Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zondag 15 juni vindt de werelddag tegen ouderenmisbehandeling plaats. In dat kader wordt overmorgen, vrijdag 13 juni, het Vlaams congres rond ouderenmisbehandeling georganiseerd door het Vlaams Meldpunt Ouderenmisbehandeling.
Ouderenmisbehandeling is, zoals u weet, mijnheer de minister, een complexe problematiek die nog al te vaak miskend en onderschat wordt. Internationale onderzoekers voorspellen, onder andere op basis van de demografische evolutie, dat het aantal gevallen van ouderenmisbehandeling de komende jaren nog enorm zal stijgen. Dat blijkt ook uit de jaarverslagen van het Vlaams Meldpunt Ouderenmisbehandeling. Het aantal meldingen blijft jaar na jaar stijgen. Uit het jaarverslag van 2007 blijkt dat er niet minder dan 18 percent meer meldingen zijn dan het jaar ervoor.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft een aantal aanbevelingen gedaan. Die worden ook gesteund door de Europese Commissie, onder andere het directoraat-generaal Sociale Zaken. Die aanbevelingen geven een richting voor wat in de verschillende lidstaten best zou worden ondernomen inzake ouderenmisbehandeling, voor wat betreft mensenrechten, stimuleren van wetenschappelijk onderzoek naar de problematiek, initiatieven voor taboedoorbreking, informatie en preventie, verhogen van de detectiekans en internationale expertise-uitwisseling.
Over dat laatste, mijnheer de minister, kunnen we verheugd zijn dat er twee best practices, goedepraktijkvoorbeelden, van het Vlaams Meldpunt Ouderenmisbehandeling werden behouden in het kader van de internationale expertise-uitwisseling. Een daarvan is het toneelstuk Georges, dat momenteel door Vlaanderen toert en waarvoor u al een ondersteuning hebt gedaan. Het is een samenwerking met het Mechels Miniatuur Theater.
Die internationale expertise-uitwisseling, mijnheer de minister, en de selectie van die twee best practices, is een unieke kans om onze Vlaamse expertise en aanpak onder internationale aandacht te brengen en er zo voor te zorgen dat de samenwerking en de systematische internationale uitwisseling van knowhow ervoor kunnen zorgen dat het probleem van ouderenmisbehandeling nog adequater kan worden aangepakt.
Mijnheer de minister, ik welke mate werden en worden op Vlaams niveau middelen ingezet om de Europese aanbevelingen om te zetten in beleid? Soms stel ik een logica vast die haaks staat op die aanbevelingen. Ik verwijs naar de stopzetting van de ondersteuning van de subsidiëring van de provinciale steunpunten.
In welke mate steunt en ondersteunt u de internationale samenwerking en expertise-uitwisseling, onder andere voor wat betreft de twee goedepraktijkvoorbeelden en de zending die daarmee gepaard gaat?
Minister Vanackere heeft het woord.
Ouderenmisbehandeling is een beetje een vreemd Nederlandstalig woord. Er is ouderenmishandeling, en iedereen kan zich daar iets bij voorstellen, omdat het wijst op een intentionaliteit. De term misbehandeling verwijst eigenlijk naar het feit dat we in onze zorg, ook goed geïntentioneerd, in staat zijn om soms schade te berokkenen. Aandacht voor de individuele mens is uiteraard belangrijk en men moet niet altijd zeggen dat er een echt schuldige intentionele daad gepaard gaat met het feit dat men over een slechte behandeling kan spreken.
Het is een belangrijk thema en het is niet eens zo slecht dat we daar hier in plenaire zitting even aandacht aan besteden. Maar het zou nog leuker geweest zijn, mijnheer De Loor, als u op 15 april in de commissie voor Welzijn, waar we zeer uitvoerig bij deze problematiek hebben stilgestaan, aanwezig was geweest, om de vragen die u hier stelt over hoe we dat aanpakken met ons te bespreken.
