Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot spoedbehandeling
Dames en heren, vanmiddag heeft de heer Lachaert bij motie van orde een voorstel tot spoedbehandeling gedaan van het voorstel van resolutie van de heren Gatz, Caluwé, Sannen en Peumans betreffende de problematiek van de nieuwe btw-regeling bij de aankoop van gronden en panden.
De heer Lachaert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, beste collega's, zoals reeds werd aangehaald tijdens de actuele vragen, zijn er twee redenen voor de hoogdringendheid: de pas gestarte behandeling van het ontwerp van programmawet in de Kamer waar de bespreking gisteren met een week werd uitgesteld, en de nieuwe vergadering van het Overlegcomité die zal plaatsvinden op 23 april.
Uiteraard is het hoogdringend om dit voorstel van resolutie te behandelen en erover te stemmen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Is het parlement het eens met dat voorstel tot spoedbehandeling? (Instemming)
Dan stel ik voor dat het voorstel van resolutie van de heren Gatz, Caluwé, Sannen en Peumans betreffende de problematiek van de nieuwe btw-regeling bij de aankoop van gronden en panden onmiddellijk wordt behandeld.
Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van de heren Gatz, Caluwé, Sannen en Peumans betreffende de problematiek van de nieuwe btw-regeling bij de aankoop van gronden en panden
De bespreking is geopend.
De heer Lachaert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, voor de inhoud verwijs ik naar wat uitgebreid werd toegelicht in de vragen en in het antwoord van de minister-president en de minister van Financiën.
Wat we vragen aan de Vlaamse Regering is om op het Overlegcomité van 23 april, of indien mogelijk eerder, de bewuste artikelen 73 tot en met 80 van het ontwerp van programmawet zo bij te sturen dat het gevoerde Vlaamse beleid inzake het stimuleren van de eigendomsverwerving gewaarborgd blijft en dat de problematiek geïntegreerd wordt in het algemene debat over de financiering van de gewesten en de gemeenschappen, dat tijdens de komende maanden ongetwijfeld zal plaatsvinden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, met dit voorstel van resolutie bleven wij toch wat op onze honger zitten. Om die reden hebben de heer Strackx en ikzelf een uitgewerkt amendement ingediend. Wij hebben zonet de discussie gehoord naar aanleiding van de actuele vragen. We hebben zowel de minister-president als de minister van Financiën en Begroting gehoord, maar hebben opnieuw geen duidelijkheid gekregen.
De beide ministers ontkenden dat ze in deze kwestie koud gepakt zijn en stelden dat er wel degelijk overleg is geweest en dat ze daarin een duidelijk standpunt hebben ingenomen. Ze hebben in dat overleg gezegd dat dit niet kan. En de reden dat dit niet kan is dat de hele politiek die door deze en de voorgaande regering gevoerd is met betrekking tot het registratierecht en het verwerven van woning, eigendom en dergelijke meer, op de helling komt te staan.
Men spreekt over de vermindering van btw op de bouw en dergelijke, maar dat lost het probleem niet op. Het gaat fundamenteel over het vervangen van het registratierecht door een btw. En daar zit het probleem: niet alleen financieel, voor de Vlaamse begroting, maar ook voor de essentie van de gevoerde politiek. Men kan die maatregel dus niet aanvaarden.
Als ik goed geluisterd heb, proberen zowel de minister-president als de minister van Financiën en Begroting dat ook als zodanig te zeggen. Ze zijn echter bang om nu al expliciet te zeggen dat artikel 2 uit die programmawet van het federale parlement moet. Ze hebben dat eigenlijk ook wel gezegd, zij het niet met zoveel woorden.
Het zijn niet de overwegingen in dit voorstel van resolutie die ons storen. Men heeft in die overwegingen echter niet de transfers naar Wallonië opgenomen die opnieuw zullen plaatsvinden. Geen van de aanwezige ministers heeft het daarover gehad, wat erop wijst dat onze opmerkingen zeer juist zijn. Daar wordt trouwens heel triomfantelijk over gedaan in de Franstalige pers, terwijl er in de Nederlandstalige pers met geen woord over wordt gerept.
Die overwegingen zijn overigens de overwegingen die eigenlijk het voorstel van resolutie van de meerderheid schragen. Wij hebben weliswaar licht afwijkende cijfers - 30 miljoen tegenover 27 miljoen euro - maar het gaat natuurlijk om schattingen. Voor het overige zijn we het eens. Dat neemt niet weg dat niet alleen het verschil tussen 21 en 10 percent moet worden berekend, maar ook voor het klein beschrijf tussen 21 en 5 percent.
Dat kan niet en men moet dat ook durven zeggen, ook tegen de Franstaligen. Zij hebben het gepaste moment gevonden. Het gaat om een arrest dat al acht jaar slaapt en waarop, zoals mevrouw Guns terecht heeft opgemerkt, niemand zich beroept. Niemand zal zich daar in Vlaanderen op beroepen want niemand heeft daar profijt bij. Dat arrest betekent voor iedereen in België een verslechtering. Dat is ook de reden waarom het acht jaar heeft geslapen.
Het arrest is nu gewekt omdat de Franstaligen daar een middel in hebben gevonden voor de transfers. In die omstandigheden moet het Vlaams Parlement aan de Franstaligen durven zeggen dat dit niet kan. Ik ben benieuwd wat de sp.a-fractie zal doen. Hun collega's in het federale parlement, de heren Vanvelthoven en Van der Maelen, hebben een voorstel van resolutie ingediend om dat artikel te schrappen. Ook wij vinden dat dit artikel moet worden geschrapt. Wij vragen aan de Vlaamse Regering om daar bij de federale regering op aan te dringen en dit als onderhandelingsbasis te nemen. Wij willen daar duidelijkheid over. Al wie dat niet doet, speelt opnieuw verstoppertje. Mijnheer Van Rompuy, u lacht. U zult wellicht het voorstel van resolutie van de meerderheid goedkeuren en niet het onze. Ik wacht echter voornamelijk op een initiatief van sp.a, aangezien zij precies dezelfde vraag stellen in het federale parlement. Wij kunnen slechts een signaal geven.
