Decaluwe geweest die in de commissie Wonen heeft gevraagd om de beleidsnota pas te bespreken wanneer minister Van den Bossche terug is. Wel is het zo dat ondertussen heel wat moeilijke dossiers de revue gepasseerd zijn. Ik denk aan de uithuiszetting en aan de renovatiepremie, en ik denk vooral aan de velen in de woonsector die het nu moeilijk hebben. Daarom heb ik vorige week in de commissie gevraagd of het toch niet mogelijk is om de beleidsnota eerder te bespreken. Ik heb daarvoor uiteraard geen meerderheid achter mij gekregen, maar ik stelde de vraag om de beleidsnota vroeger te bespreken, hoofdzakelijk uit respect voor alle mensen die het vandaag moeilijk hebben op de woonmarkt. Die vraag is helemaal niet respectloos ten opzichte van minister Van den Bossche die bevallen is, maar ik denk dat dit mogelijk moet zijn. Ik heb in de commissie letterlijk gezegd dat minister Van den Bossche er in januari misschien wel toe in staat moet zijn om de beleidsnota te komen toelichten. Nu is het zo dat die bespreking gepland is voor maart, maar dat vinden wij wat lang wachten.
Mevrouw De Waele, u hebt die vraag vorige week inderdaad gesteld in de commissie. Daar werd onder meer op gereageerd door mij en op geantwoord door minister Lieten, die minister Van den Bossche verving, dat dit u niet tegenhoudt om bepaalde parlementaire initiatieven te nemen. U mag vragen om uitleg indienen en interpellaties, u mag doen wat u wilt. Ik ben niet van de sp.a-fractie, maar ik meen dat minister Lieten minister Van den Bossche op een heel waardige manier vervangt, dat ze op zich al een heel moeilijke taak heeft en dat ze dat echt met verve doet. (Applaus)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het is niet aan mij om minister Van den Bossche hier te verdedigen, maar als er hier een aanval komt vanuit LDD op haar zwangerschapsverlof en mevrouw De Waele vindt dat minister Van den Bossche in januari maar in staat moet zijn om de beleidsnota te komen verdedigen, wil ik toch wel eventjes wijzen op de persmededelingen en de communicatie van LDD naar aanleiding van de Europese richtlijnen die zullen worden uitgevaardigd inzake een verlenging van het zwangerschapsverlof. LDD heeft daar absoluut mee voor gepleit en gaf kritiek op het feit dat dit door de federale regering onmiddellijk in de diepvries werd gestopt. Wat nu wordt gezegd, is toch wel een klein beetje ongepast.
Mevrouw De Waele, als vrouw neemt u hiermee echt een weinig vrouwvriendelijk standpunt in. (Applaus)
De heer Yüksel heeft het woord.
Mevrouw De Waele, dit kunt u regelen in de commissie. U kunt de vraag nog eens stellen en we zullen dit bekijken. Het probleem van LDD is dat ze naargelang de wind van mening veranderen. Vorige week was het dit, deze week dat en volgende week zal het nog iets anders zijn.
Ik heb voldoende politieke ervaring om te weten dat zulke verhalen verteld kunnen worden; ik laat me daar niet door opjutten. U mag niet proberen om andere woorden in mijn mond te leggen, want dat is niet correct. Ik heb helemaal niet gezegd dat ik geen respect heb voor minister Van den Bossche. Er zijn hier andere collegas die ook bevallen zijn en die hier na een aantal weken wel al serieus parlementair werk leveren. Ik zie niet in waarom dit niet mogelijk zou zijn. (Rumoer)
Ik denk dat minister Van den Bossche wel de pen vastgehouden heeft bij het opstellen van de beleidsnota Wonen, dat ze heel goed weet hoe die beleidsnota er uiteindelijk uitziet. Het zal helemaal geen groot probleem zijn om die te komen toelichten. (Rumoer)
Mevrouw Dillen, als u zo de verdediging van minister Van den Bossche op u neemt, dan zou ik er toch voor pleiten dat minister Lieten de beleidsnota komt verdedigen, en ik heb haar in de commissie ook verdedigd, ik heb ook gezegd dat ze zeker is in staat is om de beleidsnota te komen verdedigen. Waarom zou minister Lieten de beleidsnota niet komen toelichten? Zelfs als minister Van den Bossche drie, vier of zes maanden wegblijft, kan minister Lieten het doen.
Mevrouw De Waele, één, het is de keuze van minister Van den Bossche om het moederschapsverlof op te nemen en dat is haar goed recht.
Twee, ik heb begrepen dat werd afgesproken dat uw commissie in maart de bespreking van de beleidsnota aanvat. In het Uitgebreid Bureau is gezegd dat u helemaal niet verplicht bent die beleidsnota dit jaar nog te bespreken. Dat kunt u volgend jaar ook doen, want die heeft betrekking op vijf jaar.
