Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Glorieux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, een aantal decennia geleden werd binnen de Verenigde Naties het Internationaal Atoomenergie Agentschap opgericht. Wat later werd onder de noemer van de OESO het Internationaal Energie Agentschap opgericht. En onder de noemer van de Europese Unie ten slotte hebben we het EGKS- (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) en het Euratom-verdrag gehad. Dat zijn allemaal grote, internationale verdragen die zich zeer specifiek met energie bezighielden.
Jammer genoeg hadden we tot op heden geen specifiek agentschap dat zich ook met hernieuwbare energie - dé energiebron van de toekomst - bezighield. Tot afgelopen maandag en dinsdag, toen in Bonn de stichtingsvergadering plaatsvond van het International Renewable Energy Agency, kortweg IRENA.
We hebben echter tot onze grote verbazing gemerkt dat België en Vlaanderen niet toegetreden zijn tot dat agentschap. Ik las in de media dat u als argumentatie daarvoor gaf dat u eerst wilt evalueren en onderzoeken of dat agentschap geen dubbel werk betekent en of het wel een meerwaarde heeft, naast het reeds bestaande Internationaal Energie Agentschap.
Uiteraard is er een grote meerwaarde. Zo houdt dit nieuwe agentschap zich voor de volle honderd percent bezig met hernieuwbare energie, terwijl bijvoorbeeld het Internationaal Energie Agentschap amper 2 percent van zijn budget aan hernieuwbare energie spendeert en het overgrote deel van zijn werking uitgaat naar de klassieke energiebronnen, en dan vooral fossiele brandstoffen en kernenergie.
Het verbaast ons dan ook sterk dat Vlaanderen, dat via het MIRA-project ook steun verleent aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van de nieuwe generatie kernreactoren, hier de boot dreigt te missen door niet actief en vol enthousiasme in te stappen in dit nieuwe internationale project.
Mevrouw de minister, waarop wachten Vlaanderen en België eigenlijk om toe te treden tot dit International Agency for Renewable Energies?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Glorieux, laat mij eerst een onduidelijkheid rechtzetten: uw bewering dat er geen interesse zou zijn, is absoluut niet juist. Er is absolute interesse om toe te treden tot het nieuwe agentschap IRENA. België was daar aanwezig als waarnemend lid. Er is nog tijd tot juni om het engagement op te nemen om stichtend lid te worden. Er wordt vandaag dus geen boot gemist. Mijn administratie heeft mij zelfs bevestigd dat wij deel hebben genomen aan de statutaire vergaderingen waarbij de structuur van IRENA moest worden bepaald.
Waarom heeft de lidstaat België vandaag nog geen beslissing genomen om te participeren? Er zijn twee redenen. Ten eerste moeten we intern afspraken maken. Wie zal er vertegenwoordigen en op welke manier? Er moet jaarlijks 500.000 euro betaald worden. Wie zal dat betalen? Wordt dat een afwisselend systeem? Wordt dat door de gewesten gedragen?
De tweede reden is nog veel belangrijker. Mijnheer Glorieux, u verwijst zeer terecht naar het Internationaal Energie Agentschap of IEA. Ik ben nog niet zo lang geleden in Parijs geweest bij de voorzitter, de heer Tanaka, omdat Vlaanderen agreements ondertekend heeft rond hernieuwbare energie en de technologie ervoor. Samen met andere landen zijn we ingestapt in samenwerkingsverbanden die technologie voor hernieuwbare energie moeten ontwikkelen en ondersteunen, waarbij men ons met raad en daad bijstaat. Dan is het toch logisch dat je je de vraag stelt wat IRENA ons als extra ondersteuning kan bieden. En als die extra ondersteuning er is, hoe zullen we concrete afspraken en samenwerking krijgen tussen het IEA en IRENA? Als er één ding is dat we absoluut kunnen missen in de sector van de hernieuwbare energie, is het dat concurrerende agentschappen worden opgericht die in plaats van goed samen te werken elkaar tegenwerken.
Er moet dus aan twee voorwaarden voldaan worden. Er moeten intern goede afspraken worden gemaakt, maar dat zal wel in orde komen. Internationaal moeten er goede afspraken zijn over hoe de relatie zal zijn tot onder andere de agreements voor hernieuwbare energie, die Vlaanderen al getekend heeft. Als die twee knopen ontward zijn, is er geen enkel obstakel meer om lid of stichtend lid te worden van IRENA. We hebben daarvoor nog tijd tot juni.
Mevrouw de minister, het valt me toch op dat men telkens als het over zaken zoals hernieuwbare energie gaat, tijd genoeg heeft om zich aan te sluiten. U zegt zelf dat de voorbereiding van IRENA al twee jaar bezig is. U zegt dat België daarbij betrokken was. Waarom zijn in die twee jaar dan nog niet de interne afspraken gemaakt over wie zal financieren en vertegenwoordigen? We hebben er al twee jaar tijd voor gehad. Dat hoeven we toch nu niet te doen.
Wat de concurrentie betreft met het IEA: het IEA ressorteert onder de OESO. Dat betekent dat het enkel en alleen voor de club van rijke landen werkt. Het nieuwe agentschap voor hernieuwbare energie heeft net een wereldwijde scope en probeert dus ook de technologie in synergie met de noden van ontwikkelingslanden te ontwikkelen.