Wij zullen het voorstel van resolutie van de meerderheid niet goedkeuren omdat dat niets zegt over het voorstel dat zal worden gedaan. Daarin staat dat men tot een oplossing wil komen, maar noch de ministers, noch de indieners van het voorstel van resolutie hebben hier vandaag verduidelijkt wat die oplossing zou kunnen zijn. We zullen ons bij de stemming dan ook onthouden.
Mevrouw Guns heeft het woord.
Deze problematiek is tweeërlei. Enerzijds is er het Vlaams beleid waarbij men interfereert, zowel het woonbeleid als de fiscaliteit. Anderzijds is er een probleem voor de burger. Bij de aankoop van een huis moet de burger een hoger percentage belastingen betalen. Door de invoering van het btw-tarief krijgt men twee heffingen op de aankoop van een grond. De voorwaarde is dat grond en woning samen worden verkocht door een en dezelfde persoon, wat eigenlijk niet is toegelaten. Dit zal dan ook moeten leiden tot een afschaffing van de registratierechten, waardoor Vlaanderen 10 percent registratierechten misloopt. Het bedrag wordt geschat op 27,6 miljoen euro.
van alle volkstuinparken ligt in de onmiddellijke nabijheid van een storende geluidsbron en 35 percent van alle volkstuinparken dreigt op korte of middellange termijn te verdwijnen door de onderliggende planologische bestemming van de gronden.Op 24 april 2007 is hier al een discussie over gehouden naar aanleiding van twee vragen om uitleg van mevrouw Vogels en mevrouw Merckx-Van Goey. De toenmalige Vlaamse Minister van Landbouw stelde toen in zijn antwoord:?Eens de bevindingen er zijn en het resultaat wordt opgeleverd, gaan we dat grondig evalueren. Op basis van de verkregen inzichten kunnen we dan zien hoe vanuit het beleid ingespeeld kan worden en welke beleidsacties er desgevallend aan verbonden kunnen worden.? Eind 2006 heeft de Vlaamse Regering beslist om de volkstuinen volledig te laten inventariseren. Er is toen een studieopdracht gegeven. De resultaten van deze studie zijn nu bekend. Welke conclusies trekt de Vlaamse Regering uit de resultaten van deze studie?
Sommige volkstuintjes liggen ongelukkig, naast autosnelwegen bijvoorbeeld, sommige liggen in natuurgebieden, in woonuitbreidingsgebieden of op gronden met andere bestemmingen. Heeft de minister plannen om de wetgeving aan te passen en de volkstuintjes een apart, beschermd statuut te geven?
Voormalig minister-president Yves Leterme kondigde aan dat hij het voorstel van De Vlaamse Volkstuin om bij verkavelingen van nieuwe sociale woningen ook volkstuintjes aan te leggen, zou onderzoeken. Wat is uw standpunt hierover? Gaat de Vlaamse Regering acties ondernemen om gemeentebesturen en verenigingen te stimuleren om vlakbij woonkernen laagdrempelige volkstuinparken in te richten?
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Ik ben het vaak oneens geweest met uw voorganger, behalve toen hij de schop in de grond stak ergens in een West-Vlaamse volkstuin met de bedoeling een signaal te geven naar de Vlamingen dat volkstuinen voor hem wel degelijk belangrijk waren. Ik heb dat meteen onderschreven, mede vanuit een persoonlijke affiniteit met het thema. Mijn vader heeft er altijd naar verlangd om een volkstuintje te kunnen bewerken in het Antwerpse, maar is er nooit in geslaagd er een op de kop te tikken. Intussen bewerkt mijn zus wel een volkstuintje ergens in een lawaaierige buurt naast een autosnelweg. Dit voorbeeld maakt het belang van een volkstuintje duidelijk in de praktijk.
Zoals uit de studie blijkt, zijn er heel veel allochtonen in de grootstedelijke kernen die volkstuinen hebben. Spaanse, Turkse, Marokkaanse en Vlaamse mensen vinden er elkaar en leren van elkaar groenten telen. De netwerkvorming van een volkstuintje is niet te onderschatten. De studie bevestigt het belang ervan, ook in de toekomst. Steeds meer mensen worden ouder, hebben vrije tijd en vinden in het bewerken van de volkstuinen een zinvolle bezigheid. Ze hebben contact met de natuur, met de essentie van het leven. Iets laten groeien is immers heel belangrijk.
Vandaar mijn vraag om uitleg. Hopelijk is de nieuwe minister-president even bevlogen als het om volkstuinen gaat als de voormalige minister-president. Deze bevlogenheid ook in beleid omzetten, is echter een andere zaak. Dat zou helemaal mooi zijn.
Staat u achter de maatschappelijke keuze om volkstuinen te herwaarderen en in Vlaanderen uit te breiden? Hoe ziet u de planologische verankering? Die is heel belangrijk, want uit de studie is gebleken dat in de indicatieve gedeelten van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een categorie?hobbylandbouw´ bestaat, en daar zouden de volkstuinen kunnen worden ondergebracht, maar in het bindende gedeelte is er geen rechtsvorm om aan de volkstuinen een beschermd ruimtelijk statuut te geven. Integendeel, de meeste volkstuinen bevinden zich in een stedelijke omgeving en een andere bepaling uit het RSV stelt dat we maximaal moeten kiezen voor inbreiding. Dat houdt in dat we open terreinen eerst zullen volbouwen voor we buiten de stad nieuwe woonwijken bouwen. Het zijn precies die open terreinen - in Antwerpen zijn er een aantal - die nu zwaar onder druk staan om woonuitbreidingsgebied te worden. Het gevolg is dat op termijn één derde van de volkstuintjes dreigt te verdwijnen.
