Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
De heer Caluwé heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, dames en heren, na het trieste overlijden van Guido Demoor hebben we hier amper twee jaar geleden gedebatteerd over de problematiek van jongerenagressie op het openbaar vervoer. Met de MIVB als voorbeeld hebben we toen gepleit voor veiligheidsmaatregelen specifiek voor het openbaar vervoer. Dat heeft geleid tot een aantal ingrepen. Over de wijze en de mate van uitvoering ervan zal de heer Sauwens dadelijk het woord nemen. Hij diende over deze problematiek vorige week al een interpellatie in.
Dat een specifiek veiligheidsbeleid voor De Lijn hard nodig was en is, bewijzen de vele berichten van de voorbije maanden over agressie en overlast op De Lijn, en niet alleen in Antwerpen. Uiteraard gaat het over een ruimere problematiek. Niemand betwist dat het openbaar vervoer moeilijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor alles wat misloopt in de samenleving. Anderzijds kan niet worden ontkend dat agressie op De Lijn en op het openbaar vervoer een veiligheidsfenomeen is waarvan de bestrijding ook mee de verantwoordelijkheid is van de inrichters van het openbaar vervoer. Minstens moeten ze mee stimulator zijn van een beleid om het tij te keren, want dat kan.
Kijk naar andere fenomenen. Jarenlang waren onze voetbalstadions belegerde burchten. Vandaag is in vele gevallen voetbal opnieuw een feest. De hekken zijn weg en men kan opnieuw zonder vrees met kleine kinderen naar een wedstrijd. Wat heeft daar gewerkt? De stewards? De boetes? De vrees voor een stadionverbod? Wie zal het zeggen? Dat is studiewerk voor veiligheidsdeskundigen. Het illustreert wel dat men niet moedeloos moet worden, dat men de strijd kan winnen, dat men het publieke domein kan heroveren.
Ik zie nog andere positieve dingen. In de eerste plaats dat mensen burgerzin vertonen. Mijnheer Van Tichelen is een voorbeeld voor heel velen. Er zal maar een samenleving zijn als ieder daar zijn steentje toe bijdraagt. Begrijp me niet verkeerd: uiteraard is de overheid verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van haar burgers. Het is een van haar voornaamste kerntaken. Het kan niet de bedoeling zijn dat iedereen zijn eigen politieman wordt, maar al te vaak zijn we in een situatie terechtgekomen dat we van de overheid alles eisen zonder zelf ons steentje bij te dragen.
Ik zie ook dat 'het reactief systeem' heeft gewerkt. De daders waren snel opgepakt en geplaatst. Dat is nodig. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat we geen geweld in de samenleving tolereren en dat men daar niet zomaar mee weg kan. Alle begrip voor alle mogelijke situaties waarin jongeren opgroeien en opgegroeid zijn: ik kom er nog op terug. Maar er zijn grenzen. Geweld is er ver over. En men mag niet wachten tot er zware feiten gebeuren. Elk incident moet worden aangepakt. Liever meteen een snelle en correcte reactie bij een eerste vergrijp dan een mokerslag als het helemaal uit de hand is gelopen. Zonder misplaatste stoerheid, zonder 'naming and shaming'.
Het is dus schitterend dat De Lijn wil meewerken aan de organisatie van taakstraffen. Ideaal zou zijn dat wie een bus afbreekt, hem enkele dagen later mee komt herstellen. Ook de federale overheid draagt een verantwoordelijkheid. In het nieuwe nationaal veiligheidsplan is jeugddelinquentie een prioriteit. De nieuwe minister van Justitie was al gestart met overleg over aanpassingen aan de wet op het jeugdsanctierecht. Hij zei gisteren in de Kamer te willen komen tot een coherent systeem, dat toelaat om adequaat te reageren op alle situaties. Zoals de minister stelde, vereist de aanpak van geweld in het openbaar vervoer en van jongerengeweld in het algemeen een globale en geïntegreerde, op preventie, begeleiding, bestraffing en resocialisatie gestoelde aanpak.
Mogelijk is er nood aan een benadering op maat van jongeren die uit een oorlogsgebied komen. Maar laten we oppassen voor te snelle veralgemeningen inzake kindsoldaten. Ja, wie als kind dergelijke traumatische ervaringen heeft opgelopen, verdient zonder enige twijfel een specifieke begeleiding. Maar laat ons toch niet iedereen die uit een oorlogsgebied komt als een loslopende tijdbom beschouwen. Jongeren zijn vaak de spiegel van hun ouders. Ik zie in mijn eigen omgeving kinderen en jongeren die uit oorlogsgebied komen, uit families met zeer trieste, onmenselijke ervaringen, maar die vandaag in onze samenleving toch een schitterend parcours afleggen.
Dat wil niet zeggen dat er zich geen problemen kunnen stellen die aandacht verdienen. Men zegt mij dat het bij problemen met jongeren van Oost-Europese afkomst vaak veel moeilijker is om de ouders erbij te betrekken dan bij jongeren van andere allochtone of autochtone origine. Dat geldt zeker voor gezinnen die niet het geluk hebben gehad om hier terecht te komen in een dorps milieu waar ze worden opgevangen door een hecht netwerk van families en verenigingen. "It takes a village to raise a child", parafraseerde Hillary Clinton ooit een Afrikaans spreekwoord. Bob Dole antwoordde met "It takes a family". Beiden hebben gelijk. Kinderen opvoeden is de verantwoordelijkheid van ouders, maar het is gemakkelijker als de gemeenschap ondersteuning verleent.
