Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van Weert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, mevrouw de minister, het is nu al enige dagen dat een 93-jarige vrouw, Amelie Van Esbeen, het nieuws domineert met haar wens om een einde te maken aan haar leven. Ze wenst het omdat ze moe is. Ze vindt dat het genoeg is geweest. Dit heeft aanleiding gegeven tot een debat over euthanasie en over de spelregels van euthanasie. Ik vind echter dat we ook eens moeten nagaan waar de oorzaken liggen, niet alleen voor deze vrouw maar voor tal van haar leeftijdgenoten, 80-plussers, hoogbejaarden zeg maar, die niet altijd zo goed in hun vel zitten. Getuige daarvan de zelfmoord- of zelfdodingcijfers. Daaruit blijkt dat relatief gezien - want het gaat niet om een grote groep - de mannelijke 80-plussers de koplopers zijn voor wat betreft zelfdoding. Deze cijfers moeten tot nadenken stemmen.
Ik weet dat er al tal van acties ondernomen zijn op het vlak van zelfdoding, maar dan niet specifiek ten aanzien van die doelgroep. Ik meen te hebben begrepen dat dit niet een prioritaire doelgroep is in het actieplan ter preventie van suïcide. Ik neem aan dat u daar straks iets meer over zult zeggen. Maar ik wil u vooraf toch nog enkele cijfers geven.
In Vlaanderen zou 15 tot 30 percent van de ouderen last hebben van depressieve symptomen. 5 percent van de ouderen zou lijden aan een ernstige depressie. Bij rusthuisbewoners, zoals mevrouw Van Esbeen, zou dit nog hoger liggen. Daar heeft 21 percent last van depressieve symptomen, terwijl 10 percent een ernstige depressie doormaakt. De cijfers liggen hoger bij alzheimerpatiënten of mensen met een beginnende dementie. Dit zijn ernstige problemen, die in deze categorieën blijkbaar aanleiding geven tot zelfdoding.
Ik veronderstel dat ik eigenlijk niet hoef te zeggen wat aan de basis ligt. Dit is ook onderzocht. Grote eenzaamheid staat op de eerste plaats. Chronische ziekte of het verlies van mogelijkheden of van levensperspectief staan op de tweede plaats. Verder spelen ook verdrietige en schokkende gebeurtenissen, lichamelijke gezondheidsproblemen, plotse veranderingen in de sociale situatie, vooral een vermindering van de contacten met de familiale omgeving, en een verslechtering van de sociaaleconomische situatie een rol.
Mevrouw de minister, ik weet dat er een Vlaams actieplan suïcidepreventie is. De ouderen vormen echter geen specifieke doelgroep. Deze problematiek is zeer schrijnend en staat nu fel in de schijnwerpers. Wat is uw beleid ter zake? Op welke manier denkt u deze problematiek in de toekomst nog beter te kunnen aanpakken?
Minister Heeren heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, we hebben de voorbije vijf jaar zeker niet stilgezeten. Mijn voorgangster, mevrouw Vervotte, heeft in 2006 een negental outreachingprojecten in de verschillende woonzorgcentra in Vlaanderen opgestart. Die projecten zijn ondertussen geëvalueerd en bijzonder positief onthaald. Op basis van die resultaten hebben we in 2008 750.000 euro meer voor de geestelijke gezondheidszorg uitgetrokken. Met dit budget hebben we ongeveer vijftien voltijdse equivalenten voor de specifieke zorgverlening aan senioren en ouderen met ernstige psychiatrische en psychische problemen kunnen inzetten. De vragen van mevrouw Van Weert over depressie en dergelijke kunnen hier worden ondergebracht.
Mevrouw Van Weert heeft het Vlaams actieplan suïcidepreventie aangehaald. Volgens haar omvat dit actieplan geen maatregelen ten aanzien van ouderen. Dit klopt eigenlijk niet. Ik zal een paar voorbeelden geven.