Ik meng me niet in debatten over zwangerschap en hoe snel je daarna aan het werk kunt gaan. Je kunt met een buik werken, dat weet ik. Mijn buik is structureel.
In de begroting legt minister Van den Bossche er de nadruk op dat er een substantiële uitbreiding komt van de huursubsidies. Eind vorig jaar konden ongeveer 9800 mensen van deze huursubsidie gebruik maken. De minister vond dat veel te weinig. Dat is ook zo.
Maar, collegas, we moeten er niet flauw over doen. Die huursubsidie is eigenlijk geen huursubsidie, maar een verhuissubsidie. Die subsidie is zeer tijdelijk en dan ook nog eens degressief. De voorwaarden om een beroep te kunnen doen op deze subsidie zijn redelijk beperkend, bijvoorbeeld het feit dat men eerst vijf jaar op een wachtlijst heeft moeten staan en dat het gaat om de echt zeer lage inkomensgroepen.
Terecht maakten destijds het OCMW en de VVSG opmerkingen over dit systeem. Het Vlaams Belang steunt hen daarin. Met andere woorden: op termijn is de huurder daar niet echt veel mee geholpen. Daarom moet de Vlaamse Regering eens bekijken of men van die huursubsidie geen echte huursubsidie kan maken voor mensen die niet op de sociale huurmarkt terecht kunnen.
Ik had het al over het grote aantal mensen dat op een wachtlijst staat, ongeveer 70.000. Die nood kun je niet in een-twee-drie lenigen.
Mijnheer Wienen, u zegt dat men misschien kan uitbreiden naar bepaalde doelgroepen en u haalt de mensen aan die al minstens vijf jaar op een wachtlijst staan. Het is nu net de bedoeling van de uitbreiding van het huursubsidiestelsel dat zij aanspraak kunnen maken op een huursubsidie. Of heb ik u verkeerd begrepen?
U hebt mij niet volledig verkeerd begrepen. Ons punt is dat die huursubsidie geen huursubsidie is, maar een verhuissubsidie voor mensen die naar een beter pand kunnen verhuizen. Zij krijgen dan die subsidie, maar die is degressief en beperkt in tijd. Daarmee zul je de mensen niet volledig helpen. De steun die ze krijgen neemt af, terwijl zij wel met hun huishuur blijven zitten. Die mensen blijven dus met een inkomensprobleem zitten.
We weten ook, en u zeker, mevrouw Homans, dat een groot deel van de mensen die huren meer dan 30 percent van hun inkomen moeten gebruiken om die huur te betalen. Heel vaak zitten die mensen dan nog in heel slechte woningen.
Ik begrijp perfect wat u wilt zeggen. Maar toen u een overgang maakte van het huursubsidiestelsel naar de doelgroepen, hebt u gezegd dat er heel grote wachtlijsten zijn. Daarom dacht ik dat u misschien niet zo goed begrepen had dat het huursubsidiestelsel inderdaad wordt uitgebreid naar mensen die minstens vijf jaar op de wachtlijst staan.
Het gaat niet over de uitbreiding naar bepaalde categorieën. Daar kunnen wij mee leven. Het gaat erover om van die huursubsidie een werkelijke huursubsidie te maken, niet beperkt in tijd en niet degressief.
Veertien dagen geleden hebben we een debat gevoerd naar aanleiding van de uithuiszettingen, die op amper een jaar tijd verdubbeld waren. We hebben kennis genomen van het actieplan van minister Van den Bossche, met onder andere een uitbreiding van die huurcheque. Het probleem is dat die vandaag nog altijd gekoppeld is aan een verhuissituatie. Vervangend minister Lieten heeft hier toen gezegd dat ze de huurcheque zal inzetten om die uithuiszettingen op te lossen. Toen heb ik, net als andere mensen uit de oppositie, de minister erop attent gemaakt dat ze met de huidige huurcheque die uithuiszettingen niet kan oplossen. Daarvoor moet een veralgemening worden ingevoerd. Zolang dat niet gebeurt, is het nutteloos om de budgetten in de begroting te doen stijgen.
Ik heb absoluut geen glazen bol, maar ik doe één voorspelling. In 2010 is het budget van de huurcheque zoals we hem vandaag kennen fameus opgetrokken. Als jullie als Vlaamse meerderheid die huurcheque in 2010 niet veralgemenen, zal dat budget niet worden opgebruikt. Dan zal het budget dat in 2010 gebruikt wordt, niet meer bedragen dan in 2009, om de heel eenvoudige reden dat je enkel door een veralgemening van de huurcheque het probleem kunt oplossen. U kunt zeggen van niet. We zullen zien volgend jaar bij de bespreking van de begroting 2011.
Als ik me niet vergis, wordt het budget voor huursubsidies in 2010 verdubbeld, tot 30 miljoen euro. Dat zal wel niet volstaan om te voldoen aan alle vragen van de mensen die al zo lang op de wachtlijsten staan.
