Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Temsamani, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vooraleer ik aan mijn verslag begin, zou ik graag de mensen van de verslaggevende diensten ten persoonlijken titel willen bedanken voor het puike werk dat ze op een paar dagen tijd hebben gerealiseerd met betrekking tot dit verslag.
De bespreking van het decreet in verband met de ratificatie van het Verdrag van Lissabon in de commissie voor Buitenlands Beleid, was zonder meer een procedureslag. Zo werd tijdens de besprekingen op dinsdag 24 juni, maandag 30 juni en dinsdag 1 juli gedebatteerd over een viertal procedurekwesties.
De eerste procedurekwestie handelde over de toepassing van artikel 94 van het Reglement van het Vlaams Parlement.
Het tweede proceduredebat ging over de organisatie van hoorzittingen. Dit leidde uiteindelijk tot de organisatie van een hoorzitting op 26 juni 2008 waar in de voormiddag de heer Jean-Luc Dehaene - u welbekend -, de heer Eric Verhulst van de denktank 'Work for All', en in de namiddag de heer Natan Hertogen van de vereniging Onze Zeg/Notre Mot à Dire aanwezig waren.
Een derde procedurekwestie die aan bod kwam, betrof globaal genomen de bepaling van de agenda van de verschillende samenkomsten van de commissie in verband met de bespreking van het verdrag.
Voor de exacte weergave van de verschillende standpunten die inzake deze procedurekwesties werden ingenomen, en van de standpunten van de in de hoorzitting gehoorde personen, verwijs ik met heel veel plezier naar het schriftelijke verslag.
Er was immers nog een vierde procedurediscussie, die relevanter was voor de eigenlijke inhoudelijke bespreking van het voorstel van instemmingsdecreet. Die handelde in algemene termen over de procedure van bespreking in de commissie en de daarop volgende behandeling in de plenaire in het licht van de samenhang tussen het instemmingsdecreet, het Verdrag van Lissabon zelf, het samenwerkingsakkoord tussen de verschillende parlementen in ons land en het politieke akkoord daarover. Het voorliggende Verdrag van Lissabon kent immers een aantal bevoegdheden toe aan de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie. De uitoefening van die taken kan in ons land leiden tot bevoegdheidsbetwistingen tussen de federale wetgevende Kamers en de gemeenschaps- en gewestparlementen.
Reeds op 19 december 2005 sloten de voorzitters van de wetgevende assemblees een parlementair samenwerkingsakkoord over de uitoefening van de parlementaire subsidiariteitstoets, zoals die ook was opgenomen in de Europese Grondwet. De vervanging van de Europese Grondwet door het Verdrag van Lissabon maakte een aanpassing van dit samenwerkingsakkoord noodzakelijk. Hiertoe werd overlegd door een werkgroep van ambtenaren van de federale kamers en de gemeenschaps- en gewestparlementen. Binnen die werkgroep bogen de griffiers van de respectievelijke assemblees zich over een tekstvoorstel in die zin, maar zij beslisten bij meerderheid om slechts een principeakkoord uit te werken.
Het Uitgebreid Bureau van het Vlaams Parlement bleef echter bij zijn standpunt dat een principeakkoord niet volstond en dat het behoud van een volwaardig interparlementair akkoord met afdwingbare normen, aangepast aan het voorliggende verdrag, aangewezen blijft. Daarop werd door de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers verwezen naar twee wetsvoorstellen die in de Kamer zullen worden ingediend en die het volgende doel hebben. Een: een expliciete juridische grondslag voor het sluiten van afdwingbare samenwerkingsakkoorden invoeren in de bijzondere wet van 1980 tot hervorming van de instellingen en de bijzondere wet van 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Twee: de bevoegdheid van de Raad van State om bevoegdheidsbetwistingen te beoordelen uitbreiden door een aanpassing van de wetten op de Raad van State.
Vorige week kreeg de griffier van het Vlaams Parlement een uitnodiging voor een vergadering die gisteren plaatsvond en waarop de vertegenwoordigers van de verschillende assemblees zich bogen over het advies van de Raad van State ter zake en de mogelijke invulling van een volwaardig samenwerkingsakkoord. Tijdens de bespreking in de commissie brachten de verschillende fracties, elk met hun eigen accenten, naar voren dat het Vlaams Parlement onmogelijk het Verdrag van Lissabon kan ratificeren zonder dat er meer duidelijkheid is over een geactualiseerd interparlementair samenwerkingsakkoord.
Voor het Vlaams Belang staan we nu minder ver dan bij de goedkeuring door dit parlement in 2005 van de Europese Grondwet. Toen was er ten minste een ondertekend samenwerkingsakkoord tussen de zeven parlementen. Voor CD&V en N-VA is een politiek akkoord over de invulling van een nieuw samenwerkingsakkoord nodig, maar ondertussen bevat volgens hen het Verdrag van Lissabon zelf voldoende garanties voor de juridische afdwingbaarheid van een dergelijk samenwerkingsakkoord. Er zijn daarvoor volgens CD&V al belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld met de voorstellen van wijziging van de bijzondere wetten die voorliggen in Kamer en Senaat. Het Vlaams Belang repliceerde daarop dat het feit dat iets wettelijk verplicht is, niet noodzakelijk het nodige politieke akkoord met zich meebrengt.
Vanuit CD&V en sp.a + VlaamsProgressieven werd voorgesteld dat er in de commissie zou worden gestemd over het Verdrag van Lissabon as such, met het nodige voorbehoud in verband met het verkrijgen van meer garanties over de invulling van het samenwerkingsakkoord, in functie van de doorverwijzing naar de plenaire vergadering. Uiteindelijk was dat ook de consensus die bereikt werd in de commissie. Er werd over het instemmingsdecreet gestemd, maar met de doorverwijzing van het decreet naar de plenaire vergadering werd gewacht tot na de vergadering van de griffiers van gisteren en de daaropvolgende bespreking daarvan in de commissie, die ook gisteren plaatsvond.
Tijdens die bespreking werd door de meerderheidsfracties overeengekomen dat het resultaat van de laatste vergadering van de griffiers voldoende garanties biedt voor een aanpassing van de interparlementaire samenwerkingsakkoorden, om door te gaan met de ratificatie van het verdrag.
Omdat die sluitende garanties voor de totstandkoming van een samenwerkingsakkoord bij de stemming in de commissie vorige week volgens hem nog ontbraken, onthield de heer Roegiers zich namen VlaamsProgressieven bij de eindstemming in de commissie. Sp.a, Open Vld en CD&V stemden voor, Vlaams Belang stemde tegen. Die stemming vormde een goede weergave van de ingenomen standpunten. Bij de meerderheidsfracties was er immers grote eensgezindheid over de goedkeuring van het verdrag. De opmerkingen vanuit die fracties sluiten aan bij de toelichting van de minister, waarin hij stelde dat het verdrag de logische volgende stap is in het Europese integratieproces dat sinds Wereldoorlog II heeft geleid tot een nooit geziene periode van stabiliteit en vrede.
De Europese vrijhandelsprincipes zijn uitzonderlijk belangrijk voor een kleine economie als de Vlaamse. Daarnaast zijn er ook een aantal binnenlandse beslissingen, zoals de afbouw van de staatsschuld en het streven naar een duurzaam milieubeleid.
Door het verdrag wordt de zogenaamde medebeslissingsprocedure de algemene regel. Volgens de minister en de meerderheid wordt de inbreng van de lidstaten daardoor beter geregeld dan door het huidige vetostelsel.
De rol van de nationale parlementen, en ingevolge de specifieke verklaring 51 bij het verdrag, ook die van de gewest- en gemeenschapsparlementen in de Belgische context, wordt in de Europese besluitvorming versterkt. De nationale parlementen zullen beter geïnformeerd worden tijdens de procedures om tot Europese wetgeving te komen. Zij zullen rechtstreeks hun bezwaren kunnen uiten. Een van de belangrijke wijzigingen ten opzichte van het grondwettelijke verdrag is dat daarvoor nu een termijn van acht weken geldt in plaats van de in de Grondwet voorziene zes weken.
Via de zogenaamde gelekaartprocedure kan een voldoende aantal parlementen de commissie dwingen om een voorgestelde wetgeving opnieuw in overweging te nemen. Via de zogenaamde oranjekaartprocedure kunnen de nationale parlementen zelfs Europese wetgeving rechtstreeks tegenhouden. Met dit verdrag wordt, zoals de minister en de meerderheid tijdens de bespreking benadrukten, een belangrijke stap gezet in de richting van een socialer Europa waarin de mensenrechten beter afdwingbaar worden. Het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie krijgt immers dezelfde rechtskracht als de verdragen.
CD&V merkt in dit verband op dat het een achteruitgang is dat in dit verdrag enkel naar het handvest wordt verwezen, terwijl het integraal deel uitmaakte van het grondwettelijke verdrag. CD&V wijst erop dat het verdrag tegelijkertijd mogelijk maakt dat de EU als rechtspersoonlijkheid toetreedt tot het mensenrechtenverdrag, wat goed zou zijn met het oog op de coherentie tussen het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg en het Europees Hof van Justitie.
Het streven naar volledige tewerkstelling, de strijd tegen sociale uitsluiting en discriminatie en de bevordering van sociale rechtvaardigheid kregen een plaats in het verdrag. De sp.a + VlaamsProgressieven-fractie beklemtoonde het belang van de effectieve toepassing van de horizontale sociale clausule in het verdrag. Die moet ervoor zorgen dat bij elke beslissing binnen de unie rekening gehouden wordt met een aantal sociale vereisten, zoals een hoog niveau van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid, volksgezondheid en een doeltreffende sociale bescherming.
Met het Verdrag van Lissabon komen er volgens de minister ook efficiëntere instellingen. De Europese Commissie blijft over als uitvoerende macht die als enige het initiatiefrecht heeft, weliswaar binnen de grote strategische lijnen die de Europese Raad uitstippelt. De Europese Commissie zal ook beperkt worden tot twee derde van de lidstaten. De functies van Commissaris van Extern Beleid en de Hoge Vertegenwoordiger zullen gecombineerd worden door een persoon. Samen met de rechtspersoonlijkheid die de unie door het verdrag krijgt, zal dit de EU zichtbaarder maken op internationale fora.
De Europese Raad wordt binnen de structuren van de unie voor het eerst erkend als volwaardige instelling. Hij zal voortaan worden voorgezeten door een permanente voorzitter. De Raad van Ministers zal werken volgens het principe van wisselende voorzitters van de vakraden, maar voortaan binnen het kader van 18-maandelijkse teamvoorzitterschappen. Zo zal België samen met Spanje en Frankrijk het voorzitterschap waarnemen in 2010 en de eerste helft van 2011. De minister benadrukt de ambitie van de Vlaamse Regering om zwaar op dit Belgische voorzitterschap te wegen.
Door het verdrag wordt er meer ruimte gemaakt voor een nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het terrein van defensie, buitenlands beleid, asiel- en migratiebeleid en binnenlandse veiligheid. Op het vlak van economische en monetaire samenwerking, volksgezondheid en onderzoek, humanitaire hulp, energie, intellectuele eigendom, toerisme, sport enzovoort krijgt de samenwerking een nieuwe, solide rechtsbasis.
Tot slot benadrukte de minister dat het verdrag door de erkenning van de culturele en taalkundige diversiteit binnen de unie expliciet ook de constitutionele basisstructuren van de lidstaten erkent, waaronder dus ook het Vlaamse zelfbestuur in de federale en Europese context. Ondanks de goedkeuring in de commissie kreeg het verdrag niet alleen applaus. De meerderheidsfracties en de minister wezen ook op enkele min- en aandachtspunten binnen het verdrag.
De minister beschouwt het verdrag als een afzwakking ten aanzien van het oorspronkelijk grondwettelijk verdrag. De positie van de hoge vertegenwoordiger, die aan de ene kant als commissielid het algemeen Europees belang moet dienen, en aan de andere kant als voorzitter van zijn vakraad van ministers de belangen van de lidstaten moet verdedigen, is volgens de minister niet helemaal duidelijk.
Daarbij aansluitend betreurt CD&V dat de uniformiteit in de besluitvorming, die geldt voor alle verschillende bevoegdheden, niet wordt doorgetrokken naar het terrein van het buitenlands beleid. CD&V had liever een echte Europese minister van Buitenlandse Zaken gehad.
Voor het Comité van de Regio's ziet de minister een belangrijke rol weggelegd als volwaardige Europese instelling. Voor Vlaanderen vindt hij het jammer dat er geen rechtstreekse toegang is tot het Europese Hof van Justitie. Hij gaat ervan uit dat de procedure daartoe zeker geregeld moet worden via het interparlementair samenwerkingsakkoord.
Sp.a + VlaamsProgressieven betreurt het dat, hoewel energiebeleid als dusdanig in het verdrag wel aan bod komt, de Euratom-verdragen niet in de tekst geïntegreerd worden.