De Zelfmoordlijn is een eerste voorbeeld. Deze laagdrempelige telezorglijn vormt een van de vijf strategieën in het actieplan. We geven vanuit de hulpverleningssector specifieke vorming met betrekking tot ouderen. Wanneer ze met dergelijke vragen worden geconfronteerd, moeten de mensen van de Zelfmoordlijn ouderen kunnen doorverwijzen.
Een ander voorbeeld is een actie die ik vorige maand zelf heb kunnen lanceren. 'Fit in je hoofd' is niet enkel voor jonge mensen of voor veertigers als wijzelf bedoeld. Ook senioren kunnen die website consulteren. Ik moet toegeven dat het hier een aanbod op het internet betreft. Niet elke senior gebruikt het internet. Het verrast me echter hoeveel senioren momenteel goed met het internet overweg kunnen. De vraag is of we de doelgroep van de 80-plussers hiermee bereiken. De telezorglijn stelt ons in elk geval in staat deze doelgroep te bereiken.
Een volgend voorbeeld bestaat uit de specifieke vormingspakketten met betrekking tot zelfdoding die we de rustoorden aanbieden en die bijgevolg vooral op senioren betrekking hebben.
Tot slot beschikken we over een vrij recent project met betrekking tot de integrale zorg voor suïcidepogers in ziekenhuizen. Senioren komen natuurlijk af en toe in een ziekenhuis terecht. Het is de bedoeling specifiek aandacht aan deze doelgroep te besteden.
Het Vlaams actieplan suïcidepreventie gaat zijn laatste jaar in. Volgend jaar wordt dit actieplan afgerond en zal de evaluatie moeten plaatsvinden. De toekomst zal moeten uitwijzen of er een vervolg op dit actieplan zal komen. Ik vind dat dit moet gebeuren. Op dat ogenblik moeten we nagaan in welke mate we nog meer gerichte maatregelen voor de specifieke doelgroep van de oudere senioren kunnen nemen.
Mevrouw de minister, ik heb de maatregelen nog eens nagelezen. U herhaalt zich hier. Ik denk dat het op zich goede maatregelen zijn, maar het knelpunt is net dat die maatregelen die vandaag worden genomen, grotendeels aan de doelgroep voorbijgaan. De Zelfmoordlijn, dat wil ik nog aannemen. Hebt u daarover ook cijfers? Ik spreek over de bejaarden van meer dan 80 jaar oud, die een heel specifieke categorie vormen.
Ik weet dat jonge senioren stilaan de weg naar het internet vinden, maar, met alle respect, dat is geen bruikbare tool voor iemand die in een rusthuiskamertje ligt en nog nauwelijks uit zijn bed kan komen.
U werkt ook met mensen die al eens een zelfmoordpoging hebben gedaan. Maar ook bij deze categorie van mensen blijkt dat dit op een heel andere manier tot uiting komt en dat ze er veel minder mee naar buiten treden. Ook dat blijkt uit de cijfers. Ik denk dat ook daarmee deze groep niet wordt gevat.
Het is een algemeen maatschappelijk fenomeen waarvan we ons bewust moeten worden. Het zal in de toekomst meer en meer een probleem worden, als we het zo mogen zeggen. Mensen worden ouder en we moeten ervoor zorgen dat dit op een goede manier kan gebeuren, ook op geestelijk vlak. En ik denk dat daar nog werk aan de winkel is.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik heb misschien meteen een antwoord voor mevrouw Van Weert. De cijfers van de leeftijdscategorieën die de Zelfmoordlijn bellen, zijn er. Het jaarverslag van de Zelfmoordlijn - voor zover ze zelf over die cijfers beschikken, want men belt uiteraard anoniem - geeft wel wat duiding. Het nieuwe jaarverslag zou begin april worden voorgesteld.
Mevrouw de minister, u hebt een aantal projecten opgesomd die zeer zinvol zijn. Ik wil u alleen oproepen om die ook te continueren met subsidies en erkenning.
