Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw de minister, vorige week hebben we kunnen lezen dat u de IKEA-wet wilt afschaffen. Dat is op zijn minst een zeer vooruitziende en proactieve houding, want u begeeft zich op een terrein waarvoor u nog niet bevoegd bent. Maar laten we uitgaan van de veronderstelling dat we daar ooit voor bevoegd worden, want het was al in het eerste pakket opgenomen dat de vestigingswet geregionaliseerd zou worden.
U zegt dat de IKEA-wet afgeschaft zou moeten worden, want hij is in tegenstrijd met de zogenaamde Europese Dienstenrichtlijn. Een van de vier criteria van de IKEA-wet, de impact op het bestaande weefsel, speelt niet meer mee bij de Europese Dienstenrichtlijn, want concurrentie met collega's is geen afdoend criterium meer.
Met het feit dat de IKEA-wet zou verdwijnen, hebben we op zich geen probleem, want we zijn er altijd koele minnaars van geweest. De kernvraag is natuurlijk wat er in de plaats komt. Is er intussen bij u een coherente visie gegroeid voor een toekomstgericht en sterk distributiebeleid?
Als de Europese Dienstenrichtlijn het instrumentarium daarvoor beperkt, zijn er misschien andere creatieve mogelijkheden. Ik heb eens in de beleidsbrief van minister Van Mechelen, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, gekeken. Hij kondigt in zijn beleidsbrief aan dat ook het ruimtelijkeordeningsinstrumentarium kan worden gebruikt om een wildgroei van baanwinkels tegen te gaan, om een onoordeelkundige inplanting van grootschalige handelsactiviteiten tegen te gaan en, vooral, voor een versteviging van handelscentra in de centra van onze dorpen en steden.
Mevrouw de minister, wat zijn de resultaten van de studie? U hebt in het interview gezegd dat u een studie hebt die duidelijk aantoont dat de IKEA-wet overbodig is.
Wat is uw coherente visie op een goed en sterk distributiebeleid? Bent u akkoord met de stelling van minister Van Mechelen dat het ruimtelijkeordeningsbeleid daartoe kan worden gebruikt, vooral dan voor een versteviging van onze handelscentra in onze steden en gemeenten?
Minister Ceysens heeft het woord.
Ik wil toch even situeren dat de IKEA-gevalstudie deel uitmaakt van een grote studieopdracht die de dienst Wetsmatiging heeft uitgevoerd over de gebruiksmogelijkheden van de dienstenimpacttoets. De studie werd gegund aan professor Lode Vereeck, econoom aan de Universiteit Hasselt.
De dienstenimpacttoets is een analyse-instrument dat op een grondige wijze de toetsing van de Vlaamse regelgeving aan de Dienstenrichtlijn doet. Waarom nu de IKEA-wet als gevalstudie nemen? De opdracht is gegeven voor de zomer van dit jaar. Dat was op het moment dat het aanvoelen bestond dat de IKEA-wet na regionalisering bij ons zou kunnen komen. De administratie heeft proactief bekeken wat de impact zou kunnen zijn van wetgeving die wordt overgeheveld en of we er nog goed aan zouden doen om die wetgeving in Vlaanderen om te zetten, ofwel dat er dingen afgeschaft kunnen worden. Daarom is de studie over de IKEA-wet gegaan. Ze wordt voorgesteld aan de dienst Wetsmatiging, in samenwerking met Bestuurszaken, Internationaal Vlaanderen en Economie, Wetenschap en Innovatie. Ze zal voor de kerstvakantie helemaal worden afgewerkt. Inhoudelijk zijn er geen grote vragen over de studie.
De studie bevestigt wat ik altijd heb verdedigd, namelijk dat pure economische gunningscriteria voor concurrentie tussen handelaren, geen reden kan zijn om een bepaalde handel te verbieden. Ik heb ook altijd gezegd dat een aantal andere criteria wel kunnen helpen, bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, en dat we daarvoor de IKEA-wet niet nodig hebben. We hebben voldoende eigen regelgeving die dat mogelijk maakt. Minister Van Mechelen heeft exact dezelfde visie, namelijk dat wanneer we bepaalde dingen niet willen omwille van stadskernversterking of de problematiek van baanwinkels, we dat ruimtelijk moeten verantwoorden en we dat niet economisch-concurrentieel mogen aangrijpen. Het is mijn overtuiging dat in plaats van een soort protectionisme in te stellen, we meer moeten kijken naar een offensieve ondersteuning van retail en detailhandel.
