Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer Verstreken, verslaggever, heeft het woord.
Het ontwerp van decreet over de toeristische samenwerkingsverbanden werd in de commissie goed besproken. De minister-president heeft er in zijn uiteenzetting op gewezen dat toerisme een heel dynamische groeisector is waarvan de structuur sinds de jaren tachtig ook ingrijpend is veranderd. Terwijl vroeger bijna eenzijdig gefocust werd op informatieverstrekking en promotie, gaat er vandaag bijzonder veel aandacht naar onder andere infrastructurele uitbouw, aanbodontwikkeling en alle aspecten van toeristische marketing, gaande van marktonderzoek en productontwikkeling tot commercialisering.
De oorzaak hiervan is dat de markt voortdurend in beweging is en dat de druk van de concurrentie steeds groter wordt. Die bijzonder concurrentiële omgeving vergt dan ook een geschikte organisatorische omkadering en een efficiënte samenwerking tussen de betrokken actoren in het toeristische werkveld. Aangezien de verhoogde dynamiek op het vlak van toerisme zich voordoet op de verschillende beleidsniveaus, is een efficiënte en gestructureerde manier van communicatie en overleg noodzakelijk.
Het spreekt voor zich dat een marktconform toeristisch product niet noodzakelijk overeenstemt met de administratieve grenzen van een gemeente, arrondissement of provincie of zelfs een landgrens. Een toeristisch werkingsgebied moet daarenboven ook een zekere minimumschaal hebben om op het vlak van toeristische beeldvorming en marketing een rol te kunnen spelen. Om die reden werken de provincies en gemeenten, met ondersteuning van het Vlaams niveau, al enige jaren aan een nieuwe oriëntatie op basis van de principes van gebiedsgerichte werking, subsidiariteit en een integraal beleid.
Het gevolg van deze nieuwe oriëntatie is tweevoudig. Er moet een duidelijke afbakening komen van elke toeristische regio, conform de perceptie van de toerist. Deze regio's dienen vanuit toeristisch oogpunt ten volle ontwikkeld en gepromoot te worden.
De toeristische samenwerkingsverbanden hebben als voordeel een verdere professionalisering van de sector en een verruiming van de visie op gemeentelijk vlak tot een regionale visie. Hierdoor worden meer overheidsmiddelen gegenereerd voor toerisme, en er is nu ook binnen een dergelijk ruim regionaal kader samenwerking mogelijk met de privésector en aanverwante instellingen.
Sinds de inwerkingtreding van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking (IGS) wordt het bestaan van dergelijke toeristische samenwerkingsverbanden bedreigd. Zo stelde de Vlaamse Raad voor Toerisme al in een spoedadvies van 24 juni 2002 met betrekking tot de impact van het decreet IGS op de toeristische structuur in Vlaanderen vast dat het decreet de bestaande en toekomstige toeristische gebiedswerking verhindert en problematische bepalingen bevat voor wat betreft het financiële luik, het bestuurlijke luik en de participatie van de privésector in toeristische samenwerkingsverbanden.
Elk samenwerkingsverband waarin twee of meer gemeenten participeren, moet een organisatievorm hebben aangenomen zoals bepaald in het decreet IGS of moet een geëigende uitdrukkelijke rechtsgrond hebben om hiervan af te wijken. Dat eerste is echter niet gebeurd, aangezien de huidige toeristische samenwerkingsverbanden activiteiten uitoefenen die niet in te passen zijn in de rechtsvormen waarin het decreet IGS voorziet.
Het ontwerp van decreet beoogt drie doelstellingen. Het wil rechtszekerheid creëren voor kwalitatieve toeristische samenwerkingsverbanden. Het wil een vlotte samenwerking mogelijk maken tussen gemeenten, provincies en de privésector in toeristische samenwerkingsverbanden, zonder daarbij de algemene bestuurlijke en democratische kwaliteit van het decreet IGS uit het oog te verliezen. Het streeft naar de ondersteuning van kwalitatieve samenwerkingsverbanden door de Vlaamse overheid.
Zowel meerderheid als oppositie spraken zich in de commissie positief uit over dit ontwerp van decreet. Het werd unaniem aangenomen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Peumans heeft het woord.
Dit ontwerp van decreet is tot stand gekomen dankzij minister Bourgeois. Het was al klaar van september vorig jaar. Ik vraag me af waarom het tot februari 2009 moest blijven liggen. (Opmerkingen)
Het is volledig afgewerkt door de afgezette minister Bourgeois.
Mevrouw de voorzitter, ik vind dit geen stijl van de minister-president. Ik heb het stuk nagekeken, en ik heb vastgesteld dat het al in september van vorig jaar werd goedgekeurd door de regering. We zijn nu februari 2009, de kwestie was hoogdringend, maar is gewoon vijf maanden blijven liggen.
Mijnheer Peumans, dat is niet juist.
Mijnheer de minister-president, dat is wel juist.
Mijnheer Peumans, dat het gewoon is blijven liggen, is niet juist, maar ik treed hierover niet in debat. Ik dank de verslaggever en de unanimiteit in de commissie. Ik betreur een beetje uw opmerking, maar goed, ieder zijn verantwoordelijkheid.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 1853/1)
De artikelen 1 tot en met 12 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.