Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer Kennes, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, op 3 juni besprak de commissie voor Algemeen Beleid het ontwerp van decreet ter bevordering van duurzame ontwikkeling. In zijn toelichting benadrukte de minister-president dat Vlaanderen een eigen verantwoordelijkheid heeft op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het deelt deze bevoegdheid met de federale overheid.
Vervolgens lichtte de minister-president de doelstellingen van het ontwerp toe. Duurzame ontwikkeling wordt steeds meer een belangrijke factor op diverse beleidsniveaus en in diverse beleidsdomeinen. Bij alle stappen die in de verschillende beleidsdomeinen worden gezet, moet aandacht worden besteed aan de problematiek van duurzame ontwikkeling. Dit betekent dat er een gecoördineerde aanpak nodig is om deze initiatieven af te stemmen op het Vlaamse beleidsniveau en op de relaties met andere actoren en overheden.
De voornaamste doelstelling van dit ontwerp van decreet is een juridische verankering van een Vlaams duurzaam ontwikkelingsbeleid, om deze gecoördineerde aanpak mogelijk te maken. Het ontwerp van decreet beoogt daarnaast een politieke basis om te kunnen onderhandelen op nationale en internationale politieke fora. Een volgende doelstelling is te zorgen voor meer samenwerking en synergie in het streven naar duurzame ontwikkeling.
Het decreet heeft vier uitgangspunten. Ten eerste: het beleid duurzame ontwikkeling is een inclusief en gecoördineerd beleid. Ten tweede: de ontwikkeling van een Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling. Ten derde: de opsomming van de taken van de coördinerende minister. En ten vierde: de participatie en betrokkenheid van middenveld en lokale besturen als basis voor een duurzaam ontwikkelingsbeleid.
Het ontwerp van decreet is een bondig kaderdecreet dat geen bijkomende plan- of procedurelasten oplegt. Doelstellingen, gedetailleerde inventarissen van allerlei instrumenten of nieuwe adviesraden zal men dan ook tevergeefs zoeken in dit ontwerp. Dit is een bewuste keuze, aldus de minister-president.
Uit de tussenkomsten bleek dat alle collega's duurzame ontwikkeling als een zeer belangrijk beleidsdomein beschouwen. Unaniem werd geprezen dat thans aan dit beleid een decretale onderbouw wordt gegeven. Maar verschillende leden stelden wel dat het voorliggende ontwerp van decreet slechts een algemeen kader schept, dat het vaag is, en zelfs werd geopperd dat het te weinig ambitieus zou zijn. Dat de planlasten niet worden verzwaard en dat op Vlaams niveau wordt gekozen voor een eenvoudige en soepele procedure, werd als positief bestempeld.
De strategienota duurzame ontwikkeling zal de doelstellingen, indicatoren en opvolging verder moeten uitwerken. Vragen waren er over de verhouding ten opzichte van andere transversale planningsprocessen van de Vlaamse Regering en over de afstemming van het Vlaamse duurzame ontwikkelingsbeleid met het federale bevoegdheidsniveau, maar ook met de provinciale en gemeentelijke niveaus.
De afstemming met het federale niveau is nodig aangezien men zich internationaal heeft verbonden tot een nationale strategie. Een andere vraag betrof de betrokkenheid van middenveld en lokale besturen indien de strategie duurzame ontwikkeling wordt herzien door de Vlaamse Regering. De nadruk werd gelegd op het onderscheid tussen beleidsformulering en beleidsevaluatie, en de noodzaak om dit te laten doen door verschillende entiteiten. Ook het stroomlijnen van een aantal bestaande beleidsevaluatie-instrumenten om een rapportage inzake duurzaam ontwikkelingseffect te realiseren, kwam aan bod. Een lid beklemtoonde de noodzaak van een mentaliteitswijzigingen bij de bevolking, en wil dit bereiken op positieve wijze, zonder de burger met een schuldgevoel op te zadelen.
Er waren vier algemene conclusies. Een: veel zal afhangen van de uitvoering van de doelstellingen door de Vlaamse Regering. Twee: de inclusie van duurzame ontwikkeling in alle beleidsdomeinen is belangrijk. Drie: duurzame ontwikkeling mag niet beperkt blijven tot leefmilieu. En vier: de collega's kijken uit naar de strategienota duurzame ontwikkeling.