Mag ik even minister Lieten in bescherming nemen? Als u zegt welke maatregelen zij wil nemen inzake uithuiszettingen, dan moet u zich niet beperken tot de huursubsidies, maar ook spreken over de andere maatregelen die ze vorige keer heeft aangekondigd, zijnde een uitbreiding van de verzekering gewaarborgd wonen, de toename van het aantal sociale woningen en ten slotte de uitbreiding van het aantal en de functies van de sociale verhuurkantoren.
Het debat zal in deze legislatuur nog wel eens worden gevoerd. Als de heer Reekmans denkt dat met een veralgemening van de huursubsidies het woonprobleem in Vlaanderen morgen is opgelost, dan zeg ik dat de ervaring van de afgelopen jaren leert dat dit niet het geval zal zijn. Het is ook een onbetaalbare zaak. Ik hoop dus dat we dit debat in de toekomst ten gronde kunnen voeren.
U neemt zeer goed de verdediging van de minister op, mevrouw Homans.
Ik wil nog even het onderwerp van de hervorming van de renovatiepremie aansnijden. In de commissie is daarover veel gediscussieerd. We zullen het daarover niet eens worden. Minister Lieten heeft in de commissie de beslissing van minister Van den Bossche verdedigd. Zij wordt geconfronteerd met vrij urgente problemen. De overgangsperiode is bewust kort gehouden om een vorm van perte totale van het renovatiepremiesysteem te vermijden. Het Vlaams Belang maar ook anderen hier zijn van oordeel dat de overgangsperiode toch wat langer zou mogen zijn. Zoals het nu gebeurt, worden veel mensen die op de renovatiepremie rekenden toen ze aan de renovatie begonnen, koud gepakt. Ze krijgen nu van de regering te horen dat het geld op is.
Over de renovatiepremie is veel te doen geweest. Ook wij pleitten er initieel voor om de overgangsperiode te verruimen. We bevinden ons echter in een moeilijke financiële situatie, waardoor dat dit niet mogelijk is. De oplossing had in het verleden moeten gevonden worden. De vorige verantwoordelijke minister had moeten ingrijpen, want de budgetten waren gewoon de pan uitgerezen en nu worden we met een groot probleem geconfronteerd. Voor alle duidelijkheid: we besparen niet op de renovatiepremie, integendeel. We hebben wel de voorwaarden moeten aanpassen waaraan de mensen moeten voldoen om een renovatiepremie te krijgen. De N-VA is ervan overtuigd dat de voorwaarden op een andere manier hadden kunnen worden aangepast, maar dat kan misschien gebeuren als de integratie van de Verbeterings- en Aanpassingspremie (VAP) en de renovatiepremie op de agenda staat.
Goed dat u zegt dat u tot de N-VA-fractie behoort, want op de duur ben ik gedesoriënteerd.
Men moet weten wat men wil. Deze voormiddag lag de klemtoon op het feit dat in de regering geen eenheid zou zijn, maar nu weet men zogezegd niet meer wie tot welke fractie behoort omdat iedereen op één lijn lijkt te staan. (Applaus bij de meerderheid)
U weet dat in de regering mensen elkaar een hak zetten en er lekken worden georganiseerd, waarna de minister-president moet oproepen om daarmee te stoppen. Zelfs een leek kan dan concluderen dat de regering met een probleem zit. Maar dat terzijde.
Mevrouw Homans, u hebt gelijk dat de renovatiepremie niet is verkleind in het budget, maar de overgangsperiode is inderdaad zeer kort gehouden. Ik blijf bij mijn stelling dat heel veel mensen, die hadden gerekend op die premie en die hun renovatie hebben doorgevoerd, nu koud gepakt zijn met de mededeling van de Vlaamse Regering dat de centen op zijn en zij niet kan helpen.
U hebt inderdaad gelijk dat de mensen die erop hadden gerekend, in de kou blijven staan. Maar mensen die hun renovatie hebben gedaan en hun dossier hebben ingediend, krijgen nog altijd de renovatiepremie. Als ze dat hadden gedaan, mevrouw De Waele, binnen de vooropgestelde termijn. Dat is een belangrijk nuanceverschil. We zijn het erover eens dat er problemen zijn opgedoken bij de renovatiepremie, vooral in de communicatie, niet zozeer in de overgangsmaatregelen. Dat kwam doordat er veel te weinig geld was, en het was vooral een historische schuld van de vorige minister van Wonen. Men had gewoon wat sneller moeten ingrijpen.
De vorige minister van Wonen zit niet meer in de regering, maar het is nog altijd de regering-Peeters. De regering-Peeters heeft het toen ook niet nodig gevonden om in te grijpen. De Vlaamse Regering heeft het heel lang laten aanslepen.
