Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Michiels, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie behandelde op 22 mei, 5 en 12 juni 2008 het ontwerp van decreet betreffende het Onderwijs XVIII.
Zoals bij vorige zogenaamde verzameldecreten bevat ook dit ontwerp van decreet aanvullingen aan bestaande niveaudecreten of aan themadecreten. De minister stelde in zijn toelichting dat het voorliggend ontwerp van decreet drie doelstellingen heeft. Ten eerste, de afspraken van cao VIII en cao II Hoger onderwijs verder omzetten in regelgeving. Ten tweede, het bijsturen van een aantal recente hervormingen door aanpassingen van bestaande decreten of het verduidelijken van discussiepunten door decretale correcties. En ten derde, een aantal ingrepen om verdere vereenvoudigingen door te voeren op het onderwijsdomein.
Net zoals bij vorige genummerde decreten werden heel wat inspanningen geleverd om voorliggend ontwerp tijdig in te dienen. Dit jaar is het dan ook gelukt om de timing van de in de commissie voor Onderwijs veelvuldig aangehaalde resolutie betreffende tijdige indiening van ontwerpen van decreet, te respecteren.
Op het niveau basisonderwijs werden onder andere volgende thema's opgenomen. De zorgmiddelen op het niveau van de scholengemeenschap worden substantieel uitgebreid. Het hele mechanisme van de puntenenveloppes zorg wordt vereenvoudigd en geïntegreerd in één enveloppe op het niveau van de scholengemeenschap. De aanvullende lestijden GOK+ worden verlengd voor een periode van drie schooljaren, waardoor er een samenhang ontstaat met de derde GOK-cyclus.
Wat het secundair onderwijs betreft, wordt het experiment modulair beroepsonderwijs opnieuw verlengd tot het tijdstip waarop de decreetgever hervormingen met betrekking tot het secundair onderwijs doorvoert. Verder werden ook enkele maatregelen die een vereenvoudiging op het onderwijsveld inhouden, in dit ontwerp opgenomen.
Tevens worden, door de aanpassing van de indicatoren, een aantal bepalingen ingeschreven die binnen de regelgeving gelijke kansen meer eenheid en eenvoud brengen. Tijdens de periode 2008-2011 komt er ook een extra pakket uren voor de begeleiding van scholen buitengewoon onderwijs die werken met jongeren met autisme. Deze ambten zullen in de eerste plaats ingevuld worden door orthopedagogen en psychologen.
Het ontwerp van decreet bevat eveneens een aantal technische aanpassingen om de introductie van het nieuwe decreet Volwassenenonderwijs te ondersteunen.
Wat het hoger onderwijs betreft, werden een aantal thema's opgenomen. In samenspraak met de minister van Wetenschap en Innovatie wordt een stelsel van 'tenure track' ontwikkeld voor docenten. In de personeelsstatuten van het personeel van de universiteiten en hogescholen zijn ook een aantal wijzigingen aangebracht. Voor het vormingsfonds hoger onderwijs wordt in een decretale uitwerking voorzien. En wat de diversiteitsprojecten lerarenopleiding betreft, wordt in dit ontwerp de decretale termijn herschikt naar een periode van 2008 tot en met 2011, zodat de verplichting om gedurende drie academiejaren financiële middelen toe te kennen, kan worden nagekomen.
Het decreet bevat eveneens heel wat bepalingen met betrekking tot de centra voor leerlingenbegeleiding, begeleidingsdiensten en de rechtspositie van het onderwijspersoneel. Ook de reglementering over studiefinanciering wordt op een aantal punten verduidelijkt en bijgestuurd. Wat het leerlingenvervoer betreft, is het de bedoeling om op basis van een aantal experimenten kleine verbeteringen aan de regeling van het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs door te voeren. Verder wordt ook verduidelijkt dat het collectieve leerlingenvervoer aan enkele kwalitatieve en kwantitatieve eisen moet voldoen. Tevens wordt in een decretale regeling voorzien om een aantal experimenten te laten lopen, waarbij de focus zal worden gelegd op alle duurzame verkeersmodi.
Tot slot stelde de minister dat er een lange reeks bepalingen uit vroegere onderwijsdecreten worden opgeheven. Het gaat om regelgeving die nu en in de toekomst niet meer relevant is.