Door Groen! werden amendementen ingediend die betrekking hadden op de invoering van een duurzame-ontwikkelingseffectbeoordeling en de decretale verankering van de duurzaamheidsambtenaar.
In zijn repliek stelde de minister-president dat de uitvoeringsbesluiten en de concrete invulling zullen aantonen hoe ambitieus het duurzame-ontwikkelingsbeleid is. Hij beaamde dat dit beleid ook gaat over een mentaliteitswijziging, en gaf de attitude ten aanzien van het plaatsen van zonnepanelen als positief voorbeeld. De uitvoeringsbesluiten zullen nog in de loop van de huidige legislatuur worden opgesteld en goedgekeurd. Met betrekking tot het inclusieve karakter van het beleid werd verduidelijkt dat de Vlaamse strategienota voor duurzame ontwikkeling het beleidskader schetst waarbinnen elke minister binnen zijn of haar bevoegdheden gestalte geeft aan duurzame ontwikkeling. Jaarlijks wordt via de beleidsoverschrijdende cel duurzame ontwikkeling aan elke Vlaamse minister gevraagd wat hij of zij binnen het toegewezen bevoegdheden ter zake heeft gerealiseerd.
De afstemming met het federale niveau zal worden nagestreefd door middel van een samenwerkingsovereenkomst. Vandaag is er reeds overleg over een nationale strategie en er bestaat ook een interministeriële conferentie duurzame ontwikkeling. De uitvoeringsbesluiten zullen duidelijk maken dat het zeker niet de bedoeling is het overleg met de maatschappelijke actoren te beknotten in geval van tussentijdse herziening van de strategie duurzame ontwikkeling.
Ten slotte antwoordde de minister-president dat met betrekking tot beleidsformulering en beleidsevaluatie de nodige aandacht zal worden besteed aan de checks and balances. De minister-president zegde toe de vergelijkende studie duurzame ontwikkeling die werd gecoördineerd door het HIVA, aan de commissie ter beschikking te stellen. Dit is gisteren per mail gebeurd. De ingediende amendementen werden weggestemd. Het ontwerp van decreet werd door de 11 aanwezige leden eenparig aangenomen. Tot zover het verslag van onze werkzaamheden. (Applaus)
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, de laatste jaren heeft de term 'duurzame ontwikkeling' steeds meer ingang gevonden op verschillende beleidsdomeinen en is 'duurzaamheid' bijna een modewoord geworden. Toch blijkt dat door sommige groepen in onze maatschappij een verkeerde invulling werd gegeven aan het begrip 'duurzame ontwikkeling', waardoor het soms met enige argwaan wordt aanzien.
Duurzame ontwikkeling is echter het voorzien in de behoeften van de huidige generatie en er zorg voor dragen dat de huidige generatie door haar levenshouding geen beslag legt op de kwaliteit en de leefbaarheid van onze toekomstige generaties. Het streven naar duurzame ontwikkeling heeft dus ongetwijfeld een belangrijke weerslag op de levenskwaliteit van de huidige, maar ook van de toekomstige generaties.
Het is inderdaad vooral binnen de drie verschillende beleidsdomeinen milieu, welzijn en economie, dat duurzame ontwikkeling steeds opnieuw zal moeten worden aangebracht als criterium bij beleidskeuzes, zonder daarbij het evenwicht tussen de drie beleidsdomeinen uit het oog te verliezen. We moeten met andere woorden een gelijkwaardige benadering nastreven tussen die drie verschillende beleidsdomeinen. Dat is ook voor onze partij van groot belang, want we kunnen moeilijk spreken van welvaart en welzijn als we niet voldoende werkgelegenheid creëren en niet zorgen voor een duurzame economische groei. En we kunnen ook niet voldoende levenskwaliteit hebben zonder dat er voldoende aandacht uitgaat naar de zorg voor ons leefmilieu.