Als Vlaanderen hebben we er net alle belang bij om onze boontjes in de eerste plaats te week te leggen bij een organisatie die uitsluitend de energiebronnen van de toekomst en daarmee de jobs van de toekomst zal ontwikkelen. In de media lezen we bijna dagelijks berichten over de booming business van de hernieuwbare energie. Daarvoor zou de Vlaamse Regering moeten kiezen, in plaats van een werkgroepje binnen het IEA, dat in de eerste plaats als doel heeft om de klassieke energiebronnen zoals fossiele brandstoffen en kernenergie verder te promoten en ontwikkelen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik moet zeggen dat ik toch ook de wenkbrauwen fronste toen ik vernam dat Vlaanderen niet als stichtend lid zou deelnemen aan de stichtingsconferentie van IRENA. Zes dagen voor die conferentie, op 20 januari in Hasselt op het slotforum van Vlaanderen in Actie, hebben we net vernomen dat een van de vijf doorbraken die we moeten realiseren tegen 2020 de profilering van Vlaanderen is als een groen netwerk van steden - ik citeer - "door te excelleren in slimme energie". In het ViA-actieplan staat letterlijk dat er grote onderzoeksprojecten moeten worden opgezet rond onder andere wind-, zonne- en bio-energie om ervoor te zorgen dat Vlaanderen aan de top komt te staan in dit domein.
Dan denk ik dat we inderdaad de boot niet mogen missen om deze zaken te doen in het kader van een internationale coalitie die op gang getrokken wordt door landen die veel meer dan Vlaanderen adelbrieven kunnen voorleggen op dit gebied. Denemarken, Spanje en Duitsland zijn de koplopers op mondiaal vlak.
Mevrouw de minister, we moeten heel snel werk maken van ons stichtend lidmaatschap. Het biedt ook een kans voor de Vlaamse bedrijven die nu al aan de spits staan van de technologische ontwikkeling. Ik denk aan IMEC, C-Power en Hansen Transmissions. Voor hen zou IRENA een vehikel kunnen zijn om aan internationale marktverkenning en ‑ontwikkeling te kunnen doen.
Mevrouw de minister, daarom hoop ik dat u er werk van maakt dat Vlaanderen stichtend lid wordt opdat we tegen 2020 een stichtend voorbeeld kunnen zijn op het vlak van hernieuwbare energie.
Mijnheer Vandenbroucke, ik ben plaatsvervangend beschaamd als ik u hoor praten. U verwijst naar VIA van drie dagen geleden en naar slimme energienetwerken. Het zou misschien nuttig zijn om de statuten van IRENA eens te lezen en na te gaan wat de bedoeling en de meerwaarde ervan is. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Inderdaad, baseer u op wat meer dan de kranten. We hebben tijd tot juni. We weten dit sinds 7 januari 2009. Vlaanderen kan geen lid worden, België kan dat wel. Bij de OESO is dat anders. Daar heb ik enkele maanden geleden de garantie gekregen van het Internationaal Energie Agentschap dat het bereid is om ons ondersteuning te geven inzake hernieuwbare energie en technologische investeringen. Het agentschap is bereid om specifiek voor Vlaanderen een onderzoeks- en meetproject te ontwikkelen. Ik ben speciaal naar Parijs gegaan om na te gaan hoe we de mogelijkheden in Vlaanderen kunnen versterken.
IRENA heeft ook als doel advies te geven aan de regeringen, maar,? ik citeer uit het verslag: ?Volgens de Duitse gesprekspartner is het hoofddoel van IRENA het adviseren van regeringen? - in Vlaanderen hebben we daar al een heel belangrijk forum voor, IRENA zal niet Vlaanderen, maar België adviseren - ?vooral dan ontwikkelingslanden, betreffende hun beleid op het gebied van hernieuwbare energie.?
Daar komt voor ons het interessante punt, dat we moeten uitwerken. We hebben in Vlaanderen een aantal bedrijven voor wie de export naar onder andere ontwikkelingslanden heel belangrijk kan zijn. We hebben dat ook in België. We moeten dat spoor nu verfijnen en heel goed weten over welke projecten en welke samenwerking met derdewereldlanden het gaat. Dat weten we sinds 7 januari. Mijnheer Vandenbroucke, als u me vandaag kwalijk neemt dat ik niet zomaar 500.000 euro neerleg en drie maal dezelfde studie vraag, dan zeg ik neen. We moeten maatwerk doen en zorgen dat we de juiste maatregel nemen en op een juiste manier tot iets nieuws toetreden. En dat zal ook gebeuren. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw de minister, ik blijf bij mijn initiële vraag. Waarop wacht u eigenlijk? U had al twee jaar de tijd om al de vragen die hier worden gesteld te beantwoorden.
7 januari, mijnheer Glorieux.
U had twee jaar de tijd om op die vragen een antwoord te zoeken. In tegenstelling tot een heleboel andere landen gaan wij de kat uit de boom kijken. Ik vind dat erg.
In de jaren 80 hebben we de eerste keer de boot gemist. Toen heeft de toenmalige minister van Wetenschapsbeleid Verhofstadt alle fondsen voor de ontwikkeling van de technologie van windturbines stopgezet. Denemarken heeft al die octrooien opgekocht, met het gevolg dat vandaag in Denemarken meer mensen tewerkgesteld zijn in de windenergiesector dan in Vlaanderen in de automobielsector.
Ik sluit af met de woorden van de heer Gabriels: "Stop met spelletjes te spelen op de rug van de arbeiders." (Applaus bij Groen!)
Mijnheer Vandenbroucke, dit is geen debat. Ook de minister krijgt het woord niet meer. Het debat kan in de commissie worden voortgezet.
Ik mocht er geen vraag om uitleg over stellen.
Mijnheer Vandenbroucke, dat was veertien dagen geleden. Ik heb vernomen dat er ondertussen andere feiten tot stand zijn gekomen. Ik beoordeel een actuele vraag altijd op de dag van vandaag.
Het incident is gesloten.