Bij het begin van de algemene bespreking maakte de Vlaams Belangfractie een aantal principiële opmerkingen over de manier van werken. Zo hekelden zij onder andere het feit dat de vergadering van 5 juni, die met geruime vertraging van start ging, onmiddellijk na indiening van een hele stapel amendementen verdaagd werd naar 12 juni. Zij was van mening dat dergelijke handelswijze niet getuigt van veel respect voor de oppositieleden. Bovendien stelde men bij het Vlaams Belang dat het feit dat men niet minder dan 76 amendementen ingediend heeft bij dit ontwerp, er eigenlijk voor gezorgd heeft dat er als het ware een nieuw ontwerp van decreet voorlag. Zij stelde de vraag deze amendementen voor advies voor te leggen aan de Raad van State, een voorstel dat verworpen werd met acht stemmen tegen drie.
Vanuit de Groen!-fractie werd gesteld dat men zich grotendeels bij de eerder geformuleerde opmerkingen kon aansluiten. Tevens werd de opmerking gemaakt dat, waar het ontwerp zelf al onleesbaar was, de amendementen dat nog meer zijn.
Tijdens de algemene bespreking over de inhoud van het decreet maakten de leden van het Vlaams Belang een aantal opmerkingen over de negatieve protocolakkoorden. De minister antwoordde hierop dat door de meerderheid rekening gehouden werd met een aantal van de opmerkingen, waardoor bewezen wordt dat een negatief punt in een protocol aanleiding kan zijn tot een wijziging.
Vanuit de Groen!-fractie werden opmerkingen gemaakt over de organieke regeling van de modularisering en de studiefinanciering. Hierop antwoordde de minister dat, wat het modulaire onderwijs betreft, het inderdaad nodig is iets te doen aan de kritiek dat de experimenten niet verder kunnen lopen zonder bijkomende middelen en dat er dus een overgangsregeling komt.
Wat de studiefinanciering betreft, was de minister het niet eens met alle opmerkingen. Hij stelt dat de Vlor-suggesties zeker legitiem zijn, maar dat zij de financiële mogelijkheden te buiten gaan en eigenlijk buiten het kader van een verzameldecreet vallen.
Tot zover het verslag van de algemene bespreking. De heer Tavernier, de tweede verslaggever, zal verder ingaan op de artikelsgewijze bespreking.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal u een extensieve lezing van het verslag besparen. Ik wil mij wel op voorhand verontschuldigen bij de collega's, en vooral bij hen die achteraf ooit het verslag willen lezen om te weten wat er echt is beslist, wat er ooit is besproken, wat oorspronkelijk is ingediend en wat achteraf is ingediend, dat het wat moeilijk is. Er waren oorspronkelijk 75 of 76 amendementen, maar het aantal is aangegroeid. Voor de leesbaarheid heeft men het ontwerp van decreet hernummerd. In het verslag wordt niet alleen verwezen naar het oorspronkelijke artikel maar ook naar de hernummering.
Heel wat bepalingen zijn zonder discussie gepasseerd of, wanneer er vragen werden gesteld en er een antwoord kwam, werden ze bij stemming goedgekeurd. Een aantal amendementen, die een nieuw artikel werden, gaven aanleiding tot meer discussie. Ik vestig de aandacht op een selectie daarvan. Artikel II.3bis, nieuw artikel II.4, was een amendement ingediend door de meerderheid, toegelicht door mevrouw Helsen. Ze verduidelijkte dat het ging over de vorming van de scholengemeenschappen in het basisonderwijs, waarbij die scholen de mogelijkheid krijgen om uit een scholengemeenschap te stappen als ze tot een ander schoolbestuur of groep behoren. De voorwaarde is volgens het amendement dan wel dat de andere partners van de scholengemeenschap daarmee akkoord kunnen gaan.
Mevrouw Martens betreurde het feit dat alle eieren in de mand van de scholengemeenschap worden gelegd en stelde dat het Vlaams Belang voorstander is van zoveel mogelijk autonomie op een zo laag mogelijk niveau, in dit geval de school. Mevrouw Van Kerrebroeck wees erop dat het feit dat de scholen uit de scholengemeenschap kunnen stappen, de autonomie van de school juist versterkt. Door mevrouw Martens werd dan de opmerking gemaakt dat het niet over het amendement maar over de andere bepalingen in verband met de scholengemeenschap ging.
Bij artikel II.20, het vernummerde artikel II.23, maakte mevrouw Martens de opmerking dat het onverdedigbaar is dat aan leerlingen die extra zorg behoeven, die ondersteuning wordt ontzegd, louter omdat de ouders gebruik makend van hun recht op vrije schoolkeuze, een school hebben gekozen die niet tot een scholengemeenschap behoort. Dat staat volgens de Vlaams Belangfractie haaks op het gelijkekansenbeleid. Daar bij werd verwezen naar de kritiek van onder meer het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers. De minister antwoordde daarop dat hij gelijke kansen op uitstekend onderwijs wil en dat uitstekend onderwijs veronderstelt dat bijvoorbeeld de beleidskracht van de school wordt versterkt. Die versterking via scholengemeenschappen is zeker niet in strijd met gelijke kansen.