Om die duurzame ontwikkeling na te streven is echter een gedragsverandering noodzakelijk. Die gedragsverandering en dat bewustwordingsproces zijn volop aan de gang. Ik heb dit ook in de commissie aangetoond aan de hand van het voorbeeld van de zonnepanelen. Wanneer een investering een positieve weerslag heeft op zijn portemonnee, dan is de burger bereid om te investeren in het leefmilieu. De burger staat open voor degelijke nieuwe ontwikkelingen, zolang de eigen welvaart maar niet in het gedrang komt. Dit toont dus nogmaals aan dat de gelijkwaardige benadering van de drie beleidsdomeinen absoluut noodzakelijk is. De balans moet altijd in evenwicht blijven.
Wij hopen, mijnheer de minister-president, dat dit ontwerp van kaderdecreet ook nieuwe kansen biedt inzake de investeringen in onderzoek en ontwikkeling, zodat nieuwe technologische producten en processen kunnen worden getest op hun mogelijke gevolgen voor het milieu. Nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen en bevindingen kunnen trouwens een essentiële bijdrage leveren aan een gezonder leefmilieu.
Ik hoef u in dit verband niet te vertellen, want u weet dit maar al te goed als voormalig minister van Leefmilieu, dat het heel moeilijk zal zijn om een coherent en duurzaam ontwikkelingsbeleid te voeren als het productbeleid en andere beleidsdomeinen federale bevoegdheden blijven. Dit heeft minister Ceysens aan den lijve ondervonden toen ze het fiat moest krijgen van de federale regering om het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) onderzoek te laten uitvoeren naar biobrandstof aangemaakt uit populieren. Vandaag zal het Overlegcomité zich buigen over deze communautaire kwestie, maar laat het duidelijk zijn: het Vlaams Belang staat positief tegenover dit kaderdecreet, maar als Vlaanderen niet de kansen krijgt die het verdient, of met andere woorden als het politieke gebakkelei rond de populieren vandaag geen uitweg biedt, mijnheer de minister-president, dan heeft dit kaderdecreet weinig slagkracht. Stop dus eerst de communautaire boycot zodat wij verder kunnen bouwen aan een Vlaanderen dat wel oog heeft voor duurzame ontwikkeling in al haar aspecten. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, beste aanwezige collega's, ik wil in de eerste plaats de verslaggever bedanken voor het goede verslag van de commissiebesprekingen.
Ik zal het kort houden, mijnheer de minister-president, want we hebben hierover al uitgebreid gedebatteerd in de commissie voor Algemeen Beleid. Het is jammer, maar ik heb u niet kunnen overtuigen van onze visie, met name dat dit ontwerp van decreet Duurzame Ontwikkeling elke ambitie mist. Ik heb daarvoor onder meer verwezen naar een aantal onderdelen van het advies van de SERV en de Minaraad. De SERV stelt dat de Vlaamse ontwerpstrategie duurzame ontwikkeling een aanzet geeft om van de bestuurlijke dimensie van duurzame ontwikkeling werk te maken, maar dat die aanzet onvoldoende is, dat de strategie niet alleen de bestuurlijke elementen moet behandelen met het oog op de ontwikkeling en de uitvoering van een strategie duurzame ontwikkeling op zich, maar ook en vooral, mijnheer de minister-president, oog moet hebben voor de verbetering van de kwaliteit van het beleid en van de beleidsprocessen in Vlaanderen in het algemeen, vanuit de principes van duurzame ontwikkeling.
Dat is de kern van onze kritiek. Ik heb u proberen te overtuigen, mijnheer de minister-president, met concrete amendementen, die zelfs niet eens zó ambitieus waren. Maar ze waren mijns inziens wel erg belangrijk. Een eerste amendement betrof de invoering van een decretale kapstok voor een duurzaamheidseffectbeoordeling. Dat is het toch minste wat moet gebeuren bij belangrijke strategische beleidsbeslissingen van een regering of een vakminister.
Een tweede amendement betrof de invoering van een verankeringsmogelijkheid voor de lokale duurzaamheidsambtenaar. Ik vind dat, samen met de hele internationale gemeenschap, heel cruciaal. Zij zeggen dat de lokale besturen dé cruciale actoren zijn voor de uitvoering van de Lokale Agenda 21.
