Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, mijnheer de minister, op 15 oktober heb ik u ondervraagd over het DBFM-dossier. U hebt toen aangekondigd dat over een paar weken een beslissing zou worden genomen. Uiteraard wil ik u niet opjagen of u aanzetten tot onnauwkeurigheden. Dat heb ik vorige maal al gezegd. Toch wil ik een aantal vragen en zorgen formuleren.
We staan aan de vooravond van een beslissing die kan leiden tot een in Vlaanderen ongeziene operatie qua scholenbouw. We spreken over de bouw van 211 scholen via een DBFM-vennootschap, waarbij 1 miljard euro moet worden opgehaald.
Laat het duidelijk zijn, ook voor de christendemocraten is dit een belangrijk dossier. In de eerste plaats moet de jarenlange achterstand worden weggewerkt. Dit dossier sluit trouwens perfect aan bij de inspanningen op het vlak van energiebesparing van de minister van Leefmilieu. Sommige scholen zijn amper geïsoleerd. Dit dossier moet snel in praktijk worden omgezet.
In deze economische situatie kan de bouwsector een nieuwe impuls goed gebruiken. Met andere woorden: hoe sneller hoe liever en hoe meer hoe beter. Uiteraard moeten er voldoende financiële en juridische waarborgen bestaan. We hebben geen behoefte aan avonturen.
Ik heb gelezen dat op de agenda van de regering deze vrijdag de voorkeurskandidaat zal worden aangeduid waarmee verder zal worden onderhandeld. Uiteraard stel ik daar geen vragen over. Een ander punt op die agenda is de oprichting van een dochtermaatschappij die zal fungeren als gangmaker voor de DBFM-vennootschap. We zijn daaromtrent nieuwsgierig. Wat houdt dat juist in? Zal dit de procedure versnellen? Dan hebben we daar geen problemen mee. Toch zouden we heel graag weten op basis van welke criteria sommige scholen sneller kunnen vooruitgaan. Is dat op basis van de chronologische volgorde van indiening van het dossier? Op basis van de noodwendigheden? Spelen er nog andere elementen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Ik waardeer bijzonder uw zorg en hardnekkigheid, mijnheer De Meyer. U kent het probleem zeer goed en u hebt gelijk. We leveren reeds aanzienlijke inspanningen binnen het klassieke systeem. Tijdens de vorige regeerperiode - en dat is geen kritiek, er waren minder mogelijkheden - leverde men over vijf jaar een bouwmachtigingsinspanning van 752 miljoen euro. In deze regeerperiode zal dat aangegroeid zijn tot 1,26 miljard euro. Dat is een stijging met 500 miljoen euro. Dat is al de moeite. Is het voldoende? Neen. Daarom zoeken we buiten de klassieke begrotingsprocedures op een vernieuwende manier naar middelen, en dat is dan de fameuze DBFM.
Midden oktober heb ik u gezegd dat u nog enkele weken geduld moest hebben. Denk aan Saïdjahs vader en zijn buffel. U moet nog een beetje geduld oefenen. Ik wil me niet laten opjagen. Dat doet u niet hoor, u bent gewoon nieuwsgierig. Ik wil me niet overhaasten. Het gaat om een cruciale beslissing, ik wil ze goed nemen. Het gaat om heel veel scholen en heel veel geld. Het moeten goede scholen worden, goed gebouwd op basis van een goed bestek.
U bent goed geïnformeerd, ik heb intussen ook het idee dat we misschien een turbo moeten plaatsen in het DBFM-project, waardoor we de zaak nog sneller op gang krijgen. Dat wordt onderzocht. U bent terecht bezorgd en ongeduldig, maar alstublieft, jaag mij niet op, heb nog een klein beetje geduld. We zullen die beslissing nemen.
Mijnheer de minister, ik weet niet veel meer dan vóór ik mijn vraag stelde. Ik had nochtans gehoopt van iets meer te vernemen.
Ik heb nochtans mijn best gedaan door nog wat cijfers te geven die u misschien nog niet kende.
Zeker over die dochtermaatschappij had ik graag iets meer gehoord en over de criteria waarmee u zou werken.
Er bestaat een heel oude stelregel - en ik zal dan misschien wel ouderwets zijn - die luidt dat u de minister mag ondervragen over zijn intenties, maar hij hoeft niet te antwoorden. Er moeten eerst beslissingen vallen. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
Ik geloof dat wij in de goede zin van het woord een beetje conservatief zijn, mijnheer Van Dijck.
U hebt al begrepen, mijnheer de minister, dat ik zal blijven zoeken naar de informatie en misschien zal ik die op een andere manier ook vinden. Ik waardeer de inspanningen die tijdens deze legislatuur geleverd zijn, ook via de gewone begrotingen, laat dat duidelijk zijn.
Anderzijds wil ik u toch al meegeven - dan hoef ik dat volgende week dan niet meer te doen bij de begrotingsbesprekingen - dat ik het nog beter had gevonden indien we in 2009 voor wat de reguliere middelen betreft, dezelfde enveloppe zouden hebben als in 2008. Dat zult u wel begrijpen.
