Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Temsamani, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, onder meer sinds het verdwijnen van klassieke benamingen zoals hoger onderwijs van het korte en het lange type, kandidaat en licentiaat, en met de hervorming van het hoger onderwijs in het kader van de Bologna-akkoorden is de nood aan een duidelijke Vlaamse kwalificatiestructuur conform en binnen de Europese context, dringend.
Tegelijkertijd vertoont ook dit ontwerp van decreet een grote samenhang met bijna alle onderwijshervormingen die we de afgelopen jaren hebben doorgevoerd, zoals ook de zojuist besproken teksten over het hoger beroepsonderwijs en over het secundair na secundair en zoals het decreet over volwassenenonderwijs. Ook dit ontwerp heeft een heel gedegen parcours van advisering en bespreking binnen het onderwijsveld doorlopen.
Tijdens de bespreking in de commissie en de hoorzitting met de Vlor kwamen een aantal terechte zorgen van het veld aan bod. Uit de antwoorden van de minister op die vragen kunnen we concluderen dat ook bij de uitvoering van deze nieuwe regelgeving met deze zorgen rekening zal worden gehouden.
Voor het volledige verslag van de constructieve bespreking verwijs ik verder naar het schriftelijke verslag.
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, net zoals bij het voorgaande hebben we bij dit ontwerp van decreet niet deelgenomen aan de bespreking in de commissie. De reden is zeer eenvoudig en is daarnet ook al aangehaald door mijn collega: de korte tijd tussen het ontvangen van de stukken en de bespreking in de commissie maakte het onmogelijk een degelijk betoog te houden over een dergelijk ingewikkeld en abstract geheel. Het is niet de eerste keer dat deze opmerking gemaakt wordt door mijn fractie.
De heer Tavernier heeft het woord.
Ik hoor wat mevrouw Michiels zegt, en ik vind dat zij gelijk heeft. De meerderheid en de verslaggever verwijzen naar de constructieve manier van werken - dat zijn we gewoon in de commissie voor Onderwijs. Dat vraagt echter heel wat inspanning van een aantal parlementsleden, niet alleen op praktisch gebied, maar ook qua mentaliteit.
We ontvingen van de minister meer dan 1300 bladzijden lectuur. Het laatste ontwerp van decreet wordt morgennamiddag besproken. Ik wil erop wijzen dat we deze namiddag per mail maar liefst 83 amendementen van de meerderheid ontvingen op het vierde of vijfde decreet van die stapel.
Iedereen kent de onderwijsdecreten. Ze worden ook wel 'verzameldecreet' of zelfs 'vuilnisbakdecreet' genoemd. Ze hebben in elk geval als kenmerk dat ze over alles gaan: over de volledige onderwijswetgeving, met deeltjes over het basisonderwijs, over het buitengewoon onderwijs, over het secundair onderwijs, over het hoger onderwijs en over het volwassenenonderwijs. Daarin moeten wij dan maar zoeken en proberen te ontdekken wat men ermee bedoelt. We vragen ons altijd af of de meerderheid het zelf wel verstaat, maar goed, het zal wel goedgekeurd worden.
Ik sluit me aan bij wat mevrouw Michiels zegt. Ik heb er een andere praktische conclusie uit getrokken, maar ten gronde geef ik haar gelijk: voor wat deze onderwijsdecreten betreft en voor wat er morgen te gebeuren staat in de commissie voor Onderwijs en waarschijnlijk ook voor volgende week met een mondeling verslag in de plenaire - want anders zou men het niet klaar krijgen - is er sprake van een onverantwoorde manier van werken. (Applaus bij het Vlaams Belang en bij Groen!)
Ik dank u, mijnheer Tavernier.
Het is trouwens niet de eerste keer dat we vanuit mijn fractie deze opmerking maken, hier en in de commissie voor Onderwijs. Zowat elk jaar zien we hetzelfde fenomeen en dit jaar wordt het nog versterkt doordat de hele legislatuur op haar einde loopt. Blijkbaar zijn wij niet de enigen die geconfronteerd worden met dit probleem, want als ik er het verslag van het zogenaamde 'artikel 5-overleg' op nalees, staat daar heel duidelijk in dat men niet gelukkig is met het feit dat de teksten slechts één dag voor de bespreking bezorgd werden. Nu ja, blijkbaar is het er deze laatste maanden niet zozeer om te doen een goed werk af te leveren, als wel om ook deze pluim nog op de hoed te kunnen steken!