Hoewel ik het eens ben met uw inclusieve en holistische theoretische benadering, vrees ik ten zeerste voor de slagkracht van dit ontwerp van kaderdecreet. Zal de strategienota 'Duurzame ontwikkeling' aan het begin van elke legislatuur sterk genoeg zijn om op te kunnen tegen de beleidsnota's en -brieven van de individuele ministers? Zal die toets gebeuren? Zal de administratieve cel - fijn, maar nog altijd zeer klein - voldoende slagkrachtig zijn om op te boksen tegen bijvoorbeeld de machtige departementen, IVA's en EVA's en dergelijke meer? En de meest cruciale vraag van allemaal: zal duurzame ontwikkeling, zoals die nu geconcipieerd wordt, voldoende krachtig zijn om in te grijpen op de economische processen die heel ons maatschappelijke en politieke leven beheersen?
Ondanks de inclusieve benadering die in dit ontwerp van decreet zit, zullen wij het as such niet steunen. Wij vrezen immers dat de vrij minimalistische benadering die Vlaanderen hanteert voor duurzame ontwikkeling op Vlaams beleidsniveau, dezelfde weg opgaat als wat momenteel op federaal niveau aan de gang is. De derde versie van het Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling vind ik beschamend. Eigenlijk heeft ook dat federale plan te weinig hefbomen om in te grijpen op de beleidsprocessen die zich op federaal niveau afspelen.
Ik lees en hoor trouwens dat bij de besprekingen van het samenwerkingsakkoord tussen het federale niveau en de gewesten ook het Vlaamse Gewest niet bepaald overloopt van ambitie. Ik heb onder meer begrepen dat Vlaanderen dwarsligt om tot een goede invulling van het aspect duurzaamheidsaankopen binnen de overheid te kunnen komen. Ik kan alleen maar zeggen dat ik dat heel jammer vind. Dat is ook een illustratie van wat ik daarnet heb gezegd.
Onze fractie zal dit ontwerp van decreet dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij Groen!)
Minister-president Kris Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wil in eerste instantie de verslaggever, de heer Kennes, feliciteren voor zijn accurate en volledige verslag dat de verschillende tussenkomsten goed heeft weergegeven. Die tussenkomsten zijn hier zopas nog eens onderstreept door mevrouw Van den Eynde en de heer Daems.
Mevrouw Van den Eynde, u haalt de problematiek van de regionalisering aan. Dat is terecht, zeker als we vaststellen dat bepaalde dossiers door de huidige bevoegdheidsverdeling moeilijk of niet oplosbaar blijken. U verwijst naar het dossier van de populieren. Ik kom net van het Overlegcomité. Het federale niveau heeft onderstreept dat het de zaak vrij snel opnieuw gaat bekijken. Ook minister Ceysens was daar aanwezig en heeft een aantal tussenkomsten gedaan. Ik hoop dat we dat dossier deze week of begin volgende week tot een goed einde kunnen brengen.
Maar het blijft toch zeer eigenaardig dat, als alle adviesorganen en verschillende zeer wijze mensen akkoord gaan over een bepaald project dat heel belangrijk is voor Vlaanderen, het federale niveau er een andere visie op nahoudt. Dat toont aan dat we in het kader van de regionalisering zeer duidelijke afspraken moeten maken en dat we verder in die richting moeten gaan.
Mevrouw Van den Eynde, u hebt terecht het voorbeeld van de zonnepanelen gegeven. Mijnheer Glorieux, toen wij de subsidieregeling van de zonnepanelen hebben gewijzigd, schreeuwde u bijna moord en brand. We zitten nu in een situatie waarin iedereen die zonnepanelen wenst te plaatsen, dat ook kan doen. De verkopers en de producenten van zonnepanelen kunnen zelfs niet volgen.
Dit toont aan dat de manier van aanpakken heel belangrijk is. Ik begrijp dat Groen! daar andere methodes op nahoudt, namelijk met het vingertje omhoog. We proberen op een realistische en pragmatische manier de zaken aan te pakken. Het is het resultaat dat telt.
