Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, mijnheer de minister, samen met Pleegzorg Vlaanderen en Randstad Interim hebt u een aantal dagen terug de sensibiliseringscampagne opgestart en aangekondigd met betrekking tot pleegzorg. We hebben dat alles kunnen volgen in de diverse provincies. U weet dat dit dossier ons na aan het hart ligt. We voeren daar met u regelmatig een goed debat over in de commissie, en dat zal de komende periode zeker ook nog zo blijven.
We moeten absoluut aandacht hebben voor het feit dat de bijzondere jeugdzorg vaak aangeeft met een opvangtekort te kampen. We stellen vast dat pleegzorg en pleeggezinnen vaak soelaas kunnen bieden in dergelijke gevallen. Dat kan zeer ruim gaan: het kan gaan over een korte opvang, over minderjarigen, meerderjarigen en kinderen met een handicap. We hebben toch heel wat mogelijkheden ter zake.
De voorbije weken werden we echter opnieuw geconfronteerd met een aantal schrijnende voorbeeld: denken we maar aan het voorbeeld van de verkoop van de baby en het trieste voorbeeld van het kindje dat werd teruggevonden in de jeugdlokalen. Vandaag is uit een Brits onderzoek naar gezinsgeweld gebleken dat in de rijke industrielanden een op tien kinderen met gezinsgeweld wordt geconfronteerd. Dat is heel verontrustend. We moeten daar absoluut ook aandacht voor hebben. Willen we dergelijke zaken in de toekomst aanpakken, dan moeten we vooral zorgen voor een voldoende groot aanbod binnen de bijzondere jeugdzorg en binnen die pleegzorg. We moeten vaststellen dat men daar al een aantal jaar kampt met een enorm tekort.
Momenteel hebben we in Vlaanderen 6000 pleeggezinnen. Dat voldoet absoluut niet aan de vraag. Zelfs twee derde van de aanvragen kan niet worden beantwoord. Het is belangrijk dat de sensibilisatie- en promotiecampagne is opgestart. Ik hoop dat we zo gezinnen aanzetten om zich kandidaat te stellen als pleegouder. Ik ben er zeker van dat dergelijke opvang voor deze kinderen, die vaak wat ademruimte nodig hebben, het meest geschikt is. We moeten daarbij de driehoek in het oog houden van pleegouders, ouders en kind.
De Raad van Europa heeft de lidstaten opgelegd een regelgeving uit te werken voor het pleeggezin. Het statuut van het Vlaamse pleeggezin is helemaal niet in orde. Het is zelfs zo goed als onbestaande. De situatie is zeer onzeker. Om het structurele tekort aan pleeggezinnen op te lossen, moeten we beginnen met de structurele aanpassing van dat statuut van de pleegouder. Dat is een noodzaak.
Mijnheer de minister, hoe zult u uw verantwoordelijkheid nemen? Hoe zult u met uw federale collega zeer snel komen tot een degelijk statuut? Federaal wordt er niets geregeld. Enkele dagen geleden lazen we in het Staatsblad wel dat pleegouders nu eindelijk zes dagen ouderschapsverlof krijgen, maar bij een natuurlijk gezin of bij adoptie krijgt men tien dagen. Dat is dus maar een kleine overwinning op al die jaren.
Tot slot, er is een samenwerking met het interimbedrijf Randstad omdat er zogezegd een overeenkomst bestaat. Het gaat over een tijdelijke functie en statuut. Laten we alstublieft niet blind zijn voor de precaire en onzekere situatie van interimarbeid. Het kan niet de bedoeling zijn dat we dat aan de pleegzorg koppelen.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw De Wachter, vandaag verblijven 4600 kinderen en jongeren onder de achttien jaar in een pleeggezin. Nederland heeft in een vergelijkbare pleegomgeving 20.000 kinderen en jongeren.
