Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, zondag was het Internationale Vrouwendag. Dit jaar stonden partnergeweld en geweld op vrouwen centraal. We beseffen dat dit een belangrijk, mondiaal probleem is. Het is aangetoond tijdens de laatste campagnes. Ook hier in Vlaanderen is het een zeer breed probleem.
Intussen is geweten dat geweld op vrouwen en partnergeweld niets te maken hebben met het opleidingsniveau van die vrouwen, de financiële situatie, leeftijd of religie. Dat hebben we vrij recent verder kunnen onderzoeken. We hebben vandaag stappen kunnen zetten. De sensibiliserings- en preventiecampagnes die momenteel bestaan, hebben ertoe geleid dat partnergeweld tenminste bespreekbaar is.
Vrij nieuw gaat er naast het fysieke ook veel aandacht naar het verbale, psychische geweld. We moeten vaststellen dat vrouwen die hiermee geconfronteerd worden het vaak nog moeilijker hebben. Het is vaak minder zichtbaar. Die vrouwen wachten vaak ook veel langer om ermee naar buiten te treden.
Naast het partnergeweld wil ik stilstaan bij de kinderen in het gezin. Een op de vijf of zelfs een op de drie wordt geconfronteerd met het geweld, is er getuige van of zelfs slachtoffer. We moeten de kinderen opnemen in de campagnes en naar structurele oplossingen. Zij worden in de toekomst vaak geconfronteerd met problemen.
Mevrouw de minister, ondanks de sensibiliserings- en preventiecampagnes wachten vrouwen die hiermee geconfronteerd worden nog steeds heel lang voor ze ermee naar buiten treden. Zij hebben vaak last van schaamte en vooral van schuldgevoelens. Vaak hebben zij het plichtsbesef om bij hun partner te blijven. Het duurt heel lang voor ze structureel geweld binnen het gezin kunnen en durven te erkennen. Via onderzoek is bewezen dat dat nochtans belangrijk is in de aanpak van dat geweld.
Het aantal aangiftes is erg beperkt. Vrouwen zijn ervan overtuigd dat een aangifte hun situatie niet ten goede zou komen en dat het enkel erger zou worden. Recent onderzoek toont ook aan dat vrouwen die klacht hebben ingediend, niet tevreden zijn over de afhandeling en de resultaten ervan.
Dit is cruciaal, want het gebeurt vaak dat men na het fysieke of psychische geweld psychologische hulp nodig heeft. Naast de sensibiliserings- en preventiecampagnes blijft dat heel belangrijk. In het verleden hebben we daar al belangrijke stappen in gezet. Nu moeten we die tweede heel belangrijke stap zetten. De psychologische hulp bestaat al, maar dat is niet voldoende. Mevrouw de minister, zult u nog extra incentives geven om naast de sensibiliseringscampagnes de tweedelijnshulpverlening te realiseren?
Minister Heeren heeft het woord.
In 2006 hebben we beslist om het algemeen welzijnswerk een heel belangrijke rol te geven in de problematiek van het intrafamiliaal geweld. Enkele weken geleden is dit hier ook aan bod gekomen in de plenaire zitting. We hebben het voorbije jaar veertien extra personeelsleden ter beschikking gesteld aan de CAW's, bovenop de middelen voor ambulante en residentiële hulpverlening.
De rol van het CAW was heel duidelijk afgelijnd inzake het partnergeweld. Het moest een laagdrempelig aanspreekpunt zijn voor iedereen die erdoor wordt getroffen. Ik wil partnergeweld een beetje nuanceren. Het zijn vaak vrouwen die ermee worden geconfronteerd, maar ik durf zeggen dat er ook mannen slachtoffer zijn van partnergeweld. Voor hen is het nog veel moeilijker om daarmee naar buiten te komen.
Een tweede centrale taak van de CAW's is dat ze direct tussenbeide komen in de crisissituatie. Ze moeten een hulpaanbod doen binnen hun eigen mogelijkheden, ofwel in samenwerking met een andere organisatie, naar wie ze toeleiden. De hulpverlening moeten ze heel concreet opvolgen, maar ze moeten ook oog hebben, niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor de geweldpleger en uiteraard voor de kinderen.
Dat staat allemaal in een omzendbrief van 7 juli 2006, u allicht bekend. De hulpopdracht van de CAW's moeten we inpassen tegen de achtergrond van het justitiële beleid inzake partnergeweld, waarin wij ons hebben ingeschreven. We zijn nu enkele jaren verder. We hebben geoordeeld dat nu het moment is gekomen voor een evaluatie. Vandaar dat een heel kortlopend wetenschappelijk onderzoek op dit moment wordt uitgevoerd door de Hogeschool Kempen.