Er waren amendementen in verband met het modulair onderwijs, toegelicht door mevrouw Helsen. In de oorspronkelijke tekst stond dat voor het experiment modulair onderwijs ook leerplannen moesten worden opgemaakt. Het is moeilijk daar in de praktijk aan te voldoen en het is bovendien geen voorwaarde voor het lopende experiment. Daarom is een amendement ingediend om die voorwaarde te schrappen. In een tweede amendement stellen de indieners van de meerderheid om het modulair onderwijs de volgende twee jaar te financieren, zodat de experimenten kunnen worden voortgezet.
Daarop werd door mevrouw Michiels de vraag gesteld hoe het staat met de evaluatie van het modulair onderwijs en of er al concrete maatregelen zijn genomen.
De minister antwoordde daarop dat het modulaire systeem in het deeltijds onderwijs zal worden geregeld in het nieuwe decreet Leren en Werken. Dat nieuwe ontwerp van decreet zal binnenkort ook worden besproken in het parlement. Ook over de verplichting om over te schakelen naar het modulaire systeem zei de minister trouwens dat het nieuwe decreet dat allemaal zal regelen. Voor de commissie voor Onderwijs betekent dat dus nog wat werk in de komende maanden.
Dan was er nog een amendement bij artikel IV.2, ondertussen hernummerd tot artikel IV.3. Onder meer ikzelf heb daarbij opgemerkt dat een aantal bemerkingen die ooit werden gemaakt bij het decreet Volwassenenonderwijs, nu wel worden opgenomen via Onderwijsdecreet XVIII. Toen heeft de minister voor onze commissie toch wel belangrijke termen geïntroduceerd. Dat kwam erop neer dat we als lerende organisatie in de commissie werken aan een voorschrijdend inzicht. Die term blijft in gebruik, wat natuurlijk belangrijk is, ook in een parlement.
Dan was er ook nog het artikel V.39ter of het nieuwe artikel V.56. Dat gaat over het amendement voorgesteld door de heer Mahassine en de dames Heeren en Libert over een nieuwe onderwijsbelastingseenheidsfactor voor de pop- en rockacademie van de Provinciale Hogeschool Limburg. Daar kwamen wat bemerkingen over, omdat het niet ging over de klassieke ondertekenaars van de meerderheid, maar over de Limburgse ondertekenaars. De vraag werd gesteld of dat wel op de steun van de hele meerderheid kon rekenen. De voorzitter van de commissie heeft opgemerkt dat Oost-Vlaanderen zich alvast Vlaanderenbreed opstelt.
De minister kwam tussenbeide in de discussie. Hij stelde dat er wel wat problemen waren met de financiering van die opleiding in Limburg. Hij vond echter dat dit moest worden geëvalueerd en dat het door het amendement voorgestelde plafond van 11.000 studiepunten toch wel wat hoog lag. Hij vroeg aan de indieners dat te verlagen tot 9000 punten. Enkele van de indieners, aangevuld met andere leden van de meerderheid, hebben dan een nieuw, aangepast amendement ingediend, waarin dit wordt beperkt tot 9000 studiepunten. Het amendement werd aangenomen.
Er was ook wat discussie over artikel VIII.13bis, hernummerd tot VIII.19. Dan gaat het over de rechtspositieregeling. Er was discussie over de vraag of het syndicale overleg, wat die aspecten van de rechtspositieregeling en personeelsaangelegenheden betreft, wel was gevoerd. De minister antwoordde dat er informeel overleg had plaatsvonden. De commissie kon echt wel gerust zijn, aldus de minister: dit kon op de steun van de personeelsafgevaardigden of de vakbonden rekenen.
Dan zijn er de artikelen XI.12bis, XI.12ter, XI.12quater en XI.12quinquies, met de verhogingen van de schooltoelagen in het kleuter-, lager, secundair en hoger onderwijs. De minister heeft daarbij ook de tabel gegeven van de budgettaire weerslag. Op kritische vragen over die weerslag, antwoordde hij dat de commissie gerust mocht zijn: dat is in overeenstemming met het budget en heeft de toestemming van de minister van Begroting.