De VB-fractie sprak zich uit tegen de goedkeuring, hoewel ze de Europese eenmaking sinds Wereldoorlog II an sich wel een succesverhaal noemt. Maar voor het VB zullen een aantal belangrijke aspecten uit het verdrag, zoals een gekwalificeerde meerderheid en de mogelijke verdere uitbreiding van de unie, het welzijn van de inwoners en de democratische werking van de unie niet bevorderen. Zo klaagt het VB aan dat het burgerinitiatief, waarvoor toch maar liefst één miljoen handtekeningen verzameld moeten worden, geen bindend besluitmiddel is.
De minister antwoordde daarop dat door het burgerinitiatief de directe democratie wel degelijk een plaats krijgt in de Europese besluitvorming en dat de praktijk sowieso zal moeten uitwijzen of dat werkbaar is. Hij kan zich evenwel moeilijk voorstellen dat de Europese Commissie voorbijgaat aan een dergelijk initiatief, hoewel het een minpunt is dat dat vaag is gebleven in het verdrag.
Voor het Vlaams Belang is er een contradictie tussen interne Belgische evolutie en de keuze voor meer Europese integratie, tussen de vraag om meer Vlaamse bevoegdheden aan de ene kant en meer bevoegdheden op het Europese niveau aan de andere kant. In zijn repliek weerlegt de minister deze paradox aan de hand van een aantal voorbeelden die aantonen dat defederalisering en Europese integratie beide passen in hetzelfde streven naar meerlagig bestuur.
Voor het Vlaams Belang beperkt het referentiekader zich tot Vlaanderen. Alleen op dat niveau kan democratie voor het VB reëel zijn. Dat uit zich voor het VB bijvoorbeeld ook in het verdrag, dat door de fractie onleesbaar wordt geacht.
De Vlaams Belangfractie vindt dat ook de huidige Vlaamse aanwezigheid op het Europese niveau te weinig doorweegt. Zo stelt ze zich vragen over de rol van het Comité van de Regio's en het gewicht van Vlaanderen daarin. De minister verwacht op dat vlak veel minder moeilijkheden. Zo neemt Vlaanderen nu al zonder veel problemen deel aan Europese vakministerraden over zijn bevoegdheden. Als voorzitter de European Regions with Legislative Power (REGLEG) denkt de minister ook via dit orgaan meer duidelijkheid te kunnen brengen over de rol van Vlaanderen in het Comité van de Regio's en de rol van het comité tout court. De CD&V-fractie bevestigt dat in het Comité van de Regio's inderdaad aan een regeling wordt gewerkt.
Het VB vraagt zich ook af hoe de Benelux-samenwerking past in het verdrag. De fractie stelt vast dat dit vervat moest worden in een apart artikel van het verdrag. De minister kwam kort op dat punt terug door te verwijzen naar de verdere precisering van het toerbeurtmodel tijdens het Franse voorzitterschap, waarbij het mogelijk zou kunnen worden dat het Benelux-verband een rol speelt in de toekenning van het gedeelde voorzitterschap.
Ondertussen mag men volgens de minister niet blind zijn voor het feit dat Vlaanderen en Nederland op het Europese vlak vaak van mening verschillen. Desondanks biedt het aangehaalde Benelux-artikel 350 van het verdrag de machtiging om in het Benelux-verdrag verder te gaan dan de samenwerking tussen de lidstaten van de unie, zoals die voorzien is in het Verdrag van Lissabon. Dit concordeert met het nieuwe Benelux-verdrag, dat ruimte biedt aan flexibele samenwerking binnen de werkprogramma's.
De VB-fractie vraagt zich af of het verdrag de deur voor toetreding niet te ver openzet. Zij keert zich nadrukkelijk tegen de toetreding van Turkije. De minister bevestigt dat het debat over de absorptiecapaciteit van de unie gevoerd moet worden, maar vindt de houding van de VB-fractie paradoxaal, omdat ze de EU eerder als een vrijhandelszone dan als een gemeenschap van waarden en normen ziet. Wie de Europese samenwerking beperkt ziet tot een vrijhandelszone, is meestal ook voorstander van de absorptie van eender welke staat die aan de minimale vrijhandelsvoorwaarden voldoet.
De minister heeft benadrukt dat het debat over de grenzen van Europa moet worden gevoerd. De minister ziet in de subsidiariteitstoets en in het Comité van de Regio's voldoende mogelijkheden om een debat van onderuit te voeren.
Het Vlaams Belang ziet verschillende redenen om over het Verdrag van Lissabon een volksraadpleging te organiseren. Tegelijkertijd geeft het Vlaams Belang toe dat dit ten aanzien van deze bespreking niet aan de orde is.
Tot slot hebben alle fracties negatieve opmerkingen over de leesbaarheid en over de bekendheid bij het grote publiek van het Verdrag van Lissabon gemaakt. Dit heeft veel met de vraag naar een brede volksraadpleging en met het resultaat van het Ierse referendum te maken. De minister heeft in zijn repliek verschillende maatregelen aangekondigd die voor een grotere betrokkenheid van het grote publiek en van de verschillende parlementen bij de Europese besluitvorming moeten zorgen.
Ik wil iedereen danken voor de volgehouden aandacht voor de samenvatting van het verslag. Gezien de bewogen bespreking in de commissie, de berichtgeving over de ratificatie door het Vlaams Parlement en vooral de algemene vraag om meer energie in de communicatie over dit fundamentele maar vrij ingewikkelde verdrag te steken, leek het me noodzakelijk wat uitgebreider naar de bespreking terug te koppelen.(Applaus)
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, de door de verslaggever aangehaalde bewogen bespreking nadert haar laatste fase. Ik ben mijn toespraak tijdens de commissiebesprekingen met een citaat begonnen en ik wil nu met hetzelfde citaat beginnen. Ik denk immers dat het heel veelzeggend is. Op 21 oktober 2003 heeft de heer Vande Lanotte in De Morgen het volgende verklaard: "Europa is als een religie. Je bent een aanhanger en dus een gelovige, of je bent dat niet. Wie kritisch staat tegenover het geloof wordt, net zoals in de kerk, als een afvallige beschouwd en voor ketters is er geen plaats."
Ondanks het Europese motto 'In varietate concordia', dat 'eenheid in verscheidenheid' of 'verscheidenheid verenigt' betekent, is er blijkbaar maar een type van goede Europeaan. Het gaat om het type dat vindt dat de Europese Unie steeds meer landen moet omvatten, dat de Europese Unie steeds meer bevoegdheden moet hebben en dat de Europese besluitvorming steeds meer op basis van minderheden en steeds minder op basis van unanimiteit of consensus moet worden georganiseerd. Alle anderen zijn slechte Europeanen.
Ik keek deze ochtend in de spiegel en ik vroeg me af wat er met mij is gebeurd. (Gelach)
Als student had ik een grote Europese vlag op mijn kot hangen. Er hingen ook twee kaarten, met name een kaart van de Europese Gemeenschap en een kaart van het hele Europese continent. Vandaag, helaas een heel pak jaren later, sta ik hier om uit te leggen waarom ik, net als de overige leden van mijn fractie, straks tegen dit ontwerp van decreet zal stemmen.
Dames en heren, u bent me en cours de route kwijtgeraakt. Ik ben trouwens niet de enige. Dat zou immers het minste van uw zorgen zijn. Het gaat ook om tientallen miljoenen andere Europeanen. De staats- en regeringsleiders hebben om een enkele reden afgesproken dat het Verdrag van Lissabon, behalve in Ierland, niet aan een referendum of volksraadpleging zal worden onderworpen. Ze weten immers dat dit nieuwe verdrag, net als het ontwerp van Europese Grondwet, in een aantal landen zou worden weggestemd. Zijn al die tientallen miljoenen Europeanen die tegen hebben gestemd of die, indien ze de kans zouden krijgen, tegen zouden stemmen, allemaal slechte Europeanen?
Zoals ik in de commissie heb uiteengezet, is onze visie op Europa confederaal. We moeten natuurlijk altijd voorzichtig zijn met etiketten. Die visie houdt in dat de Europese Unie op een aantal terreinen misschien nog wat meer zou mogen doen. Ik denk hierbij onder meer aan het buitenlands beleid. We zien immers dat de Europese landen zich nog al te vaak uit mekaar laten spelen of zelfs met grote gretigheid soloslim spelen.
Helaas zetten we dit op vlak met het Verdrag van Lissabon geen grote stap vooruit. De functie van Hoge Vertegenwoordiger en Europees Commissaris voor Externe Betrekkingen worden samengevoegd tot de functie van Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Er komt ook een zeer beperkte - zeg maar embryonale - Europese diplomatieke dienst. De externe bevoegdheden van de commissie - handels- en ontwikkelingsbeleid - ressorteren echter niet onder die hoge vertegenwoordiger. De lidstaten zullen naast die van de Europese Unie kunnen blijven opereren met een eigen buitenlands beleid en een eigen diplomatieke vertegenwoordiging.
Terwijl Europa niet optreedt op domeinen waar de Europese meerwaarde manifest is, krijgen we dan wel Europees optreden in domeinen die even goed en misschien zelfs beter door de nationale lidstaten kunnen worden behartigd. Zo konden we enkele dagen geleden lezen dat Europa zal zorgen voor gratis fruit op school. Heel sympathiek en heel gezond, maar dit is evengoed een maatregel die door de nationale lidstaten kan worden genomen. Ik hoef ook niet zo nodig een Europese nummerplaat. Zelfs in een echte federatie zoals de VS, kunnen de deelstaten via eigen nummerplaten hun eigen identiteit bevestigen. Ik huiver van een Europees immigratiebeleid waarbij men straks met gekwalificeerde meerderheid zal beslissen. Is het immigratieprobleem in Vlaanderen te vergelijken met dat van Estland of met dat van Italië? Ik denk het niet, en ik zie dan ook geen meerwaarde in een gemeenschappelijk Europees beleid op die terreinen.
Als we het Verdrag van Lissabon in één zinnetje moeten samenvatten, dan is het de shift van besluitvorming bij unanimiteit - zeg maar consensus in de praktijk - naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid, waarbij in de toekomst 55 percent van de lidstaten die minstens 65 percent van de bevolking uitmaken, beslissingen zullen kunnen nemen. Er zijn heel veel uitzonderingen - materies zoals fiscaal beleid, sociale zekerheid en operationele samenwerking tussen politiediensten - en er zijn overgangsmaatregelen, maar in essentie komt het verdrag hierop neer. Ik kan dit niet anders lezen dan als een gevoelige verzwakking van de positie van de kleine lidstaten, die nu over een vetorecht beschikken en dus een van de belangrijkste instrumenten om door te wegen op de besluitvorming, uit handen geven.
Ik vind het bovendien gevaarlijk. Ik heb in de commissie de parallel getrokken met het vreemdelingenstemrecht dat ons enkele jaren geleden ook is opgedrongen met een democratische meerderheid die niet in Vlaanderen werd gehaald maar in Wallonië. We komen nu in een situatie terecht waarbij we voortdurend Europese beslissingen zullen krijgen waarvoor in Vlaanderen geen democratisch draagvlak bestaat. Europa is dan misschien wel efficiënter, maar is het ook democratischer? Wordt het door de mensen als democratischer aangevoeld?
Men beweert ook dat het Verdrag van Lissabon de besluitvorming en de structuren van de Europese Unie transparanter en eenvoudiger zal maken. Dat is voor een stuk waar, maar voor een groot deel ook niet. Ik geef een voorbeeld. Op dit moment hebben we een zesmaandelijks roterend voorzitterschap, waar nadelen maar ook voordelen aan zijn verbonden. Nu krijgen we drie verschillende regelingen. Ten eerste, de Europese Raad (staatshoofden en regeringsleiders) krijgt een voorzitter die wordt verkozen voor 2,5 jaar en die één keer herverkiesbaar zal zijn. Het gaat hier overigens om een nieuwe, zeer prestigieuze functie waarvoor nu al flink wat gegadigden staan te drummen. Ten tweede komt er een apart voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Dat zijn dus de ministers. Dat voorzitterschap blijft in theorie zesmaandelijks roteren, maar in de praktijk komt er een trojka van drie lidstaten die voor achttien maanden wordt aangesteld. Op die regel is er nog een uitzondering: de Raad voor Buitenlandse Zaken zal worden voorgezeten door de toekomstige Hoge Vertegenwoordiger. Hoe dat allemaal in de praktijk in elkaar moet klikken, weet nog geen mens. Waar zit hier de vereenvoudiging en transparantie die ons met het Verdrag van Lissabon is beloofd?
Men zegt ons ook dat Lissabon handelt over de instellingen en over de besluitvorming en dat het geen nieuwe bevoegdheden overdraagt aan de Europese Unie. Fout. Met Lissabon dragen we wel degelijk nieuwe bevoegdheden over, bijvoorbeeld inzake de strijd tegen de klimaatverandering, sport, ruimtebeleid, energiebeleid, civiele bescherming enzovoort.