Binnen de bijzondere jeugdzorg benadrukt iedereen die er wat van kent dat zeker voor de jongste kinderen een gezin van het grootste belang is. Het recht op een gezinsomgeving is trouwens een universeel erkend recht van het kind. De specialisten geven de voorkeur aan een gezinsomgeving voor de opvang van kinderen in een problematische opvoedingssituatie of een andere situatie die een plaatsing vergt. Tot onze spijt hebben we in vergelijking met andere landen, ook Engeland bijvoorbeeld, een tekort, ook al noteren we in de afgelopen tien jaar een groei van 53 percent. We zitten onder het Europese gemiddelde. In Nederland was er in diezelfde tien jaar een verdubbeling. Wat kunnen we daaraan doen?
Het statuut speelt zeker een rol, maar we moeten eerst bedenken wat we verstaan onder 'statuut'. Er zit ten eerste een fiscaalrechtelijk en een sociaalrechtelijk aspect aan. U hebt terecht verwezen naar de vooruitgang die een maand geleden geboekt werd met het pleegzorgverlof. Ik heb overigens een studie besteld bij de K.U.Leuven om de fiscaal- en sociaalrechtelijke gevolgen van het pleegouderschap te onderzoeken. Maar we mogen ten tweede niet uit het oog verliezen dat heel wat ouders het statuut zien als een omschrijving van hun rechten en plichten, hun betrokkenheid, de waardering voor hun inspanning en hun advies betreffende wat er met de kinderen gebeurt.
In dat verband ligt er een wetsvoorstel ter bespreking voor in de Kamer. Ik heb daar zeer binnenkort met staatssecretaris Wathelet overleg over. Ik zal benadrukken dat wat ons betreft de belangen en betrokkenheid van de pleegouders meer aan bod mogen komen. We verliezen de driehoek tussen biologische ouders, pleegouders en kind daarbij niet uit het oog.
Maar goed, wij vinden toch dat als we pleegouders willen aanmoedigen om dat engagement te nemen, we hen ook moeten garanderen dat ze betrokken blijven in dat hele proces.
Ondertussen blijft Vlaanderen natuurlijk niet stilzitten, en dat wil ik snel nog even benadrukken, mevrouw De Wachter, maar u weet dat natuurlijk wel. Als u verwijst naar het statuut, verwijst u uiteraard vooral naar federale aangelegenheden. Ik wil u er toch nog eens aan herinneren dat we zelf de stap hebben gezet in de begroting 2009 om in een bedrag te voorzien van 2.150.000 euro om de onkostenvergoeding voor de pleegouders op te trekken. We voorzien in centen, in 1 miljoen euro, voor het versterken van de pleegzorgdiensten en de manier waarop de pleegouders worden ondersteund door het goed organiseren van de provinciale pleegzorgpunten en het creëren van een labfunctie waarmee we innovatie in de pleegzorg kunnen brengen. We zetten in Vlaanderen echt grote stappen vooruit, het is dus niet zo dat we alleen maar wachten op het resultaat van de besprekingen met de federale overheid.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat absoluut heel belangrijk is, is het kunnen bieden van zekerheid, zowel aan het kind als aan de biologische ouders als aan de pleegouders. Uiteraard is dat ook belangrijk om gezinnen ertoe aan te zetten de stap te zetten om zo'n kindje op te vangen. U stelt dat u heel binnenkort contact zult hebben met uw federale collega's, we zullen op de voet volgen wat daar de resultaten van zijn en indien nodig zullen we hierover opnieuw discussiëren. Ook de resultaten van het onderzoek dat u hebt besteld, zullen een belangrijk gegeven zijn in het geheel.
Het is ook belangrijk dat in het belang van het kind een aantal maatregelen werden getroffen door Vlaanderen, onder andere door wat in de begroting 2009 wordt voorzien. Het gaat om belangrijke stappen. U verwijst naar het pleegzorgpunt. Dat bevindt zich nog in een proeffase. In één provincie is het echt al werkzaam als proefproject, en men stelt vast dat een dergelijke samenwerking ertoe leidt dat meer gezinnen zich aanbieden. Ik wil u daarom vragen om nog een stapje verder te gaan door dit project wat te versnellen en er ook in de andere provincies werk van te maken zodat er geen discrepantie ontstaat tussen de verschillende provincies. Het is belangrijk dat daar verder werk van wordt gemaakt.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank de collega om dit thema opnieuw onder de aandacht te brengen. Ook kinderen met een handicap worden soms opgevangen in een pleeggezin.