Daarom ook hebben wij hier, op initiatief van onze collega's Tom Dehaene en Vera Jans het decreet op de opvoedingsondersteuning goedgekeurd. Uiteraard kan een gemeenschap maar verantwoordelijkheid opnemen als er een gemeenschap is. Het meest verontrustende uit de berichten van de incidenten was voor mij dat mensen op het openbaar vervoer uit begrijpelijke angst elkaar niet meer durven aan te kijken en elkaars blik mijden. Zo wordt het openbaar vervoer - de plek waar we het gemakkelijkst een tijd samenzijn met mensen waarvoor we zelf niet gekozen hebben - de plek waar het minst wordt samengeleefd. Dit illustreert voor ons des te meer dat we er alles moeten aan doen om agressie in het openbaar vervoer te bestrijden. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Dewinter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, op 24 juni 2006 werd treinbestuurder Guido Demoor doodgetrapt door allochtone jongeren op een bus van De Lijn op het Astridplein in Antwerpen. Wellicht is het toeval, maar enkele dagen geleden, bijna twee jaar later, werd op exact dezelfde plaats een politieagent in burger, die wou ingrijpen toen jonge asielzoekers een gezin belaagden, door die Oost-Europese relschoppers in mekaar geslagen.
De politieman werd zwaar toegetakeld, maar heeft zijn moedige optreden niet met zijn leven hoeven te bekopen. Vlak na de dood van Guido Demoor kondigde minister Van Brempt na alweer een debat in dit parlement een aantal maatregelen aan. De uitvoering van het veiligheidsplan laat echter meer dan te wensen over. Van de 750 toegewezen camera's is er op dit moment nog geen enkele echt operationeel. Het aantal bijkomende controleurs voor de risicolijnen, namelijk 150.000, is ontoereikend. Dat zegt men nu al. En de toepassing van een tweede persoon op het voertuig is blijven steken in een proefproject. De conclusie van de evaluatie van de uitvoering van het veiligheidsplan is dan ook duidelijk: te weinig en te laat.
Voor minister Van Brempt en voor de directie van De Lijn is het werk maken van een efficiënte en kordate aanpak van het geweld op het openbaar vervoer niet echt prioritair. De redenering van de minister en van De Lijn en van nogal wat openbare besturen is simpel: het geweld in het algemeen, en in dit geval op het openbaar vervoer, maximaal minimaliseren. Communiceer er niet of zo weinig mogelijk over, en verbied desnoods uw personeelsleden, in dit geval van De Lijn, om erover te praten met de pers. Neem slechts maatregelen als het niet anders kan, namelijk in crisissituaties, en stel ze zo lang mogelijk uit want iedere maatregel betekent toegeven dat de onveiligheid op het openbaar vervoer en in het algemeen wel degelijk een probleem zijn.
Mevrouw de minister, het valt me op dat voor bepaalde projecten van De Lijn die wel prioritair zijn, zoals het Brabo I-project of het doortrekken van bepaalde tramlijnen tot ver buiten de Antwerpse agglomeratie, er wel snel kan worden gehandeld. Op minder dan drie maanden was de nochtans veel ingewikkelder aanbestedingsprocedure dan die van het toekennen van de bewakingscamera's op de trams en de bussen van De Lijn, rond. Het contrast met de uitvoering van het veiligheidsplan is dan ook opvallend. Het veiligheidsplan werd voorgesteld medio 2006 na de moord op Guido Demoor. Het duurde tot de tweede helft van 2007 vooraleer de raad van bestuur de opdracht voor de plaatsing van de 750 camera's heeft toegewezen. Pas begin maart 2008 is men met de effectieve plaatsing van de camera's begonnen. Het zal pas na de zomer 2008 zijn dat het systeem eindelijk operationeel zal zijn. Men zal er uiteindelijk twee jaar en zes maanden over hebben gedaan om 750 camera's in evenveel bussen en trams te installeren en ook operationeel te maken.
Nogal wat slachtoffers van geweldpleging op het openbaar vervoer hadden inderdaad geen slachtoffer moeten zijn of worden. Nogal wat geweldpleging had vermeden kunnen worden als men het op een snelle en efficiënte manier had gerealiseerd. Prestigeprojecten bij De Lijn en op uw departement hebben blijkbaar voorrang op het veiligheidsbeleid terwijl het eigenlijk omgekeerd had moeten zijn.
De uitvoering van uw veiligheidsplan duurt niet alleen veel te lang, maar de genomen maatregelen zijn onvoldoende. Het Vlaams Belang blijft pleiten voor cameratoezicht op alle bussen van De Lijn, en niet alleen op de risicolijnen. Het was trouwens geen risicolijn waar het incident zich enkele dagen geleden heeft voorgedaan. Er moeten ook afgesloten cabines voor de buschauffeurs komen en een noodknop voor een rechtstreekse verbinding met een noodhulpcentrale 101, een BTM-brigade of bus- tram- en metrobrigade zoals we ze in Brussel met succes kennen, en een bus-, tram- en metroverbod voor personen die recidiveren en het al te bont maken op het openbaar vervoer, in analogie met het straatverbod zoals we dat in een aantal steden al kennen.