Inhoudelijk dan. Mijnheer de minister, u geeft zelf toe, zowel in uw toelichting als in het antwoord op de enkele opmerkingen die gemaakt werden tijdens de bespreking in commissie, dat het een heel abstract geheel is dat slechts duidelijk zal worden op het ogenblik dat de verschillende elementen concreet ingevuld worden.
Wij kunnen u volgen waar u stelt dat u met dit raamwerk poogt om alle kwalificaties, ongeacht waar iemand ze verwerft, in een heldere structuur te ordenen. Ook dat de samenhang tussen de wereld van onderwijs en de beroepswereld gedefinieerd wordt, kan alleen maar toegejuicht worden. En dat daaraan tegelijkertijd een vergelijkbaarheid en uitwisselbaarheid in internationaal perspectief gekoppeld worden, is ook heel positief.
Maar, ondanks het proces dat dit decreet doorlopen heeft en de vele adviezen die hierover gegeven zijn, blijft een en ander nog altijd heel vaag en onduidelijk. Zo lezen we in het Vlor-advies dat het voorontwerp helemaal niet duidelijk maakt of de hier uitgetekende kwalificatiestructuur inderdaad een maatschappelijke en onderwijskundige meerwaarde zal bieden.
We hebben een hoorzitting gevraagd met de mensen van Vlor over dit ontwerp van decreet, en we hebben toen de vraag gesteld werd of het huidige voorliggende ontwerp, dat toch nog wel grondig gewijzigd werd in vergelijking met het eerste voorontwerp waarop de Vlor haar advies heeft uitgebracht, deze meerwaarde wel duidelijk maakt. Op die vraag werd heel voorzichtig en ontwijkend geantwoord: "het verdere debat laten we over aan de onderwijspartners en de commissie om na te gaan of die bijsturingen volstaan".
Dit is de kern van het probleem. Iets ordenen is goed en is zeker een na te streven doel, maar deze ordening moet ook een meerwaarde hebben. En ondanks alles wat ik intussen over dit decreet gelezen heb, ben ik hiervan niet overtuigd.
Zal deze kwalificatiestructuur effectief een werkbaar instrument worden voor alle betrokkenen? Of dreigt er enkel nog meer verwarring indien de invulling ervan niet duidelijk wordt? Zal het goochelen met termen zoals competenties, ervaringsbewijzen of EQF de duidelijkheid van de terminologie niet aantasten? En langs de andere zijde: hoe wordt de band met deelkwalificaties duidelijk gemaakt? Ook bij de 'Europese vergelijkbaarheid' heb ik heel wat vragen. Het werkt nu al niet met ECTS binnen één niveau: het universitaire. Welke garanties zijn er dan dat het wel zal werken over de acht niveaus heen met daarin: kennis, competenties, kwalificaties en onderdelen?
Hierbij aansluitend wil ik toch benadrukken dat een degelijke evaluatie van deze Vlaamse kwalificatiestructuur nodig zal zijn. Wil men hiervan effectief een werkbaar instrument maken, dan zal het mijns inziens toch nodig zijn om regelmatig na te gaan of dit instrument kan werken en indien blijkt dat het niet zo is, op tijd bij te sturen. Hierover vind ik weinig tot niets terug in het decreet. Ik lees enkel dat de kwalificaties die erkend worden via monitoring van de kwalificatiedatabank zullen worden gevolgd, en dat er zal worden nagegaan welke bijkomende initiatieven worden genomen om de kwalificatiestructuur toe te passen.
En hoewel daarnet, bij de bespreking van de eindtermen, is gebleken dat het decretaal inschrijven van een voorziene evaluatie absoluut geen garantie is voor het effectief evalueren, is mijn fractie toch van mening dat ook in dit ontwerp van decreet expliciet ingeschreven had moeten worden wanneer en hoe het geheel geëvalueerd zal worden.
