Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, statistisch gaat het met de verlaters van het leerplichtonderwijs zonder diploma niet goed. Uit een studie van het Steunpunt Studie- en Schoolloopbaan van de K.U.Leuven, afgeleverd in opdracht van de Vlaamse overheid, blijkt dat op zeven jaar tijd, van 1999 tot 2006, het aantal jongeren dat zonder diploma uit het leerplichtonderwijs stapt, is gestegen van 12,3 percent naar 14,5 percent. Bij de jongens gaat het om een stijging van 14,3 percent naar 17,6 percent; de meisjes ronden de kaap van 10 percent met een stijging van 8,9 percent naar 10,5 percent.
Ik denk dat de minister en het Vlaams Parlement dit probleem ten volle onderkennen. In Vlaanderen in Actie is ter zake een zeer duidelijke ambitie opgenomen. Het is de bedoeling het aantal ongekwalificeerde schoolverlaters drastisch aan te pakken. Volgens mij staat in de Lissabon-doelstellingen trouwens iets gelijkaardigs geformuleerd. In het Pact 2020 staat letterlijk dat het aantal schoolverlaters die het secundair onderwijs zonder voldoende kwalificaties verlaten tegen 2020 moet worden gehalveerd. Als ik me niet vergis, betreft het hier een optie die ook al in het Pact van Vilvoorde is opgenomen.
Ik zou me er gemakkelijk van af kunnen maken. Ik zou gewoon kunnen zeggen dat de ambities van Vlaanderen in Actie te hoog gegrepen zijn. Dat zou echter enigszins defaitistisch zijn. We moeten die ambitie hebben. De vraag is hoe we dit willen realiseren. Ik zou de minister hierover een aantal vragen willen stellen. Volgens het Reglement van het Vlaams Parlement moet ik me echter tot mijn hoofdvraag beperken.
Er zijn cijfers voor de hele Europese Unie. Die cijfers tonen in feite het tegendeel aan. Als ik me niet vergis, omvatten die cijfers ook de kwalificaties die op andere onderwijsniveaus, zoals de volwassenenopleidingen en de opleidingen van de VDAB, kunnen worden gehaald. Ik wil me hier volledig op het leerplichtonderwijs focussen.
Mijnheer de minister, hebt u plannen? Op welke wijze wilt u, in het licht van de concrete doelstellingen die in het Pact 2020 zijn verwoord, een strategie uitbouwen? Ziet u het gedeeld diploma als een oplossing? Op die manier zouden jongeren kunnen aantonen welke vaardigheden ze toch hebben verworven. Ziet u nog andere mogelijkheden?
Mijnheer Van Dijck, aangezien het hier een actuele vraag betreft, moet het antwoord van de minister ook beperkt blijven.
In dat geval wil ik me beperken tot de cijfers betreffende de diploma's. Op welke manier kan de minister die cijfers in het licht van de Europese statistieken duiden?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, de cijfers voor de hele Europese Unie verschillen enigszins van de door de heer Van Dijck aangehaalde cijfers voor Vlaanderen. De definities zijn ook een beetje verschillend. Ik vind de cijfers voor Vlaanderen betrouwbaar. Ze wijzen op een groeiend probleem, namelijk het aantal jongeren die de school zonder diploma verlaten. We moeten deze cijfers niet door middel van verwijzingen naar andere cijfers proberen te relativeren.
De cijfers tonen aan dat we de verlaging van de ongekwalificeerde uitstroom terecht als een cruciale doelstelling in Vlaanderen in Actie hebben opgenomen. De minister-president, de sociale partners, de Vlaamse Regering en alle andere betrokkenen hebben dit punt terecht heel centraal gesteld.