Vooral van de oprichting van een BTM-brigade, een politionele brigade naar Brussels model, verwacht onze fractie ontzettend veel. Het patrouilleren, de aanwezigheid van gewapende politiemensen op en in de omgeving van risicolijnen is samen met een aantal preventieve maatregelen misschien het beste middel om het jongerenbendegeweld op en om het openbaar vervoer een halt toe te roepen. De oprichting van een BTM-brigade moet aan zwaardere straffen worden gekoppeld, conform de aanpak van misdrijven die gepleegd worden met racistische motieven voor wie een gewelddelict pleegt op het openbaar vervoer.
In de praktijk gebeurt echter net het omgekeerde. Ik verwijs naar de moordenaar van Guido Demoor, die van het beruchte Antwerpse hof van beroep uiteindelijk twee jaar gevangenisstraf met uitstel kreeg, waardoor de betrokkene zelfs niet één dag in de cel zal moeten doorbrengen. De minderjarige mededader die Guido Demoor vermoordde, kwam ervan af met een werkstraf - u hoort het goed - van 150 uur.
Deze gerechtelijke uitspraak was niet alleen een maatschappelijk volkomen verkeerd signaal, maar betekent eveneens in de praktijk een vrijgeleide voor allochtoon en ander bendegeweld gepleegd op de bus, de tram, de metro of waar dan ook in ons land.
De uitspraak van het hof van beroep naar aanleiding van de moord op Guido Demoor is helaas geen alleenstaand feit. Uw beleid bezondigt zich aan dezelfde fouten. Vanuit uw socialistische visie minimaliseert u het geweld op het openbaar vervoer. Net zoals u het geweld en de criminaliteit in onze maatschappij onder de mat veegt omdat u op die manier het zogenaamde onveiligheidsgevoel wilt terugdringen. Een beetje zoals Patrick Janssens dat doet in Antwerpen: door niet te praten over het probleem van de onveiligheid, zal het probleem wel vanzelf verdwijnen of zal op zijn minst het onveiligheidsgevoel op die manier verdwijnen. Denkt men.
Een moord gepleegd in bende, het publiekelijk lynchen van een chauffeur of van een toegesnelde politieman in burger of het in elkaar stampen van toevallige passagiers wordt steevast ook in de media - het mag en het moet gezegd worden - afgedaan als een incident. In dit geval spreekt men permanent over 'busincident'. Ik heb het woord incident nog eens opgezocht. Een incident is een marginaal gegeven, een incident is een fait divers, een feit in de marge. Een incident waarbij iemand dood wordt gestampt, waarbij iemand wordt gelyncht en net niet komt te overlijden, is geen incident maar een moordaanslag.
De heer Sauwens heeft het woord.
Ik ben een bijzonder grote voorstander van de volledige vrijheid van meningsuiting. Ik vind dus dat u volledig recht van spreken hebt.
Maar ik zou toch, in ons democratisch systeem, respect willen vragen voor de scheiding der machten. Dat u het beleid aanvalt, is uw recht. Wij hebben met onze fractie ook grote vragen bij het beleid. Wij zullen die straks stellen. Maar uitspraken van rechtbanken of hoven van beroep…
Ik heb zelf het geluk gehad om tien jaar strafpleiter te zijn voor de rechtbank. Er is het recht op verdediging. Er zijn een aantal elementen die in het onderzoek aan bod komen en die men niet in de korte artikelen en de grote foto's in de kranten kan samenvatten. Ik vraag heel grote behoedzaamheid van alle leden van dit parlement bij het leveren van kritiek vanuit de wetgevende kamer op uitspraken van de rechtbanken en hoven. Ik vraag respect voor het principe van de scheiding der machten. (Rumoer bij het Vlaams Belang) (Applaus bij Open Vld en sp.a)
Ik respecteer het principe van de scheiding der machten. Maar het respecteren van dit principe betekent niet dat ik geen kritiek mag hebben op een uitspraak. Respecteren betekent dat men zich ondergeschikt maakt aan de uitspraak, wat ik altijd zal doen. Laat daar geen onduidelijkheid over bestaan. Maar dat ontneemt me niet het recht om kritiek te hebben op die uitspraak, zeker niet wanneer die uitspraak model staat voor het beleid. Daarom dien ik, samen met de heer Penris, een voorstel van resolutie in. Ik kan niet meer doen in dit parlement. Wij vragen dat er verzwarende omstandigheden in acht zouden worden genomen wanneer het gaat over geweldpleging op het openbaar vervoer, zoals dat nu al het geval is wanneer er racistische motieven in het spel zijn. Ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen als parlementslid. Meer kan ik niet doen.