U merkt het: het gaat over bevoegdheden die ten dele in het Vlaams Parlement thuishoren. Het idee dat België verdampt omdat steeds meer bevoegdheden naar Europa en Vlaanderen worden overgeheveld, klopt in grote mate niet omdat bij elke uitbreiding van de Europese bevoegdheden ook Vlaamse bevoegdheden naar Europa gaan.
Europa is niet alleen een godsdienst, zoals Johan Vande Lanotte zei, maar ook een toverspreuk. Spreek de drie magische lettergrepen uit, en alle problemen die nationaal een beetje moeilijk liggen, worden doorgeschoven en lijken van de baan. Terwijl het beleid in Europa uiteindelijk toch ook maar wordt uitgetekend door beleidsmensen die uitgerangeerde of opgewaardeerde nationale politici zijn.
Het wantrouwen tegenover de EU bij brede lagen van de bevolking is natuurlijk ook toegenomen door de manier waarop de EU is omgegaan met de kandidatuur van Turkije. Ook in dit dossier kiest de Europese elite ervoor om de mening van de meerderheid van de Europeanen straal te negeren en de onderhandelingen onverminderd verder te zetten. Het gaat om onderhandelingen met een land dat manifest niet Europees is en dat een deel van het grondgebied van Cyprus - een EU-lidstaat! - militair bezet. Enkele jaren geleden was ik op bezoek in Roemenië en Turkije, naar aanleiding van hun kandidaatstelling als lid van de EU. Het verschil in mentaliteit tussen beide landen was treffend. De Roemenen zeiden: wij willen lid worden van de EU, zeg ons wat we moeten doen en help ons als we het zelf niet kunnen. De Turken verdedigden een heel ander standpunt: wij hebben het recht om lid te worden van de EU, maar waag het niet om ons de les te spellen en hou vooral rekening met onze gevoeligheden. (Opmerkingen van de heer Luc Van den Brande)
Ik zal straks met belangstelling naar uw uiteenzetting luisteren.
De mogelijke toetreding van Turkije heeft strikt gezien natuurlijk niets te maken met het Verdrag van Lissabon. Men kan hoogstens zeggen dat na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de zogenaamde absorptiecapaciteit van de EU vergroot zal zijn, zodat het gebrek aan absorptiecapaciteit niet meer als argument kan gebruikt worden tegen de toetreding van nieuwe staten. Mijn punt is dus dat de discussie over de toetreding van Turkije de kloof tussen grote delen van de bevolking in de huidige lidstaten en de Europese elite verder heeft vergroot.
Het verdrag dat nu voorligt, vindt eigenlijk zijn oorsprong in de befaamde Verklaring van Laken van december 2001, die pleitte voor een meer "efficiënte, transparante en democratische werking" van een uitgebreide EU. U kent het vervolg van het verhaal: er kwam een Europese Conventie, gevolgd door een Intergouvernementele Conferentie, en dat leidde uiteindelijk tot de plechtige ondertekening van het Europese Grondwettelijke Verdrag in Rome in 2004. Maar die Europese Grondwet werd kort nadien gekelderd door het 'neen' van Frankrijk en Nederland. Er volgde een periode van bezinning, maar de bezinning draaide niet zozeer rond de vraag hoe men de bevolking van de 27 Europese lidstaten kon overtuigen, maar wel hoe men de mensen kon bedotten.
Want dat is wat uiteindelijk gebeurde. De Europese Grondwet werd door elkaar geklutst tot een compleet onleesbare tekst, en er kwam een nieuwe kaft rond: Hervormingsverdrag = Verdrag van Lissabon. Maar wie de moeite doet om alle stukjes opnieuw in de juiste volgorde te leggen, komt in essentie weer bij de Europese Grondwet uit. De wijzigingen zijn miniem. Er wordt bijvoorbeeld niet meer uitdrukkelijk verwezen naar de symbolen van de EU, maar in de praktijk zal er geen Europese vlag minder wapperen. Men zegt dat het zogenaamde Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie niet langer is opgenomen in de basistekst, maar via de verwijzing in artikel 6 krijgt het handvest dezelfde rechtskracht als de verdragen.
Ik heb in de commissie verwezen naar de truc die men destijds in het kader van de Belgische staatshervormingen gebruikte. Toen werden de Vlamingen gepaaid of bedot met het verhaal dat het Brusselse gewest geen volwaardig gewest was, want men noemde het het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en het parlement ervan stemde ordonnanties en geen decreten. Dat zou dus moeten betekenen dat het niet om hetzelfde gaat. Vandaag doet men ongeveer hetzelfde met de Europese Grondwet en het Verdrag van Lissabon.
En toch, de Europese leiders geven eigenlijk openlijk toe dat de grondwet en het Verdrag van Lissabon in essentie hetzelfde zijn. Volgens premier Zapatero van Spanje heeft men geen enkel belangrijk punt van de grondwet laten vallen. Bondskanselier Merkel van Duitsland zegt: "De inhoud van de grondwet bleef gehandhaafd, dat is een feit." Eurocommissaris Wallström: "In essentie is dit hetzelfde voorstel als de oude grondwet." President Rasmussen van Denemarken: "De kern van wat er werkelijk toe doet, bleef behouden." President Klaus van Tsjechië: "Er zijn alleen maar cosmetische veranderingen aangebracht, de basistekst is dezelfde gebleven." Minister van Buitenlandse Zaken Moratinos van Spanje: "98 percent van het oude verdrag staat ook in het nieuwe. De verpakking is veranderd, niet de inhoud." Ik wil eindigen met Louis Michel: "Het nieuwe verdrag behoudt wat essentieel is in de grondwet."
Hoe ging men vermijden dat de bevolkingen van de lidstaten die nieuwe tekst niet opnieuw bij referendum zouden verwerpen? Heel eenvoudig: door deze keer geen referendum te organiseren.
Het gaat hier om een ongehoord staaltje van brutaliteit. Een tekst wordt onderworpen aan het democratisch procédé van het referendum. Wanneer wordt vastgesteld dat een aantal landen de tekst verwerpen, dan neemt men dezelfde tekst, gooit hem door elkaar en legt hem opnieuw voor, niet meer aan de bevolking, maar deze keer aan de parlementen omdat men diezelfde tekst niet meer durft voor te leggen aan de bevolking.
Zo fopt men Frederik, zo houdt men ons voor de gek. Wanneer men nadien verbaasd vaststelt dat de mensen niet meer volgen en argwanend staan tegenover Europa, dan wordt er geld vrijgemaakt voor een zoveelste promotiecampagne.
Op deze valse manier veroverde het Verdrag van Lissabon geheel Europa. Geheel Europa? Neen. Er was één klein landje dat dapper weerstand bood. De overwinning van het neen-kamp bij het referendum in Ierland zorgde voor woede en frustratie. De arrogantie waarmee sommigen op het Ierse referendum reageerden, is ronduit onrustwekkend. Een voormalige verantwoordelijke van de Europadesk van Belga schreef verzuurd dat de Ierse volksaard wordt gekenmerkt door kneuterige traditie, schraapzucht, katholicisme en alcohol. Ieren kunnen dus nooit goede Europeanen zijn.
In de commissie konden we horen dat een tekst als het Verdrag van Lissabon toch veel te ingewikkeld is om aan de bevolking voor te leggen. Diezelfde kritiek hoorden we niet wanneer de Spanjaarden zich in grote meerderheid uitspraken voor de Europese Grondwet. Ieren zijn blijkbaar, om Yves Leterme te parafraseren, intellectueel niet in staat om zich een mening te vormen over het Verdrag van Lissabon.
Maar parlementsleden zijn daar natuurlijk wel toe in staat. Straks zullen hier 124 stemmen worden uitgebracht, op basis van 124 individuele lezingen van het Verdrag van Lissabon. Of zullen het toch de partijhoofdkwartieren geweest zijn die beslist hebben of u ja of neen stemt en wanneer u ja of neen stemt?
Begrijp me niet verkeerd, parlementaire democratie is voor mij een even valabele vorm van goedkeuring als een referendum. En ik denk inderdaad - eenheid in verscheidenheid - dat elk land daar zelf moet over beslissen.
Men zegt dat parlementsleden een mandaat hebben van de kiezer. Ja, maar binnen een bepaald kader. Wanneer men dat kader wil veranderen, dan volgt men een speciale procedure. Dat is het probleem waar we in België voor staan. Als men bijzondere wetten of de Grondwet wil veranderen, dan is een gewone meerderheid niet voldoende, maar moet men een bijzondere procedure volgen. Maar als er via dit verdrag een massale shift is van unanimiteit naar stemming bij gekwalificeerde meerderheid, dan volstaat blijkbaar een gewone meerderheid.
Het is volgens mij een zeer grote stap om met een gewone meerderheid een verdrag als dit goed te keuren. Ik kan goed begrijpen dat in landen die wel directe democratie verdragen - België behoort daar niet bij, Ierland behoort daar wel bij - politici terugkoppelen naar de bevolking en een mandaat vragen.
En toen gebeurde er iets vreemds, ook hier in dit Vlaams Parlement. U weet dat op dat ogenblik de bespreking van het Verdrag van Lissabon nog niet was aangevat. De reden daarvoor lag voor de hand. Het Verdrag van Lissabon kan immers niet los worden gezien van een te sluiten samenwerkingsakkoord tussen de Belgische parlementen. Zonder dit samenwerkingsakkoord kan het Vlaams Parlement immers niet de rol spelen die het na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon conform de verklaring 51 als nationaal parlement zou moeten kunnen spelen.
En in de commissie Buitenlands Beleid bestond lange tijd een gentleman's en ladies' agreement om dat Verdrag van Lissabon samen met het samenwerkingsakkoord goed te keuren, naar analogie met de afspraken die gemaakt waren ten tijde van de Europese Grondwet. Men zei toen dat men de Europese Grondwet onmogelijk los kon zien van dat samenwerkingsakkoord.
Toen gebeurde er iets vreemds. Na het referendum in Ierland werd blijkbaar beslist om de Ieren politiek te isoleren. Daarom moesten alle andere landen zo snel mogelijk het verdrag ratificeren. Dat betekende ook dat de Vlamingen niet meer vervelend moesten doen en de koppeling tussen het verdrag en het samenwerkingsakkoord moeten loslaten.
Federale politici bepaalden openlijk in de kranten het tijdstip waarop dit Vlaams Parlement dit verdrag zou goedkeuren. Wij konden als Vlaamse parlementsleden in de krant lezen wanneer we dit verdrag zouden goedkeuren. Ze gingen er blijkbaar vanuit dat Vlaamse parlementsleden 'puppets on a string' waren, die dansten wanneer zij aan de touwtjes trokken. In de commissie Buitenlands Beleid drukte de meerderheid een nieuwe agenda door. En inderdaad, er moest een hoorzitting komen, maar die moest dan wel binnen de 36 uur plaatsgrijpen. Dat had onder meer tot gevolg, collega's, dat onder meer professor Vos, professor Storme en professor Pieters, die toch wel iets te vertellen hebben, lieten weten dat ze zich binnen een tijdspanne van 36 uur onmogelijk konden vrijmaken.
Actie lokt natuurlijk reactie uit. Ik wil hier alles niet in detail bespreken. De verslaggever verwees terecht naar een procedureslag en naar een bewogen bespreking. Ik kan alleen maar hopen dat dit een eenmalig gebeuren was en dat het de goede manier van werken in onze commissie in de toekomst niet in het gedrag brengt.
Ik nodig u uit de vraag te stellen of we nu vandaag niet geland zijn waar we anders ook, in onderling overleg, zouden geland zijn. En dan verwijs ik naar de afspraken die er in het kader van de Europese Grondwet gemaakt zijn.
Zoals ik daarnet aangegeven heb, betreuren wij dat dit Vlaams Parlement nu al het Verdrag van Lissabon stemt, terwijl het noodzakelijke samenwerkingsakkoord in dit stadium nog niet verder staat dan een tekst die binnen een ambtelijke werkgroep van griffiers tot stand is gekomen. Dit is in onze ogen een fragiel akkoord, dat slechts onder zware politieke druk - gisteren is daarvoor speciaal nog het Overlegcomité samengekomen - tot stand is gekomen, en dat niet noodzakelijk stand zal houden in de communautaire storm die wellicht op ons afkomt.
De heer Van Hauthem is net terug van een vergadering van het Bureau van de Senaat en kon daar vaststellen dat men er niet direct veel spoed aan de dag legt. Het zou een belangrijk politiek signaal en een teken van goede wil zijn als men de noodzakelijke wijziging van de wetten op de Raad van State nog voor het reces al stemt, naar analogie met de bekwame spoed die u hier in het Vlaams Parlement aan de dag legt. Neen, zegt men daar. De behandeling van het ingediende wetsvoorstel is maar voor het najaar voorzien. En wie kan voorspellen in welk politiek klimaat we dan opereren?
De posities zijn hier ingenomen. Het ligt nu vast wie straks ja of neen gaat stemmen. Er blijft een belangrijke vraag over voor de regering en meer specifiek voor u. Bij de behandeling van de Europese Grondwet hebben we de duidelijke afspraak gemaakt dat het Vlaams Parlement wel het verdrag zou stemmen, maar dat de regering niet zou overgaan tot bekrachtiging en afkondiging alvorens het toenmalige samenwerkingsakkoord door de parlementen was goedgekeurd.