Laten we even naar de cijfers kijken. Het gaat om jonge mensen die in 2006 22 jaar oud waren. Die mensen zijn in de tweede helft van de jaren tachtig in het kleuteronderwijs toegekomen. Ze hebben in het midden van de tweede helft van de jaren negentig de overgang van het lager onderwijs naar het secundair onderwijs gemaakt. Nu worden ze als ongekwalificeerde uitstroom geteld. De kans is groot dat het toen al misliep. Misschien liep het voor sommigen al mis in de kleuterschool. Voor anderen liep de overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs mis. Dit geldt waarschijnlijk voor tamelijk wat van die mensen. Ze kozen een verkeerde richting of ze vonden hun weg in het secundair onderwijs niet. Misschien liep het mis na de eerste graad van het secundair onderwijs, ergens in de loop van de jaren negentig.
Ik zal even verklaren waarom ik dit zo sterk benadruk. Indien we de ongekwalificeerde uitstroom binnen twaalf jaar willen verbeteren, moeten we nu actie ondernemen. Het effect van die actie zal binnen twaalf jaar zichtbaar worden. Een dergelijke actie begint in de kleuterklas en loopt doorheen de lagere school tot de overgang van het lager onderwijs naar het secundair onderwijs en nog verder.
We ondernemen in elk geval actie. Ik zal een paar voorbeelden geven.
We hebben het deeltijds onderwijs en het deeltijds leren op twee vlakken in belangrijke mate hervormd. We bieden de jongeren die de schoolbanken moe zijn, een alternatief. De eerste hervorming houdt in dat we niet langer aanvaarden dat leerlingen halftijds leren en voor de rest rondhangen. Ze moeten vijf dagen per week bezig zijn.
En we zijn inderdaad de beweging aan het maken. De laatste cijfers die ik heb over de realisatie van het principe van voltijds engagement tonen aan dat we nu een realisatie hebben van 76 tot 77 percent van de betrokken jongeren die effectief vijf dagen per week goed bezig zijn. Dat is een hoog cijfer want er zullen er altijd zijn die even in een overgang zitten van iets naar iets anders en die tellen we dan even als 'niet bezig'. In vergelijking met vroeger is dat een duidelijke stijging. In vergelijking met vorig jaar is dat een stijging van 8 tot 10 percent. Het gaat dus echt vooruit en het begint te werken. Op het terrein weet men dat dat de bedoeling is: vijf dagen per week bezig zijn.
Ten tweede geven we ook binnenkort aan die jonge mensen, als ze resultaat bereiken in het deeltijds onderwijs, dezelfde getuigschriften die men ook krijgt in het voltijds onderwijs als ze inderdaad dezelfde vorming volgen. Dat kan een getuigschrift tweede graad zijn of een getuigschrift derde graad. En in de verdere toekomst - het is nog niet voor volgend jaar - krijgen ze eventueel zelfs een volledig diploma secundair onderwijs als ze dezelfde basisvorming hebben gedaan. Ze krijgen dus ook een beloning en een valorisatie van een goed resultaat. Dat was vroeger niet zo. We zullen ze dan ook tellen als gekwalificeerd. Dat zal ook de statistieken veranderen, maar ze moeten dan ook echt geslaagd zijn.
In de volgende regeerperiode zullen we echt moeten nadenken over de structuur van het secundair onderwijs. We moeten een bredere basisvorming hebben waarbij jongeren meer worden geconfronteerd met al hun soorten talenten. Nog verder stroomopwaarts moeten we de overgang tussen basis- en secundair onderwijs fundamenteel herbekijken. Eigenlijk zijn we dat aan het doen, mede dankzij uw steun, want de decreten die we hier recent hebben goedgekeurd en die nu nog op de agenda komen in verband met de eindtermen, zijn allemaal decreten waarbij we in één beweging de doelstellingen vaststellen voor het basisonderwijs, einde basisonderwijs en eerste graad secundair onderwijs. We hebben dat gedaan voor ICT. We doen dat voor Nederlands en voor moderne vreemde talen. Met name voor Frans is dat een probleem en daar moeten we echt corrigeren. We doen dat voor technologie, techniek, natuurwetenschappen. We zorgen er bewust voor dat er één continue lijn is die van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs loopt, waarbij men ook van elkaar weet waar die leerling moet staan en waar we die oppikken in het secundair onderwijs.