Een ander belangrijk aandachtspunt is het comfort van de volkstuintjes. Ik heb het niet enkel over de lawaaihinder waarover de studie het heeft, maar ik stel me toch vragen bij de kwaliteit van de groenten die worden geteeld naast zo´n autosnelweg. We weten allemaal wat de uitstoot in de buurt van een autosnelweg is. Die mensen doen heel hard hun best om zo biologisch mogelijk te tuinieren, maar wat is de kwaliteit van het geteelde voedsel? We moeten daar toch oog voor hebben.
De studie stelt ook dat er op dit ogenblik binnen het beleid geen aanspreekpunt voor volkstuinen is. U bent bevoegd voor landbouw, maar eigenlijk heeft dit ook met ruimtelijke ordening en leefmilieu te maken. Het zou goed zijn mocht er binnen het beleid een duidelijk aanspreekpunt zijn, of een minister die de zaken co?rdineert.
Mijnheer de minister-president, loopt u even warm voor de volkstuinen als uw voorganger, en zo ja, bent u bereid om dat gevoel in daadwerkelijk beleid om te zetten?
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de minister-president, toegankelijk openbaar groen in en nabij woonkernen is cruciaal voor een gezonde leefomgeving, want kwaliteitsvol groen nodigt mensen uit tot bewegen. Ook biedt het ruimte voor biodiversiteit en creëert het een ontmoetingsruimte voor sociale contacten en samenwerking.
Daarnaast promoot de Vlaamse overheid in haar beleid gezonde voeding met veel groenten en fruit. Door de hoge woonkosten is het inderdaad zo dat steeds minder Vlamingen een achtertuin hebben om zelf vezels en vitaminen te telen. Het is voor de mensen financieel onhaalbaar geworden. Volkstuinen, tot dusver in hoofdzaak beperkt tot de grote steden, combineren al deze troeven. Niet alleen in de grote steden, maar ook in de buitengebieden merken we de evolutie van de?verappartementisering´. In elk dorp gaan jongeren, medioren en vitale senioren in een appartement wonen. Voor hen is een volkstuin onderhouden een interessante activiteit, niet alleen voor het leggen van sociale contacten en het kweken van gezond voedsel, maar ook om in beweging te blijven. Een volkstuinbeleid mag niet worden beperkt tot een stedelijke omgeving. In heel Vlaanderen is het de tendens om in appartementen te gaan wonen. Daardoor wonen velen in kleine woningen zonder ruimte voor een eigen achtertuin. De kavels zijn te klein of onbetaalbaar.
In het rapport van UGent staat duidelijk dat volkstuinen belangrijk kunnen zijn op recreatief, sociaal en ecologisch vlak. De studie toont duidelijk aan dat er in Vlaanderen meer aandacht voor volkstuinen nodig is. In de studie wordt becijferd dat de aanleg en het beheer van volkstuinen goedkoop is in vergelijking met andere publieke groenvoorzieningen. Een volkstuinproject is immers perfect verzoenbaar met de ruimtelijke bestemmingen wonen en recreatie.
Ik wil even aanstippen dat ik naar aanleiding van de discussie over de volkstuinen een schriftelijke vraag heb gesteld over de planologische context waarin volkstuinen ontwikkeld kunnen worden en over het nastreven van de planologische correctheid en de bescherming van de volkstuinen. Minister Van Mechelen antwoordt duidelijk dat?volkstuinen in essentie beschouwd moeten worden als een residentieel-recreatieve voorziening. Nieuwe volkstuinen worden bijgevolg in principe geacht vergunbaar te zijn binnen de bestemmingscategorieën wonen en recreatie. Bij uitbreiding kunnen ze in bepaalde gevallen ook vergunbaar beschouwd worden in gebieden voor gemeenschaps- of openbare nutsvoorzieningen.?
De nieuw verkozen lokale besturen zijn momenteel bezig met de voorbereiding van hun beleidsprogramma voor de komende jaren. Een zoektocht op het internet leert dat heel wat gemeenten tijdens de voorbije ook vergunbaar beschouwd worden in gebieden voor gemeenschaps- of openbare nutsvoorzieningen.?
De nieuw verkozen lokale besturen zijn momenteel bezig met de voorbereiding van hun beleidsprogramma voor de komende jaren. Een zoektocht op het internet leert dat heel wat gemeenten tijdens de voorbije bestuursperiode al probeerden om volkstuintjes in te richten. Hetzelfde blijkt uit de beleidsnota´s van nieuwe meerderheden. Zij kunnen planologisch werken. Ze kunnen binnen de eigen ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP), binnen de eigen structuurplannen in ruimte voorzien in recreatieve zones, woonzones, woonuitbreidingsgebieden en in afgeleide ook in gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen of openbare nutsvoorzieningen.
Ik vraag me trouwens af of het wel wenselijk is om een aparte duidelijke afbakening voor al die volkstuintjes te creëren op een gewestplan. Daarmee zullen we immers opnieuw een verstarde procedure ontwikkelen. Volkstuinen kunnen ook verschuiven, en ze doen dat ook naargelang de woonbehoeften en woonsamenstellingen. Uit het antwoord van minister Van Mechelen blijkt duidelijk dat de planologische invulling door lokale overheden gegarandeerd kan worden. De lokale besturen kunnen zelf beslissen of ze de volkstuintjes willen blijven garanderen of niet. Een ingreep van boven af is niet nodig om alles planologisch in ruimtelijke structuurplannen vast te leggen.
