Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Sannen heeft het woord.
Mjinheer de minister, mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik maak me zorgen, minder om 15 juli of om de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, dan wel over de evolutie van onze conjunctuur en onze economie.
We blijken duidelijk een economie te hebben die inflatoir is. Er is een inflatie van 5 percent. In augustus zou de spilindex weer worden overschreden, met als gevolg een derde indexsprong in oktober. Het consumentenvertrouwen is voor de derde maand op rij afgenomen. We voelen allemaal - sommigen veel harder dan wij - de dalende koopkracht. En dan maak ik me zorgen.
Ik maak me zorgen over hoe we een derde indexsprong in Vlaanderen zullen opvangen. Bij de eerste begrotingscontrole hebben we bijkomende middelen vrijgemaakt voor een indexprovisie, maar ik vraag me af of die volstaat om de derde indexsprong in oktober te kunnen betalen.
Het gaat niet alleen over de weddes en lonen van de Vlaamse ambtenaren, maar ook over de aanpassing van werkingsmiddelen en dotaties. Ik denk ook aan de zorgen van heel wat gemeentebesturen die in hun begroting worden geconfronteerd met die stijgende lonen.
Kunnen wij dit? Hoe denkt u dit op te lossen, mijnheer de minister? Ik heb nog geen zicht op de tweede begrotingscontrole. Er zijn stukken ingediend in het parlement, maar we hebben ze nog niet kunnen bespreken. We hebben ook geen zicht op een meerjarenbegroting, en dat beangstigt me wel een beetje. Een meerjarenbegroting is een moment waarop we op basis van de gegevens die we nu kennen, proberen een tekening te maken van de uitgaven in volgende jaren. Ik lees in De Tijd dat de SERV zegt dat de volgende regering niet zo gul zal kunnen zijn met haar middelen als de regering-Peeters. We weten ook dat een slechtere conjunctuur zich met vertraging vertaalt in de middelen voor Vlaanderen, omdat we nu eenmaal een overheid zijn die vooral leeft van dotaties van de federale overheid.
Vandaar mijn vraag. Hoe denkt u deze derde indexsprong op te vangen? Ik weet wel dat we naast de indexprovisie nog een conjunctuurprovisie hebben. Maar voor de conjunctuurprovisie geldt er een soort van gentleman's agreement om sowieso de helft naar het Toekomstfonds door te schuiven als er een oplossing zou zijn voor de staatshervorming. Misschien ligt daar al de uitkomst. Ik denk niet dat we op 15 juli een oplossing voor de staatshervorming zullen hebben. Mijn vraag is dan ook of we dat engagement nog langer moeten handhaven. Kunnen we 80 miljoen euro die gereserveerd zouden worden in het Toekomstfonds, toch in het Conjunctuurfonds behouden zodat we daarmee het beleid in Vlaanderen kunnen bijsturen ondanks een afnemende conjunctuur?
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, de Vlaamse Regering is zich wel degelijk bewust van de problematiek van de aantasting van de koopkracht. Ik denk dat we daar ook harde daden en beslissingen tegenover zetten.
Ten eerste hebben we de Vlaamse jobkorting dit jaar opgetrokken van 150 naar 200 euro, vanaf 1 januari 2008. Ten tweede hebben we zeer recent beslist op voorstel van minister Vandenbroucke om een bijkomende tweede substantiële inspanning te leveren voor het verhogen van de studietoelagen voor alle soorten van leningen. Ik denk dat we net de gezinnen met studerende kinderen daardoor een hart onder de riem steken.
Ten derde zijn we verplicht om voor onze eigen ambtenaren de maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de wedden onverkort en volledig worden uitbetaald.
We worden inderdaad geconfronteerd met een cascade van indexsprongen. De eerste sprong was in december 2007, de tweede sprong in april 2008. De derde sprong wordt verwacht in augustus 2008 en een vierde in juni 2009. Vier indexsprongen op 18 maanden tijd is nooit eerder gezien. U weet dat een indexsprong twee maanden later wordt vertaald in een aanpassing van de lonen van onze medewerkers. Dat betekent dat de sprong van december 2007 vanaf februari 2008 wordt gefinancierd, de sprong van april 2008 in juni 2008, de sprong die in augustus wordt verwacht, wordt doorgerekend in oktober 2008 en die van juni 2009 in augustus 2009. De vraag is welke sprongen al zijn doorberekend en welke sprongen men nog moet provisioneren.