Mijnheer de minister, ik heb in de vele adviezen bij dit ontwerp van decreet ook meermaals de vraag gelezen naar regionale afstemming. In uw antwoord stelt u dat dit overleg bezig is, maar dat het eigenlijk niet nodig is omdat Vlaanderen voldoet aan de Europese eisen. De andere regio's moeten Vlaanderen maar volgen, stelt u. Maar er zijn in dit land zeer veel dossiers waaruit blijkt dat de andere regio's Vlaanderen niet volgen, ondanks het feit dat Vlaanderen ook in die dossiers het gelijk aan zijn kant heeft. Ik denk aan twee dossiers die uw eigen beleidsdomein aanbelangen: het faciliteitenonderwijs en het Vlaamse schooltje in Komen. Stellen dat ze wel zullen volgen, lijkt me dus wat simplistisch. Ik vraag me overigens af hoe ver de andere deelstaten staan met de uitwerking van een dergelijk raamwerk.
U stelt ook dat het er in andere landen met deelstaten anders aan toegaat. Daar wordt een concordantie gemaakt van de verschillende raamwerken die de deelstaten uitwerken. Bovendien werpt u zelf de vraag op of de bevoegdheid van het vastleggen van diplomavereisten wel een federale bevoegdheid moet blijven. Mij lijkt het dan ook beter dat eerst die vraag uitgeklaard wordt, voor we in Vlaanderen een dergelijk complex en tot nu toe zeer abstract raamwerk gaan invoeren.
Ook betreffende de communicatie in verband met dit ontwerp van decreet werden heel wat opmerkingen gemaakt, niet alleen in de verschillende adviezen, maar ook tijdens de bespreking in commissie. U stelde hier dat er wel degelijk al gecommuniceerd is, aangezien er al twee infodagen hebben plaatsgevonden, nog voor dit ontwerp van decreet in het parlement werd besproken. U weet hoe ik over zo'n werkwijze denk. Ik heb u dat al meermaals duidelijk gemaakt dat dit ons parlement herleidt tot een loutere stemmachine, omdat wijzigingen niet meer kunnen of mogen worden aangebracht.
Maar los daarvan: bent u echt van oordeel dat de vooropgestelde communicatie zal volstaan? Zullen alle participanten in deze ingewikkelde materie snel genoeg en op voldoende wijze geïnformeerd zijn? Ik durf het te betwijfelen, als men ziet - en de Tavernier heeft dat terecht onderstreept in de commissie - hoeveel mensen nu nog steeds spreken over een Al of A2-diploma.
Mijn fractie is van mening dat, hoewel voorliggend ontwerp van decreet zeker heel wat mogelijkheden in zich heeft, het nog onvoldoende duidelijk is waar dit op termijn toe zal leiden. Het feit dat zoveel adviesraden expliciet vragen om verder formeel overleg, opvolging, evaluatie en indien nodig bijsturing, is voor ons ook een teken aan de wand. Wij zullen dit ontwerp van decreet dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik ga niet terugkomen op de discussie over de procedure, maar wil een aantal beschouwingen geven bij dit ontwerp van decreet, omdat het een cruciaal decreet is, een sluitstuk dat aansluit bij het vorige decreet en bij andere werkzaamheden. Ik kan zo ook rechtstreeks of onrechtstreeks antwoorden op een aantal opmerkingen die mevrouw Michiels maakte. Mevrouw Michiels had het over het zeer abstracte karakter van het ontwerp van decreet en het feit dat het concreet moet worden ingevuld. Ze had het ook over de werkbaarheid ervan, de noodzakelijke evaluatie en mogelijke bijsturingen.
Ik wil om te beginnen beklemtonen dat dit een zeer cruciaal ontwerp van decreet is. We slaan een brug tussen de wereld van het onderwijs en de wereld van de arbeidsmarkt, tussen leren en werken. Er is veel overleg geweest, niet alleen tussen Onderwijs en Werk, maar bijvoorbeeld ook met Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Nu wil dit ontwerp van decreet betreffende de Vlaamse kwalificatiestructuur niet alleen bruggen slaan, het effent ook het pad voor meer gelijke kansen. Daarnaast realiseert het een belangrijke aanbeveling van de Europese Raad en het Europees Parlement. Ik wil dat nog even kort toelichten. In de eerste plaats verbindt dit ontwerp van decreet de wereld van het leren en de wereld van het werken. In de voorbije regeerperiode hebben we de lopende initiatieven gecoördineerd en aangestuurd vanuit een globaal onderwijs- en arbeidsmarktbeleid. De samenvoeging van de bevoegdheden Werk, Onderwijs en Vorming werd gebruikt om ter zake een geïntegreerd beleid te voeren.