Ik wil het hebben over het beleid van de minister. Ze schreef een vrije tribune in De Morgen met als titel 'Zorgen voor zorgzame jongens'. De tribune bulkt overigens van de klassieke clichés die we allemaal kennen. Het is een analyse die mij volledig bekend is en die past in het progressieve jargon dat het uwe is. U zegt dat het allemaal de schuld is van de kansarmoede, van de achterstand en de discriminatie die deze jongeren ervaren. Ik kan uw verhaal samenvatten in één demagogische zin uit uw tribune. U zegt: "Terwijl sommige leeftijdgenootjes op tenniskamp zitten, lummelen dergelijke jongeren wat rond op straat en pesten zij die het beter hebben dan zijzelf."
Ik begrijp, mevrouw de minister, dat u over de krullenbollen van uw electoraat wilt aaien, maar van dergelijke uitspraken word ik bepaald nerveus. De jongeren waar u het over hebt, zitten inderdaad niet in de tennisclub, ze zitten in de kickboksclub. Ze pesten niet wie het beter heeft dan hen, maar ze pesten wel, om redenen van anti-Vlaams racisme, al degenen die autochtoon of Vlaming zijn en zich niet willen schikken naar hun manier van leven of hun geloofsovertuiging. Ze lummelen rond op straat, om er te luisteren naar de verhalen van uw straathoekwerkers en uw pleinbegeleiders, die hun vertellen dat hun zogenaamde achterstand alles met racisme en discriminatie en niets met het gebrek aan inzet, discipline en volharding te maken heeft.
Minister Van Brempt heeft het woord.
Ik stel voor dat ik straks op een aantal vragen reageer, maar hier wil ik toch op reageren, want ik vermoed dat veel mensen de tribune niet gelezen hebben. Mijnheer Dewinter, u geeft toch een zeer selectieve lezing.
De tribune is opgebouwd met aan de ene kant het heel sterk veroordelen van wat gebeurd is en het zeggen dat we bijkomende inspanningen moeten doen voor het sanctioneren van dat soort jongeren. Het is een gedrag dat ver over de schreef gaat. Dat was het eerste onderdeel.
Wat er ook instaat, en dat is inderdaad een progressieve visie op de zaken, is dat we niet willen dat die groep van jongeren die ver over de schreef gaat, groter wordt. Vandaag geven die jongeren, die effectief soms in een uitzichtloze situatie zitten, een slecht voorbeeld. We moeten er vooral voor zorgen dat die jongeren in een betere situatie terechtkomen. Dat heeft effectief te maken met armoedebestrijding, juiste en goede schoolkeuzes, onderwijsondersteuning en dergelijke.
Het is inderdaad een en-enbeleid, en dat is het verschil tussen u en mij.
Mevrouw de minister, u sluit de ogen voor de realiteit. U moet toch eens de analyse durven maken die men ondertussen al lang heeft gemaakt in landen als Duitsland, Nederland en Frankrijk, en die stelt dat het probleem van jongerengeweld in het algemeen, maar ook van een belangrijk deel van het probleem van agressie op het openbaar vervoer, voornamelijk het gevolg is van de ontsporing van de multiculturele samenleving. Ik zeg niet dat alle vreemdelingenjongeren gewelddadig zijn, maar ik zeg wel dat het merendeel van het jongerengeweld op het openbaar vervoer, maar ook elders, door vreemdelingen en allochtonen wordt gepleegd.
In plaats van het jongerengeweld, zoals u dat doet, altijd maar weer te vergoelijken en te zoeken naar halfzachte oplossingen die meer kwaad dan goed doen, moeten we de normvervaging, die het gevolg is van een totaal gebrek aan een duidelijk cultureel en maatschappelijk referentiekader, dat op zijn beurt weer een gevolg is van die fameuze multiculturele samenleving, aanpakken. Mevrouw de minister, dat doen we niet door jongeren te pamperen en naar de mond te praten, omdat u er electorale belangen bij hebt, maar door grote kuis te durven houden en de bokken van de geiten te durven scheiden.
Dat betekent de illegalen en uitgeprocedeerde asielzoekers naar huis sturen, het zich aanpassen van vreemdelingen en allochtonen die een dubbele nationaliteit hebben en indien ze dat niet doen ze terug laten keren naar hun land van herkomst, en een kordaat uitgestoken hand naar degenen van de derde en vierde generatie die bereid zijn om Vlaming onder de Vlamingen te worden en zich te gedragen naar onze rechtsregels en manier van leven. Orde, discipline, respect voor gezag en verantwoordelijkheidszin worden niet afgekocht, mevrouw de minister, met multiculturele, progressieve halfzachte praatjes, maar met een moedig beleid, waarbij men aan deze voornamelijk allochtone jongeren duidelijk durft zeggen: pas u aan, gedraag u, schik u naar onze rechtsregels, pas u aan aan onze manier van leven. Zo niet, dan pakken wij u keihard aan. Past u zich dan nog niet aan, dan gaat u eruit, uit onze samenleving en uit ons land. Dat is de enige taal die deze jongeren verstaan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de Vlaamse Regering, collega's, op dinsdag 1 april deed zich een zwaar geval van agressie voor op buslijn 410, die van Antwerpen naar Turnhout gaat. Enkele jongeren begonnen ruzie te zoeken met een koppel, waarop een agent in burger getracht heeft tussenbeide te komen, wat hem prompt in het ziekenhuis deed belanden. De feiten zijn door iedereen voldoende gekend.