Het laatste en niet onbelangrijke amendement is dat op artikel 10.16bis of het nieuwe artikel 10.32, dat ging over het GOK-beleid. De meerderheid creëerde de mogelijkheid om in het kader van het inschrijvingsbeleid te experimenteren met aanmeldingsprocedures, als aan de voorwaarden werd voldaan. Het schoolbestuur kan voorafgaandelijk bij de aanmeldingstermijn de ordeningscriteria bepalen. Die criteria moeten objectief gemotiveerd zijn. Ik geloof dat dit amendement tot nogal wat discussie aanleiding gaf. Belangrijk daarbij was dat het objectief moet zijn en dat er overleg moet zijn binnen het lokale platform. Er werd toegegeven dat het lokaal moest worden geëvalueerd. Men wilde met het ontwerp van decreet niets opleggen, maar grote lokale vrijheid geven. Mevrouw Michiels en ikzelf hebben daarop gereageerd. Het amendement werd sterk verdedigd, vanuit zijn Antwerpse context, door de heer Voorhamme.
Dit was een van de belangrijkste discussies over het ontwerp van decreet. Er waren wat voors en tegens. Er waren vragen naar duidelijkheid en objectivering. Er waren vragen over de lokale ondersteuning en het lokale overleg. Na heel wat discussie en hernummering is over het geheel gestemd. Het ontwerp van decreet werd goedgekeurd met acht stemmen voor bij vijf onthoudingen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijnheer de minister, u verwacht mijn vraag wellicht. Wanneer kunnen de scholen de uitvoeringsbesluiten en de omzendbrieven verwachten die op dit ontwerp van decreet moeten volgen?
Ik denk dat u daarvan al eens een zeer uitvoerig overzicht heb gegeven een tijdje geleden. Ik zal dat checken.
U hebt me een overzicht gegeven van de 86 besluiten en omzendbrieven die nog moesten komen, maar niet de datum wanneer ze bij de scholen zouden arriveren.
Ik kan ze voorlezen, dat duurt wel een uur.
Dat hoeft zeker niet, mijnheer de minister.
Ik heb u al eens geantwoord op die vraag, misschien zonder de precisie die u nu vraagt. Ik stel voor dat ik de lijst actualiseer en probeer aan te geven wanneer de scholen dat kunnen verwachten. Ik kan u niet beloven dat ik u binnen een kwartier kan antwoorden. Maar ik maak er zeker werk van. Ik leg onmiddellijk de nodige contacten.
In de loop van de volgende dagen is oké, mijnheer de minister.
Dat komt absoluut in orde.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de vorige jaren begon ik de bespreking van een genummerd onderwijsdecreet steevast met de opmerking dat mijn fractie het helemaal niet eens was met de manier waarop deze ontwerpen van decreet behandeld moeten worden. Ook ditmaal wil ik een gelijkaardige opmerking maken. Echter, deze keer zal ik het niet hebben over het decreet van 28 mei 2003. Want, zoals de minister bijna triomfantelijk stelde bij zijn toelichting over dit decreet, dit jaar werd de daarin voorziene datum wel gehaald. Wie nu denkt dat dit een vooruitgang is ten opzichte van de vorige jaren, komt echter bedrogen uit. Want, hoewel we de vorige jaren ook heel wat amendementen moesten doorworstelen, was dit niets in vergelijking met dit jaar. Nu werd er immers zo'n stapel amendementen ingediend - 76 bij de behandeling van 5 juni en nog een aantal daarna tot er 83 in totaal waren - zodat men eigenlijk kan spreken van een nieuw ontwerp van decreet.
Aangezien ik zelf de gewoonte heb om alle decreten grondig door te nemen, kan ik het heel grondige werk van de leden van de meerderheid dit jaar, enkel maar toejuichen. Het is immers goed dat parlementsleden fouten vinden en verbeteringen aanbrengen, waar nodig.
Waar ik het moeilijker mee heb, is de werkwijze waarop deze amendementen eerst ingediend en nadien behandeld werden. Zoals gezegd bij het verslag, vind ik de werkwijze die gehanteerd werd bij de vergadering van 5 juni, helemaal niet getuigen van respect voor die parlementsleden die wel op het afgesproken uur aanwezig waren in de commissie. Elementaire beleefdheid veronderstelt immers dat men degenen die zitten wachten, op de hoogte brengt wanneer het afgesproken uur niet kan worden gerespecteerd.
Fundamenteler echter is het feit dat via de ingediende amendementen niet enkel wijzigingen aan bestaande ontwerpen werden aangebracht, maar ook dat er volledig nieuwe afdelingen werden toegevoegd. Intussen hebben we van leden van de meerderheid gehoord dat dit niet de meest aangewezen werkwijze is, maar misschien moeten we dit toeschrijven aan het voortschrijdend inzicht.