Mijnheer de minister, de Gentse studie toont nog andere opdrachten en pijnpunten aan, ook voor Vlaanderen en voor het Vlaamse beleid. In de studie worden nogal wat problemen gesignaleerd, bijvoorbeeld het ontbreken van een budgettaire erkenning. Er staat:?Uit voorliggend rapport blijkt dat volkstuinen een belangrijke recreatieve, sociale en ecologische functie kunnen vervullen. Door de erkenning van het volkstuinwezen door elk van deze drie beleidsdomeinen zouden financiële middelen kunnen worden vrijgemaakt voor de (her)aanleg van bestaande en nieuwe volkstuinparken.? Het lijkt me dus veel interessanter dat de Vlaamse overheid middelen ter beschikking stelt zodat het voor de lokale overheden mogelijk wordt om binnen woongebieden, binnen woonuitbreidingsgebieden of in bepaalde gemeenschaps- of nutsvoorzieningen, terreinen te verwerven en ter beschikking te stellen voor de aanleg van volkstuinen, dan om een logge ruimtelijkeordeningsprocedure vast te leggen.
Een ander pijnpunt dat in de studie naar voren wordt geschoven, is het ontbreken van een gemeenschappelijk aanspreekpunt, van een sturing vanuit Vlaanderen. De studie stelt:?Om het beleid binnen de Vlaamse overheid te stroomlijnen, maar ook met het oog op informatieverstrekking en dienstverlening naar middenveldorganisaties en lokale overheden, is het aangewezen dat er op gewestelijk niveau een volwaardig aanspreekpunt?volkstuinen´ wordt uitgebouwd bij een van hoger vermelde overheidsdiensten. Omdat dit aanspreekpunt ook beleidsvoorbereidende taken zal vervullen, wordt dit bij voorkeur binnen een departement gehuisvest.? Ook ik denk dat het aanspreekpunt zich best binnen het departement bevindt en dat het de lokale overheden kan helpen bij het goed uitkiezen en het inrichten van plekken. Ook kan het het gebruik van volkstuintjes stimuleren, bijvoorbeeld in overleg met de middenveldorganisaties die in volkstuintjes actief zijn.
Mijnheer de minister, onderschrijft u de conclusies en beleidsaanbevelingen van de studie van UGent? Neemt u maatregelen om zowel middenveldorganisaties als lokale besturen van steden en gemeenten actief te ondersteunen bij het inrichten en beheren van volkstuinprojecten, en dit zowel financieel als inhoudelijk, en zo ja, op welke termijn? Dit lijkt me belangrijker dan het hele verhaal van de ruimtelijke ordening, en uit het antwoord van minister Van Mechelen blijkt ook dat het is ingedekt.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zou het mij gemakkelijk kunnen maken door me volledig aan te sluiten bij de andere sprekers, want veel werd al gezegd. Dat we allen een vraag over de volkstuintjes stellen, bewijst dat we dit een heel belangrijk item vinden.
Ik weet dat er in stedelijke woonkernen een grotere vraag is naar volkstuinen dan in mijn regio. In Limburg is er nog steeds veel ruimte, en ook al is ook daar een toename van appartementen merkbaar, toch blijft die erg beperkt. Bovendien bevindt men zich bij het verlaten van woning of appartement in open ruimte.
De studie is heel zinvol en toont hoe de overheid kan ondersteunen binnen de gegevens die werden bekendgemaakt door Ruimtelijke Ordening. Ik herinner me dat voor de aanleg van woonwagenterreinen werd bepaald dat gemeenten een financiering van de aanleg van een woonwagenterrein konden krijgen. Dat is de verdienste van de heer Martens. Ik vraag me af of er geen gelijksoortige bepaling kan worden uitgewerkt voor terreinen voor volkstuinen. Gemeenten zouden dan niet meer kunnen argumenteren dat ze geen terreinen inschrijven omdat ze dan volledig zouden moeten opdraaien voor de kosten van de inrichting. Op die manier zou een stimulerend beleid ten aanzien van de gemeenten gevoerd kunnen worden.
Maar we moeten eerlijk toegeven dat dit voor grootsteden niet gemakkelijk zal zijn. Grond is in mijn regio immers heel veel goedkoper dan in de grootsteden. Dat blijkt ook uit een onderzoek van Trends. Sowieso moeten dergelijke terreinen een beetje buiten het stedelijke gebied worden ontwikkeld.
Mevrouw Mieke Vogels: De druk op die terreinen is heel groot. Wat de heer Sannen zegt, klopt niet, want zonder ruimtelijke verankering wordt de druk om van die open terreinen woonuitbreidingsgebieden te maken volgens de filosofie van het RSV heel erg groot. De volkstuinen verdwijnen uit alle steden.
Mevrouw Veerle Heeren: Mevrouw Vogels heeft gelijk, want alles heeft te maken met de prijs van de grond. Laten we een kat een kat noemen: als wij eigenaar zouden zijn van die gronden, zouden we ook proberen te verkopen aan de meestbiedende.