Ik zal hier gewoon trachten samen te vatten. Anders dan wat u zegt, hebben we geen meldpuntstopzetting gedaan, we hebben integendeel een convenant met de provincies gemaakt die een duidelijke structuur maakt van het Meldpunt Ouderenmisbehandeling. In een convenant met de verschillende provincies, dat in januari van dit jaar is afgesloten, realiseren we de continuering van die activiteit, ook op provinciaal niveau. We hebben in april in de commissiezitting in alle duidelijkheid uitgelegd dat we in termen van extra inspanning, op het niveau van de centra voor algemeen welzijnswerk, veertien voltijds equivalenten (VTE) extra hebben ingezet om uitgerekend met deze problematiek om te gaan en om deze nog prominenter onder de aandacht van de hulpverleners te brengen. We hebben ook besproken dat er voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg dit jaar een injectie komt van 750.000 euro, wat uiteraard ook resulteert in heel wat extra hulpverleners om de aandacht voor de ouderenmisbehandeling naar voren te schuiven. Ik heb trouwens ook stappen gezet om ervoor te zorgen dat die hulpverleners structureel met elkaar in overleg treden om ervoor te zorgen dat ze niet naast elkaar werken.
Naast het curatieve spoor, wat een van de twee sporen is die Europees en internationaal worden aangeraden, is er ook het preventieve spoor. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om nog eens de nadruk te leggen op het feit dat in de zorg enorm veel mensen wel met een zeer groot hart en met groot professionalisme zorgen voor onze ouderen. Er zijn ook heel velen die een belangrijke werking hebben die veel aandacht heeft voor die problematiek.
Ik verwijs naar een interessant initiatief dat ik overweeg te stimuleren en te ondersteunen, namelijk een initiatief dat in de zorg de zorgethiek iets meer in de verf wil zetten en dat onder andere werkt door deskundigheidsbevordering bij hulpverleners. Het komt erop neer dat men mensen die als professional in de zorg actief zijn, gedurende een periode van ongeveer 36 uur plaatst in de situatie van de zorgbehoevende. Aan een verpleegster, een verzorgster of een directielid van een rusthuis vraagt men gedurende 36 uur in een rolstoel te zitten, geholpen te worden bij het eten, bij het wassen en bij het kleden, te ervaren wat het is om een kwartier te wachten, wanneer zij degenen zijn die moeten wachten en niet op wie wordt gewacht. Men probeert deze mensen een sterkere menselijke kijk te geven.
Mijnheer De Loor, in enkele minuten tijd tracht ik een deel van het panorama te geven van wat we in de commissie voor Welzijn uitvoerig hebben besproken. Er is een vernieuwde, sterkere aandacht dan in het verleden het geval was. Ik ben ook absoluut voorstander van het prominent maken van wat we in Vlaanderen doen ten aanzien van de internationale omgeving. Het voorbeeld dat u noemt van het best practice, 'Georges', is inderdaad voor 30.000 euro gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Uitwisseling met internationale collega's is absoluut een wenselijke zaak.
Ik heb een klein beetje het vermoeden dat u deze vraag stelt naar aanleiding van een beslissing van mijn administratie om niet bij te dragen aan de reiskosten voor iemand om te participeren aan een congres in Ottawa. Het is juist dat we dat niet doen om de eenvoudige reden dat het ging over een CAW met een batig saldo op zijn begroting en dat we willen opletten met het scheppen van een precedent door het betalen van reiskosten voor internationale zendingen naar een congres, wanneer het gaat over dingen in de normale werking. Ik zegde zojuist dat het toneelstuk 'Georges' gesubsidieerd is met 30.000 euro van de Vlaamse Gemeenschap. Om daar bovenop nog eens reiskosten te gaan betalen? Als dat de achtergrond van uw vraag is, zeg ik u: ik sta bijzonder achter de idee van internationale uitwisseling maar heb niet het gevoelen dat ik daar altijd het vliegtuigticket voor moet betalen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind uw opmerking in verband met de commissie heel flauw. Ik was er inderdaad op 15 april niet bij in de commissie. Ik heb dat ook gezegd een aantal weken daarna, toen ik u een vraag om uitleg heb gesteld over ontspoorde zorg. Toen heb ik gezegd dat ik op dat tijdstip vastzat als commissievoorzitter van de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden. Daarom vind ik die opmerking zeer flauw.