Mijn fractie blijft ook nu nog van mening dat deze amendementen, die, zoals ik reeds zei, bijna een nieuw decreet vormen, voor advies dienden te worden voorgelegd aan de Raad van State. Wij zijn van mening dat bij decreetgevend werk moet worden gewaakt over de juridische correctheid, iets wat zeker in onderwijszaken heel belangrijk is. Wij vinden het dan ook betreurenswaardig dat het verzoek om advies te vragen aan de Raad van State, verworpen werd. Mocht ik een slecht karakter hebben, zou ik haast denken dat het de bedoeling was om dat advies van de Raad van State, en bij uitbreiding van andere adviesorganen, te vermijden door een aantal ingrijpende wijzigingen via amendementen in te dienen. Ik zal het echter maar toeschrijven aan de tijdsdruk die steevast gepaard gaat met deze genummerde onderwijsdecreten.
Want collega's, mijnheer de minister, men kan toch niet ontkennen dat hier nogal wat zaken bij amendement werden geregeld waarover het toch wel nodig is om advies te vragen aan verschillende adviesorganen. Ik geef een klein voorbeeld. In amendement nummer 63 dat in het verslag artikelen X.5ter tot X.5undecies, vernummerd X.7 tot X.15, omvat, werden een aantal dringende maatregelen met betrekking tot het lerarenambt toegevoegd. Op mijn vraag antwoordde de minister dat hierover wel degelijk uitvoerig informeel overleg is geweest met de sociale partners. Uiteraard vinden wij het een goede zaak dat er overleg, zij het dan informeel, is geweest, maar wij stellen ons toch de vraag of op deze manier de oppositie, en bij uitbreiding het hele parlement, niet buitenspel worden gezet. Wij moeten voor de bespreking van een decreet immers voortgaan op de stukken die wij krijgen, waaronder de protocollen van akkoord of niet-akkoord. Als er geen stukken zijn, omdat wijzigingen, om welke reden dan ook, per amendement worden ingevoerd, hebben wij geen basis om op terug te vallen en moeten wij de indieners of, zoals in dit geval, de minister zelf, op zijn woord geloven.
Deze keer is het een positieve maatregel, die door het werkveld in dank zal worden aangenomen, maar een volgende keer kan dit helemaal anders zijn. Wij zullen dan ook blijven protesteren tegen deze manier van werken, en we vragen dan ook met aandrang om de procedure, zoals die is vastgelegd, te respecteren.
Meneer de minister, mevrouw de voorzitter, collega's, ook inhoudelijk zou ik nog een aantal opmerkingen willen maken bij dit decreet. Een eerste opmerking betreft de regeling in verband met de zorguren. Bij de verslaggeving werd al aangehaald dat mevrouw Martens tijdens de bespreking in commissie heeft gezegd dat wij het onverdedigbaar vinden dat leerlingen die extra zorg behoeven, de ondersteuning wordt ontzegd, louter omdat de ouders, gebruikmakend van hun recht op vrije schoolkeuze, hun kinderen hebben ingeschreven in een school die niet tot een scholengemeenschap behoort. Wij sluiten ons dan ook volmondig aan bij diegenen die hierop kritiek lieten horen. Zowel het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers als VSOA stellen dat het niet kan dat de Vlaamse Regering haar doelstelling, dat scholen moeten toetreden tot een scholengemeenschap, wil bereiken door leerlingen te gijzelen. Scholengemeenschappen promoten via allerlei stimuli, daar is niets op tegen. Leerlingen en hun ouders straffen omdat scholen niet meegaan in het verhaal van scholengemeenschappen, is echter heel iets anders.
Ik wil hier nog maar eens benadrukken dat het Vlaams Belang volledig akkoord is met het scheppen van een mogelijkheid tot samenwerking tussen verschillende scholen, indien dat de vrije keuze van die scholen zelf is en indien dat noch financiële, noch sanctionerende consequenties inhoudt voor scholen die liever zelfstandig blijven.
Mijn fractie vindt het dan ook jammer dat de meerderheid, in haar bijkomende ontwerp van decreet, niet is ingegaan op de toch wel terechte vragen en kritieken vanuit het onderwijsveld zelf om leerlingen niet te straffen voor de keuze - gewild of ongewild - van de school. Voor het modulaire onderwijs is de meerderheid immers wel ingegaan op de kritieken vanuit de verschillende adviesorganen.
Ook aan de studiefinanciering wordt in dit ontwerp van decreet heel wat gesleuteld. In het oorspronkelijke ontwerp werd al heel wat geregeld, maar ook per amendement werden nog heel wat wijzigingen doorgevoerd. De meeste hiervan vinden wij positief en hebben we dan ook gesteund in commissie.