Er zal vandaag geen pasklaar antwoord zijn. Het is daarom interessant om een en ander te onderzoeken binnen het ruimtelijke gegeven. We zijn volop bezig met het debat over de hervorming van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de? Ruimtelijke Ordening. Dat bevat ook het aspect grondbeleid. In het verleden werd door minister Van Mechelen een percentage gegeven van publieke actoren die eigenaar waren van gronden. Ik denk nu niet alleen aan kerkraden, maar ook aan gemeenten, OCMW´s en zelfs aan bouwmaatschappijen. Ik weet dat er, ook in stedelijk gebied, bouwmaatschappijen zijn die de gronden in hun bezit om de een of de andere reden, bijvoorbeeld de watertoets, spijtig genoeg niet kunnen ontwikkelen. De vraag is hoe we de publieke actoren kunnen aanzetten om de gronden te verhuren of ter beschikking te stellen. Ik ben ervan overtuigd dat het gewest wel een kader kan scheppen en een aanbod kan doen, maar dat het uiteindelijk de steden en gemeenten zijn die er een invulling aan moeten geven.
Een aantal van mijn vragen werden al beantwoord in de studie. Ik ben ervan overtuigd dat u gelooft in de bevindingen van de studie en dat u er ook iets mee wilt doen, maar hoe kunt u gemeenten en verenigingen stimuleren om de volkstuinparken te organiseren?
Hoe kan rechtszekerheid worden geboden voor de bestaande volkstuinen? Mevrouw Vogels heeft gelijk dat ze zich soms op een plek bevinden waardoor we ons vragen kunnen stellen over de gezondheidaspecten van de teelt. Ik woon anderzijds in een fruitstreek. Achter mijn tuin ligt een plantage. Waarschijnlijk is dat ook niet gezond, maar ik stel me ook vragen over de kiwi´s die ik dagelijks eet. Ze worden ge?mporteerd en ik weet er dus nog veel minder over.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister-president, vorige zaterdag was ik te gast bij de gewestelijke hofprijskampen van het Waasland. Een van de belangrijkste groepen participanten waren de eigenaars van de volkstuintjes van Sint-Niklaas. Deze activiteit vond voor de 22e maal plaats. Het was de tiende of twaalfde keer dat ik aanwezig was. Ik breng jaarlijks minstens eenmaal een bezoek aan een grote activiteit. Ik heb nogal wat banden met die mensen. Ik weet hoe belangrijk dit werk voor hen is, niet alleen omdat ze zorgen voor gezonde voeding, maar ook wegens het recreatieve, het ecologische en uiteraard ook het sociale aspect.
Het is mijn gewoonte om voor een paar prijzen te zorgen. Ik had deze keer geen prijs mee voor de mooiste of voor de grootste of de kleinste tuin, maar wel voor de jongste en voor de oudste deelnemer. De jongste was 34 jaar, de oudste 85 jaar. Ik vertel u dit omdat ik aan den lijve heb ondervonden hoe belangrijk die volkstuinen zijn.
Ik heb me gehaast om de studie op een heel snel tempo door te nemen, gisteravond en deze voormiddag. Mijn conclusie luidt dat voormalig minister-president Yves Leterme nogmaals gelijk had.
Ik zou willen suggereren, mijnheer de minister-president, om niet te overhaast te werken. Ik raad u aan om overleg te organiseren tussen administraties. Het is inderdaad niet alleen de ruimtelijke ordening die belangrijk is. Betrekt u bij dat overleg alstublieft ook de steden waar nu volkstuintjes zijn. Ik zou ook graag zien dat de verenigingen van de betrokkenen erbij betrokken worden. Zaterdag was immers ook de nationale voorzitter van de volkstuinen aanwezig. Die man had wel iets te vertellen. Ik denk dat hij u waardevolle beleidsideeën kan geven. Ik heb aan de betrokkenen trouwens al gezegd dat ik deze boodschap hier zou overbrengen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik heb de studie overgemaakt en iedereen heeft die kunnen lezen, de ene al wat sneller dan de andere. De studie bevat heel waardevolle elementen. Ik wil onderstrepen dat ook alle suggesties, die hier zijn gedaan heel waardevol zijn. Ik zal ze verder onderzoeken.
Mevrouw Vogels, ik kan u verzekeren dat ik het engagement van mijn voorganger heb overgenomen. In september heb ik de tentoonstelling van het Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving (KADOC) bezocht over de geschiedenis van de volkstuintjes, de revival en het actuele belang ervan. Ik zal er aandacht aan besteden en het beleid verder uitwerken. Laat daar geen twijfel over bestaan.
Ik zal daarover met de collega´s van de Vlaamse Regering van gedachten wisselen want er zijn aspecten van ruimtelijke ordening, leefmilieu en nog andere elementen aan verbonden. Ik zal er dus binnenkort de betrokken ministers over aanspreken, de zaken evalueren en nagaan welke beleidsaanbevelingen kunnen worden uitgewerkt. Op 19 oktober heeft daarover al een interkabinettenwerkgroep (IKW) plaats.
De aanbeveling om een aanspreekpunt op te richten, lijkt mij inderdaad een interessante suggestie. Er is ook de suggestie om er de lokale besturen, de verenigingen en alle mensen die al jaren in deze verenigingen werk en energie hebben gestoken, daarbij te betrekken. Zij kunnen hierin een rol spelen, zoals is gesuggereerd. Zowel de lokale besturen als de verenigingen kunnen bij het organiseren van het aanspreekpunt bij de Vlaamse overheid een rol spelen.
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is daarvan een geslaagd praktijkvoorbeeld te vinden, waar we lessen uit kunnen trekken. De praktische invulling, taakstelling, adviesfunctie, vorming, praktische en financiële ondersteuning van initiatieven wordt op korte termijn overlegd.
Er is verwezen naar het opmaken van RUP´s waarin gebieden voor volkstuintjes kunnen worden opgenomen. Ik zal er met de bevoegde ministers over spreken. Ook andere suggesties zal ik meenemen, zoals het uittrekken van middelen ter stimulering, het voorbeeld van het vrijmaken van terreinen voor woonwagens of gronden die de watertoets niet doorstaan. Ik heb alle voorstellen zorgvuldig genoteerd en zal ze meenemen tijdens de besprekingen. Nu al gaat mijn kabinet bij de afbakening van stedelijk gebied stelselmatig na of ruimte is vrijgemaakt voor volkstuintjes.