Mijn vraag is de volgende. Houdt de Vlaamse Regering vandaag hetzelfde standpunt aan? Ik ondersteun mijn vraag met een aantal citaten. Het eerste citaat is het volgende. "Maar om te garanderen dat Vlaanderen effectief een rol zou kunnen spelen op Europees niveau, maakt de N-VA een simpele koppeling. Eerst een voor Vlaanderen positief samenwerkingsakkoord, dan pas de ratificatie van de Grondwet. De koppeling werkte." Het is een citaat uit de Vrije Tribune in Doorbraak van februari 2006, ondertekend door Bart De Wever, algemeen voorzitter en Geert Bourgeois, minister. Toenmalig minister-president Yves Leterme wees in een brief aan toenmalig parlementsvoorzitter De Batselier in maart 2005: "Daarom zal de goedkeuring door het Vlaams Parlement van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa gebeuren mits het afsluiten door de parlementen van dit land, van een samenwerkingsakkoord, over hun rol in het kader van dit nieuwe verdrag." 'Mits' is volgens mij voorafgaandelijk aan het stemmen van de Grondwet.
Een citaat uit de nota van de juridische dienst van het Vlaams Parlement: "Gelet op de politieke noodzaak om nog voor de parlementaire goedkeuring van de Europese Grondwet tussen alle Belgische parlementen een akkoord te sluiten over de uitoefening van het subsidiariteitsbeginsel en het vetorecht inzake de overbruggingsclausule" enzovoort.
Mijnheer de minister, ik sluit af met een citaat uit een persmededeling die u zelf verspreid hebt op 11 april 2008, minder dan drie maanden geleden. U zegt daarin: "Het sluiten van zulk samenwerkingsakkoord, voorafgaand aan de instemming met het Verdrag van Lissabon door het Vlaams Parlement, is voor de Vlaamse Regering essentieel." Dat is de enige tekst die vetjes in uw persmededeling staat, en het woord 'voorafgaand' staat vetjes en cursief.
Collega's, ik lees het u nog eens voor: "Het sluiten van zulk samenwerkingsakkoord" - sluiten, dus dat betekent dat men het akkoord sluit, en niet dat de griffiers tot een tekst zijn gekomen - "voorafgaand aan de instemming met het Verdrag van Lissabon door het Vlaams Parlement, is voor de Vlaamse Regering essentieel."
Mijnheer de minister, een meerderheid in het Vlaams Parlement houdt blijkbaar niet langer vast aan dit standpunt. Ik herhaal mijn vraag: kunnen we erop rekenen dat, na de stemming van het Verdrag van Lissabon straks door dit Vlaams Parlement, de regering niet overgaat tot bekrachtiging en afkondiging, alvorens de juridische basis van het samenwerkingsakkoord rond is en alvorens alle betrokken assemblees het samenwerkingsakkoord hebben goedgekeurd?
Collega's, aan het Verdrag van Lissabon kunnen we vandaag geen letter veranderen. We kunnen straks ja of neen stemmen. Maar hier hebben we ons eigen politieke lot in handen
Mijnheer de minister, ik denk dat dit een uiterst belangrijke vraag is. We kijken uit naar uw antwoord. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van den Brande heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, waarde collega's, laat me eerst en voorafgaandelijk zeggen - en ik wend me tot de commissievoorzitter -: ik denk dat een grote meerderheid in dit parlement geen enkele partij-instructie heeft gekregen om een stemhouding aan te nemen. Ik denk, eerlijk gezegd, mijnheer Van Overmeire, dat het net het omgekeerde is en het precies uw fractie is die zich - ik vind weinig overtuigend en met weinig argumenten - afzet tegen dit Verdrag van Lissabon.
Dit gezegd zijnde, wil ik de verslaggeefster bedanken, die manmoedig, of vrouwmoedig, de verschillende zittingen heeft bijgewoond.
Als we het hebben over de goedkeuring, in een land of deelstaat, via de weg van een referendum, zeg ik, als men in het buitenland vraagt of België niet in staat is om een referendum te houden, dat men misschien wel kan stellen dat België tamelijk complex is, met verschillende parlementen, maar dat dat tenminste het voordeel heeft dat, als een belangrijk verdrag moet worden goedgekeurd, zoals dat geldt voor het Verdrag van Lissabon, niet één kamer, geen twee kamers, maar zeven kamers een debat voeren - het is ook degelijk gevoerd hier in het Vlaams Parlement - over iets dat van wezenlijk belang is voor de toekomst van de mensen.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik denk dat we de zaken moeten lezen zoals ze zijn. Is er een reden om te zeggen dat het Verdrag van Lissabon het ultieme document is, het ultieme en optimale instrument om de doelstellingen voor Europa waar te maken? Dat is natuurlijk niet zo, maar de geschiedenis van Europa is een geschiedenis van voortgang. Soms - dat geldt ook voor de Belgische situatie - zijn er goede redenen om zich te ergeren aan het feit dat dingen veel te traag gaan. Dat geldt voor de ontwikkeling in Europa, maar natuurlijk ook voor de ontwikkeling binnen België.
Het minste dat men kan zeggen, is dat, als ik terugkijk op wat mee de basis vormt van wat voor sommigen, mijnheer Van Overmeire, misschien een ideaal is, een droom, dit Europa gesteund is op een wil om vrede te brengen tussen degenen die geen tientallen, maar honderden jaren met elkaar in conflict geweest zijn.
Het is bijna ongelooflijk dat precies de eerste stap in de Europese eenmaking gesteund was op de twee vitale sectoren die de basis vormden van de industriële mogelijkheid en de oorlogscapaciteit om elkaar te lijf te gaan. Men heeft de ingeving gehad om precies die twee sectoren bij elkaar te brengen, met name kolen en staal, en heel de productie daaromtrent, die de materiële basis was om elkaar te bevechten. Soms loopt het zo in de geschiedenis.
Die Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, heeft zich versterkt en verdiept in een globale economische gemeenschap en is een politieke unie geworden. Het is geen kwestie van geloof maar een kwestie van keuze. Europa is een keuze om dingen samen te doen die we alleen niet kunnen doen. Op deze basis moeten we een evaluatie geven van het voorliggende ontwerp van verdrag.
Is dat perfect? Neen. Wij als christendemocraten waren grote voorstanders van het ontwerp van grondwettelijk verdrag omdat dat voor het eerst een echt handvest zou zijn voor alle burgers. Sommigen onder u weten dat ik voorstander ben van een meerlagig bestuur. Wij zijn zelf meerlagig: we zijn een stuk van de gemeente, van die kleine groep waar we heel dicht en nabij in leven. Wij zijn ook deel van een grotere cirkel, de gemeenschap die we samen vormen. Wij zijn ook in meer of mindere mate deel van een statelijk geheel. Wij willen ook deel zijn van een ruimere cirkel, namelijk een Europa dat gesteund is op een aantal waarden. Europa heeft immers geen perspectief als het niet gesteund is op een waardengemeenschap.
Wij waren voorstander van het grondwettelijk verdrag en er zijn stappen terug gezet van dat grondwettelijk verdrag naar het huidige verdrag. Een van die stappen terug, is ongetwijfeld, dat, ook al wordt er nu een juridische kracht gegeven aan het handvest van de grondrechten, dit handvest beter onverbrekelijk deel had uitgemaakt van het verdrag zelf. Het tweede punt is dat er een groot manco blijft. Als je een interne markt organiseert en doelstellingen ten aanzien van meer groei en werkgelegenheid probeert waar te maken, wat de hele Lissabonstrategie is, dan zou een echt gemeenschappelijk buitenlands beleid voor de unie een vanzelfsprekend sluitstuk moeten zijn. Dit is dus een stap terug ten aanzien van het grondwettelijk verdrag.
Er zijn ook stappen vooruit. Zoals de Europese geschiedenis het aangeeft, de geschiedenis die we zelf willen - ik herhaal: het is een keuze die je maakt -, legt dit verdrag op drie punten de basis om meer democratie tot stand te brengen in Europa. Op de eerste plaats is er het Europees Parlement, dat na een heel lange weg van vijftig jaar, eindelijk een volwaardig parlement kan worden. Er is niet alleen de codecisie in de raad, ook het belangrijk initiatiefrecht is in het Verdrag van Lissabon aanwezig.
Een tweede stap vooruit is dat voor het eerst - en dat is een merkwaardige paradox voor degenen die het verdrag afwijzen - duidelijk wordt aangegeven dat het middenveld een plaats krijgt krachtens dit verdrag. Ik noem dit de horizontale subsidiariteit, het vertrouwen dat overheidsinstellingen geven aan actoren in de samenleving. Er is niet alleen het burgerinitiatief, waarbij 1 miljoen handtekeningen de basis kunnen vormen om een petitie te houden, maar veel belangrijker is dat we in een unie komen waar niet alleen de institutionele actoren een plaats hebben maar ook de 'civil society', dat middenveld, die verantwoordelijken in een samenleving.
Een derde punt van vooruitgang in de democratie is heel het subsidiariteitsgegeven. Dat is een moeilijk punt. De subsidia waren destijds de hulptroepen van de Romeinse legers. Als we het nu hebben over het politieke principe van de subsidiariteit, bedoelen we een hulpinstrument om tot meer democratie te komen.
Die subsidiariteit kan natuurlijk voor ons geen hernationalisering inhouden, wel een versterkte democratie via de nationale parlementen. Ik kom daar straks even op terug, met betrekking tot de Belgische staatsinrichting. Het kan dus niet de bedoeling zijn dat, via de subsidiariteitsscreening en de test, zowel in de eerste periode als in de laatste, er sprake zou zijn van een sluikse vorm van hernationalisering van wat we gemeenschappelijk willen maken. Door dit verdrag zetten we dus belangrijke stappen voorwaarts, naar meer democratie en een verdiepte democratie.
Er kan wat discussie bestaan over de vraag of het allemaal zo eenvoudig loopt. Zoals ik nog al heb gezegd: Montesquieu is eigenlijk nog niet ontdekt in Europa. Allemaal leven we in onze lidstaten met die scherpe scheiding der machten, terwijl bij de Europese Unie de wetgevende macht wordt gedeeld door de Raad en het Europees Parlement. Er kan worden gezegd dat een vast voorzitterschap wat moeilijk te organiseren is, met de trojka en het roterende voorzitterschap binnen die trojka. Wat dat betreft, deel ik uw mening, mijnheer Van Overmeire. Ik denk echter alleszins dat dit verdrag toelaat het management voor een club van 27 beter te maken. Natuurlijk kan dat niet hetzelfde management zijn als dat voor een club van zes, zoals dat oorspronkelijk het geval was.
Mijheer Van Overmeire, ik deel absoluut niet de mening van u en anderen die stellen dat een meer gekwalificeerde meerderheid een verschrikkelijke stap achterwaarts is. Als we een aantal dingen samen willen doen, is het belangrijk dat, natuurlijk met een voldoende groot draagvlak qua bevolkingsaantal en lidstaten, we niet worden geconfronteerd met een blokkering van de allerkleinste minderheid. Het is net een van de grote punten van vooruitgang binnen de EU, dat trouwens overeind blijft in dit verdrag, dat de Europese Commissie de initiatiefnemer is en blijft om meer gemeenschappelijk beleid mogelijk te maken. Daartoe is het natuurlijk belangrijk dat er meer gekwalificeerde meerderheden komen. Voor ons had dit nog veel verder kunnen gaan, precies om een aantal doelstellingen te kunnen bereiken.
Ik bekijk dit verdrag niet met een ongenuanceerd enthousiasme. Het is enigszins een stap terug ten aanzien van het ontwerp van het grondwettelijk verdrag, maar in het licht van de voorgaande verdragen is het alleszins een belangrijke stap voorwaarts. Dan denk ik aan de verdragen van Maastricht, van Amsterdam, waar het subsidiariteitsprincipe voor het eerst naar voren werd gebracht, en van Nice. Ik heb het nog gezegd: Nice was not nice. Dat was eigenblik een van de problemen waarmee men heeft geworsteld.
Er is nog een ander punt. Ik heb het daarnet even aangehaald. Dan gaat het niet alleen over het oogpunt van het Vlaams Parlement. We kunnen maar denken aan de toekomst van Europa als we afstappen van een hiërarchische, piramidale besluitvorming en de gedachte dat Europa die 2 vierkante kilometer in Brussel is. We moeten en zullen gaan naar een multilevel governance, een meerlagig bestuur waarbij een nieuwe verantwoordelijkheidsdeling tot stand komt tussen het lokale, het regionale, het nationale en het Europese, in een partnerschap.