Ik hoor de meerderheid altijd zeggen dat er moet worden gezorgd voor een goede sociale mix, omdat dat heel wat overlast en problemen in de socialehuisvestingswoningen zou kunnen oplossen. Men wil die sociale mix regelen met een mix te creëren tussen mensen met werk en mensen zonder werk, maar men gaat niet naar de kern van de zaak. Als men in Antwerpen in socialewoningcomplexen rondloopt, weet men wat het probleem is van de sociale mix: dat het overgrote deel van de bewoners in die complexen niet-Europese vreemdelingen zijn. In Antwerpen zijn er blokken die tot 90 verschillende nationaliteiten hebben. Dat zorgt voor problemen en overlast, en een groot deel van de mensen die er wonen, voelt er zich niet thuis. De Vlaamse Regering moet op dat punt zorgen voor een echte sociale mix. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Wienen, u hebt enkele interessante themas aangeraakt. Wij staan volledig achter wat u zegt over sociale mix, weliswaar met enkele andere invalshoeken. De bekrachtiging van het Grond- en Pandendecreet zorgt ervoor dat naast de grote steden waar nu een overlast is of een overgroot aandeel in sociale woningen, ook de kleinere gemeenten en steden hun verantwoordelijkheid nemen in het plannen van sociale woonentiteiten, zodat er een betere sociale mix is op een natuurlijke manier.
Ik wil het nog even hebben over de renovatiepremie. Het is flauw dat er wordt gerefereerd aan de vorige regering, dat die de schuld krijgt dat er geen gelden beschikbaar zijn. Deze nieuwe regering kan beslissen wat ze doet met haar geld. Het gaat er hoofdzakelijk om dat gemaakte engagementen worden genegeerd.
Ik ontving hier zopas nog een e-mail van mensen die klagen dat hun werken voltooid zijn, dat ze niet meer in aanmerking komen voor de premie, dat een bepaalde overheidsinstantie hun in september nog beloofde dat er aan de premie niets zou veranderen. Ik vind het niet correct dat engagementen niet worden gehonoreerd. We zien dat in bepaalde dossiers, onder andere dat van de zonnepanelen.
Mijnheer Yüksel, u hebt gezegd dat het zo moeilijk is voor bepaalde leden om bij hun gedacht te blijven. Wel, uw fractie en andere meerderheidsfracties slagen erin om met de regelmaat van een klok zaken te veranderen.
Ik denk dan aan de zonnepanelen. Er is in de commissie Wonen afgesproken dat de premies moeten worden herbekeken. Waarom zou dat niet kunnen met de renovatiepremie? Wanneer het gaat over grootindustrieën of over de overheid, dan spreekt men over het honoreren van de engagementen. Wanneer het gaat over de burger, dan spreekt men niet over het honoreren van engagementen en blijft de burger in de kou staan.
We hebben het debat over de renovatiepremie in de commissie gevoerd. Minister Lieten is daar uitgebreid op ingegaan. Wat wel positief is, is dat het budget in de begroting voor 2010 niet is verminderd, integendeel zelfs. Er is een hoger budget uitgetrokken. Mijn fractie heeft het ook moeilijk met het feit dat dit is afgetoetst op aanvragers met een inkomen dat lager ligt dan 25.000 euro op jaarbasis. We hopen dat het debat over de harmonisatie opnieuw kan worden gevoerd. We moeten streven naar een soort premiestelsel in Vlaanderen met de aanpassings- en verbeteringspremie waarop ook modale tweeverdieners aanspraak kunnen maken. Mijn partij vindt dat cruciaal. Ik wil vandaag echter niet in een of andere richting schieten. De bedragen liggen vast voor 2010. Wij gaan verder op het woord van minister Lieten om het helemaal te herzien.
Wat mevrouw Homans heeft gezegd over de verantwoordelijkheid voor de gebieden naast de grootsteden, klopt voor een deel maar het lost de problemen die zich vandaag voordoen in de grote sociale woningcomplexen in de grootsteden niet op. Daar zijn grote problemen met overlast en samenleven, enkel en alleen omdat er geen sociale mix is. Er woont een immens aantal vreemdelingen, waardoor de mensen die daar wonen zich niet meer thuis voelen.
De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Ceyssens is daarnet begonnen met een schitterend beeld van een dirigeerstokje en instrumenten in het orkest. Ik zal me daar niet aan wagen. Ik speel zelfs geen triangel.
Tijdens de bespreking in de commissie werd onder meer aandacht besteed aan de financiële aspecten van het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening en in mindere mate aan het grond- en pandenbeleid. Dat is de bevoegdheid van minister Van den Bossche.
Aan de orde kwam onder meer het systeem van planbaten en planschade.
Het Grond- en Pandendecreet is een verantwoordelijkheid van de minister van Ruimtelijke Ordening en de minister van Wonen.