De buslijn waarvan sprake, is inmiddels berucht als een van de gevaarlijke lijnen in Antwerpen. Verschillende buschauffeurs hebben naar aanleiding van het incident getuigd dat ze liever 's avonds niet met die bus rijden. Ik wil onze waardering uitdrukken voor de agent die tussenbeide kwam en zijn plicht vervulde, want dat getuigt van een grote verantwoordelijkheidszin.
Dit is geen alleenstaand geval. Ik denk aan een ander incident, dat zich voordeed op 31 maart in Ekeren. Daar werd ook een buschauffeur van De Lijn ineengeslagen en bespuwd door een passagier. Recent was er ook een incident in het Oost-Vlaamse Denderleeuw. Het is dus niet enkel een Antwerps fenomeen.
Dit alles maakt duidelijk dat daden van agressie, niet enkel verbale maar ook lichamelijke, nog lang niet van de baan zijn. Er zullen altijd mensen met minder goede bedoelingen zijn, en dan druk ik me zacht uit. We zullen dergelijke voorvallen jammer genoeg nooit volledig kunnen uitsluiten. Een samenleving zonder incidenten bestaat niet, hoe jammer dat ook is. Het is uiteraard wel aan de politiek om maatregelen te treffen, zodat dergelijke voorvallen zo veel mogelijk kunnen worden vermeden.
Na het overlijden van Guido Demoor op een bus in Antwerpen in 2006, heeft de minister een veiligheidsplan opgestart met de klinkende naam 'Veilig op Weg'. We hebben dat volledig gesteund omdat we de veiligheid op het openbaar vervoer een prioriteit vinden. De voorbije jaren werden er in het kader van de uitvoering van dat plan al heel wat maatregelen getroffen om de veiligheid van het openbaar vervoer structureel te verbeteren. Ik denk ondermeer aan extra camerabewaking, inzet van extra mensen, opleiding en investeringen in infrastructuur. Naast een preventieve aanpak, is er ook aandacht voor het repressieve aspect. Mijnheer Dewinter, dat is meteen de reden dat we uw resolutie niet hebben goedgekeurd. Op basis van een Open Vld-wetsvoorstel werd er in 2006 specifiek in de wet een artikel ingeschreven dat geweld tegen bepaalde categorieën van personen, zoals bestuurders, begeleiders en reizigers van het openbaar vervoer, net strenger bestraft. We hebben dat op het federale niveau goedgekeurd om net de daders van dergelijke feiten wel degelijk te laten bestraffen.
De heer Penris heeft het woord.
Mevrouw De Ridder, ik vind het spijtig dat u die redenering weer naar voren brengt. Die maatregel beschermt wel de chauffeurs en de 'wattmannen' en de 'wattvrouwen', maar niet de passagiers. Onze bedoeling is om ook de passagiers onder die beschermende maatregel te plaatsen. Als we willen inzetten op de veiligheid van het openbaar vervoer, en ik ga ervan uit dat dat toch ook uw ambitie is, dan moeten we niet alleen de chauffeurs in bescherming nemen, maar zeker en vooral de passagiers.
Mijnheer Penris, ik stap niet mee in uw redenering. Het zou onaanvaardbaar zijn om bepaalde categorieën van burgers anders te gaan beschermen, alleen omdat ze op een bus zitten. Ten aanzien van chauffeurs worden plegers van feiten bestraft heel duidelijk op een strenge manier, maar we gaan geen verschillende benaderingen invoeren voor verschillende mensen.
De heer Dewinter heeft het woord.
Dat is een heel interessante redenering. U zegt dat we bepaalde categorieën van burgers niet extra beschermen omdat ze op een bus zitten. Mag ik dan de redenering doortrekken naar de racismewetgeving? Wanneer er racistische motieven in het spel zijn, dan moeten er zelfs verzwarende strafmaatregelen genomen worden. Zijn voor deze categorie van burgers, die toevallig allochtoon zijn, dan wel extra maatregelen mogelijk? Ik snap uw redenering niet, leg me eens uit waarom voor de ene wel en de andere geen extra beschermende maatregelen moeten gelden.
Mijnheer Dewinter, ik begrijp uw redenering heel goed. U wilt naar een politiestaat waar u de mensen in vakjes wilt verdelen en zeggen: u hoort in dat vakje thuis, u zit in een bus en we gaan die mensen strenger bestraffen dan andere. Daar gaan we niet in mee. Ten aanzien van chauffeurs willen we dat wel. We hebben dat in de strafwet ingeschreven omdat die mensen nu eenmaal een openbare functie hebben. Dat geldt ook ten aanzien van artsen. We gaan niet mee in uw vakjesmentaliteit en het opdelen van de maatschappij. Wij willen geen twee maten en twee gewichten.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw De Ridder, ik vind het wat vreemd wat u daarnet zei over de politiestaat en het in hokjes indelen. Ik meen me te herinneren dat uw voorzitter, de heer Somers, gisteren in Mechelen heeft aangekondigd de gekende criminele jongeren elke dag te willen treiteren, vijf maal te willen controleren en achtervolgen. Als dat geen politiestaat is, dan weet ik het ook niet.