Onze bedoeling is een antwoord te krijgen op een aantal vragen. Een eerste vraag is hoeveel slachtoffers en plegers de CAW's bereiken. Zijn de doorverwijzingen effectief? Wat zijn de resultaten daarvan? Hoeveel doorverwijzingen zijn er? Welk hulpaanbod is er beschikbaar, in en vooral ook buiten het algemeen welzijnswerk? Is er een aanbod voor de slachtoffers, maar ook voor de kinderen die medeslachtoffer of getuige zijn van partnergeweld?
We hebben gevraagd dat het onderzoeksrapport tegen 15 mei klaar is. Aan de hand van de gegevens van dat onderzoek willen we een evaluatie maken en nagaan of we de beleidslijnen niet moeten bijsturen of versterken, en indien ja op welke manier we dat gaan doen in de komende jaren. We zitten met een deadline van 7 juni. De aanzet is in ieder geval gegeven om in een volgende legislatuur de bijsturingen te doen binnen dat belangrijke hulpverleningsaanbod.
Mevrouw de minister, we kijken uit naar het resultaat van dat onderzoek. De drempel voor de slachtoffers is een beetje verlaagd, het taboe om dit aan te kaarten is een beetje doorbroken. De gevolgen van geweld in het gezin zijn op lange termijn toch niet te onderschatten. Dat wil ik aankaarten. Enerzijds hebben we de sensibilisering en preventie, uiteindelijk wordt de stap gezet, maar wij moeten dit verder opvolgen.
Ik hoop echter dat het onderzoek zal aantonen dat hier nog verder op door kan worden gegaan. De tweedelijnshulpverlening moet hier nog een tandje kunnen bijsteken. Enkel op die manier kunnen dit probleem en het recidivisme worden aangepakt. Bij intrafamiliaal geweld is het cruciaal dat we aandacht hebben voor de kinderen binnen het gezin. Ook hun toekomst wordt hierdoor bepaald.
De heer Dehaene heeft het woord.
Ik sluit me aan bij mevrouw De Wachter. De afgelopen jaren hebben de minister en haar voorgangers zeer goede initiatieven genomen. We juichen dat toe. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen, ook in dit geval. Ik besef echter dat dit zeer moeilijk is met deze problematiek. De Vlaamse overheid moet dan ook vooral inzetten op het zo snel mogelijk bereiken van die mensen. We moeten ervoor zorgen dat de problematiek bespreekbaar blijft. We hebben daar de laatste jaren in geïnvesteerd. We moeten het aantal keren dat personen worden mishandeld, kunnen terugdringen. Ik heb ooit in een studie gelezen dat vooral vrouwen gemiddeld zevenmaal worden mishandeld. Maar u hebt overschot van gelijk, mevrouw de minister, dat niet enkel vrouwen worden mishandeld. Wanneer we dat aantal kunnen terugdringen en mensen kunnen aanmoedigen om sneller hulp in te roepen, dan is dat ook al een heel belangrijke verwezenlijking.
Mevrouw de minister, enkele weken geleden hebt u middelen vrijgemaakt voor onder andere het crisisopvangcentrum Haven 21. Dat was een zeer welkome tegemoetkoming voor de regio Vlaams-Brabant, en in het bijzonder voor Halle.
Wanneer de studie is afgerond, zou ik u willen vragen om rekening te houden met het feit dat er in bepaalde regio's een veel te klein of geen aanbod is. Bij eventuele nieuwe initiatieven moet daarmee rekening worden gehouden zodat hulp kan worden geboden in elke regio van Vlaanderen.
Onze uitdaging moet inderdaad zijn om het hulpverleningsaanbod zo laagdrempelig en toegankelijk mogelijk te maken. We moeten zo snel mogelijk kunnen toeleiden en doorverwijzen. Mijnheer Dehaene, ik zal rekening houden met uw suggestie. Ik heb een werkbezoek gebracht aan CAW Haven 21. Het is niet zo evident voor een dergelijke organisatie om in zo'n gebied te opereren. Met de extra injectie die we nu hebben kunnen krijgen, moet nog een betere samenwerking mogelijk zijn met de andere CAW's uit de regio's.
Mevrouw de minister, laagdrempeligheid is inderdaad cruciaal. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is het belangrijk dat alle actoren worden betrokken bij de strijd tegen het intrafamiliaal geweld. Laagdrempeligheid is belangrijk opdat mensen eindelijk die stap durven zetten. Maar er is ook altijd een stapje terug om de stap te zetten. Het is absoluut noodzakelijk dat we verder overleg hebben met de andere actoren zoals CLB en de vrijetijdssector. Zij zijn vaak de eersten die signalen opvangen van mogelijk intrafamiliaal geweld.
Het incident is gesloten.