Laat me duidelijk zijn. De sprong van december 2007 naar februari 2008 is meegenomen in de initiële begroting, de sprong van april 2008 is nu vertaald in de budgetcontrole. Dat wil zeggen dat we nog een provisie nodig hebben voor de sprong van augustus 2008, die in oktober 2008 wordt vertaald. De vertaling en opsplitsing vanuit de indexprovisie voor de sprong van april 2008 gebeurt in juni 2008 en de sprong van augustus 2008 in oktober 2008. We moeten dus 9 maanden voorzien aan bijkomende financiële inspanningen a rato van 17 miljoen euro per maand. Dat wil zeggen 9 maal 17. Dan komt men op ongeveer 153 miljoen euro uit.
Vandaag is in de indexprovisie 154,5 miljoen euro beschikbaar, waarvan 127,9 in de provisie zelf en 26,6 op een begrotingsruiter. Met andere woorden de indexprovisie volstaat om alle indexsprongen die we hebben gehad en die we nog verwachten, te kunnen vertalen.
Dat betekent dat we voor de begroting 2009 voor een enorme uitdaging staan. De initiële begroting 2009 en de technische bilaterale zijn ondertussen afgewerkt. Er is voorzien dat de sprongen december 2007 verrekend worden over 12 maanden; er is voorzien dat de sprong van april 2008 ook wordt doorgetrokken over 12 maanden en er is voorzien dat we uiteindelijk een bijkomende inspanning moeten leveren voor de sprong die nog niet is uitgevoerd, namelijk de sprong van augustus 2008 die wordt vertaald in oktober 2008.
Als men dat cijfermatig wenst uit te drukken, betekent dit dat we in de initiële begroting 2009 een indexprovisie moeten inschrijven van 297,5 miljoen euro. Het gaat dus om bijzonder grote budgettaire inspanningen. Samengevat voor 2008 zijn de indexsprongen geprovisioneerd, beschikbaar en zullen ze onverkort worden uitbetaald. Voor 2009 voorzien we de opname van de eerste twee sprongen in de basisbegroting en de vertaling van de sprong die nog moet komen. De nieuwe sprong in juni 2009 zullen we onderbrengen in een indexprovisie a rato van circa 297,5 miljoen euro.
Tot slot nog twee randbemerkingen. De conjunctuurprovisie wordt normaal nooit gebruikt om indexsprongen te financieren en dient, zoals u weet, voor het bewaken van de fameuze intertemporele neutraliteit. Als de groei tegenvalt, kunnen we eruit putten. Blijft de groei op snelheid, dan reserveren we dat geld in een Toekomstfonds, conform de toekomstnorm.
Met betrekking tot de meerjarenbegroting heeft de SERV haar rapport opgesteld. We hebben dat ook besproken met de voorzitter van de SERV, de heer Van Eetvelt, en met de heer Poelvoorde en de specialisten. Bij de aanname van de ontvangsten is men te werk gegaan met redelijk positieve parameters. Ik geef maar één voorbeeld. Men zegt bijvoorbeeld dat de gewestbelastingen stijgen met 7 percent. Dat lijkt me bijzonder veel. Men gaat uit van een substantiële stijging van de fiscale capaciteit met maar liefst 1,26 percent op vier jaar, terwijl die nu is gedaald. Men gaat ook uit van een verhoging van de parameter van de denataliteit. Met andere woorden: opletten met de raming. De SERV geeft dat ook toe, maar baseert zich op gegevens die hij heeft gerekruteerd bij de Nationale Bank. Met andere woorden: met de ontvangsten moeten we oppassen.
De prognose van de SERV spreekt over een beleidsruimte van 3,8 miljard euro. Er is 3,8 miljard euro potentieel beschikbaar, als we niet reserveren, waar we in deze legislatuur bij het opmaken van het regeerakkoord werkten met een beleidsruimte van 1,9 miljard euro, die we door de realiteit zien aangroeien tot 2,5 miljoen euro. Als we het SERV-rapport onverkort zouden volgen, is de beleidsruimte in de volgende legislatuur groter dan die we nu hebben. Maar ik vrees - en ik zou geen enkele opvolger-minister van Begroting dat ooit willen aandoen - dat dat een beetje optimistisch is.