We zijn blij dat het systeem van planbaten en planschade eindelijk tot stand is gekomen, maar het heeft nog niet echt een plaats gevonden in deze begroting. Daar is ook een goede reden voor. Er zal wat tijd nodig zijn voor de eerste dossiers zich als gevolg van een bestemmingswijziging via ruimtelijke uitvoeringsplannen aandienen. In het decreet staat wie wanneer en aan wie planbaten moet betalen en wie wanneer en van wie planschade moet ontvangen. Opvallend is wel dat de gemeenten er meer baat bij hebben dat industriegebied wordt ontwikkeld dan dat er bos komt. De zachte bestemmingen worden dus eigenlijk niet beloond, de harde wel. Het is belangrijk dat we dit op korte termijn eens bekijken.
Dat de minister een vlucht vooruit zou nemen en meer middelen besteedt aan een nieuw nog te ontwikkelen beleidsinstrumentarium in plaats van eerst de lopende opdrachten uit te werken, met name het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), werd door de minister tegengesproken. Hij gaf aan dat een groot aandeel van de totale personeelscapaciteit en dus van het apparaatkrediet wordt ingezet voor de uitvoering van het RSV.
Daarmee zegt de minister eigenlijk met zoveel woorden dat hij niet steeds aparte kredieten vraagt om zaken te doen, maar dat hij binnen de reguliere werkzaamheden en kredieten ook nieuwe opdrachten in gang zet. Dat is onder meer het geval voor de helpdesk met betrekking tot de nieuwe Codex Ruimtelijke Ordening. We juichen deze aanpak toe.
We zien dat de ontvangsten voor het herstelfonds toenemen. Dat wijst erop dat de handhaving in goede zin evolueert. Administratieve geldboetes stijgen, het aantal stakingsbevelen stijgt al sinds jaren, en dus ook de administratieve geldboetes. Tegelijkertijd worden de stakingsbevelen beter opgevolgd, wat ook een positieve ontwikkeling is. Het valt wel op dat de ontvangsten uit dwangsommen afnemen. Er wordt verwacht dat het aantal herstelvorderingen nog verder zal dalen door de wijzigingen in de regelgeving.
Ik vraag me af hoe een en ander in de toekomst zal evolueren, vooral omdat de handhaving door de nieuwe codex grotendeels door de gemeenten zal moeten gebeuren. We weten nu eenmaal dat de gemeenten zich liever niet met onpopulaire taken, zoals handhaving, inlaten. De lokale besturen zijn er ook niet altijd voor uitgerust.
In het totaal wordt voor het domein onroerend erfgoed in 2010 ongeveer 2,9 miljoen euro bespaard. Ik ben verheugd dat de minister erin is geslaagd om de afgesproken besparingen op een zo pijnloos mogelijke manier door te voeren. Maar ik hoop dat zodra de crisis is weggeëbd, de budgetten voor erfgoed worden verhoogd. We begrijpen dat daarover geen afspraken zijn gemaakt binnen de regering, maar wat niet is, kan komen of, in dit geval, moet komen.
Het inzetten van restauratiepremies is een heikel punt. Voor de privésector is er een wachtlijst voor een bedrag van 1,3 miljoen euro. Voor de erediensten is er een wachtlijst voor een totaal van 22,7 miljoen euro en in de openbare sector voor 10,3 miljoen euro.
Voor die wachtlijst worden oorzaken aangehaald, zoals de zware administratieve procedures en het stijgende aantal aanvragen. We moeten met zijn allen een tandje bijsteken. We moeten hogere budgetten ter beschikking stellen en de mensen en de centrale overheden begeleiden en aansporen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil het hierbij houden. Ik heb mijn tekst daarnet ook ingekort. Ik stel vast dat de collegas dat niet doen. Gelet op uw leeftijd, wil ik u ontzien en doe ik dat wel. (Applaus)
Dat is respect voor de 50-plussers.
Mijnheer Vandaele, u pleit voor hogere budgetten. Ten koste waarvan moet dat dan gebeuren?
Mevrouw De Waele, daar gaat natuurlijk de tijd die ik had willen winnen om onze voorzitter gelukkig te maken. Nu ging het om 40 seconden, daarnet om 52 seconden.
Als u de internationale vergelijking maakt en dat mag u ook eens doen dan ziet u dat Vlaanderen op het vlak van het onroerend erfgoed, hier het gebouwde erfgoed, een echt grote achterstand heeft. We hebben een enorme achterstand met betrekking tot de beschermingen. We hebben een enorme achterstand voor restauratiedossiers. Waar gaan we dat geld halen? In 2009 was er een eenmalige maatregel, waarmee blijkbaar het probleem niet werd opgelost. In de sector is er al een tijd min of meer een stagnatie. We moeten daar in de toekomst aan werken. Het is ook een sector waar men heel makkelijk terugverdient. Restauraties en onderhoud brengen werkgelegenheid met zich mee. In die sector is er dus een zeer groot terugverdieneffect. Daarmee kan men dus ook middelen genereren.