Het is een illusie, waarmee sommigen in dit land ook nog leven, dat één bestuurslaag in staat zou zijn om de problemen van de mensen op te lossen. Het is ook een illusie te denken dat alleen institutionele overheden, zelfs lokaal, regionaal, nationaal en Europees, in staat zijn om de verwachtingen in te lossen met betrekking tot de problemen van elke dag waarmee mensen kampen en die mensen onvoldoende doen deelnemen aan een samenleving. Daarom zijn we er als christendemocraten absoluut van overtuigd dat dit verdrag een hefboom inhoudt om vertrouwen te geven aan die actoren in de samenleving die initiatieven nemen op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en samenlevingsopbouw. Voor het eerst worden de regionale en de lokale dimensies in een verdrag opgenomen, en niet ergens in een bijgevoegd protocol. We hebben er hard voor gevochten en gediscussieerd opdat in het eerste hoofdstuk van het verdrag, het principiële hoofdstuk, waarin de dragende krachten van Europa worden aangeduid, voor het eerst uitdrukkelijk zou worden vermeld dat de regio's en de regionale dimensie bouwstenen en ankers zijn voor de Europese besluitvorming.
Het is van groot belang dat die meerlagige bestuursoriëntering, dat nieuwe partnerschap, weg van die hiërarchie en die piramide, een basis heeft gekregen in dit verdrag. We hadden gehoopt dat we via de constitutionele regels rechtstreeks toegang hadden gekregen tot het Hof van Justitie. Het is mijn overtuiging, en dat weet u al, dat er in de toekomst, vooruitlopend op een nieuw verdrag, een nieuwe aanpassing moet komen van de zogenaamde constitutionele regels voor de Belgische en andere deelstaten. Het is belangrijk dat we al een eerste stap kunnen zetten om toegang te krijgen langs het Europees Comité van Regio's naar het Hof van Justitie.
De verslaggever wees er al op, de unie moet ophouden om dubbel werk te doen met andere Europese instellingen. Sinds 1949 heeft de Raad van Europa een steeds grotere expertise en inbreng. De unie heeft de plicht om zindelijk om te gaan met de middelen en met het menselijk potentieel. Door haar nieuwe rechtspersoonlijkheid die ze krijgt middels dit verdrag, moet zij als unie toetreden tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het zal niet langer houdbaar zijn - dit lijkt heel technisch, maar het is bijzonder belangrijk - om twee hoven naast elkaar te laten bestaan, namelijk het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof van de Mensenrechten. Hier is nog werk aan de winkel.
We moeten aandachtig zijn voor de mening van de Ierse kiezer. Ik vind niet dat we geen rekening moeten houden met Ierland omdat het een kleiner land is. We mogen er niet van uitgaan dat het 'slechts' om 900.000 burgers gaat. Het Ierse nee is voor mij meer dan het Ierse nee. Het Ierse nee maakt ook heel duidelijk, de enquêtes en analyses liggen voor, dat slechts 19 percent van de neestemmers niet verder wil met Europa. De overige neestemmers hebben heel duidelijk gezegd dat ze het verdrag afwijzen, maar wel willen doorgaan met Europa. Dat blijkt uit de analyse.
We moeten van de komende periode gebruik maken om twee dingen te doen. We moeten het ratificeringsproces doorzetten. Ik zie geen enkele goede reden waarom we ons niet zouden kunnen terugvinden in het Verdrag van Lissabon als we dat wel konden in het ontwerp van grondwettelijk verdrag, ook al zitten enkele punten er niet in. 'Qui peut le plus, peut le moins.' We mogen niet afwachten. De tijd moet worden geactiveerd. Tegelijk met het voortzetten van de ratificatieprocedures, moeten we nagaan hoe we de doelstellingen kunnen versterken.
Niemand kan de voortgang ontkennen die de unie bracht of brengt. Die is gigantisch. De nettobetalers aan de unie hebben meer voordeel gehaald uit hun lidmaatschap dan het nadeel van hun nettobetaling aan de unie. Die analyse is gemaakt voor elk van de nettobetalers. Wat betekent dat? De cijfers werden onlangs nog gepubliceerd. De koopkracht is in de landen die recent toetraden, 4 tot 5 percent gestegen en het brutobinnenlandse product met 3 percent. In de andere landen moet dat dus nog meer zijn.
Kom mij dus niet zeggen dat de doelstellingen van de Unie ver afstaan van de dagelijkse zorg van de mensen.
Werkt de Unie perfect? Neen. Biedt Lissabon dan een perfect antwoord? Neen. Is het een stap vooruit? Ja.
Ik meen dat Europa ook in heel de subsidiariteitstoets en in de versterking van de democratie een grote inspanning moet doen om dichter bij de mensen te komen, maar laat dit geen excuus zijn om de doelstellingen niet bij te treden.
Mevrouw de voorzitter, we hebben een concreet middel: het samenwerkingsakkoord waarover we pas hebben kunnen onderhandelen. Ik wil mijn dankbaarheid uiten tegenover iedereen die er een inspanning voor geleverd heeft. Er is het uniek gegeven, krachtens verklaring 51 bij het verdrag, waardoor we de nationale parlementen beschouwen als mede inhoudend de regionale, gewestelijke, deelstatelijke parlementen. Er moest een samenwerkingsakkoord komen.
Mijnheer Van Overmeire, we zullen het debat hierover niet lang voeren. We hebben gisteren de evaluatie kunnen maken in de commissie. We hebben niet alleen kunnen vaststellen dat de politieke wil aanwezig is. Het is voor mij ook belangrijk dat de indiening van de twee voorstellen, zowel het voorstel tot bijzondere wet, als het voorstel met betrekking tot de Raad van State, aangeven dat er over de verschillende parlementen heen - dat bleek ook gisteren na het Overlegcomité - een politiek engagement is om tot afspraken te komen én die afspraken ook waar te maken.
Heel merkwaardig, maar doordat we een beetje moeilijk zaten, werden we feitelijk gediend door het advies van de Raad van State op vorige ontwerpen, waarin precies werd aangegeven dat we het nu in een formeel samenwerkingsakkoord kunnen gieten.
Voor mij is het vanzelfsprekend - er kan geen discussie zijn over hoe we tegenover de zaken staan - dat we overtuigd het ontwerp van verdrag kunnen goedkeuren en dat we er natuurlijk over moeten waken dat er politieke handtekeningen komen onder de afsprakenregeling die zal moeten steunen op goedkeuring in de verschillende parlementen.
Collega's, als we dit verdrag op de juiste manier inlezen, zal het een enorme bijdrage leveren op drie punten waarover - wat mij betreft - Europa gaat. Dat is op de eerste plaats Europa als een waardengemeenschap en als een politieke unie. Ik was maanden en dinsdag in Kroatië en ik had er de gelegenheid om met de minister van Buitenlandse Zaken en met de eerste minister te spreken over de stand van zaken in verband met de toetreding van Kroatië tot de Unie. Voor mij is het heel opvallend dat, terwijl hier een gevoel heerst dat alles vanzelfsprekend is, dat de Unie er is, maar dat we die eigenlijk niet nodig hebben, die landen echt bij de Europese gemeenschap van 490 miljoen mensen betrokken willen worden, niet alleen wegens meer materiële vooruitgang, maar ook wegens meer sociale inclusie en een cohesiebeleid dat hefbomen biedt aan een heel pak mensen. Dit gaat dus over Europa gesteund op waarden en als politieke unie.
In de tweede plaats moeten en kunnen we de ambitie koesteren - en ik meen dat het verdrag daartoe ook een bijdrage levert - dat Europa een economische kernspeler in de wereld is, niet besloten en op zichzelf, maar een partner van andere continenten.
Ten derde is er het werk van de komende tijd. Europa moet ook een ruimte worden van zekerheid en rechtvaardigheid.
Als we die doelstellingen bekijken, betekent dit ontwerpverdrag van Lissabon een heel belangrijke stap, maar natuurlijk in voortgang van het feit - ik herhaal wat ik in het begin heb gezegd - dat Europa aan keuze is, geargumenteerd en overtuigd. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, u kunt van mij moeilijk verwachten dat ik de eloquente en uitgebreide stijl van de voorgaande spreker benaarstig, maar het bijwonen van de commissie voor Buitenlands Beleid de afgelopen week heeft mij, in het kader van mijn opleiding, toch nog wat verrijking bijgebracht.
Ik heb het om te beginnen over de manier waarop de anders zo rustige commissievoorzitter uit zijn rol viel en bij wijze van spreken de gordijnen in klom. Toch had hij de tegenwoordigheid van geest om een aantal vragen te stellen aan onze parlementsvoorzitter. De antwoorden op die vragen zijn ons door de juridische cel op zeer consequente wijze overgemaakt en hebben enige verduidelijking gebracht inzake bepaalde artikelen van het reglement. Ook het tekstvoorstel dat gisteren is voorgelegd en toegelicht, heeft ons een stand van zaken gegeven.
Naar aanleiding van de hoorzitting zijn ons een aantal standpunten duidelijk gemaakt. Wij hadden in eerste instantie wel al een idee van die standpunten, maar die zijn dankzij de hoorzitting nog duidelijker geworden.
Een aantal sprekers hadden blijkbaar geen kennis van het gezegde 'si tu es different de moi, loin de me nuire, tu va m'enrichir'. En wij betreuren dat, want dat was een van de aanzetgegevens tot de oorspronkelijke Europese Unie. De verscheidenheid tussen de ingezetenen van de landen die initieel de aanzet namen tot de Europese Unie, zou als een verrijking worden gebruikt.
We moeten toegeven dat het Europese continent sinds het ontstaan van de EU vrij is geweest van heel dramatische gebeurtenissen, en dat wij op wereldvlak een van de spelers zijn geweest waarmee rekening moest en moet worden gehouden. In het verdrag dat voorligt wordt nu een duidelijke weg ingeslagen, waarbij we middels de vertegenwoordiger voor het buitenland mogelijks een plaats zullen hebben op het echelon van de wereldpolitiek.
Wij mogen niet voorbijgaan aan het feit dat het Verdrag van Lissabon er nu komt naar aanleiding van een zes à zeven jaar durende introspectieperiode die de Europese Unie achter de rug heeft. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat men, wanneer men met de eigen, binnenlandse problematiek bezig is, de aandacht voor het buitenland wat laat verslappen. Zo is het ook gegaan in Europa. Men heeft nu een aantal jaren bedachtzaam alle soorten circuits uitgeprobeerd om onze instellingen meer opportuun te maken. De grondwet heeft haar plaats finaal niet gekregen, maar misschien krijgt het Verdrag van Lissabon wel zijn plaats.
We mogen ook niet voorbijgaan aan het Ierse 'neen'. We moeten de analyse van de neen-stemmers op een consequente manier bekijken. Een gebrek aan informatie en aan het inzicht dat de EU de eigenheid niet afneemt, was waarschijnlijk een van de basisfactoren voor het aantal neen-stemmen.
Onze fractie zal het Verdag van Lissabon volmondig onderschrijven. De toets wordt hier doorstaan. De subsidiariteitstoets, het systeem dat in België reeds geruime tijd aanwezig is, wordt er zelfs in ingeschreven. We beschikken nu ook over het 'early-warningsysteem', een systeem dat bij ons als het ware al proefdraait. Bovendien komt er een eenvoudiger gekwalificeerde meerderheid, die eenvoudiger zal worden berekend. Het handvest van de grondrechten wordt bovendien als dusdanig wettelijk bindend, en dat is essentieel.
Het enige wat ik, vanuit mijn beroepsachtergrond, kan opwerpen, is dat de doorgedreven aanwezigheid in het justitiële er nog niet is. Maar wat niet is, kan later misschien nog komen.
Ik was een beetje verwonderd toen de eerste spreker enigszins misprijzend sprak over de verkozenen van het Europees Parlement. Zij zijn democratisch verkozen en vertolken hun gedachtegoed. Ook wij zijn met bepaalde standpunten naar de kiezer gegaan, die op basis van de verscheidenheid van de partij, bepaalde standpunten inneemt over Europa. Ik heb de indruk dat België altijd een Europa-minded land is geweest.
Wanneer het Verdrag van Lissabon ook door de andere lidstaten wordt aangenomen, kunnen we een weg inslaan want we hebben nood aan een Europa waar rekening wordt gehouden met de globalisering, de vergrijzing en het milieu. Daarnaast is er ook de buitenlandse politiek. Er zal een vertegenwoordiger voor het buitenland spreken namens de Unie, een persoonlijkheid die niet benoemd mag zijn in de politiek van de lidstaten maar die als het ware een president - hoewel die term niet is gevallen - van de Unie zal zijn en er 2,5 jaar het gezicht zal van uitmaken. Met dit verdrag hebben we de kans om als unie van eensgezinde landen de toekomst tegemoet te treden. Mijn fractie zal dit ontwerp van decreet goedkeuren.
De heer Roegiers heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil in eerste instantie de verslaggever danken. De verslaggever heeft verwezen naar een aantal procedurele incidenten. Een daarvan leek te zijn dat de oppositie het niet eens was met het feit dat er maar één verslaggever was. Mevrouw Temsamani heeft vandaag aangetoond dat dat een wijze beslissing was. We hebben een zeer volledig en objectief verslag gekregen, waarvoor dank.