Dat leidde onder meer tot de competentieagenda, waarin verschillende actielijnen werden besproken met de sociale partners en de onderwijspartners. Een van die actielijnen betrof het uitwerken van een samenhangend beleid met betrekking tot het erkennen van competenties. Het is in dat kader dat het voorliggende ontwerp van decreet betreffende de kwalificatiestructuur moet worden gesitueerd. De kwalificatiestructuur is een nieuw instrument dat moet bijdragen tot het ontwikkelen en inzetten van de competenties van mensen. Meer concreet willen we hiermee de volgende doelstellingen realiseren: zorgen voor een overkoepelende classificatie van kwalificaties, helderheid brengen in de kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen en een betere communicatie over kwalificaties nastreven tussen de beroepswereld en de onderwijs- en opleidingswereld.
Ook bij het vervullen van andere maatschappelijke rollen dan die van werkende mens, bouwen mensen competenties op. Men kan zich een competentieprofiel inbeelden van de jeugdleider als een set van samenhangende competenties die ook ingeschaald kunnen worden in de kwalificatiestructuur. Op die manier worden ook die competenties maatschappelijk erkend, worden ze certificeerbaar en bewijsbaar. Mensen die deze competenties verworven hebben, kunnen ze valoriseren.
Het eenduidig erkennen en certificeren van kwalificaties zorgt voor meer gelijke kansen op de arbeidsmarkt, maar ook voor een beter functionerende arbeidsmarkt. Het is de beste waarborg voor een goed draaiende arbeidsmarkt waar de competenties van alle werknemers gevaloriseerd worden. Beroepskwalificaties ontstaan uit de beroepscompetentieprofielen die door de sectoren worden ontwikkeld binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Mensen kunnen ze via het onderwijs, maar ook via opleiding en vorming buiten het onderwijs en via ervaring verwerven. Precies omdat de beroepskwalificaties, waar ook verworven, verwijzen naar dezelfde set competenties, vervat in een beroepscompetentieprofiel, worden certificaten en diploma's echt gelijkwaardig.
Dat brengt me bij een laatste beschouwing. De kwalificatiestructuur onderscheidt acht niveaus. De taxonomie is gebaseerd op buitenlandse voorbeelden en sluit aan bij het Europese raamwerk voor levenslang leren. Daarmee voeren we de aanbeveling uit van het Europese Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren. Belangrijker nog dan het uitvoeren van de Europese aanbeveling op zich is de internationale vergelijkbaarheid van studie- en ervaringsbewijzen. Vanaf 2012 zullen alle certificaten, diploma's en ervaringsbewijzen die gekoppeld zijn aan erkende kwalificaties een verwijzing bevatten naar het overeenstemmende niveau van het European Qualifications Framework (EQF). Dat geeft kansen aan Vlamingen op de Europese arbeidsmarkt.
Het decreet waarover we vandaag stemmen is een kort decreet maar het is ook een abstracte tekst. Het schrijft de structuur uit van een nieuwe taal om over competenties te communiceren. Een taal die bruikbaar is in de onderwijswereld, op de arbeidsmarkt, in een reeks andere maatschappelijke sectoren en een taal die internationaal bruikbaar is. Het is nu zaak die taal te leren en ze te beginnen gebruiken. In het begin zal dat wat onwennig zijn. De onderwijswereld is een andere taal gewoon. En op de arbeidsmarkt wordt ook een andere taal gesproken om over competenties te praten. Maar het voordeel van deze nieuwe taal is wel dat ze gemeenschappelijk is.
Ik begrijp de opmerkingen die hier gemaakt worden en de onzekerheid van de onderwijswereld. U kon die lezen in het advies van de Vlaamse Onderwijsraad. De SERV zal die beroepscompetentieprofielen ontwikkelen en bepalen. Laat duidelijk zijn: in het decreet zeggen we 'bepalen', maar dat betekent dat het ontwikkelingswerk ook bij de SERV ligt. De onderwijswereld maakt zich zorgen over de omzetting van de beroepscompetentieprofielen die de SERV zal vastleggen naar de leerdoelen waarop men afgerekend kan worden. Ik begrijp omgekeerd dat ook de sociale partners in de SERV zich zorgen maken over het respecteren van de beroepscompetentieprofielen bij de omzetting naar leerdoelen in het onderwijs. Dat kon u lezen in het advies van de SERV. De beide werelden hebben ook heel veel te winnen bij het samen uitwerken van dit decreet. De onderwijswereld kan opleidingen realiseren die écht relevant zijn voor de arbeidsmarkt. De sociale partners kunnen écht invloed hebben op de competenties van leerlingen.