Maar mij moet u niet overtuigen van het belang van die sector. Ik ben er al jaren pleitbezorger voor. We horen hier al heel de middag dat die begroting een heel moeilijke oefening is en dat het een evenwichtsoefening is om overal middelen te kunnen bewaren. Als u als lid van de meerderheid pleit om in meer middelen te voorzien voor het erfgoed, waarop kan dan worden beknibbeld!
Mevrouw De Waele, we weten dat we dit en volgend jaar de riem wat moeten aanhalen. We doen dat ook. Deze begroting toont dat. Daarna hopen we dat er beleidsruimte vrijkomt en dat we in het parlement, samen met de ministers, de dialoog kunnen aangaan om die middelen te besteden. Ik zal er dan voor pleiten om een deeltje voor erfgoed te reserveren.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, heren ministers, collegas, minister Lieten is niet meer aanwezig, maar ik ben zeer blij dat minister Muyters, verantwoordelijk voor Ruimtelijke Ordening en ook voor het grond- en pandenbeleid, aanwezig is en ook de minister-president, de eindverantwoordelijke voor alle centen. Als het gaat over wonen rijst de vraag: op welke manier realiseer je betaalbaar wonen in Vlaanderen? Dat was vorige legislatuur de insteek om binnen de ruimtelijke ordening ook werk te maken van een grond- en pandenbeleid.
Als u het mij vraagt, had voormalig minister Baldewijns daar 10 jaar geleden al werk van moeten maken. Een grondfonds en een grondbank stonden destijds in het regeerakkoord. Hadden we die toen gerealiseerd, dan hadden we vandaag misschien een ander Grond- en Pandendecreet gehad.
De bedoeling van het Grond- en Pandendecreet is om heel wat woningen te kunnen realiseren tegen 2020. Ik heb begrepen dat Voka naar de rechtbank is getrokken. Ik kijk uit naar de uitspraak. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het niet de vernietiging zal betekenen van het Grond- en Pandendecreet. Er is met hart en ziel over onderhandeld gedurende vierenhalf jaar door de bevoegde ministers en vele parlementsleden. Het zou bijzonder jammer zijn voor diegenen voor wie wij betaalbaar wonen moeten realiseren.
De basis ligt in de Wooncode. Had het van mij afgehangen, dan hadden Wonen en Ruimtelijke Ordening bij dezelfde minister gezeten, maar de mensen van leefmilieu vinden dat Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu samen moeten gaan. Vandaag is het Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport. Er zijn wel duidelijke verbanden. Ik ga ervan uit dat op het ogenblik dat minister Van den Bossche terug is, minister Muyters een zeer goede relatie met haar kan opbouwen om dat Grond- en Pandendecreet uit te voeren. Minister Van den Bossche heeft al heel wat besluiten bij de Vlaamse Regering ingediend omtrent de uitvoering. Ik wacht nog op de uitvoeringsbesluiten van Ruimtelijke Ordening zodat we daar werk van kunnen maken. In de begroting zijn de eerste aanzetten gedaan om dat te realiseren. De volgende vierenhalf jaar zal een inspanning moeten worden geleverd om dat voort te zetten.
Wonen en bouwen zijn goed voor de economie. De bouw is de motor van de economie, alles hangt daaraan vast, zoals werk voor heel veel mensen in Vlaanderen. Mijnheer de minister-president, ik hoop dat u de informatie meeneemt naar uw collegas. We hebben in de commissie een heel interessant debat gehouden over de begroting voor Huisvesting en Wonen, van de renovatiepremie tot de sociale kredietvennootschappen. Minister Lieten heeft zich geëngageerd om de weg van de harmonisering van de sociale kredietverlening in te slaan en te streven naar gelijke rentevoeten en eenzelfde front office. U zult in onze partij een partner vinden om die harmonisering zo snel mogelijk te realiseren om een antwoord te bieden aan velen die nog inspanningen willen doen, met of zonder renovatiepremie, en die niet terechtkunnen op de private financiële markt maar wel in de sociale kredietsector. Dat debat wil ik niet heropenen.
Tot slot is er het aspect van levenslang wonen. Dat volg ik al jaren op. Enkele jaren geleden hebben we resoluties goedgekeurd. In de vorige legislatuur hebben we het maatschappelijk debat gehouden over wonen en zorg. Daar is een prachtige resolutie uit voortgevloeid op het einde van de legislatuur. Dat is wat jammer want de regering kan ze dan niet meer uitvoeren. De uitdaging zal zijn om dat binnen Welzijn en Wonen effectief te realiseren. Ik ben enerzijds verheugd dat de minister van Welzijn ze heeft opgenomen in zijn begroting. Spijtig genoeg vinden we over dit aspect niets terug in de begroting van Wonen. Maar wat niet is, kan nog komen. Minister Lieten wil tegen eind 2010 de eerste stappen zetten. Hoe dan ook moeten we daar in de begroting 2011 serieuze sporen van terugvinden.