We werken sterk rond studiekeuze. Dat is een moeilijk onderwerp omdat het tussen de oren van de mensen zit. Er zitten verkeerde dingen tussen de oren van de mensen. We werken er hard aan met een nieuw profiel voor de CLB's enzovoort. U weet dat er straks een decreet over de kleuterklassen wordt goedgekeurd. Ook daar gaan we sterker op werken.
Wat we voor ogen moeten houden, is dat we nog vele jaren werk hebben. Vandaar dat ik ook spreek van een tienkamp voor gelijke onderwijskansen, maar ik denk wel dat we nu een aantal belangrijke oriënteringen nemen. De volgende legislatuur zal het moeten hebben over de organisatie zelf van het secundair onderwijs.
Mevrouw de voorzitter, ik was me bewust van de breedheid die met deze vraag moest worden bespeeld. Mijnheer de minister, er zijn inderdaad heel veel facetten. Het klopt dat u zegt dat deze leerlingen in de jaren tachtig in het onderwijs zijn gestart. In 2007 waren ze 22.
Ik neem akte van de oplijsting die u hebt gemaakt. Er zijn inderdaad heel wat nieuwe incentives gegeven. Ik blijf toch wijzen op het belang van de juiste oriëntering. Het taalaspect wordt door u ook onderkend. Er is nog steeds een probleem met anderstalige jongeren en jongeren van allochtone afkomst. Ik weet niet in hoever dat in deze cijfers tot uiting komt. Het is geweten dat er bij hen achterstand is, en die wensen wij toch met bekwame spoed weg te werken.
De heer Pieters heeft het woord.
Mijnheer de minister, geachte collega's, u zegt terecht dat studiekeuze heel belangrijk is, maar u zegt dat de eerste resultaten pas over 10 tot 12 jaar zichtbaar zullen zijn. Het is nu voor ons moeilijk om dit te beoordelen, want dan zijn we twee legislaturen verder.
We kunnen het ons moeilijk veroorloven dat een halve generatie er tussenuit valt. Er zijn nu eenmaal kinderen en jongeren in die periode met een opleiding begonnen. In de commissie hebben we ook al gezegd dat leeftijdsgebonden onderwijs niet zo eenvoudig is. Niet iedereen zit volgens zijn leeftijd in het juiste jaar. Er zijn een aantal leerlingen die in het secundair onderwijs jaren hebben moeten overdoen. Wat doet u dan concreet met 18-jarigen, want er is een leerplicht tot 18 jaar, die hun middelbare school nog niet hebben afgemaakt?
Welke initiatieven neemt u nu voor de jongeren die vijf, zes of tien jaar geleden aan de opleiding begonnen zijn? Welke concrete acties onderneemt u nu om deze schoolverlaters, die in feite niet verplicht zijn om naar school te gaan, toch nog onder de arm te nemen?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben het met u eens dat het voltijds engagement voor de jongeren die kiezen voor deeltijds leren en werken een positieve stap is. Het is wel belangrijk dat we opvolgen of de jongeren vandaag wel terechtkomen in de juiste trajecten. Wat is in dat kader de impact van de moeilijke economische situatie waarin we ons vandaag bevinden? Dat vind ik een belangrijk element om, naast het voltijds engagement, zeer goed op te volgen.
Wat is op dit moment de stand van zaken van de werkgroep die de blauwdruk voor het secundair onderwijs voorbereidt? De hervorming van het secundair onderwijs, die de volgende legislatuur waarschijnlijk op de agenda komt te staan, is heel belangrijk. De keuze voor meer flexibele leerwegen zou een heel belangrijke optie kunnen zijn om de problematiek van de ongekwalificeerde uitstroom aan te pakken.