Het is inderdaad zo dat er een convenant is uitgewerkt, maar ik ben van oordeel dat dat nog te vrijblijvend is. Ik hoop dat er in de toekomst meer concretere zaken in worden opgenomen. Ik ben ook van oordeel dat er extra middelen noodzakelijk zullen zijn voor wat betreft het implementeren van de Europese aanbevelingen. Ik heb ook niet gezegd dat er nog niets is gebeurd. Ik stel wel vast dat er geen coherent beleid is en dat het goed zou zijn om met een globaal pakket maatregelen naar buiten te komen. Dat lijkt me noodzakelijk.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ook ik heb met veel aandacht geluisterd naar het antwoord van de minister. Ik moet vaststellen dat daarover alles eigenlijk al werd gezegd op 15 april. Ik ben dat verslag dus ook nog eens gaan nalezen. We hebben daar inderdaad al heel veel over gedebatteerd. De minister erkent blijkbaar toch het probleem. Ik ben daar zeer tevreden mee. Het gaat over een groot probleem, dat vaak wordt onderschat.
Mijnheer de minister, u had het daarnet nog over structureel overleg tweemaal per jaar. Ik wil erop wijzen dat er nood is aan een geïntegreerd en gestructureerd beleid. Hoe doorbreken we dat taboe? Wie gaat welke rol spelen? Ik begrijp dat dat allemaal in dat convenant zit. Heeft dat zesmaandelijkse overleg al plaatsgevonden? Vond het al diverse malen plaats, of nog maar net? Wat zijn de resultaten van dat overleg? Is dat beleid nu echt doeltreffend door dat nieuwe convenant? Gaat het ertoe leiden dat de klachten daadwerkelijk kunnen worden opgespoord en behandeld? Wat zijn eigenlijk de bevindingen ter zake? Zijn die bevindingen er al, of moet er nog een evaluatie plaatsvinden? Gaat u dat doen, en in welke timing voorziet u ter zake?
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ouderenmisbehandeling heeft inderdaad al meermaals op de agenda van de commissie gestaan. Dat mag natuurlijk geen reden zijn om onze aandacht ter zake te laten verslappen. Zoals u in de commissie hebt gesteld, is het misschien aangewezen dat in de hele zorgsector, dus zeker in de sector van de rust- en ziekenhuizen en de verpleegsector, aandacht wordt besteed aan het voorwerp van die zorg, als we het zo niet al te netjes mogen uitdrukken. Men moet zich in de plaats kunnen stellen van de persoon die wordt behandeld, en in bepaalde gevallen gemanipuleerd, met de beperktheden van die persoon. Misschien is het ook aangewezen dat, na het aangekondigde convenant, de commissieleden, die toezicht uitoefenen op de regering en op uzelf, terugkerend worden ingelicht over de resultaten in de sector en het implementeren van eventuele EU-richtlijnen in het convenant. Zo kunnen diegenen die interesse hebben voor de zorgsector en dit onderdeel ervan, op een adequate wijze verdere toelichting krijgen. Empathisch omgaan met ouderen moet zeker onze aandacht hebben: nu wordt immers eigenlijk een deel van onze toekomst uitgeschreven.
Mevrouw Van Linter, het eerste echte structurele overleg vindt nog deze maand plaats, op 23 juni. Tot nu toe hebben we met de diverse actoren, de centra voor geestelijke gezondheidszorg en de centra algemeen welzijnswerk, individueel gesproken over die extra inspanningen. Ze hebben echter toegezegd op 23 juni bijeen te zullen komen om te zorgen voor wat u en mevrouw Hoebeke terecht hebben onderstreept. Het is namelijk essentieel dat in alle zorgsectoren van rust- en ziekenhuizen en in andere contexten waar ouderen zorg krijgen, 'outreachend' wordt gewerkt, om het met een lelijk nieuw Nederlands woord te zeggen. De expertise die wordt gebruikt, moet inderdaad daar terechtkomen waar die zorg wordt verleend. Daar moet expertisebevordering worden gerealiseerd.
Ik wil gerust toezeggen dat ik, met betrekking tot de resultaten van het convenant en het verslag dat daar ongetwijfeld uit zal voortvloeien, in de commissie voor Welzijn tijd zal maken en de kans zal geven aan de parlementsleden om daar kennis van te nemen en erover te debatteren. Ik ben het immers met u allen eens dat dit een bijzonder belangrijk maatschappelijk probleem is, dat we absoluut niet onder de mat mogen vegen.
Mijnheer de minister, ik dank u nogmaals voor uw antwoord. Ik kijk ook uit naar de resultaten van het structureel overleg en van het convenant.
Het incident is gesloten.