We zijn bijna in de kersttijd. Dat is een plezante periode maar ik garandeer u dat het voor sommige mensen een heel droevige periode is, namelijk mensen die getroffen worden door brand in een woning of een koolstofmonoxidevergiftiging. Zo kom ik op het aspect van de rookmelders.
Ook daarover is de voorbije jaren heel wat te doen geweest. Er is daarover in dit parlement een voorstel van decreet goedgekeurd. In begroting voor Huisvesting is daar echter 0 euro voor gereserveerd. Men heeft dat ook erkend, inderdaad. Mijnheer de minister-president, het is goed dat het woord al vermeld staat, maar er staat wel 0 euro bij. Ik ga ervan uit dat er wel over is gedebatteerd, maar dat de regering niet de middelen heeft gevonden om daar toch een aanzet voor te geven. Het is een bevoegdheid die wordt gedeeld door de federale en de Vlaamse overheid. Wij zijn bevoegd voor de preventie. Het zal een uitdaging zijn, ook de volgende maanden, om daar daadwerkelijk een antwoord op te kunnen bieden. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat er de komende weken niet te veel slachtoffers zullen vallen door brand, want een rookmelder is een wekker die brand kan vermijden. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de voorzitter, ik wou nog even reageren op het betoog van mevrouw Heeren. Het is natuurlijk de bezorgdheid van ons allen dat er voor betaalbare woningen wordt gezorgd, maar toch denk ik niet dat we alle heil moeten zoeken bij het Grond- en Pandendecreet om woningen betaalbaar te houden. Ik vrees enigszins dat het decreet er net voor zal zorgen dat mensen die nog op de privémarkt een woning zoeken, mee zullen betalen voor woningen van anderen. Ik ben er helemaal niet zeker van dat dit voor betaalbaarheid zal zorgen.
De overheid kan de nodige maatregelen nemen om woningen betaalbaar te houden. Meestal is dat niet door het extra opleggen van regeltjes en het afdwingen van extra attesten, maar wel door fiscaliteit en de onroerende voorheffing. Al die zaken kunnen er wel voor zorgen dat de aankoop van een woning betaalbaar is, maar ook dat woningen betaalbaar blijven. Als een woning eenmaal is verworven, hebben de eigenaars immers uiteraard jaarlijks terugkerende kosten. Daaraan moet de overheid ook wel aandacht schenken, en dat gebeurt hier te weinig.
Als we het debat voeren over het Grond- en Pandendecreet, moeten we ook eerlijk zijn tegenover elkaar. Ik hoor bepaalde sectoren in Vlaanderen nooit zeggen dat ze meerwaarde hebben gecreëerd op hun grond. We moeten durven erkennen dat, door het jaren uitblijven van regelgeving, heel veel actoren in Vlaanderen, zoals bouwmaatschappijen, maar ook andere actoren, volop woonreservegebieden hebben aangekocht tegen zeer lage prijzen, zelfs onder de marktprijs. Vandaag kunnen ze een meerwaarde creëren die ten koste gaat van de overheid. We kunnen de middelen immers niet in onze pot stoppen om onze verantwoordelijkheid te nemen voor waterzieke gronden en ter zake uit te betalen. De minister-president weet heel goed waarover ik het heb. Mevrouw De Waele, het Grond- en Pandendecreet kan inderdaad een hefboom zijn. Dat moet dan niet als een bedreiging worden bekeken.
Mevrouw Homans heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het zal u verheugen, maar ik zal het kort houden. Ik heb immers al zo goed als alles gezegd tijdens mijn interventies en replieken op het betoog van de heer Wienen. Wat de uitvoering van het Grond- en Pandendecreet betreft, heb ik al gezegd dat wij het belangrijk vinden dat er een eerlijke spreiding komt tussen alle steden en gemeenten. Er moet worden voorzien in 65.000 bijkomende sociale woningen. Elke stad en gemeente moet haar verantwoordelijkheid nemen wat het voorzien in een aantal sociale woonentiteiten betreft. Dat vinden wij een zeer goede zaak. Met het bindend sociaal objectief in het Grond- en Pandendecreet zal dat zeker worden nagestreefd.
Wat de renovatiepremie betreft, kan ik mevrouw Heeren bijtreden. We vinden het ook heel jammer dat het net de tweeverdieners zijn, de mensen die tussen 25.000 en 50.000 euro verdienen, die worden geviseerd bij de aanpassing van de voorwaarden van de renovatiepremie. Ik heb in de commissie al meermaals aan minister Lieten gevraagd of het geen goede suggestie zou zijn de periode waarin de facturen mogen worden verzameld, te verlengen.
Voor het verkrijgen van een volledige renovatiepremie van 10.000 euro mocht men vroeger 30 percent van de facturen inbrengen, nu is dat nog maar 20 percent. Dat impliceert dat men niet meer voor 30.000 euro investeringen moet doen, maar voor 50.000 euro. Terwijl de periode waarin die facturen mogen worden verzameld dezelfde blijft. Ik stel dus voor om die periode te verlengen tot vijf jaar, zodanig dat die investering van 50.000 euro kan worden gespreid over vijf jaar in plaats van over drie jaar. Ik heb hierop tot op heden nog steeds geen antwoord gekregen.