Wij waren klaar met de eerste aanname van een meerjarenbegroting. U weet dat we daar afspraken over gemaakt hebben. Wij wachten nu op de definitieve begroting 2009, die we nu aan het opstellen zijn. We nemen de cijfers van 2009 als uitgangspunt voor een meerjarenbegroting 2009-2010-2011-2012-2013-2014, waardoor we eigenlijk, voor de eerste keer in de geschiedenis, als afscheidnemende regering exact zullen uitleggen en aantonen wat de repercussies van onze beslissingen zijn en wat de beleidsruimte is voor de volgende regering.
Deze nota zal vanzelfsprekend worden voorgelegd aan de regering en nadien aan het parlement.
Mijnheer de minister, ik wil u danken voor uw antwoord. Het maakt inderdaad duidelijk dat we snel moeten kunnen beschikken over een meerjarenbegroting, om de consequenties van de huidige conjuncturele evolutie voldoende te kunnen inschatten.
U hebt net verwezen naar, ik heb geen papier bij, meer dan 200 miljoen euro.
297,5 miljoen euro.
We moeten dus bijkomend voorzien in bijkomend 297,5 miljoen euro voor het volgend jaar als gevolg van de huidige indexsprongen.
Welke consequenties heeft dat voor de beleidsruimte? U hebt wel wat cijfers gegeven op basis van het rapport van de SERV, maar dat is wel nodig. We hebben wel wat engagementen aangegaan. Kunnen we die engagementen blijven honoreren?
De behoeften stijgen. Hebben we dan nog ruimte om in de toekomst in een conjunctuurprovisie te voorzien? Indien dat niet het geval is, moeten we natuurlijk onze begroting nog eens naast de federale begroting leggen, die een stabiliteitspact moet realiseren en daardoor altijd hoopt dat Vlaanderen een deel van haar middelen weet te reserveren, zodat men met een mooi plaatje naar Europa kan.
Welk effect heeft het feit dat we alle provisies, wat de indexprovisie betreft van dit jaar, integraal moeten uitgeven? Heeft dat enig effect op de afspraken die we met de federale overheid gemaakt hebben over het stabiliteitspact voor dit jaar? Misschien niet. Ik weet niet of dat meegerekend was in het totale plaatje.
In dat kader is er ook nog een andere zaak, mijnheer de minister. Daarom is het ook belangrijk om te weten welke ruimte we hebben. We doen inderdaad wel wat aan de koopkracht vanuit Vlaanderen, maar we merken dat het koopkrachtverlies het sterkst gevoeld wordt bij gepensioneerden, bij degenen die dikwijls geen inkomen uit arbeid hebben, en de federale regering beschikt blijkbaar niet over de kracht en de middelen om daar wat aan te doen. Wij gaan volgend jaar wel een veralgemeende verlaging geven van de personenbelasting van 200 euro, maar enkel als jobkorting voor degenen die werken. Uiteindelijk doen we als Vlaanderen weinig voor degenen die eigenlijk op dit moment het verlies van koopkracht het sterkst ervaren.
Ik weet niet of we er ruimte voor hebben in de toekomst, maar als de federale overheid in dezen achterwege blijft, moet Vlaanderen dan niet zelf zijn verantwoordelijkheid nemen?
Mijnheer Sannen, ik wil erop wijzen dat de indexsprongen veel geld kosten maar dat de parameter van de inflatie natuurlijk doorgerekend wordt in de dotatie via de Bijzondere Financieringswet. Wat dat betreft, is het een vestzak-broekzakoperatie waarbij de inkomsten meestal sneller binnenkomen dan de uitgaven zich realiseren. Eigenlijk zit er zelfs een kleine nettowinst op voor Vlaanderen.
Wat de jobkorting betreft: we kunnen de fiscale verlaging maar realiseren binnen onze bevoegdheden. Ik ben, zoals u weet, een absolute believer van het feit dat een federale staat weinig ruimte heeft voor belastingverlagingen en dat Vlaanderen wat dat betreft een des te grotere verantwoordelijkheid moet opnemen.
Mijnheer de minister, u hebt gelijk op korte termijn in deze doorverrekening, maar veronderstel dat het consumptiegedrag zou wijzigen en dat de btw-inkomsten zouden dalen, dan zullen we op termijn die dingen wel voelen en zal dat zijn consequenties hebben in onze dotaties.
Ze stijgen.
Voorlopig.
We kunnen inderdaad binnen onze bevoegdheden een verlaging geven op de personenbelasting, maar we doen het alleen maar voor degenen die werken, we zouden het ook kunnen doen voor degenen die een pensioen krijgen.
Het incident is gesloten.