Voor ik het over het Verdrag van Lissabon zelf heb, wil ik nog iets zeggen over het samenwerkingsakkoord en de behandeling van het Vlaams Parlement. Ik heb me vorige week in de commissie namens VlaamsProgressieven onthouden omdat er niet voldoende garantie was over een samenwerkingsakkoord.
Ik heb me gisteravond bij de evaluatie in de commissie Buitenlandse Aangelegenheden akkoord verklaard om het ratificatieverdrag hier vandaag te agenderen en wel om een aantal redenen. Een daarvan is dat de tekst van het samenwerkingsakkoord zoals het nu voorligt, terugvalt op de oorspronkelijke tekst die door de diensten van het Vlaams Parlement is opgesteld en die veel verder gaat dan deze die door de griffier van de Kamer was voorgesteld op de laatste vergadering.
Een tweede reden is dat er deze week een akkoord is bereikt over de tekst tussen de verschillende griffiers van de parlementen die dit land rijk is.
Ten derde is sinds vorige week het voorstel van bijzondere wet door de Kamervoorzitter ingediend en is het voorstel van wet door de Senaatsvoorzitter ingediend. Dat houdt een aantal politieke engagementen in.
Bovendien zijn ook de adviezen van de Raad van State op het voorstel van bijzondere wet binnen. Ook dat leidt niet tot onoverkomelijke hindernissen. Tot slot was er gisteren een akkoord in het Overlegcomité over het feit dat het politieke engagement moet en kan blijken.
Mijnheer de minister, wat de hele procedure in verband met het samenwerkingsakkoord betreft, hebben we nog altijd enige tijd om met de afkondiging en bekrachtiging te wachten indien we niet 100 percent zeker zijn.
Er is nogal wat kritiek geweest op de behandeling in het parlement. Het ratificatieverdrag zou snel-snel door het parlement zijn besproken. Ik wil dit heel uitdrukkelijk ontkrachten. We hebben in de commissie van de minister een uitvoerige toelichting gekregen. We hebben toen beslist een hoorzitting te organiseren. We kunnen inderdaad discussiëren over de snelheid waarmee die hoorzitting werd georganiseerd. We kunnen echter niet ontkennen dat er goede sprekers op aanwezig waren. De meningen die naar voren werden gebracht, waren ook uitgebalanceerd.
Er was een hoorzitting met Jean-Luc Dehaene, toch een van de medearchitecten van de verdragen die in Europa werden opgesteld. We hebben ook ruim de tijd gehad om te luisteren naar tegenstanders, die zowel door de oppositie als door de meerderheid waren aangebracht. Ik zal ze bij naam noemen: Eric Verhulst en Natan Hertogen.
We hebben nadien twee namiddagen en avonden gewijd aan een algemene bespreking, met daarop aansluitend een stemming. Tot slot zijn we gisterenavond nog eens samengekomen om wat vorige week als een hinderpaal werd beschouwd te evalueren en te bespreken. Ik merk op dat we ondertussen alweer een tijdje bezig zijn met de bespreking in het Vlaams Parlement.
Collega's, het is dus duidelijk dat we vinden dat het Vlaams Parlement ruim de tijd heeft genomen om dit verdrag te bespreken. We vinden dat ook normaal. Alle meningen zijn aan bod gekomen. We vinden het belangrijk dat dit gebeurd is, omdat we het een Europese staatsvorming of -hervorming van formaat vinden.
Collega's, ik zal nu dieper ingaan op het verdrag zelf. Een aantal collega's hebben al verwezen naar het Ierse 'neen'. Ik ben het niet eens met het 'neen' van Ierland. Ik breng er wel respect voor op. Ik ben het niet eens met die politici - Karel De Gucht, Bart Somers, Yves Leterme - die, als reactie op de Ierse uitspraak, vonden dat er maar snel een ratificatie door alle parlementen moest gebeuren. Ik denk dat het Ierse 'neen' een ander antwoord verdient. Het Vlaams Parlement is daar ook niet op ingegaan. We hebben ruim de tijd genomen om het verdrag te bespreken.
Ik wil er ook aan toevoegen dat het goed is dat we er vandaag over stemmen. Dat had voor ons echter evengoed in september kunnen gebeuren.
Collega's, VlaamsProgressieven is een van de mede-erfgenamen van de VU. En wij zijn altijd voorstander geweest van een sterke Europese samenwerking en eenmaking. We doen dat in de geest van, naar Vlaamse normen, grote Europese politici zoals Maurits Coppieters, Jaak Vandemeulebroeke, Willy Kuijpers, Nelly Maes en zelfs Bart Staes, die ook even voor de VU in het Europees Parlement heeft gezeten.
Maar Europa mag niet blijven steken in een economisch verhaal. De heer Van den Brande en mevrouw Hoebeke hebben al verwezen naar de EGKS. Europa moet meer zijn dan dat. Het Verdrag van Lissabon geeft Europa en ons de mogelijkheid verder de weg in te slaan van een politieke unie.
Dit verdrag draagt hier absoluut toe bij. Ik wil een aantal voorbeelden aanhalen die dit moeten onderstrepen.
Mijn eerste voorbeeld is de budgettaire en wetgevende versterking van het Europees Parlement en de rol van het Europees Parlement in de keuze van de voorzitter van de Europese Commissie.
Mijn tweede voorbeeld is voor mijn fractie zeer belangrijk. Eenmaal een raadsvoorzitter is geïnstalleerd, kan die persoon een gezicht aan de Europese Unie geven.
Het derde voorbeeld betreft het burgerinitiatief. Dat houdt in dat een miljoen inwoners van de Europese Unie de Europese Commissie kunnen vragen een wetgevend initiatief op te starten. We zijn ervan overtuigd dat het burgerinitiatief de mogelijkheid biedt om de Europese burgers dichter bij het Europese beleid te betrekken. Ik breng dit ter sprake omdat dit in heel Europa een van de punten van kritiek is geweest. Het verzamelen van een miljoen handtekeningen biedt de mogelijkheid om debatten op gang te brengen. Die debatten kunnen de betrokkenheid van de Europeanen bij de Europese Unie vergroten.
Mijn laatste voorbeeld betreft de toetsing van het subsidiariteitsbeginsel. Op dit vlak is een belangrijke rol voor de nationale parlementen weggelegd. Aangezien het Vlaams Parlement als een kamer van een nationaal parlement wordt beschouwd, biedt dit ons verantwoordelijkheden en kansen.
Het Verdrag van Lissabon is voor ons toch niet enkel rozengeur en maneschijn. Voor VlaamsProgressieven dreigt de Europese Unie te veel terug te plooien op een louter economisch geheel, waarin de globalisering de hoofdrol speelt. De sociale paragrafen zijn ons te oppervlakkig en te weinig concreet. Het Verdrag van Lissabon besteedt aandacht aan het energiebeleid, maar stelt amper concrete maatregelen voor om met betrekking tot duurzame energie andere keuzes te maken. Dit is volgens ons zonder meer een gemiste kans. Bovendien deelt de Europese Unie een te beperkte rol toe aan de constitutionele regio's. Ons land neemt op dit vlak het voortouw. Andere deelstaten zullen in de toekomstige Europese Unie echter weinig te betekenen hebben. Dit is geen Europa met volkeren en regio's, laat staan een Europa van de volkeren en de regio's.
Ik kom tot mijn besluit. Het Verdrag van Lissabon is een stap vooruit, maar het is verre van perfect. Dit is een belangrijke, maar niet afgewerkte 'staatshervorming' op het Europese niveau. We zullen 'ja' stemmen. Ik hoop dat uit onze kritische noot blijkt dat dit eigenlijk 'ja maar' betekent. (Applaus bij de meerderheid en bij Groen!)
Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zal hier kort namens de Groen!-fractie spreken. De vorige sprekers hebben natuurlijk al heel veel gezegd. Bovendien heeft de verslaggeefster een uitgebreid en zeer interessant verslag uitgebracht. Eigenlijk voert de commissie deze discussie al jaren. Ik denk hierbij onder meer aan het ontwerp van Europese Grondwet.
Ik wil benadrukken dat Groen! het belangrijk vindt dat het Vlaams Parlement vandaag een positief signaal geeft en dit decreet tot instemming met het Verdrag van Lissabon goedkeurt. Indien we het ratificatieproces nu op een of andere manier zouden vertragen of een vaak vrij contraproductieve en vaak ook populistische agenda zouden volgen, zouden we een totaal verkeerd signaal geven. Dit zou de aandacht blijven afleiden van het echte debat dat we binnen de Europese Unie moeten voeren. We moeten een debat over het Europese project voeren.
Voor Groen! - ik spreek nu namens alle groenen in alle Europese landen - is het Europese project ontzettend belangrijk. De heer Van den Brande heeft al gerefereerd aan de basis, namelijk dat Europa is ontstaan als een soort vredesproject. Het heeft er op die manier ook voor gezorgd dat er in Europa vrede is en blijft. Dit is voor ons een zeer essentieel element. De huidige Europese Unie - dit geldt ook voor het voorliggende verdrag - is nog lang niet het Europese project dat we zouden willen. Maar dit verdrag is onmiskenbaar een stap vooruit in de goede richting. Het is ook belangrijk dat die stap wordt gezet.
Bepaalde leden hebben al gesproken over het grondwettelijke verdrag dat inderdaad een stuk verder ging. We vonden dat dat verdrag niet ver genoeg ging. Nu zitten we met een afzwakking van dat grondwettelijke verdrag, maar het is sowieso een stap vooruit. Die stap moet worden gezet, want anders zal de broodnodige relance van het Europese project niet op gang komen. Ik zal niet herhalen wat allemaal wel en niet in het verdrag staat, maar ik wil wel beklemtonen dat voor een aantal cruciale punten die voor Europese burgers belangrijk zijn, vooruitgang wordt geboekt in vergelijking met de huidige situatie.
De democratische macht van het Europese parlement wordt uitgebreid met de medebeslissingsprocedure, waar we altijd vragende partij voor zijn geweest. In een aantal domeinen krijgt ook de democratie meer rechten. En inderdaad, het burgerinitiatief kan daar zeker toe bijdragen. Op diverse politieke terreinen wordt een verdere stap gezet naar betere integratie. Dit zijn goede punten. Het is een goede zaak dat Europa op die vlakken kan vooruitgaan.
Als algemene bedenking wil ik bevestigen dat er veel controverse is over de Europese Unie. Er is ook een probleem inzake het maatschappelijk draagvlak. In feite is Europa niet bij iedereen even populair. Het zou goed zijn dat men zowel op Europees niveau als op het niveau van de lidstaten eens goed nadenkt hoe dit kan worden opgevangen. Het zou goed zijn dat men ophoudt met het voeren van schaduwgevechten en dat men op het niveau van de lidstaten stopt met het verwijzen naar Europa als de grote boeman. Dat is me altijd al opgevallen, zowel in dit land als in andere landen. Als er beslissingen worden genomen in uitvoering van Europese richtlijnen die goed vallen bij de mensen, dan is men er altijd als eerste bij om te zeggen dat ons land, onze regering of onze minister in die regering dat heeft gedaan. Ze gaan dan met de pluimen lopen. Als er moeilijke beslissingen moeten worden genomen die minder populair zijn in uitvoering van Europese richtlijnen, dan is men er als de kippen bij om Europa de schuld te geven. Dit is een van de redenen waarom Europa minder populair is.
Europa is nodig, een Europees project is nodig. Het is belangrijk dat alle mensen die erin geloven, dit ook vertellen aan de publieke opinie. Elke dag wordt duidelijker dat in een globaliserende wereld waar de economie internationaal is georganiseerd, ook sociale rechtvaardigheid en ecologische duurzaamheid internationaal zullen moeten worden aangepakt. Ik ben ervan overtuigd dat kleinere landen er alle belang bij hebben, dat ze zullen kunnen standhouden en zichzelf zijn, als er een sterke en efficiënte bovennationale structuur zoals de Europese Unie is.
Uiteraard moeten er nog andere belangrijke stappen worden gezet na goedkeuring van dit verdrag. Op sociaal vlak pleiten we vooral voor harmonisatie naar boven. Op ecologisch vlak is er nood aan een krachtiger beleid. Op het vlak van energie kan het concreter en kan Europa zeker nog verder gaan om de doelstellingen te halen. Er moeten ook nog stappen worden gezet op het vlak van harmonisering van fiscaliteit. Er is nog veel werk, en dit moet het debat van de toekomst worden. Dat zal pas lukken als de discussie over de spelregels wordt afgerond. Daarna kunnen we echt overgaan tot de discussie over de inhoud van het toekomstige Europa.
Een typisch voorbeeld dat ons na aan het hart ligt, is het energiebeleid en de klimaatproblematiek.
Het was ten dele Europa die veel landen ertoe heeft overgehaald Kyoto goed te keuren en nadien tegenover de EU-lidstaten als waakhond is opgetreden. Ik ben ervan overtuigd dat het Europa zal zijn dat ervoor zal zorgen dat landen drastische keuzes ten voordele van een ander, efficiënter en groener energiebeleid zullen maken en zo een antwoord kunnen bieden op de uitdagingen van de klimaatproblematiek. Een efficiënt werkende EU is dus van essentieel belang.