Ik vraag mij nog steeds af vanwaar die fetisj van de 65.000 komt. Hoe is men aan dat cijfer gekomen? Wij hebben schattingen dat de bouwsector voor nieuwe sociale woningen ongeveer een 2500 woningen per jaar aankan. Als ik kan tellen, kom ik op 25.000 woningen op tien jaar: het Grond- en Pandendecreet 2020. Hoe kom je dan aan die 65.000? Mevrouw Heeren zei dat het in de jaren tachtig allemaal veel sneller kon. Toen zat men op een jaarbasis van 5000 sociale woningen. Dan kom ik nog maar aan 50.000. Maar mevrouw Heeren gaf ook toe dat het vandaag allemaal veel langzamer en moeizamer gaat. Hoe komt men dan op 65.000 gerealiseerde sociale woningen in 2020?
200.000, dat was niet zomaar met de natte vinger. De basis daarvan ligt in het werk van het Kenniscentrum Wonen en het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Het Kenniscentrum Wonen geeft het correcte cijfer van 356.000 mensen in Vlaanderen die vandaag recht zouden kunnen hebben op een sociale woning, die met andere woorden voldoen aan de voorwaarden. Die groep is afgebakend.
Het feit dat er in de jaren tachtig inderdaad veel meer werd gebouwd en dat we die productie opnieuw kunnen halen, had toen vooral te maken met het feit dat er grote gebieden werden aangesneden. In die gebieden, die men vandaag de gettos noemt, heeft men twee- of driehonderd woningen neergezet. Soms, niet in alle wijken, heeft men vandaag maatschappelijke problemen. Begin jaren negentig heeft men de beslissing genomen om veel meer te investeren in de stadskernen. Dat was nog met de heren Norbert De Batselier en Leo Peeters. Dat waren kleinere projecten. Dus moest je veel meer doen om aan dat productiecijfer te komen. In die zin is het belangrijk dat de commissie-Berx ertoe kan leiden dat die procedures, die voor verschillende sectoren van toepassing zijn, beter op elkaar worden afgestemd. Zo kunnen we de doorlooptijd van vier-vijf jaar herleiden tot twee jaar. Het is een illusie om te denken dat je alles op een half jaar rond hebt. Zo zou je een loopje nemen met de wetgeving.
Dan zijn we eruit, collegas. Er moeten nog veel procedures veranderen om een en ander te doen versnellen. De ambitie van het Grond- en Pandendecreet, 65.000 sociale nieuwbouwwoningen in 2020, halen we dus niet. Dat weten we nu al.
Mijnheer Wienen, ik zei het daarnet al dat u altijd uitgaat van het slechtste in de mens. Dat moet u niet doen want daar wordt u zelf slechtgezind van. U moet altijd uitgaan van het positieve. (Opmerkingen van de heer Wim Wienen)
Goedgezind? Maar dat wil niet zeggen dat u niet uitgaat van het slechtste in de mens.
N-VA hecht veel belang aan betaalbaar en kwaliteitsvol wonen. Ook in de Vlaamse Rand rond Brussel. Daarom zijn wij ook verheugd met het beschikbare budget van circa 8,9 miljoen euro voor Vlabinvest, waardoor het mogelijk is om verder te investeren in woonprojecten en om nieuwe gronden voor nieuwe projecten aan te kopen.
Mevrouw Heeren had het al over de sociale lening. Ik denk dat ik gehoord heb dat zij een pleidooi heeft gehouden voor eenzelfde rentevoet bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds. Wij kunnen ons daar volledig achter scharen.
Ik wil ten slotte erop aandringen om van de geplande huiskorting, waarin men het klein beschrijf wil omzetten, een middel te maken om de stadsvlucht tegen te gaan.
Ik bedoel dat de mensen die in een stad wonen niet op basis van dat middel per definitie mogen worden gediscrimineerd. Indien bij de uitwerking van de huiskorting rekening wordt gehouden met bepaalde voorwaarden, zoals het kadastraal inkomen, zullen de mensen die in een stad wonen per definitie worden gediscrimineerd. Het kadastraal inkomen is eigenlijk de fictieve huurwaarde. Die ligt in een stad sowieso hoger dan in een kleinere gemeente.
Tot slot wil ik hier nogmaals benadrukken dat we nog steeds voor een overheveling van de huurwetgeving pleiten. Ik veronderstel dat ik dit kan doen in naam van alle nog aanwezige commissieleden. Ik zie dat de heer Wienen, mevrouw Heeren en mevrouw De Waele hier nog zijn. Die overheveling zou het ons mogelijk maken in Vlaanderen een consistent en gedegen woonbeleid te voeren. (Applaus bij de meerderheid)