Toch zou ik nogmaals willen pleiten voor een duidelijke communicatie over de wijzigingen. Wat het lager onderwijs betreft, ben ik, door de folders die mijn eigen kinderen hebben meegebracht, een beetje gerustgesteld. Ik zou graag vernemen, mijnheer de minister, hoe de communicatie in het middelbaar en het hoger onderwijs gevoerd wordt. Onderzoekt u intussen de mogelijkheid om de studietoelagen automatisch toe te kennen? Dat is een vraag die ook bij de bespreking van andere decreten reeds is opgeworpen.
Het artikel waarover wellicht de meeste inkt is gevloeid in aanloop naar deze bespreking, is het huidige artikel X.32, ingevoerd via het amendement 74. De heer Voorhamme heeft bij de bespreking in commissie uitvoerig uitgelegd dat men op deze wijze gedurende twee schooljaren de mogelijkheid wil creëren om in het kader van het inschrijvingsbeleid te experimenteren met de aanmeldingsprocedure. Het doel is vooral om perverse effecten van het absolute inschrijvingsrecht, zoals de kampeertoestanden en oneigenlijke verdringing van buurtkinderen, te bestrijden.
Dat het absolute inschrijvingsrecht een aantal perverse effecten zou creëren, heeft mijn fractie reeds bij de invoering ervan gesteld. Jaar na jaar worden nu wijzigingen aangebracht om die effecten weg te werken. Zo kennen we intussen de voorrang voor broertjes en zusjes, de voorrang voor kansarmen of net de voorrang voor niet-kansarmen, en de voorrang voor Nederlandstaligen in Brussel.
Bij de bespreking in commissie, en ook de week nadien bij de bespreking van een aantal voorstellen van decreet, is uitvoerig van gedachten gewisseld over de mogelijkheden die deze nieuwe werkwijze met zich meebrengt. Het is me echter nog steeds niet duidelijk welke criteria wel en welke niet zullen kunnen gebruikt worden.
De heer Voorhamme stelde in zijn toelichting immers duidelijk dat het niet de bedoeling was om nieuwe categorieën te creëren. Bij de bespreking van ons voorstel van decreet de week nadien, betreffende een absolute voorrang voor Nederlandstalige leerlingen in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs, stelde de minister voor om het voorstel niet goed te keuren, aangezien in Onderwijsdecreet XVIII net de mogelijkheid werd gecreëerd om te experimenteren met de aanmeldingsprocedure.
Ik merk hier toch een tegenstrijdigheid tussen ons voorstel en de mogelijkheid die via amendement in dit ontwerp is ingeschreven. Ik zou dan ook graag vernemen of het inderdaad mogelijk zal zijn om een experiment op te zetten in Brussel om voorrang te geven aan Nederlandstalige leerlingen, ruimer dan wat nu reeds decretaal is vastgelegd?
Ook zou ik van de indieners of van de minister vernemen of zij al aan concrete experimenten denken, andere dan die die opgesomd zijn tijdens de bespreking. Tijdens de bespreking is men immers niet verder gekomen dan voorrang voor buurtkinderen in het lager onderwijs en een inbelprocedure in het secundair onderwijs. Zijn er nog andere experimenten mogelijk?
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, om te besluiten zou ik willen stellen dat, hoewel wij de noodzaak van een dergelijk verzameldecreet op het einde van het schooljaar wel inzien, wij ons toch zullen onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet. Niet alleen omdat de korte tijdsspanne die ons gegund werd om dit ontwerp van decreet te bespreken het niet mogelijk heeft gemaakt om alle aspecten van de voorgestelde wijzigingen grondig te analyseren, maar ook omwille van de redenen die ik bij het begin van deze bespreking heb aangehaald. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Cock heef het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil nog kort tussenkomen, mede namens de heer Voorhamme. De verslaggever, de heer Tavernier, heeft al verwezen naar het feit dat de aanmeldingsprocedure toch wel het belangrijkste element is in dit ontwerp van verzameldecreet, samen met de beslissing om daar twee schooljaren mee te mogen experimenteren.
Men mag natuurlijk niet zomaar experimenteren. Het moet jaarlijks binnen het LOB geëvalueerd worden en er moet vooraf heel goed duidelijk worden gemaakt op welke manier aan de voorwaarden kan worden voldaan.
Het schoolbestuur moet een aanmeldingstermijn en ordeningscriteria bepalen. Die moeten objectief worden gemotiveerd en mogen niet leiden tot uitsluiting uit de rangorde. Het doel is om wat de doen aan eventuele effecten van het absolute inschrijvingsrecht, zoals de kampeertoestanden en de oneigenlijke verdringing van de buurtkinderen, vooral in grootstedelijke gebieden zoals Gent en Antwerpen. De heer Voorhamme heeft gezegd dat er verregaand overleg is tussen Gent en Antwerpen om zo gelijkvormigheid in die procedure in te bouwen.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil de opmerkingen ondersteunen van mevrouw Michiels over de algemene behandeling van dit ontwerp van decreet en ook enkele specifieke opmerkingen maken. Het gaat hier niet alleen over ontwerpdecreet XVIII, maar ook over XVIII bis. Het is nooit gezien dat er 79 amendementen zijn.