Ik heb nog een opmerking in de rand. Misschien hebt ook u in de krant van vandaag gelezen dat België en dus ook Vlaanderen op Europees vlak geen goede leerling is. We kunnen mooie verklaringen over Europa afleggen, maar het is toch essentieel dat we doen wat Europa van ons vraagt. De politieke malaise op het federale niveau is blijkbaar niet zo goed geweest voor onze prestaties inzake de omzetting van Europese richtlijnen in nationale wetgeving. Tot onlangs zaten we ergens in de middenmoot, maar stilaan zakken we weg naar de staart van het peloton. Ik richt me dus tot minister Bourgeois om ervoor te zorgen dat we adequaat reageren op wat Europa van ons vraagt.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Ik denk dat u ten onrechte zegt dat dit ook voor Vlaanderen geldt. Die cijfers gelden voor België; wat Vlaanderen betreft, zijn de cijfers beter dan die voor 2004. Vandaag zijn er beduidend minder niet-omzettingsdossiers dan vroeger. In 2004 waren er nog 28; vandaag nog 20 dossiers van richtlijnen die tot twee jaar na hun uitvaardiging niet zijn omgezet. In de fase van dagvaarding zijn er vandaag nog 6 - dat gaat dan over dossiers waarbij na meer dan twee jaar nog altijd geen omzetting is gebeurd. Deze regering heeft een zeer goed monitoringsysteem uitgewerkt om dat nauwgezet op te volgen. Dit wordt maandelijks en zesmaandelijks op de ministerraad behandeld. Ik ben de eerste om te zeggen dat het nog beter kan en moet, maar we moeten toch erkennen dat we ernstige vooruitgang hebben geboekt.
Des te beter. In elk geval is het Europese rapport over de prestaties van België inzake de omzetting van Europese richtlijnen zeer negatief. We zullen dat dan maar volledig op het conto van het federale niveau schrijven.
Ik besluit. Groen! zal voor stemmen. Toch zal een van ons zich onthouden, zoals ook in het federale parlement is gebeurd. Dat is een signaal om eraan te herinneren dat dit verdrag weliswaar een stap vooruit is, maar dat op het vlak van sociale cohesie, milieu en energie toch nog veel moet gebeuren. In elk geval hopen we dat als de discussie over het verdrag achter de rug is, het mogelijk wordt om op die vlakken essentiële stappen vooruit te zetten. De groenen zullen daartoe zeker een bijdrage leveren. (Applaus bij Groen!)
De heer Loones heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, onze goede collega Roegiers verwees hier naar de Volksunie. Het is inderdaad juist dat Vlaamsnationalisten altijd pro Europa zijn geweest. Het is hen wellicht met de moedermelk of de opvoeding van de vader ingegeven.
Er heerste altijd enige dubbelzinnigheid over de vraag of Europa een federaal of een confederaal project moest zijn. Het standpunt daarover hield altijd verband met de politieke lijn op intern-Belgisch vlak. De voorstanders van Vlaamse onafhankelijkheid waren meestal voorstanders van een confederaal model; de federalisten waren uiteraard ook op Europees vlak voorstanders van een federaal model.
N-VA heeft het opgelost. We zijn de opvolgers van de Volksunie. We zijn Europees een federale partij.
Dit brengt enig enthousiasme mee tegenover dit Europese project. Het is natuurlijk niet perfect en het wordt zelfs hoe langer hoe duidelijker dat het niet perfect is. Maar wat is er wel perfect? Ik heb sinds jaar en dag in mijn kantoor een spreuk van - godbetert - de Bond zonder Naam hangen: 'Met wie perfect is, daar valt niet mee te leven.' Ik heb dit enkele keren uitvergroot. Ik zal niet zeggen dat dit op het Europese project slaat, maar het geeft wel een bevrediging. De zaken zijn nu eenmaal niet perfect, ook Europa is niet perfect. Wie zou ik zijn om dat niet te erkennen, als ook Luc Van den Brande het met zoveel woorden heeft gezegd.
Ook dit Verdrag van Lissabon is uiteraard niet perfect. Iedereen zegt dat het een onleesbare tekst is, nog onleesbaarder dan het EU-verdrag. Waarom zijn we dan toch een beetje enthousiast? Omdat er toch zeer vele pluspunten zijn, niet alleen in dit verdrag, maar in Europa in het algemeen. Ik verwijs naar de man die ongetwijfeld het meest Europees van ons allemaal is, minister Bourgeois. Hij heeft een mooie inleiding gegeven in de memorie van toelichting bij het verdrag.
Groen! heeft het al aangehaald: 60 jaar zonder oorlog, dat is eigenlijk de grootste verwezenlijking van het Europese project. Daarnaast is er de welvaart en een ecologische werking waartoe we niet zouden komen als we alleen zouden staan. Europa is soms een dekmantel om te doen wat we zelf moeten doen maar niet durven of kunnen.
Ik kan me goed vinden in wat de heer Van den Brande heeft gezegd, maar ook in wat Jan Roegiers heeft gezegd en natuurlijk in de N-VA-standpunten die naar voren zijn gebracht door Frieda Brepoels in het Europese Parlement, door Helga Stevens in de Senaat en door Jan Jambon met een zeer goed uitgewerkte uiteenzetting in de Kamer op 9 april. Jan Jambon heeft vanuit een nationalistisch oogpunt, zeer goed gepleit voor het Verdrag van Lissabon, maar ook voor het Europese project. De collega's van het Vlaams Belang moeten zijn uiteenzetting misschien eens lezen. Hij heeft het over respect voor nationale identiteiten, territoriale organisatie, de bevordering van de territoriale samenhang en de versterking van de werking van het Comité van de Regio's.
Dan is er het samenwerkingsakkoord. In de vele besprekingen - er zijn er veel geweest en op speciale uren waarvoor ik me heb moeten laten vervangen - hebben we hard gediscussieerd over dit samenwerkingsakkoord. We zullen het verdrag straks stemmen. We hebben uitdrukkelijk gezegd dat we het, zonder dit samenwerkingsakkoord, niet zouden stemmen. Voor ons is het essentieel dat de rol van ons eigen parlement - en van alle deelstaatparlementen - even goed wordt gewaarborgd als in het Europese Verdrag. We hebben die stap voorwaarts gezet. Het zou nefast zijn om dat niet te doen.
Ik wil ook hulde brengen aan voorzitter De Batselier en aan de huidige voorzitter mevrouw Vanderpoorten, die de rol van voorzitter waardig hebben opgenomen.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid wil ik het volgende vragen. Vandaag is het met het samenwerkingsverdrag zo gesteld dat het om een ondertekening gaat of een akkoord tussen griffiers, en er nog geen echt politiek akkoord is. Het samenwerkingsakkoord is namelijk nog niet goedgekeurd door de verschillende parlementen. De vraag is dan of de huidige situatie volstaat om dit verdrag goed te keuren. Of vraagt u, net als wij, aan de Vlaamse Regering dat als dit verdrag wordt goedgekeurd, het nog niet zou worden ondertekend of bekendgemaakt door de Vlaamse Regering tot er een definitief akkoord is over dat samenwerkingsverdrag? Ik zou daar toch duidelijkheid over willen vragen.
Het is van zeer groot belang dat we zien dat de Vlaamse Regering zelf alle waarborgen vraagt als dit samenwerkingsakkoord tot stand komt. U kent ongetwijfeld de beslissing van de Vlaamse Regering van maart 2008 waarbij - en de vraag rijst of zij daarbij haar rol niet te buiten ging - ze zich ertoe verbond dit door het parlement niet te doen goedkeuren zolang er geen samenwerkingsakkoord was.
Op dit ogenblik verkeren we in een situatie waarbij de regering en het Overlegcomité een politiek akkoord hebben bereikt. Men heeft er ons van overtuigd dat alle parlementen hierin meegaan. Uiteraard vragen we alle mogelijke waarborgen. We willen de regering overal in volgen als ze vindt dat er bijkomende waarborgen nodig zijn. De heer Roegiers heeft het al gezegd. Ik zou evenmin afkerig geweest zijn van een behandeling, niet vandaag, maar enkele maanden later om er nog meer waarborgen voor te garanderen.
Als het vandaag voorkomt, sluiten we ons aan bij alle vragen voor om het even welke waarborg. In dit land is men nooit zeker van iets. Ik heb het al gezegd. Het is gemakkelijk om te verhuizen, dat geef ik toe. Maar met de perfectie valt niet te leven. Ik heb het er wel moeilijk mee om daarmee te leven. Maar goed, we zullen zien waar we naartoe gaan. Ik heb me in ieder geval laten overtuigen om het mee goed te keuren omdat ik weet hoe hard ervoor is gevochten binnen de regering.
Ik wil even hulde brengen aan de heer Bourgeois - en dat is niet afgesproken. Ik heb hem meegemaakt gedurende wel een jaar nieuwjaarsrecepties. Toen ging het telkens weer over dat samenwerkingsakkoord en het subsidiariteitsbeginsel en de wijze waarop we onze rol konden spelen in de vooruitgang binnen het Europese bestel. Ik weet hoe hard hij daarmee bezig is geweest en hoe doordrongen hij ervan is. Ik wil hiervoor aan de minister voor Buitenlands Beleid hulde brengen.
Ik eindig met een uitspraak van Jan Jambon. 'Panta rei' een woord van Heracleitos. Alles is in beweging - het zal nog wel een tijdje zo blijven. Ook voor dit verdrag en het Europese project is dit zo. Het is eigenlijk maar goed zo. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik geef nog wat bedenkingen mee van op mijn bank. Ik heb in alle eerlijkheid zeer lang getwijfeld over mijn stemgedrag met betrekking tot dit verdrag. Immers, een grote groep mensen verkeert in diepe twijfel over de rol die Europa speelt in zeer belangrijke dossiers, die zowat de kapstok vormen van ons sociale model. Men ervaart een wanverhouding tussen de aandacht vanuit een quasi religieuze fascinatie die uitgaat naar de vrije markt enerzijds en de onbeantwoorde noden van sommige inwoners anderzijds.
Er is het dagelijkse optreden van de Europese Unie met betrekking tot openbare diensten, de arbeidsmarkt, de zorgsector maar ook rond ons stelsel van sociale economie. Het roept zoveel vragen op dat steeds meer mensen de Europese constructie zelf beginnen in vraag te stellen.
Het is hier al ten overvloede aangehaald, Europa heeft nochtans vrede, stabiliteit en groei opgeleverd. Als dat gegeven bij brede lagen van de bevolking op de achtergrond geraakt, is het duidelijk dat de stijl, de praktijk en de ideologie van de eurocratie voor zichzelf en voor ons allen een loodzwaar probleem heeft gecreëerd. Gezien onze bloedige geschiedenis is er maar één echte optie: dat is Europa verdiepen, Europa uitbouwen en beter maken. De tussenkomst van de allereerste spreker in dit debat, de heer Van Overmeire, heeft me nog gesterkt in deze overtuiging.
Het voorliggende, toegegeven, onvolkomen hervormingsverdrag, met al zijn tekortkomingen en in al zijn onleesbaarheid, biedt een beperkt aantal mogelijkheden om werk te maken van een socialer Europa. Het is net die kans die me overstag deed gaan. Die kans, vind ik, moeten we grijpen.
Ik zal straks, bij ontstentenis van een grote ja-maar-knop, samen met mijn fractie ja stemmen. Ja, maar Europa moet dan wel socialer worden. Ja, maar Europa moet transparanter worden, begrijpbaar en respectvol voor zijn inwoners. Ja, maar Europa moet een eigentijds, warm, open en duurzaam passiefhuis worden in plaats van het aftandse, sinister en kil fort dat sommigen er willen van maken. (Applaus bij sp.a + VlaamsProgressieven)
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wil op mijn beurt beginnen met een woord van dank aan de verslaggever, die een heel uitgebreid en gedetailleerd verslag van onze bespreking in commissie heeft gebracht. Dat laat me toe om op een aantal punten niet meer in detail in te gaan.
Ik wil ook alle collega's danken die bijgedragen hebben aan het debat in de commissie en aan het debat hier. Ik ben echt blij met de grote betrokkenheid van dit parlement bij het EU-Verdrag van Lissabon.
Mevrouw de voorzitter, ik hoop - en we delen daarover dezelfde bezorgdheid - dat dit een doorstart mag zijn van een nog grotere betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij Europa, waar we tal van boeiende dingen op gang hebben gebracht in de loop van deze regeerperiode.
Collega's, ik ga mijn uiteenzetting van de commissie niet herhalen, maar toch hier en daar een aantal klemtonen leggen. Een aantal sprekers hebben voor mij al een aantal punten beklemtoond, zodat ik summier kan zijn.