De studie is ook interessant op het vlak van de aanbevelingen. Ik neem op korte termijn al een initiatief, namelijk op 19 oktober, om er met de bevoegde ministers over van gedachten te wisselen. Het gaat immers niet alleen om de minster van Landbouw, maar ook om de ministers van Ruimtelijke Ordening of Leefmilieu. We zitten op dezelfde golflengte als het over aanbevelingen gaat zoals het aanspreekpunt of het erbij betrekken van de lokale besturen en de verenigingen. Ik zal er van zodra de punten wat concreter zijn geformuleerd, tekst en uitleg over verschaffen.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Ik begrijp dat hij niet onmiddellijk een concreet antwoord kan verschaffen, maar dat hij de suggesties meeneemt en de aanbevelingen uit de studie op korte termijn ter harte neemt. Dat is alleen maar positief. We kijken uit naar de resultaten.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Ik heb nog een suggestie. Het zou goed zijn om de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) hierbij te betrekken omdat zij nu al voor een gedeelte verantwoordelijkheid opneemt ten aanzien van de bestaande volkstuintjes. Wanneer mag hierover een nieuwe vraag worden gesteld?
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Ik dank de minister-president voor zijn antwoord en de toezeggingen die er zijn gegeven, zoals het gemeenschappelijke aanspreekpunt, het feit dat er een geco?rdineerd beleid tot stand zal komen en men met de verschillende bevoegde kabinetten samen zal zitten. Ook de suggestie om een stimuleringsbeleid te voeren, wordt meegenomen.
Wat het aspect ruimtelijke ordening betreft, is er op dit moment geen enkel alibi voor lokale overheden om geen beleid te voeren omdat men ervan uitging dat dit alleen kon in duidelijk afgebakende gebieden. Ik wil het volgende even duidelijk stellen. Ik heb geen enkel probleem met een bijkomende bescherming. Het zou wel verkeerd zijn als deze bijkomende bescherming de facto een verenging zou betekenen, en lokale overheden niet langer over de ruime mogelijkheden kunnen beschikken om volkstuintjes te creëren.
Ik besef dat het om een woongebied gaat, maar het gaat ook over woonuitbreidingsgebieden, gebieden voor openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen waar nu al volkstuinparken kunnen worden ingericht. Het kan zijn dat een stad of gemeente nu al een beleid kan voeren. Iedere bijkomende bescherming is interessant, maar sommige overheden gebruiken het als alibi om nog geen beleid te voeren. Er zijn heel veel gebieden die nu al in aanmerking kunnen komen voor het inrichten van een volkstuinpark.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Ik dank de minister-president voor zijn antwoord en het feit dat hij suggesties meeneemt. Zeker van belang bij het begin van de gemeentelijke legislatuur - en de gemeenten hebben nu nog vijf jaar te gaan - is dat er allicht ook gemeenten moeten worden gestimuleerd. As ze weten dat de Vlaamse overheid het beleid mee ondersteunt, ben ik ervan overtuigd dat er initiatieven van onderuit zullen groeien.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Ik bedank iedereen voor alle suggesties. U hebt me aangespoord om voorzichtig te zijn en mijn tijd ervoor te nemen. Ik zal de juiste tred aanhouden en zorgen voor de goede resultaten waarvoor hier wordt gepleit.
De voorzitter: Ik wil nog even de suggestie meegeven om binnen een aantal maanden tussen Nieuwjaar en Pasen in overleg met het kabinet, over de resultaten van de gesprekken met de verschillende kabinetten en over de implementatie van de studie een gedachtewisseling te houden.
Het incident is gesloten.
Door deze maatregel vervalt ook de sociale correctie voor de burger. Door de maatregel komt de meeneembaarheid van de registratierechten in gevaar. Ook de vrijstelling op de eerste schijf van 15.000 euro kan niet meer worden toegepast. Dat geldt voor elke burger. Wat de meeneembaarheid betreft, gaat het meestal om iemand die eerst een kleine woning koopt nadat hij afgestudeerd is. Als hij voldoende heeft verdient, verkoopt hij zijn eerste woning en koopt een nieuwe woonst.
Men kan zeggen dat dit bij de btw ook kan. Dat moet dan wel binnen een periode van twee jaar gebeuren. Ik ken heel weinig mensen die op hun vijfentwintigste eigenaar zijn van een huis en twee jaar later geld genoeg hebben om een groter huis of appartement te kopen.
Stel nu dat we via het overleg met de federale overheid wel een oplossing vinden voor het verlies aan inkomsten voor de Vlaamse overheid en voor de meeneembaarheid van het btw-tarief in plaats van de registratie. Dan nog blijft het voor de burger een enorm dure zaak.
De Vlaamse overheid en Open Vld hebben steeds gesteld dat het verwerven van een eigendom, een woning, een appartement een zeer belangrijke zaak is voor de burger. De verwerving verschaft de burger ook zekerheid op het moment dat hij op pensioen gaat. De Vlaamse overheid en Open Vld willen zich daar garant voor stellen.
De maatregel is tot stand gekomen zonder overleg met de regio's. Dat overleg is noodzakelijk.
Mijnheer De Reuse, u zegt dat het arrest niet kan worden opgelegd aan Vlaanderen. Elke burger kan er wel gebruik van maken.
Niemand heeft daar baat bij.
Daar ben ik het niet mee eens.