De twee amendementen van de heer Daems zijn in de commissie besproken. Het eerste gaat over de duurzame-ontwikkelingseffectanalyse. Ik heb daarbij opgemerkt dat we bezig zijn met een wetenschappelijk onderzoek ter zake. Het is niet noodzakelijk om dat decretaal in te schrijven. Zodra het wetenschappelijk onderzoek achter de rug is, zullen we verdere stappen in die richting zetten.
Ook het tweede amendement van de heer Daems is niet behouden. Ik heb de argumentatie in de commissie gegeven.
Ik ben ervan overtuigd dat deze aanpak maximale resultaten kan opleveren. In het verleden zijn in andere dossiers de positieve effecten van die aanpak reeds bewezen. Dat heeft natuurlijk ook met andere elementen te maken. Een goede realistische aanpak kan ervoor zorgen dat duurzame ontwikkeling ook in Vlaanderen een feit wordt.
De heer Glorieux heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, ik ben blij dat u zich onze discussies uit het verleden herinnert maar blijkbaar bent u daar wel heel selectief in. Het klopt inderdaad dat u een eenspoorbeleid hebt uitgetekend. Er zijn meer aanvragen voor de plaatsing van zonnepanelen en dat is zoveel te beter. Indien u echter een tweesporenbeleid zou hebben gevolgd zoals wij hadden voorgesteld, dan was die toename wellicht nog veel groter geweest. Er is een toename in Vlaanderen maar in vergelijking met andere landen is die toename kleiner.
Wanneer we daadwerkelijk een tweesporenbeleid hadden gevolgd, namelijk zowel het optrekken van de waarde van de groenestroomcertificaten - en dat hebt u goed gedaan - als het behouden van de investeringssteun, dan waren er hoogstwaarschijnlijk nog meer aanvragen geweest.
Nu stellen we vast dat enkel mensen die het zich kunnen permitteren, investeren in zonnepanelen. Men moet immers over dat geld beschikken. Het klopt dat dat bedrag over de totale levensduur van die zonnepanelen ruimschoots wordt terugverdiend maar men moet wel het geld hebben voor die investering. Heel wat lagere-inkomensgezinnen willen wel maar kunnen niet investeren. Ze hadden dat wel kunnen doen indien er naast de groenestroomcertificaten ook investeringssteun was geweest. Dat is nu jammer genoeg niet het geval.
De heer Daems heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, het is iets te gemakkelijk om het soms moeilijke, technische debat over een kaderontwerp in verband met duurzame ontwikkeling te verpakken met leuke, sexy zaken zoals zonnepanelen en dergelijke. Het debat gaat over het feit hoe we, zonder het opgestoken vingertje, duurzame ontwikkeling zo goed mogelijk kunnen laten doorwerken in het Vlaams beleid, dat de bevoegdheid Leefmilieu overstijgt. Daar gaat het over.
Mijn punt is dat dit ontwerp over duurzame ontwikkeling onvoldoende kapstokken heeft om door te werken. Bijgevolg is het in hetzelfde bedje ziek als het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling. Ook daar worden heel mooie termen gebruikt. Het is soms heel simpel om een begrip als duurzame ontwikkeling ingang te doen vinden en daarover mooie praatjes te verkopen. Om daar echter echt iets mee te doen, is wel een andere zaak. Dat is het punt dat ik heb willen maken.
Mevrouw de voorzitter, ik dank de collega's voor hun inbreng. Mijnheer Glorieux, ik wil het debat dat we al uitgebreid hebben gevoerd niet herhalen, maar het is altijd goed u nog eens te horen. Zonnepanelen zijn aan bod gekomen. Mevrouw Van den Eynde heeft dat daarnet nog eens herhaald. Dat is ook de reden waarom ik er nog even dieper op ben ingegaan.
Mijnheer Daems, terecht onderstreept u dat dit debat te rijk en te belangrijk is om er zich met oneliners vanaf te maken. Ik volg u daarin. Waarover we wel van mening verschillen, is de aanpak en hoe we via een procesbenadering het beste resultaat bereiken. Dat is ook goed in een democratie.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1629/1).
De artikelen 1 tot en met 8 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.