Ik keer terug naar het Vlaamse veiligheidsplan, anders heb ik geen tijd meer. Ik houd me graag aan mijn tekst. (Rumoer/Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Dat plan voorziet in maar liefst 750 camera's op bussen van De Lijn, en ook extra mensen om de veiligheid te garanderen. Mevrouw de minister, momenteel zijn volgens mijn informatie echter nog maar een 150-tal camera's daadwerkelijk geïnstalleerd. Ik spreek me dan niet uit over de vraag of die momenteel al operationeel zijn.
Er zijn heel wat zaken aangekondigd door de Vlaamse overheid, maar we merken dat de uitvoering ervan enigszins op zich laat wachten. Na de begrotingscontrole van 2008 beschikt VVM De Lijn over een jaarlijks bedrag van 1,253 miljard euro of bijna 50 miljard frank. Moeten we ons dan niet de vraag stellen of er niet meer aandacht moet gaan naar een aantal prioriteiten, zoals de veiligheid op het openbaar vervoer, waarover we hier vandaag debatteren? Open Vld stelt dan ook heel nadrukkelijk de vraag, zoals we dat in het verleden al meermaals hebben gedaan, of het niet mogelijk is om binnen de eigen middelen de uitvoering van het veiligheidsplan te versnellen, als men zich werkelijk toespitst op de kerntaken van een veilig openbaar vervoer.
Mevrouw de minister, daarom wil ik namens mijn fractie een aantal bedenkingen formuleren en u een aantal vragen stellen. Een eerste vraag betreft de actuele stand van zaken van het plan 'Veilig op weg'. Blijkbaar is dat, ondanks de forse kredieten die ervoor werden gereserveerd, nog altijd niet in volle uitvoering. Er werden 750 camera's toegezegd, waarvan tot op heden slechts 150 zijn geplaatst. Corrigeer me als ik het bij het verkeerde eind heb. Wat gebeurt er dan met de installatie van de resterende 600 camera's op voertuigen? U voorziet dat dit tegen midden 2008 zou zijn verwezenlijkt. Dat lijkt me steeds meer onhaalbaar.
Dezelfde vragen kunnen uiteraard worden gesteld met betrekking tot het installeren van de gps- en radiosystemen of de afsluitbare stuurposten. Welke middelen werden in de meerjarenbegroting gereserveerd voor de volledige uitvoering van het veiligheidsplan van De Lijn 'Veilig op weg'?
Een tweede opmerking betreft het vaststellen van de hotspots van onveiligheid. Die onveilige plaatsen zouden worden vastgelegd na een nauwkeurige monitoring en enquêtering van alle betrokkenen. Op die lijnen die als hotspot zouden worden beschouwd, zouden veiligheidsmensen worden geplaatst, en eventueel een tweede man. Is die veiligheidsmonitoring al gebeurd? Zijn die gevaarlijke lijnen al aangeduid? Na anderhalf jaar zou dat toch wel mogen. Zal die veiligheidsmonitoring ook worden gebruikt voor het voortdurend evalueren en eventueel bijsturen van die onveilige plekken? Het is immers toch wel opmerkelijk dat lijn 410 niet werd beschouwd als een risicolijn, terwijl alle chauffeurs na het incident wel verklaarden dat ze liever niet 's avonds werden toegewezen aan die lijn. Op welke basis worden die toezichters toegewezen? We hopen dat dit niet gebeurt op nutteloze of willekeurige ogenblikken en plaatsen, maar wel op probleempunten.
Een ander punt is dat van de evaluatie. Ondanks de genomen maatregelen vinden er nog altijd ernstige incidenten plaats. Naar aanleiding daarvan moet u misschien overwegen nieuwe maatregelen te nemen of eventueel de bestaande maatregelen, voor zover die al zouden zijn uitgevoerd, bij te sturen. Heeft een dergelijke evaluatie al plaatsgevonden, of plant u die? Ik haal graag het voorbeeld aan van het voorstel van een Antwerps partijgenoot om allochtone ouderen mee op die bus te zetten. Ik besef ten volle dat de veiligheid in de handen van de politie en van erkende veiligheidsdiensten moet blijven, maar bij moeilijk handelbare jongeren uit bepaalde allochtonengroepen kan de autoriteit vanuit de eigen gemeenschap zeker geen kwaad, zou ik zo denken.
Als conclusie, mevrouw de minister, wil ik u de aanbeveling meegeven u grondig te bezinnen over de noodzakelijke beleidskeuzes voor de uitbouw van een comfortabel maar vooral veilig openbaarvervoersnet. Hiermee bereik ik de kern van mijn betoog.
Zoals bekend is de visie van onze fractie op de rol die De Lijn moet vervullen niet steeds gelijklopend met die van u. Voor onze fractie moet De Lijn in eerste instantie haar rol van exploitant waarmaken. Zij is exploitant van het openbaar vervoer. Iedere euro die uitgegeven wordt voor de rol die De Lijn volgens u moet vervullen als "regulator of manager van duurzame mobiliteit" kan immers niet worden besteed aan de veiligheid en kwaliteit van de exploitatie. Onze liberale visie op openbaar vervoer, namelijk het invoeren van een striktere scheiding tussen regulator en exploitant, zal dus niet alleen de efficiëntie maar ook de veiligheid van het openbaar vervoer ten goede komen.