Dit Verdrag van Lissabon, collega's, bevat een aantal positieve verwezenlijkingen. Het is niet de grondwet die we hier ooit besproken hebben, maar niettemin bevat dit verdrag een aantal politieke verwezenlijkingen. De instellingen van de unie worden efficiënter en de unie wordt ook efficiënter in haar buitenlands beleid. Het beleid wordt ook uitgediept. Er komt een immigratiebeleid, een asielbeleid, een energiebeleid en een reeks andere nieuwe beleidsmateries, die ik verder niet aanhaal.
Europa wordt ook socialer met het EU-Verdrag van Lissabon en schenkt meer aandacht aan de mensenrechten. De Europese Unie wordt een unie van waarden, zowel intern als extern. Dat heeft me onder andere toegelaten om op de Europese ministerraad Media de problematiek van de haatzenders aan te kaarten, met goed gevolg en ondersteuning door alle collega's.
Dit verdrag bevat een horizontale sociale clausule, waarin uitdrukkelijk staat dat de EU gericht is op de realisatie van een sociale markteconomie, van een politiek gericht op volledige tewerkstelling en sociale vooruitgang.
Lissabon brengt ook meer democratie, collega's. Ik denk toch dat we in Europa stilaan gaan naar een trias politica met een dubbele wetgevende macht, enerzijds de raad en anderzijds het Europees Parlement. Voor het Europees Parlement geldt de medebeslissing als regel, waarin de democratie wordt versterkt en waarin ook een versterking komt van de nationale parlementen. De trias politica zie ik veruiterlijkt door een wetgevende macht, bestaande uit raad en parlement, een uitvoerende macht, de Commissie die ook het initiatiefrecht heeft, en tot slot het Europees Hof van Justitie als rechterlijke macht.
Collega's, heel belangrijk is dat een aantal regionale verworvenheden gebetonneerd worden in dit verdrag. De regionale overheden worden van bij het begin betrokken bij het besluitvormingsproces, het subsidiariteitsbeginsel wordt consequent doorgetrokken, het Comité van de Regio's krijgt meer bevoegdheden en toegang tot het Europees Hof. Ik betreur, samen met de meesten onder u, dat dat niet geldt voor de deelstaten met wetgevende bevoegdheden zoals Vlaanderen. Daar zit zeker een onvolkomenheid in, maar via het Comité van de Regio's kunnen wij - en daar zal een goede procedure voor uitgewerkt moeten worden - wel toegang krijgen tot het Europees Hof van Justitie.
Het verdrag bevat het principe van respect voor de culturele en taalkundige diversiteit en het erkent de politieke en de constitutionele basisstructuren van de lidstaten, waaronder deze die kozen voor regionaal zelfbestuur.
De subsidiariteit is een bijzonder belangrijk principe dat aan de basis ligt van dit verdrag. Ik geloof dat de vraag naar de toekomst van Europa zich steeds meer daarop zal toespitsen. We hebben de boeiende discussie: is dit een federaal Europa, een supranationaal Europa dan wel een confederaal of een intergouvernementeel Europa? Het is een gemengd verdrag. Je kunt heel veel elementen aanhalen die erop wijzen dat dit een meer federaal Europa wordt. Ik heb ze in de commissie aangehaald, en ik zal ze nu niet meer herhalen. Tegelijkertijd zitten er zware intergouvernementele en confederale elementen in dit verdrag. Je zit met een mengvorm van verdrag.
Belangrijk voor mij is dat we met dit verdrag resoluut de optie nemen van een meerlagig bestuurd Europa. Dit is uiterst belangrijk: we gaan niet naar een groot centralistisch Europa, we gaan naar een Europa dat subsidiariteit vooropstelt, een Europa dat van onderuit wordt opgebouwd. Als Europa een kans wil hebben op slagen en een project wil zijn dat gedragen wordt door de burgers, dan moet het een Europa zijn dat van onderuit opgebouwd wordt en dat niet wil regelen op Europees vlak wat het best op regionaal, op deelstatelijk of op lidstatelijk vlak kan worden geregeld. Dat is de eenvoudige vertolking van het subsidiariteitsprincipe. Als je wil komen tot een grotere betrokkenheid van de burgers, dan moet je dat doen op die manier. Je kunt Europa alleen maar zijn burgers geven door het 'Europa van eenheid in verscheidenheid' te koesteren, door dat Europa van onderuit op te bouwen en door adequate subsidiariteitsmechanismen op te bouwen.
Ik kom tot het samenwerkingsakkoord dat moet toelaten dat het Vlaams Parlement, dat autonoom bevoegd is voor tal van aangelegenheden, zijn rol kan spelen in die subsidiariteitstoets maar ook in andere aangelegenheden. Dat is voor mij een heel belangrijke zorg. Ik heb erop aangedrongen, met goed resultaat, dat de verklaring 51 aan dit verdrag toegevoegd wordt, die stelt dat wat België betreft, de nationale parlementen moeten worden gelezen als Kamer en Senaat en de deelstaatparlementen. Dit was evenzeer toegevoegd aan het verdrag met betrekking tot de Europese Grondwet. Het is een verklaring die wij toevoegen aan dit verdrag, die haar vervolg moet krijgen, intern in de Belgische samenwerking, zo niet blijft ze dode letter.
Ik heb erop aangedrongen bij de collega's binnen de regering dat in de nota bij het ontwerp van decreet waarbij de goedkeuring van het verdrag voorgesteld wordt, expliciet de bepaling opgenomen wordt dat er voorafgaand aan de goedkeuringsprocedure een samenwerkingsakkoord tot stand moet komen. Dat is geen eenvoudige klus, zoals een aantal collega's dat voor mij al hebben benadrukt. Mevrouw de voorzitter, ik wil op mijn beurt uzelf, uw griffier en uw medewerkers danken voor het vele werk dat daaraan is besteed. Dat is een uiterst moeilijke aangelegenheid.
Het ontwerp van samenwerkingsakkoord dat nu voorligt, is beter en omvattender dat datgene wat voorlag onder de toekomstige vigeur van de Europese Grondwet omdat het op de drie aspecten waarin de nationale parlementen een rol kunnen spelen, ook een regeling uitwerkt. Het betrekt de deelstaatparlementen, waaronder het Vlaams Parlement, bij de subsidiariteitstoets, het voorziet in een regeling voor de procedure bij het Europees Hof van Justitie en het bevat een regeling voor het bezwaarrecht bij de vereenvoudigde herziening van het verdrag. Dat zijn drie essentiële zaken waarbij de nationale parlementen in het Europees verdrag een rol toebedeeld krijgen en waarbij je in onze Belgische constructie niet anders kunt dan zeggen dat de deelstaatparlementen, in casu het Vlaams Parlement, zijn rol moet kunnen spelen. Het Vlaams Parlement is immers in tal van aangelegenheden exclusief bevoegd. We zouden geen vrede kunnen nemen met een subsidiariteitstoets uitgevoerd door bijvoorbeeld de Kamer van Volksvertegenwoordigers wanneer het gaat over onderwijs, media of vele andere bevoegdheden die exclusief de bevoegdheden zijn van dit parlement.
Vandaag ligt er een tekst voor die is uitgewerkt door de griffiers. Het opstellen gebeurde door de diensten van het Vlaams Parlement, die ook de ultieme redactie van die tekst hebben aangestuurd. De tekst is gevalideerd door de griffiers. Mevrouw de voorzitter, ik heb begrepen dat het Uitgebreid Bureau van dit parlement die tekst ook heeft goedgekeurd. Zoals u weet, heeft het Overlegcomité zich gisteren over het samenwerkingsakkoord gebogen. Het heeft zijn politiek akkoord gegeven aan de tekst van het samenwerkingsakkoord, er natuurlijk rekening mee houdend dat dit een zaak is van de parlementen. Zo is het nu eenmaal.
De voorzitters van Kamer en Senaat hebben een brief gestuurd, die ze gezamenlijk hebben ondertekend, waarin ze bevestigen dat niets nog een definitief samenwerkingsakkoord tussen de assemblees in de weg staat. Momenteel wordt werk gemaakt van het verzamelen van de handtekeningen van de voorzitters van de diverse assemblees. Deze ochtend heeft de Vlaamse Regering afgesproken te zullen wachten met de bekrachtiging van het decreet, en dus de afkondiging ervan, tot de ondertekening rond is. Dat is een punt dat diverse leden hier aan de orde hebben gebracht. De afspraak is politiek verworven, op alle niveaus binnen België. Tegelijk zullen we versneld werk maken van die ondertekening.
Het Verdrag van Lissabon blinkt niet uit in duidelijkheid. Dat zeggen, is een open deur intrappen. Sommige leden hebben dat al bevestigd. Het verdrag consolideert echter een aantal Europese verworvenheden. Het bevat bovendien een aantal belangrijke vernieuwingen, die het mogelijk maken dat een Europese Unie met 27 lidstaten, en in de toekomst wellicht nog met meer lidstaten, efficiënt kan werken, zowel intern als extern. Het verdrag schept meer duidelijkheid over de aard van deze unie, de doelstellingen ervan, de subsidiariteit, de manier waarop de unie is opgebouwd. Het verdrag verleent aan de Europese Unie een sterkere rol in de wereld. Dat is uiterst belangrijk. Het versterkt de rol van de regio's, beklemtoont het subsidiariteitsprincipe en versterkt de democratie en de rechten van de burgers.
Ik eindig met datgene waarmee ik ben begonnen tijdens de bespreking in de commissie. Sommigen zeggen dat Europa een zaak van geloven is. Het staat echter als een paal boven water dat dit verenigd Europa nu al 63 jaar ononderbroken op dit continent voor vrede en stabiliteit zorgt. Dat is nooit gezien. Tegelijk creëert dit Europa een nooit geziene welvaart, door zijn open grenzen, zijn politiek van mededinging, zijn politiek van vrije handel. We gaan er veel te vaak aan voorbij dat dit voor kleine, open economieën als de Vlaamse een godsgeschenk is. Lees de wetenschappelijke werken daarover. Ik verwijs naar Spolaore's The Size of Nations. Een grote binnenlandse markt creëert grote voordelen. Wie die grote binnenlandse markt niet heeft - en die hebben we niet -, die heeft er belang bij te kunnen leven, werken, exporteren en handel drijven in een open economie met een grote markt en open grenzen. De Vlaamse economie heeft daar de jongste decennia volop van geprofiteerd. We zouden gek zijn om die voordelen niet mee op te nemen.
Europa zorgt er ook voor dat zaken worden gecreëerd die lidstaten blijkbaar op eigen initiatief niet kunnen realiseren. Denken we maar aan de fameuze Maastrichtnorm, die inderdaad heel vaak werd gebruikt als paraplu, voor het nemen van niet meteen populaire maatregelen, maar heeft toegelaten dat er in Europa binnen één monetaire unie een aantal zaken van goed bestuur qua staatsschuld en begrotingstekorten in handen worden gehouden. Ik denk aan het feit dat Europa het voortouw neemt met betrekking tot de opwarming van het klimaat, aan de energiemaatregelen. Al die maatregelen zouden we met los van elkaar opererende staten niet kunnen realiseren, al was het maar omdat ze zouden leiden tot ongelijke concurrentie op heel korte termijn. Europa is nodig om dergelijke zaken te realiseren.
Tot slot en niet het minst, laat Europa ons toe om mee te spelen op wereldvlak. De WTO- en de Doha-problematiek kunnen wij als klein landje zeker niet benaderen. Zelfs de grotere Europese landen kunnen dat nog niet. We zitten met heel grote blokken, de opkomende BRIC-landen, spelers als de Verenigde Staten en Rusland. Alleen een verenigd Europa kan zijn stem laten klinken tussen die reuzen. In de Doha-ronde kan Europa een unieke stem laten gelden in de realisatie van akkoorden die goed zijn voor de landen in het Zuiden. Europa kan ervoor zorgen dat het Zuiden mee kan profiteren van de wereldwijde welvaart.
Er zijn zoveel redenen om in dit project te geloven, om ja te zeggen tegen dit verenigde Europa, tegen dit verdrag. Het geeft in al zijn onvolkomenheden verder vorm aan een Europa dat ons heel sterkt vooruithelpt in het creëren van onze welvaart en voor vrede heeft gezorgd op dit continent. Ik vraag u met vertrouwen om uw ja-stem uit te brengen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de voorzitter, het is niet mijn bedoeling om terug te komen op de bedenkingen van de heer Van Overmeire die zich laat verontschuldigen voor de rest van de zitting, maar ik wil wel nog ingaan op het samenwerkingsakkoord.
De minister heeft gezegd dat er deze ochtend een akkoord werd bereikt in het Overlegcomité. Hij heeft er terecht aan toegevoegd dat dat geen garantie is voor een goedkeuring in de parlementen. Ik neem er met enig genoegen akte van dat de minister heeft gezegd dat de Vlaamse Regering met de afkondiging wacht tot er zekerheid is. Ik vind dat niet onbelangrijk.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1653/1)
Artikel 1 wordt zonder opmerkingen aangenomen.Er is een amendement op artikel 2. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1653/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Er is een amendement tot invoeging van een nieuw artikel 2bis. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1653/4)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
Artikel 3 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.