We hebben een periode nodig waarin we de implementatie van het decreet voorbereiden en een periode waarna de implementatie ervan wordt geëvalueerd. Daartoe wil ik me duidelijk engageren. Er moet worden nagegaan hoe de omzetting van de beroepscompetentieprofielen die de SERV aanmaakt naar leerdoelen aan de eisen van het legaliteitsbeginsel kan beantwoorden, maar ook of de vragen van de onderwijswereld niet dermate interfereren met de werkzaamheden van de partners dat het sociaal overleg bemoeilijkt wordt. Dit decreet voorziet dat beroepscompetentieprofielen ingeschaald worden in de kwalificatiestructuur om zo beroepskwalificaties te maken.
We moeten daarom zoeken naar de goede methodiek van inschalen. Dat moet gebeuren vooraleer we die methodiek definitief vastleggen. De 'competentietaal' die we in dit decreet vormgeven zal een levende taal blijken te zijn; een taal die in de komende jaren zal worden aangepast. Het is voor mij evident dat we al doende zullen leren. We moeten de verschillende werelden de tijd geven zich aan elkaar aan te passen. Ongetwijfeld zullen we de procedures die in dit decreet zijn vastgelegd, evalueren, verbeteren en aanpassen.
We stappen vandaag voorbij een mijlpaal, maar het is ook een eerste gemeenschappelijke stap. We leggen de basis voor veel overleg tussen de verschillende werelden die we willen samenbrengen. Ik wil me graag engageren om dat overleg te starten, maar ook om verder te sleutelen aan een vlotte samenwerking tussen onderwijs en de maatschappelijke en economische sectoren. Ik ga ervan uit dat de volgende Vlaamse Regering, wat ook haar samenstelling is, dat engagement in die geest zal waarmaken als dit ontwerp van decreet hier wordt goedgekeurd.
De heer Pieters heeft het woord.
Mijnheer de minister, u hebt het over beroepscompetentieprofielen. Die zijn inderdaad nodig. U stelt het echter voor alsof een bedrijf pas beter kan draaien als mensen met diploma's of certificaten worden ingezet. Ik denk dat ze nodig zijn als bedrijven ISO-certificaten willen verwerven, maar ik betwijfel of bedrijven met die mensen beter presteren dan bedrijven die werken met mensen met een 'gewone' opleiding. En wat doet u met de eerder verworven competenties of EVC's? Die laatste zijn geen officieel erkende certificaten.
Men kan blijven discussiëren, en ik stel voor dat we dat op dit late uur niet doen. De kwalificatiestructuur dient precies om een aanknopingspunt te vormen waarrond een meer gestroomlijnd EVC-beleid kan worden gevoerd. Maar dat debat wil ik hier niet voeren.
Ik ben een beetje verbaasd. Als u uw redenering doortrekt, dan zou men kunnen zeggen dat diploma's eigenlijk ook niet zo van wezenlijk belang zijn voor de bedrijven. Waarom zouden ze zich dan interesseren voor het onderwijs?
U zegt dat bedrijven met gediplomeerden beter presteren. Dat klopt dus niet, maar ik zeg niet dat er geen gediplomeerden nodig zijn. Dat zeg ik absoluut niet.
Ik ben blij dat u dat rechtzet. En ik hoop dat u nog eens nadenkt over wat u zo-even hebt gezegd.
Eigenlijk geeft u aan dat iemand zonder diploma een nietsnut is.
Dit is een opmerking die zo onzinnig is dat ik me afvraag of men tijdens dit debat wel luistert. De kwalificatiestructuur dient precies om niet alleen onderwijsopleidingen, maar ook andere opleidingen te valoriseren, niet alleen in de publieke sector, maar ook in de privésector. Die dient ook om de verworven competenties te valoriseren. Ik heb in dat verband het voorbeeld gegeven van de jeugdleiders. Ik heb dus de indruk dat u een beetje doof bent, mijnheer Pieters - al wil ik aannemen dat het late uur daarvoor verantwoordelijk is.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 2158/5)
De artikelen 1 tot en met 52 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.