Ik geef twee voorbeelden. Voor het project van de witte fietsen werd ruim 2 miljoen euro gereserveerd op de begroting 2008. Gelukkig zal er enkel gefaciliteerd worden, en wordt voor de exploitatie naar private partners gezocht. Maar toch, de heer Decaluwe heeft er zich ook al aan geërgerd: er is nog niet echt afgelijnd waaraan dit bedrag zal worden besteed. U blijft daar zeer vaag over.
Een tweede voorbeeld vormen de provinciale mobiliteitsknooppunten door De Lijn. We lezen dat u deze vanaf 2008 naar alle Vlaamse provincies wilt uitbreiden. Dat is geen kerntaak voor De Lijn als exploitant van openbaar vervoer. Dit alles zadelt De Lijn op met gigantische uitgaven voor overheadkosten zoals beleidsondersteuning, ondersteuning, centrale diensten, huur van gebouwen enzovoort, die niet voor essentiële verbeteringen op het vlak van veiligheid en kwaliteit ingezet kunnen worden. En zo zijn er nog tal van zaken waarover men de vraag kan stellen of het een kerntaak is van een collectieve door de samenleving gefinancierde vervoersmaatschappij.
Dit alles toont voor ons aan dat er dringend een debat nodig is over de werkelijke kerntaken van De Lijn, met inbegrip van een snelle uitvoering van het veiligheidsplan. Waar liggen de prioriteiten van De Lijn, rekening houdend met de dotaties die ze momenteel toegestopt krijgt van de overheid? Men kan namelijk zoveel bussen laten rijden als men wil, als die bussen niet rijden op de plaatsen en tijdstippen waar mensen ze nodig hebben, en als het vervoer niet kwaliteitsvol en bovenal veilig is, zult u echt geen mensen de overstap doen maken naar openbaar vervoer. Dus daarom nogmaals de vraag namens onze fractie, naar een evaluatie van het aanbod van De Lijn. Investeer in wat werkelijk nodig is. Ook binnen uw eigen budgetten. Met andere woorden stop met de 'leuke dingen voor de mensen' en zet in op wat mensen werkelijk verwachten: een vraaggericht, kwaliteitsvol, maar bovenal veilig openbaarvervoersnet. Want daar liggen voor ons voor alle duidelijkheid de werkelijke prioriteiten. (Applaus)
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, geweld en gewelddadig gedrag op het openbaar vervoer zijn onaanvaardbaar. Het wordt door de bevolking ervaren als een fenomeen dat krachtdadig moet worden bestreden. Zij verwacht dat het openbaar vervoer een veilige en rustige manier is om zich te verplaatsen van thuis naar het werk, voor ontspanning,…. Het is een bijzondere publieke plaats. De mensen zijn elkaar nabij en toch anoniem. De ervaring van onveiligheid wordt daar nog sterker en meer fysiek gevoeld.
Mevrouw de minister, het is ontzettend belangrijk dat u inzet op veiligheid op het openbaar vervoer. De rapportering van 18 maart geeft aan hoe en welke initiatieven er sinds vorig jaar genomen zijn. Sommige zijn nog niet volledig uitgevoerd. Ik ben mij ervan bewust dat er nog bijkomende initiatieven moeten worden genomen.
Mevrouw de minister, met de vele camera's en begeleiding kunnen we misschien wel het geweld, het gewelddadige gedrag en de agressie op het openbaar vervoer voor een stuk terugdringen, maar we zullen de agressie, het geweld en het toenemend gewelddadig gedrag van jongeren in onze samenleving niet terugdringen. Het doet me denken aan het bijkomend beveiligen van een woning nadat werd ingebroken: met een bijkomende alarminstallatie vermijdt men misschien een nieuwe inbraak in de eigen woning, maar het probleem zal verschuiven naar de buren of naar een andere omgeving.
Toch moet volop worden ingezet op alle mogelijke veiligheidsinitiatieven opdat deze publieke plaats, want dat is het openbaar vervoer, een veilige plaats is, maar daarover gaat het debat vandaag niet alleen. Het debat gaat ook over de toename van het jongerengeweld dat zich de laatste dagen sterk gekristalliseerd heeft in het openbaar vervoer, maar dat duidelijk ook aanwezig is op andere publieke plaatsen. Daar wil ik vandaag bij blijven stilstaan, want het probleem baart me zorgen. Als samenleving beschikken we over een onvoldoende kordaat en efficiënt antwoord op het fenomeen van toenemende brutaliteit - zo formuleerde een jeugdrechter het onlangs in een krant -, ook bij jongeren, en trouwens bij almaar jongere jongeren.
Mijnheer de minister, ik weet dat er heel wat initiatieven worden genomen. Ik weet dat het personeel keihard aan het werken is op deze terreinen om problemen aan te pakken. Ik weet dat dit een succes heeft - gelukkig maar. We kunnen echter niet ontkennen dat het brutale en gewelddadige gedrag toeneemt. Het neemt zeker niet af, en met de middelen en de omkadering waarover we momenteel beschikken, stuiten we blijkbaar op onze grenzen.