Het Vlaams beleid komt in het gedrang. De prijzen van de woningen stijgen. De sociale correcties kunnen niet meer worden toegepast. Belangrijk is dat de burgers benadeeld worden. We zullen het voorstel van resolutie dan ook steunen. Er moet overleg worden gepleegd. We moeten nagaan hoe we kunnen zorgen voor een aanpassing, zodat de gevolgen voor het Vlaamse beleid en de burger tot een minimum herleid worden.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik voel me verplicht om te reageren op wat de heer De Reuse heeft gezegd. Sp.a heeft in de Kamercommissie duidelijk gevraagd om dat punt te schrappen. Wat zou u anders willen! Men wil op geen enkele manier de belastingsdruk verhogen. Als dat het doel is, dan kan men in de Kamer alleen maar het deel in het ontwerp van programmawet dat voor een belastingverhoging zorgt, schrappen.
En ik geef u gelijk.
Mijnheer De Reuse, in die zin denk ik ook dat de uiteindelijke uitkomst de schrapping ervan zal zijn.
Ik wil nog wel geloven in de creativiteit van onze coalitiepartners in Vlaanderen. Als ze een andere oplossing kunnen vinden dat hetzelfde resultaat geeft, waarbij wordt gezorgd voor een status quo voor degenen die een eerste woning verwerven, dan is er voor ons geen probleem. Het is dat status quo dat we willen behouden. We willen het op geen enkele manier moeilijker maken voor de Vlaming die een nieuwe woning koopt.
Ik wil afwachten wat de creativiteit van Open Vld en CD&V inhoudt. Als ze een beter voorstel hebben dan de schrapping, dan hebben we daar geen enkel probleem mee.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Ik ben niet van plan de inhoudelijke discussie te herhalen. Ik heb beide voorstellen van resolutie bekeken. We zullen het voorstel van resolutie van de meerderheid onder sterk voorbehoud goedkeuren. Ik baseer me op de woorden van de minister-president en van minister Van Mechelen. Indien het resultaat niet afdoende is, zullen ze een belangenconflict inroepen. Eigenlijk zeggen ze op voorhand dat ze een belangenconflict zullen inroepen indien ze hun zin niet krijgen. Ik heb het alvast genoteerd. We kunnen hier altijd nog eens op terugkomen. Gezien het betoog dat ik daarnet heb gehouden, lijkt het me logisch dat we het voorstel van resolutie van het Vlaams Belang niet kunnen afkeuren. We moeten intellectueel eerlijk zijn. We vragen de schrapping van dat onderdeel van de programmawet. Ik geef dit even mee ter verduidelijking van ons stemgedrag.
Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 24/04/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans aan de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over mogelijke maatregelen met betrekking tot beelden van dierenmishandeling in televisieprogramma's
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag is natuurlijk al een beetje gedateerd. Toch wil ik ze stellen met het oog op de toekomst. Met de nieuwe tv-programma's tracht men niet alleen mensen te boeien, maar ook te choqueren om zo kijkers te lokken. Ik heb daar niets op tegen, zolang onschuldige wezens er niet het slachtoffer van worden. Onder andere het programma Lost In Tokyo is daar een slecht voorbeeld van. In dat programma werd vis eerst levend gefileerd en daarna verorberd. Ik wil u de details besparen. Vlaanderen was duidelijk gechoqueerd. Dat waren toch wel onmenselijke en ondierlijke taferelen. De media en de dierenrechtenorganisatie GAIA hebben er sterk op gereageerd.
In het programma Toast Kannibaal werd een hond dood geknuppeld door een Bosjesman. Blijkbaar is dat niet eens een traditie bij dat volk. Omdat het om televisie ging, werd de man aangezet om die daad te stellen.
Het gebeurt natuurlijk niet in België. België heeft afspraken gemaakt over het dierenwelzijn. In het buitenland is dat niet het geval. De programma's komen echter wel op de Belgische en Vlaamse buis.
Mijnheer de minister, er is niets op tegen cultuurverschillen te tonen. Dieren mogen daar echter niet het slachtoffer van zijn. Bent u bereid om een afspraak te maken met de televisiezenders om wat voorzichtiger om te springen met het vertonen van beelden waarbij dieren onwaardig behandeld worden? Ik besef ten volle dat ook de federale overheid hierover voor een deel bevoegd is. U bent echter bevoegd voor Media. Ik weet niet in hoeverre u hierover afspraken kunt maken.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw Hermans, het klopt dat de vraag al een beetje achterhaald is. Zoals u weet, heb ik gereageerd. Ik werd daarover aangesproken. Ik heb dan ook publiek geantwoord.
Ik heb ook al gezegd dat ik persoonlijk van mening ben dat dergelijke scenes niet overeenkomen met de algemene opvatting die we hebben over het bannen van wrede behandelingen van dieren. Ik zie ook de noodzaak van dergelijk dierenleed voor sommige programma's niet in.
Ik heb eraan toegevoegd dat om de botsing der culturen in beeld te brengen, geen programma's gemaakt moeten worden waarin Vlaamse deelnemers moeten worden aangezet dergelijke handelingen te stellen. Om de traditionele gebruiken van een cultuur in beeld te brengen, is dat soort daden niet nodig.
Objectiever gesteld, beantwoorden de gepleegde, gefilmde en uitgezonden acties duidelijk niet aan de Belgische wetgeving betreffende de bescherming en het welzijn van dieren. Deze wet is echter niet van toepassing omdat de feiten zich in het buitenland voordeden. Wetten zijn van toepassing binnen het land zelf: locus regit actum. Een Belgische wet kan niet worden toegepast in Japan.