Er is een schijnbare paradox. Er zijn twee groepen die oververtegenwoordigd zijn wat betreft de prevalentie van suïcidaal gedrag: de jongeren en de ouderen. Ze vragen een verschillende benadering waarop het beleid nog verder kan focussen.
Een doelgroep die u niet specifiek hebt behandeld of opgesomd, lijkt me iedereen die ook nog maar van ver te maken heeft met de zorg, verzorging en begeleiding van bejaarden, gaande van mantelzorgers, bejaardenhelpers, verpleegkundigen tot artsen. Ze worden al bijgeschoold, maar er is nog bijkomende sensibilisering mogelijk. Vooral het leren erkennen en herkennen van depressies bij ouderen is belangrijk. Het wordt gezien als iets dat hoort bij het ouder worden, maar dat is niet zo. Oudere mensen hoeven niet depressief te zijn. Als die depressie tijdig erkend en herkend wordt, is bijsturing zeker mogelijk.
Dit is een oproep om hieraan, ter opvolging van het actieplan suïcidepreventie, bijkomende aandacht te besteden.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, sinds het begin van de legislatuur heb ik mij in deze problematiek verdiept. Ik heb aangedrongen op meer maatregelen voor suïcide bij ouderen. Die zijn er inderdaad gekomen.
We moeten wel een onderscheid maken tussen ouderen die nog thuis leven en ouderen in een rusthuis. Het hangt soms af van hele kleine signalen om te weten of iemand depressief wordt of psychische problemen heeft. In het kader van de vergrijzing, de vereenzaming en het toenemend individualisme in de samenleving, is het vooral in de privésfeer moeilijk om te detecteren welke ouderen er aan die symptomen beginnen te lijden. Niet iedereen heeft familie of thuiszorg.
Minister Vanackere heeft outreachprojecten opgestart. In de beleidsbrief Welzijn van 2008-2209 lees ik: "Outreaching werkt naar senioren met ernstige psychische problemen." Ook daar is het probleem op dat moment al gedetecteerd, terwijl er volgens mij nog altijd een grote lacune is in het opmerken van de problemen. Dat is denkelijk te wijten aan een gebrek aan vorming bij het personeel.
Volgens minister Vanackere zou er in 2008 een samenwerking gekomen zijn met minister Vandenbroucke. Wat is er met die samenwerking gebeurd opdat er tijdens de opleiding maatschappelijk werker en verpleegkundige meer aandacht zou worden geschonken aan de detectie van depressies en aan de problematiek? Er is een samenwerking van de centra voor geestelijke gezondheidszorg en de rusthuizen in de vorm van 15 voltijdse equivalenten. Is die geëvalueerd? Is dat voldoende of niet? Het zou interessant zijn om dat te weten.
Ik vraag me vooral af hoe het zit met de samenwerking tussen de GGC en de bicommunautaire bejaardentehuizen of rusthuizen in Brussel. Uit ervaring weet ik dat die meestal convenants hebben met Franstalige centra voor geestelijke gezondheidszorg, wat niet alleen niet evident is, maar ook niet zou mogen.
Mevrouw de minister, hoe gaat u die detectie, zowel privé als in de rusthuizen, verbeteren?
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw de minister, zoals u weet, gaat onze bekommernis uit naar suïcide in het algemeen, niet alleen van ouderen, maar ook van de jeugd. Ik merk dat de problematiek voor een deel dezelfde is, namelijk de tools waarover zowel bejaarden als jongeren kunnen beschikken om de dienstverlening te bereiken.
Als men de rusthuissector bekijkt, is de eerste bekommernis van de mensen die daar tewerkgesteld zijn, de verzorgende functie. Zit daar opleiding en vorming in om de problematiek van ouderen te herkennen?
Bij jongeren wordt de problematiek nog altijd gestigmatiseerd, maar bij de derde of de vierde leeftijd is dat zeker zo. Die groep wordt alsmaar groter. De mensen hebben een actieve loopbaan achter de rug. Zowel jongeren als ouderen zijn het meest onderhevig aan de veranderingen van de maatschappij, maar zij verdienen daarom niet minder onze aandacht.