Ik aanvaard dat er soms een bemerking of een verduidelijking nodig is; dat is goed voor de rechtszekerheid. Het zal ook wel tijdig bij de scholen terechtkomen. De leden van de commissie voor Onderwijs worden ondertussen gebombardeerd met e-mails van mensen die een tijdige start van het schooljaar wensen. Vanavond ga ik naar een receptie waar de directie van een basisschool haar zesdejaars uitwuift. Je zou denken dat daarna hun vakantie begint, maar dat is niet zo. Ze moeten ervoor zorgen dat ze voldoende papieren meegeven aan de ouders tegen vrijdag. Dat moet zo op basis van omzendbrieven van de minister die ze nog moeten ontvangen. Het wordt dus nog even doorwerken voor die mensen. Dat is jammer, ondanks onze resoluties. Dit ontwerp van decreet was volgens de resolutie nochtans tijdig ingediend. De mensen op het terrein vinden het wat laat. Ik ondersteun hen in die bemerkingen.
Al die amendementen op dit ontwerp van decreet, dat kan niet. Zeker niet als ik zie dat er amendementen zijn over de rechtspositieregeling. Voor de Centra voor Basiseducatie is dat beperkt. Maar op de tuchtregeling in het gemeenschapsonderwijs zijn er zeven amendementen. Dat kan toch niet passeren met een informeel overleg, ook al kunnen we erop vertrouwen dat het waarschijnlijk in orde is. Men zegt mij: "We hebben erover onderhandeld, maar we hebben geen zicht op wat er in het parlement is ingediend. We hopen dat men heeft ingediend waarover een akkoord was, over wat was afgesproken." Maar ze weten het niet. Ze moeten dus wel vertrouwen hebben in de mensen van de meerderheid die dat hebben ingediend. Ik weet niet welke verantwoordelijkheid ze op zich nemen, waarschijnlijk op vraag van de minister, en zonder de Raad van State.
Ik heb daar hoe dan ook problemen mee. Dat is een slecht systeem. Het is niet voor herhaling vatbaar.
Bij amendement, dus niet eens via een ontwerp van decreet, wordt een totaal nieuwe instelling opgericht, het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring. Het amendement daarover is één bladzijde lang. Verderop zijn er dan nog eens tweeënhalve bladzijde. Ik wil geen afbreuk doen aan de noodzaak van dat expertisecentrum. Op het moment dat ik minister Vandenbroucke en de meerderheid, die hem daarin steunt, telkens hoor zeggen dat met die expertisecentra moet gestopt worden, verneem ik echter dat deze bij amendement wordt ingevoegd. Zoiets kan echt niet.
Na de discussie over de begroting en de begrotingsaanpassing stellen we vast dat de meerderheid bij amendement de studiefinanciering of de schooltoelage voor het kleuteronderwijs, het lager onderwijs, het secundair onderwijs en het hoger onderwijs verhoogt. Mevrouw Helsen, in het oorspronkelijk amendement was de budgettaire berekening niet opgenomen. Gelukkig gaf minister Vandenbroucke ter ondersteuning van de meerderheid voor het verslag een tabelletje met de budgettaire weerslag. Hij wou ons geruststellen door aan te geven dat er in de begroting rekening mee werd gehouden en dat er voldoende geld voor was uitgetrokken.
Ten slotte wil ik het even hebben over wat ik het amendement-Voorhamme zou willen noemen inzake de inschrijvingsproblematiek. Dat is dermate belangrijk dat het een aparte bespreking en apart decreet verdient. Ik hoop dat men er op het terrein in slaagt om daar iets van te maken. Ik geef u in dat verband het voordeel van de twijfel. Als men dat probleem echt grondig wil bespreken, dan mag het niet opgenomen worden als een amendement in een verzameldecreet.
Ik doe een oproep tot de zo 'talrijk' aanwezige meerderheid. U mag niet vergeten dat het parlement volgend jaar wat vroeger sluit. Mijnheer De Cock, u zult dus iets vroeger moeten zijn. Mijnheer de minister, als u een ontwerp wilt indienen en, mijnheer De Cock, als u amendementen wilt indienen, zult u dat echt wel voor begin juni moeten doen.
We zijn er al mee bezig.