Wel vind ik het mijn plicht om de Vlaamse zenders te wijzen op de voorbeeldfunctie die ze hebben ten opzichte van de Vlaamse kijkers. Entertainmentprogramma's kunnen een groot effect hebben op de publieke opinie en de kijkers. De media moeten zich dan ook bewust zijn van de mogelijke gevolgen van hun uitgezonden boodschappen. Ze mogen absoluut geen aanleiding geven tot het banaliseren van dierenmishandeling. Naar mijn aanvoelen is het net dat wat gebeurt als het doden van dieren op wrede wijze een spelelement wordt.
Ik heb dan ook onmiddellijk op 19 maart 2008 een officieel schrijven gericht aan de betrokken televisieomroep VMMa met de vraag om bij het maken van hun uitzendingen, bedoeld voor het Vlaamse publiek, minstens de hier van kracht zijnde regels ter bescherming van het dierenwelzijn te respecteren, ongeacht het feit of deze opnames nu gebeuren in het binnenland, dan wel het buitenland.
In haar antwoord deelt de VMMa mee dat de betrokken beelden geenszins vanuit een zucht naar sensatie zijn geïnspireerd. Het programma Lost in Tokyo draait om een confrontatie tussen twee culturen, waarbij in twee onderdelen de lokale omgang met dieren aan bod komt. Na de reactie op Lost in Tokyo heeft de VMMa het fragment over het villen van palingen door de deelnemers zelf drastisch ingeperkt. Ze laat weten dat zij in de toekomst omzichtiger zal omspringen met dergelijke zaken.
We moeten vooral inzetten op zelfregulering. De mediadecreten bepalen dat de aangeboden programma's niet strijdig mogen zijn met de openbare orde, de goede zeden, de veiligheid van de staat en dat ze geen belediging kunnen betekenen voor andermans overtuiging of voor een vreemde staat. Het dierenwelzijn valt niet onder deze bepaling. Ik heb geen juridische basis gevonden om daartegen op te treden.
We moeten ook niet zo ver gaan daarover een contentcode op te stellen. We hebben daar ook over nagedacht bij de algemene herziening van de decreten. Als wij bepalingen gaan inschrijven dat programma's respect moeten hebben voor of niet strijdig mogen zijn met de Belgische wetgeving, de Europese wetgeving, de milieuwetgeving, en zo meer, creëren we mijns inziens een onnodige administratieve last. De Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) moet dan oordelen of een programma al dan niet in strijd is met een Belgische wet waarvoor wij niet bevoegd zijn. Dat zou geen goede zaak zijn.
We moeten de omroepen veeleer vragen om aan zelfregulering te doen. Dat kan de les zijn die we uit dit incident kunnen trekken. De VMMa heeft alvast gezegd omzichtiger met dergelijke zaken te zullen omspringen.
Er is een reactie geweest van de publieke opinie, en nu is er uw reactie in het parlement. Ik heb een brief gestuurd, en er is mij beloofd dat men er omzichtiger mee zal omspringen. Ik neem dan ook aan dat de omroepen er zelf zullen voor zorgen dat zij programma's die strijdig zijn met bepaalde wetten, niet meer zullen brengen.
Een echte code opstellen vind ik geen goed idee. Als je dierenwelzijn opneemt, zal men zich meteen afvragen waarom we ook geen andere wetgevingen toepassen, zoals de milieuwetgeving, de verkeersreglementering, enzovoort. Met één artikel in onze mediadecreten zouden we zo tientallen andere wetgevingen van toepassing maken. Op die manier zouden we de VRM belasten met de controle op al die zaken. Daar hebben we niet de middelen voor. De VRM is daar overigens ook niet voor bevoegd. Het zijn de rechtbanken die moeten oordelen over het al dan niet strijdig zijn met de wet op het dierenwelzijn en dergelijke meer. We moeten die expertise dus ook niet gaan binnenhalen. Dat zou bovendien ook een enorme kost betekenen.
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Mijnheer de minister, ik kan mij perfect vinden in uw antwoord. Zelfregulering kan inderdaad een belangrijk element zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat de zaken nog bemoeilijkt worden door een hoop administratieve en controlerende overlast.
Ik hoor dat er een engagement is gekomen vanuit de VMMa. Ik hoop dat ze zich daar in de toekomst ook aan houdt. Ze kan dan wel zeggen dat dit niet bedoeld is als sensatie, maar ze zoekt het natuurlijk wel. Maar ik denk dat u goed gereageerd hebt, mijnheer de minister.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
We moeten een oplossing vinden die ertoe leidt dat de situatie voor de gewesten en voor de burger hetzelfde blijft. Waarom zegt hier niemand welke middelen we hiertoe kunnen vinden? Volgens mij kan dit niet. De Vlaamse Regering en de indieners van het voorstel van resolutie zeggen hier niets over. Het zou al te gek zijn deze maatregel in te voeren. Het gaat hier om een maatregel van de Franstaligen en van de federale wetgever. Ze plegen een rooftocht door de gewesten en dan vooral door Vlaanderen.
Mijnheer Sannen, dit heeft geen zin. U mag in uw waanbeelden blijven geloven. We zullen ze later evalueren.
De heer Strackx heeft het woord.
Uit de woorden van de sprekers van de meerderheidspartijen blijkt duidelijk dat hun voorstel van resolutie eigenlijk dient om de bocht voor te bereiden die ze volgende week of binnen twee weken zullen maken. De heer Sannen en mevrouw Guns hebben het over het remediëren aan de maatregel eenmaal die door het federale parlement is goedgekeurd. Ze denken nu al na over een mogelijke min of meer aanvaardbare oplossing.
Wij zeggen, net als de sp.a- en Vlaams Belang-fracties in het federale parlement, klaar en duidelijk dat die maatregel moet worden geschrapt.
De heer Sannen heeft het woord.
Indien in Vlaanderen geen status quo wordt gerealiseerd, zal mijn fractie een belangenconflict inroepen.
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.