Mevrouw de minister, u spreekt over de zelfmoordlijn. Ik denk dat de categorie van ouderen die momenteel in de rustoorden verblijft, veel meer bekend is met de diensten van Tele-Onthaal. Die zouden ook geïnformeerd moeten worden. Een brochure voor ouderen die naar een rustoord gaan, waarin wordt vermeld dat er ook in het rusthuis een consulente is die hun over hun welbehagen en welbevinden kan aanhoren en gevolg kan geven aan hun, misschien minieme, klachten, zou een stap in de goede richting zijn om hun welbevinden te verhogen.
Het is voor het eerst dat we horen dat het Vlaams actieplan eventueel zou worden voortgezet. Ik denk dat daar een beetje meer uitleg over mag komen, aangezien we deze middag nog een vergadering hebben gehad over zelfmoordpreventie bij jongeren. We zullen met een resolutie komen, maar afhankelijk van het voortzetten van het plan, moeten we onze resolutie, die zich in een embryonaal stadium bevindt, daarop afstemmen. Het is een segment van onze maatschappij dat zeker niet uit het oog verloren mag worden.
Dus graag een beetje uitleg over uw intenties met het Vlaams actieplan en of het raadzaam is om een consulent aanwezig te hebben in de rusthuizen.
Voor alle duidelijkheid: het huidige actieplan loopt tot 2010. Dat moet dan geëvalueerd worden en het is dan aan de wijsheid van de Vlaamse Regering en het parlement om te bekijken of het voortgezet kan worden. Als u mijn persoonlijke mening vraagt, denk ik dat dat raadzaam is. Maar het zullen het halfrond en de Vlaamse Regering zijn die daarover oordelen.
Met het Vlaams actieplan rond suïcide hebben we een goede aanzet gegeven. De resultaten die we daar de voorbije maanden van gekregen hebben, zijn hoopvol. Het was ook naar aanleiding van de lancering van de Fit-in-je-hoofd-campagne dat we het hele actieplan ook eens doorlopen hebben. Wat dat betreft, zijn we op Belgisch niveau ook voorloper rond die preventieve actie.
U vraagt naar de evaluatie van het effect van die vijftien bijkomende voltijdequivalenten in de geestelijke gezondheidszorg. Die beslissing is vorig jaar genomen. Ik denk dat we een beetje meer tijd moeten inbouwen om na te gaan wat daar de resultaten van zijn. Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding heeft in 2009 heel duidelijk het engagement genomen om haar hulpverlening veel meer te versterken naar onder andere mensen met een gehoor- of spraakprobleem, maar ook naar nabestaanden en de ouderen. Dat staat heel duidelijk omschreven.
Mevrouw Van Weert, u noemt een aantal projecten op, maar een van de belangrijkste projecten van het actieplan vergeet u te vermelden, met name de vormingspakketten die we hebben gecreëerd, met de bedoeling om vorming te kunnen geven aan het rusthuispersoneel, om problemen te proberen detecteren en er mee op weg te kunnen gaan.
De uitdaging zal veel groter zijn om ook dat te kunnen aanbieden aan de vele mantelzorgers in Vlaanderen die in de thuissetting aanwezig zijn, om daar te kunnen detecteren en door te verwijzen naar de hulpverlening.
Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb niet gezegd dat er niets gebeurt. Ik denk wel dat de noodkreet die vandaag wordt uitgestuurd door deze 93-jarige dame, mede een aanleiding kan vormen om effectief een stap verder te gaan dan deze groep, waar latente problemen aanwezig zijn die al te weinig gedetecteerd worden. U hebt zelf aangegeven waar de mogelijkheden liggen om nog stappen te zetten in de toekomst. Ik hoop dat dat zal gebeuren.
Het incident is gesloten.