Het woord blauwdruk is eigenlijk een ongelukkig woord. Ik ga dat niet meer gebruiken, want het geeft de indruk dat er een kant-en-klaar plan over het toekomstige secundair onderwijs bestaat. Het gaat meer over uitgangspunten en visie.
Ik denk dat we op het einde van deze regeerperiode de volgende regeerders moeten stofferen met een aantal uitgangspunten en debatstof, maar niet met een helemaal kant-en-klare blauwdruk. Dat zou nogal gek zijn, want daarvoor moet men toch heel veel overleg en discussie hebben.
Er is dus een werkgroep die daaraan werkt. Ik houd me daar niet mee bezig, want die werkgroep werkt in volle onafhankelijkheid. Ik denk dat dat ook het beste is. Ik ga ervan uit dat, voor de volgende Vlaamse Regering wordt gevormd en liefst voor de verkiezingen, we daar ook een rapport van krijgen. Dat zal discussiestof zijn, want het zijn gevoelige kwesties.
Wat het voltijds engagement betreft, kan ik natuurlijk vandaag niet zeggen wat de impact is van de crisis op het aanbieden van deeltijdse jobs, bijvoorbeeld voor jongeren in het deeltijds onderwijs. Dat zal wel niet goed zijn, denk ik, maar wat het effect precies is, weet ik niet.
Mevrouw Helsen, we hebben met u ook heel veel gediscussieerd vooraleer we erdoor waren. Ik wil onderstrepen dat het bijzonder belangrijk is dat we dat decreet nu hebben. We zien op het terrein dat de scholen nu echt wel inzien dat twee dagen op de schoolbanken zitten en drie dagen werken of in een project zitten het systeem is. Dat begint te groeien en de cijfers zijn ook gunstig. Het was ook tijd dat dat gebeurde.
Mijnheer Pieters, natuurlijk wachten we niet tot problemen zich uiteindelijk gesteld hebben. We zullen niet wachten tot 2020 om te kijken waar we staan. De hervormingen van het deeltijds leren die we doorvoeren, zijn cruciaal om jongeren die anders op achttien- of negentienjarige leeftijd gewoon stoppen omwille van hun leeftijd, toch op een zinvol spoor te houden. Vanaf volgend jaar zal dat ook leiden tot getuigschriften en in de verdere toekomst zelfs tot een diploma secundair onderwijs, als men ten minste de nodige algemene vakken doet.
Een moeilijker probleem zijn natuurlijk degenen die niet kiezen voor het deeltijds onderwijs, toch schoolmoe zijn, blijven zitten, achttien jaar worden en de school gewoon verlaten. Dat is een moeilijker probleem. Dat hangt samen met allerlei toestanden, waarop we preventief moeten werken.
Ik vind het belangrijk dat we in ons volwassenenonderwijs meer kansen bieden voor mensen, om in de jaren daarna, als ze misschien wat tot bezinning zijn gekomen en het belang van een diploma inzien, op een gemakkelijke manier aan een diploma secundair onderwijs te komen. Daarmee wil ik niet zeggen dat de lat laag ligt, maar het moet gemakkelijk doenbaar zijn om bijvoorbeeld een technisch beroep te leren en tegelijkertijd de algemene vorming te verwerven die nodig is voor het diploma secundair onderwijs. Dat soort dubbel spoor, iets technisch of een beroep leren en ondertussen algemene vorming leren en een diploma secundair onderwijs verwerven als men 22, 25 of 30 jaar is, zou door de hervorming van het volwassenenonderwijs wel gemakkelijker moeten zijn.
Mijnheer de minister, ik hoop dat in het jaar 2020, wanneer men de evaluatie maakt van Vlaanderen in Actie, men kan zeggen dat het cijfer gehalveerd is en dat degene die dan minister van Onderwijs is, even terugdenkt aan u en ons, die dat allemaal mogelijk hebben gemaakt.
Als we nu eens een afspraak zouden maken? (Gelach)
Het incident is gesloten.