Pleegzorg kan niet worden gecumuleerd met andere vormen van ondersteuning zoals het persoonlijkeassistentiebudget (PAB), een internaat of een vorm van ondersteuning in een medisch-pedagogisch instituut (mpi). Dit probleem werd reeds aangekaart binnen de commissie. Ik begrijp wel dat pleegzorg een vorm van zorg is, maar waar andere, gewone, traditionele ouders kunnen rekenen op andere vormen van ondersteuning, zoals PAB, een internaat of een semi-internaat binnen een mpi, kunnen pleegouders dit blijkbaar niet. Voor mij is dit een vorm van discriminatie op het vlak van zorg. Het is immers niet altijd evident om pleeggezinnen te vinden voor kinderen met een handicap, zeker niet als het om een zware handicap gaat.
Daarom vraag ik u nogmaals, mijnheer de minister, om de zaak te herbekijken zodat de pleegouders met een kind met een handicap dezelfde ondersteuning kunnen krijgen als de gewone ouders met een kind met een handicap. De pleegkinderen met een handicap worden opgenomen in een familiale omgeving, en het is belangrijk dat ze gelijke kansen krijgen in vergelijking met andere kinderen met een handicap. Ik pleit er daarom voor dat pleegouders de nodige ondersteuning krijgen, zeker als het om kinderen met een handicap gaat.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me graag aan bij de vraag van de collega. Het is inderdaad heel belangrijk dat het aspect van de pleegouders onze blijvende aandacht krijgt. Ik was trouwens aanwezig bij de start van de promotiecampagne die samen met Randstad werd opgezet. Ik vond het een heel interessant initiatief.
Het verheugt me ten zeerste dat u het overleg met uw federale collega warm houdt door daar de problemen aan de kaak te stellen. Veel van de problemen waarmee pleegouders worden geconfronteerd, vallen onder de federale bevoegdheid. Jammer genoeg kunnen wij er in Vlaanderen dus niets aan doen.
Het verheugt me ook dat het aantal pleegouders de voorbije jaren is gestegen. We blijven wel achteroplopen ten opzichte van de ons omringende landen, maar het is toch positief dat het aantal, ondanks de minder goede omkadering, blijft stijgen. We mogen het belang van opvang in een gezin voor een kind niet onderschatten. Dat valt nog altijd te verkiezen boven de opvang in een instelling.
U merkt terecht op dat er nog steeds een stijging is van het aantal pleeggezinnen. Als we evenwel een klare kijk willen, moeten we ook erkennen dat het aantal zogeheten bestandspleeggezinnen - gezinnen die niet familiaal verbonden zijn of in het netwerk zitten - niet zo snel stijgt als we zouden willen.
De stijging is grotendeels te verklaren doordat heel wat gezinnen die een familieband hebben met het betrokken kind, de pleegzorg opnemen. Dat is uiteraard een zeer waardevolle vorm van ondersteuning waar we volledig achter staan, maar het is in deze samenleving absoluut nodig dat meer Vlaamse mannen en vrouwen - koppels of alleenstaanden - de keuze maken om zorg te dragen voor een kind. Ik wil benadrukken, mevrouw Stevens, dat dat toch op een andere manier gebeurt dan in het kader van een adoptie.
Alle maatregelen die betrekking hebben op het cumuleren van ondersteunende maatregelen vanuit de Vlaamse Gemeenschap, moeten in het licht worden gesteld van het feit dat pleeggezinnen, in tegenstelling tot adoptiegezinnen, een inspanning doen voor een tijdelijke periode.
Mevrouw De Wachter, we doen er alles aan om in alle vijf de provincies zo snel mogelijk een pleegzorgpunt tot stand te brengen. De plannen om dat in alle provincies voor elkaar te krijgen, liggen klaar.
Mijnheer de minister, ik kan alleen maar vragen om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk zekerheid komt voor de pleeggezinnen. Op die manier kunnen we de pleegzorg door gezinnen doen toenemen. En dat kan alleen door op het federale niveau werk te maken van het volledige statuut van de pleegouder.
Het incident is gesloten.