Voilà. We hebben goede hoop dat het schooljaar volgend jaar ordentelijk kan starten.
Mijnheer De Meyer, ik wil bevestigen dat ik in de loop van de week nog zal trachten een overzicht te geven van de kalender van omzendbrieven.
Ik zal inhoudelijk niet antwoorden op de vraag van mevrouw Michiels over welke experimenten we zouden kunnen laten lopen in aanmeldingsprocedures, precies omdat we het lokaal initiatief willen laten groeien. In de commissie is er heel veel gepraat over de contouren. Het zou dom van mij zijn om te zeggen dat ik dit of dat experiment per se wil zien. Dat zal ik niet zeggen. Het moet van onder uit komen.
Zoals u zelf aanhaalde, voeren we een algemene campagne over de schooltoelage in basisscholen. We doen dat via flyers in elke basisschool. We stellen ook nog folders en affiches ter beschikking. Er komen spots, alleszins op de radio. Ook het tijdschrift Klasse zal er aandacht aan besteden. Niet alleen voor het basisonderwijs maar ook voor het secundair onderwijs gaan we op teletekst in goede banners voorzien om mensen die teletekst lezen bewust te maken van het bestaan van de schooltoelage. We zullen onze eigen website gebruiksvriendelijker en toegankelijker maken. Wat het secundair onderwijs betreft, gaan we zelfs een afspraak maken met een belangrijke leverancier van schoolagenda's, de Licapagenda, om daarin uitleg te geven over schooltoelagen.
Er gebeurt, met andere woorden, heel wat op het vlak van de sensibilisering. Ik zeg niet dat we al genoeg doen. Ik zeg enkel dat er al heel wat gebeurt.
Bovendien zullen we iedereen in het secundair en het hoger onderwijs die dit jaar recht op een toelage had opnieuw aanschrijven. We zullen hen een document ter beschikking stellen waarmee ze een nieuwe toelage kunnen aanvragen.
Het lijkt me essentieel een goed netwerk tussen scholen, OCMW's, lokale besturen, vakorganisaties en integratiecentra tot stand brengen. Ze moeten, allen van uit de eigen rol en positie, trachten ouders met een bescheiden inkomen en met schoolgaande kinderen te bereiken. Er wordt in dit verband actief genetwerkt. Ik vind persoonlijk dat de samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) op dit vlak goed verloopt.
De hamvraag is of we op zekere dag in staat zullen zijn een schooltoelage automatisch toe te kennen. Dat is niet zo eenvoudig. Ik sluit niet uit dat het ooit zal lukken. We zouden dan evenwel een zeer complexe verzameling van gegevens moeten verzamelen om de draagkracht en de eenheid van een gezin vast te stellen. Ik denk dat we daar morgen nog niet aan toe zullen zijn. Mijn departement denkt wel al na over verdere stappen die we kunnen zetten om tot een verbetering te komen. Het gaat dan niet om een volledige automatisering, waarbij de betrokkenen helemaal niets meer moeten doen. Het gaat erom belangrijke stappen in of onderdelen van de aanvraag op termijn overbodig te maken. Ik wil daar echter nog niet op vooruitlopen.
Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Ik heb alle begrip voor het feit dat hij niet op vraag naar andere experimenten wil ingaan. Ik kan die logica volgen. Ik heb echter nog een andere vraag. Het gaat me dan om de tegenstrijdigheid tussen dit ontwerp van decreet en het voorstel van decreet dat we op 19 juni 2008 in de commissie hebben besproken. Dit voorstel van decreet pleit voor een absolute voorrang in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. De minister heeft toen verklaard dat hij dit nu niet zou goedkeuren. Hij vindt dat we eerst het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XVIII moeten uitvoeren. De heer Voorhamme heeft toen gesteld dat het niet mogelijk is om dergelijke experimenten op te zetten. Vergis ik me?
Mevrouw Michiels vergist zich niet. Het artikel met betrekking tot de experimenten laat niet toe een binair onderscheid tussen twee groepen te maken en vervolgens de ene groep voorrang op de andere groep te verlenen. Het gaat immers om een rangorde. Het door mevrouw Michiels aangehaalde voorstel van decreet komt niet met dit artikel overeen. Desalniettemin vind ik het correct van de meerderheid en van de Vlaamse Regering om de experimenteermogelijkheid binnen het bestaande kader te creëren en dit even te bekijken voor het bestaande kader eventueel wordt overhoop gehaald. Mevrouw Michiels hoeft het hiermee niet eens te zijn. Het gaat hier echter niet om een tegenstrijdigheid.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1669/4).
De artikelen I.1 tot en met XI.9 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.