Vrijdag komt het plan op de regering over ondernemingsvriendelijke gemeenten in samenwerking met de VVSG, UNIZO en Voka. Daar zitten elementen in die precies moeten doen wat u vraagt, namelijk dat we gemeenten aansporen om offensief rond ondernemingen te werken op een innovatieve manier, en niet defensief en protectionistisch om bepaalde handel onmogelijk te maken.
Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is vooral mijn bekommernis dat het coherent gebeurt. Ik hoor u graag zeggen dat u voor een versteviging bent van de handelskernen in de centra van onze steden en gemeenten. Dat is voor ons een duidelijke prioriteit die moet worden onderbouwd. Dat kan worden gesteund door een goede politiek van ruimtelijke ordening, wat ook deels de verantwoordelijkheid is van de lokale besturen. Dat ze door de Vlaamse overheid worden aangemoedigd, is een heel juiste keuze. Als we die keuze voluit willen steunen, moeten we er ook voor zorgen dat via andere wegen geen stokken in de wielen worden gestoken. Dat is een duidelijke visie die volop wordt ondersteund via het instrumentarium van de ruimtelijke ordening, maar er moet op worden gelet dat deze goede visie niet onderuit wordt gehaald via een brede, open politiek.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Van den Heuvel. In de commissie Economie heb ik al verschillende vragen gesteld over dit thema. U weet dat mijn aandacht vooral gaat naar de kleine middenstander en de buurtwinkel. Het afschaffen van de IKEA-wet zal de grootste impact hebben op die groep.
U geeft toe in het artikel in De Tijd dat de wet een aantal terechte maatschappelijke bekommernissen bevat, maar dat er op een andere manier rekening mee kan worden gehouden, bijvoorbeeld via regels inzake ruimtelijke ordening en mobiliteit. U zegt enerzijds: we schaffen de wet af en pleiten voor een vrijemarkteconomie. Anderzijds zegt u dat er een andere regelgeving in de plaats moet komen.
Ik vraag dus dat u genoeg rekening zou houden met de middenstand en de buurtwinkels in de nieuwe regelgeving die u bepleit.
Waar ik niet van houd en wat ik nooit zal kunnen steunen, is een planeconomie, waarbij we via economische, concurrentiële regels bepalen welke handel waar kan en welke handel niet. Wel kunnen we bepalen dat een handel ergens niet aangewezen is, vanwege regels inzake veiligheid, mobiliteit of ruimtelijke ordening. Daarvoor bestaat echter een instrumentarium, dus heeft het geen zin om een dubbele wetgeving in stand te houden, tenzij men natuurlijk toch hoopt om via die IKEA-wetgeving deels aan louter economische, concurrentiële planning ten aanzien van handelaars te kunnen doen. Het is niet aan de overheid om een voorkeur te hebben voor de ene of de andere handelaar. Wij hebben een aantal verantwoordelijkheden met betrekking tot de ruimtelijke aanpak, de veiligheidsaanpak en de mobiliteitsaanpak. Daarvoor bestaan in Vlaanderen geëigende regels en verantwoordelijkheden. Daarom heeft de IKEA-wet geen meerwaarde, tenzij men toch tussenbeide wil kunnen komen in de concurrentie tussen handelaars.
Als men boven op de detailhandel de kleine middenstand wil stimuleren, dan kan dat door ruimtelijke ordening en mobiliteit, maar bijvoorbeeld ook door ervoor te zorgen dat stadskernen worden verfraaid. Ook kunnen we meedoen met handelaars als het gaat over concepten van avondshopping en eindejaarsmarkten. Ik zie op veel plaatsen dat men ter zake offensief handelaars steunt in de kernen, en zo veel mogelijk doet. Dat is uiteraard onze verantwoordelijkheid. Waar ik echter nooit aan zal willen meedoen, is aan het als overheid ingrijpen in de concurrentie en het bepalen welke handelaar mag en welke niet. Het is niet aan ons om uit te maken of handelaars succes zullen hebben. De klant zal uiteindelijk bepalen waar hij wat wil afnemen, en vaak ook tegen welke prijs. Concurrentie kan soms koopkracht ondersteunen. Een consument heeft dan de mogelijkheid van concurrentie. Hij kiest wat hem op dat ogenblik zint. We kunnen andere instrumenten gebruiken om een goede ruimtelijke planning te hebben, om stadskernen te verfraaien, om de mobiliteit goed te houden, maar daarvoor hebben we de IKEA-wet helemaal niet nodig.
Het incident is gesloten.