Ja, dat begrijp ik zeker.
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, rond de pps-constructies - want we volgen die ook op in andere dossiers - werd toch een iets te groot optimisme aan de dag gelegd door de Vlaamse Regering. In een ander dossier, dat van Brabo I, vindt men op dit moment, spijtig genoeg, zelfs geen financiers om de tramprojecten van de grond te krijgen. Ik wil erop wijzen dat in dit dossier het optimisme van de minister-president heel groot was. In zijn beleidsbrief, die hij pas gepresenteerd heeft in de commissie voor Financiën en Begroting, stelt hij dat men in de laatste rechte lijn zit inzake de keuze van de financiële partner voor de pps. Ik stel nu vast, naar aanleiding van de vraag van de heer De Meyer, dat in dit dossier - spijtig genoeg, want er zitten heel veel inrichtende machten te wachten om aan de scholenblokken te kunnen beginnen - misschien te veel optimisme aan de dag werd gelegd. Men beschouwde de pps-constructie en de DBFM als een deus ex machina, als het ideale middel om in een aantal dossiers vlotter en sneller te investeren. Ik stel met spijt vast dat dit niet het geval is.
De heer Gabriels heeft het woord.
Mijnheer de minister, in het verleden heb ik al een paar keer aangehaald dat iedereen dit een schitterend en een operationeel plan vindt. Het is maar de vraag wanneer alles operationeel wordt, maar ik zal u die vraag niet opnieuw stellen, want u hebt niet geantwoord op de vraag van de heer De Meyer. Ik begrijp dat ook, omdat de zaak uiteraard in de laatste rechte lijn zit.
Ik hoop dat u bij de beoordeling ook rekening houdt met de haalbaarheid voor de scholen. Ik heb eerder al gezegd dat het niet kan dat men daartoe te veel van de werkingskosten moet aflossen. Ik hoop dat we hier een antwoord op krijgen. Ik heb immers al berekeningen van scholen gezien die er tot het jaar 2061 40 percent van hun werkingskosten aan zouden moeten besteden. In dat geval heeft het natuurlijk geen zin om er een beroep op te doen. Het mag geen luchtkasteel zijn, het moet iets reëel zijn waarop de scholen zich extra kunnen beroepen om het in de praktijk toe te passen, want anders blijft het bij een wensdroom.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik bewonder de hardnekkigheid en de eenduidigheid van zowel de vraagsteller als van degene die antwoordt.
Een goede bestuursmeerderheid …
Het is nu al twee jaar dat ze als een perfect duo en in een perfecte afspraak dezelfde vraag stellen en hetzelfde antwoord geven. De vraagsteller uit zijn bezorgdheid en vraagt wat de minister eraan zal doen en ook wanneer het antwoord zal volgen.
Het zou nog erger zijn indien ik altijd een ander antwoord zou geven.
Mijnheer de minister, het erge eraan is dat het antwoord luidt: even geduld, u hoort het binnen enkele weken. Twee maanden later komt dezelfde vraag terug, maar ook hetzelfde antwoord. Voortdurend wordt alles opgeschoven. Ik vind het mooi dat u dit stukje voortdurend opvoert, maar we komen er geen stap mee verder.
Het enige dat de laatste jaren verbeterd is, is dat er in de reguliere begroting in bijkomende middelen werd voorzien, dat er dus bijkomende middelen werden toegewezen. Gelukkig werd daardoor vooruitgang geboekt.
Mijnheer De Meyer, u weet dat we in het kader van de begroting in 2009 geen vooruitgang boeken, u hebt het daarnet ook opgemerkt. Het verschil is, en daar zegt de minister niets over, dat we ondertussen in financieel problematische tijden zijn terechtgekomen. Andere DBFM-projecten sneuvelen. De heer Peumans verwees er al naar: bij BAM moet men herbeginnen.
Zitten we voor het onderwijs en de schoolinfrastructuur met hetzelfde probleem? Ik veronderstel dat de minister, een economist, goed genoeg weet waarover het gaat. Staat hij achter een naïef optimisme dat er geen probleem is of zegt hij op een realistische manier dat er geen probleem zal zijn? Kan hij in dat laatste geval ook realistisch zeggen wanneer er eindelijk een beslissing zal vallen?
Ik herhaal mijn antwoord.
Mijnheer Tavernier, ik heb vandaag begrepen dat de beslissing voor kerstmis, en misschien zelfs sneller, zal worden genomen, en wel in 2008.
Ik denk dat u dat vorig jaar ook zo begrepen hebt, en elke maanden geleden ook.
U misschien, maar ik niet, mijnheer Tavernier.
Verder sluit ik me aan bij de bezorgdheid die de heer Gabriëls geuit heeft en die ook in de commissie al veelvuldig geformuleerd is, namelijk de betaalbaarheid voor de scholen.
Mijnheer de minister, ik hoop dat we in de commissie voor Onderwijs nog een gesprek kunnen hebben over de criteria voor de scholen die eventueel gebruik kunnen maken van wat u 'de turbo' noemt.
Het incident is gesloten.