Het aantal draaideurjongeren neemt zeker niet af. Het tekort in de opvang en de begeleiding blijft bestaan. Nog steeds wordt te weinig een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van ouders. Het wordt almaar moeilijker om bepaalde ouders te bereiken en te responsabiliseren inzake de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is er ook het probleem van de grotere mobiliteit van jongeren en gezinnen, waardoor we ook andere typen van jongeren in onze samenleving krijgen.
Voor een groot deel van dat gedrag kunnen we verklaringen vinden. Het is belangrijk dat we ze kennen, maar ze kunnen enkel en alleen dienen om tot een betere, efficiënte en kordate aanpak te komen. Ze mogen nooit gebruikt worden om het probleem te minimaliseren en het op de een of andere manier te aanvaarden. Een veroordeling moet sterk overeind blijven staan. En wat ons beleid betreft, moeten we wellicht een tandje bij steken.
Nog te veel jongeren krijgen bijvoorbeeld te weinig opvolging. Jongeren worden in een gesloten instelling geplaatst voor een bepaalde tijd en komen daarna opnieuw in een thuissituatie terecht. In de thuissituatie is natuurlijk gezinsbegeleiding, familieondersteuning en buurtwerking nodig, maar wegens een personeelstekort laten die op zich wachten en is er geen directe opvolging. Ik begrijp niet dat jongeren die een ernstige daad gepleegd hebben, na enkele maanden in een gesloten instelling, terug in een thuisomgeving worden geplaatst en enkele maanden moeten wachten op de nodige gezins- en thuisbegeleiding. Zo realiseren we een nieuw probleem. Bovendien is de thuissituatie vaak een omstandigheid die zonder opvolging opnieuw aanleiding kan geven tot bijkomend crimineel gedrag.
Mijnheer de minister, we moeten ons meer richten op het opvoeden en heropvoeden, en daarbij zijn ook sancties nodig. Sancties vormen een essentieel onderdeel van een opvoedingsproces en zijn dus nodig. Jongeren moeten soms, op basis van hun daden, in een gesloten instelling worden geplaatst en daar moet een duidelijk regime heersen zodat de sanctie ook als sanctie wordt ervaren.
Dat veronderstelt voldoende personeel, maar ook een duidelijk afgelijnde populatie in die instellingen. Een te gemengde populatie zorgt immers voor een minder duidelijk regime, waardoor een verblijf in een gesloten instelling niet als een sanctie wordt ervaren.
Sanctie kan ook zijn: taakstraffen. Ik ben blij dat de nieuwe Jeugdbeschermingswet dat mogelijk maakt. Taakstraffen moeten ook duidelijk ervaren worden als een straf en onmiddellijk na een crimineel feit gerealiseerd worden. Ook daar moet er sprake zijn van een directe aansluiting.
Elke sanctie moet gekaderd worden in een herstelbeleid. Jongeren uit een samenleving halen om alleen de samenleving te beschermen en niet meer geloven in die jongeren, dat is het abdiceren van een samenleving. Een samenleving kan en mag niet abdiceren en moet blijven geloven in jongeren. Wanneer jongeren een dergelijk crimineel gedrag vertonen, moeten we sanctioneren, maar wel in het kader van een herstel en van directe opvolging.
Wanneer blijkt dat het terugplaatsen in een misschien te precaire gezinssituatie of leefomgeving, die te risicovol is, moeten we meer investeren in instellingen en internaten waar een duidelijke opvoedingsstructuur aanwezig is voor deze jongeren. Op die manier kunnen ze opnieuw kansen krijgen en hervallen ze niet in verkeerd gedrag.
Mijnheer de minister, ik pleit voor een kordaat beleid, niet alleen in het sanctioneren, maar vooral in het opvolgen en heropvoeden.
Om Pim Fortuyn te parafraseren: "Deze rotkinderen zijn wel ónze rotkinderen." Het is onze verantwoordelijkheid om deze jongeren opnieuw op te voeden en kansen te geven en ze niet verloren te laten gaan in een uitzichtloze situatie.
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer Sannen, u blijft het licht van de zon ontkennen. U blijft ontkennen dat het overgrote deel van de jongeren waar het hier over gaat, van allochtone origine zijn. Ik zeg niet dat alle vreemdelingenjongeren gewelddadig zijn, maar wel dat een groot deel van de gewelddadigheden veroorzaakt worden door allochtonen. Dat kunnen we niet ontkennen.
U citeert Pim Fortuyn en stelt dat we de plicht hebben om die jongeren herop te voeden. Tot op een zeker niveau hebben we inderdaad die plicht, maar als die heropvoeding, die mijns inziens kordater moet zijn dan wat u voorstelt, niet lukt, hebben we ook het recht om die mensen die zich niet willen schikken naar onze manier van leven en onze rechtsregels, te wijzen op het feit dat ze allemaal beschikken over een dubbele nationaliteit. Als zij zich niet aanpassen en schikken naar onze rechtsregels, hebben wij het recht om hen terug te zenden naar hun land van herkomst, of desnoods naar het land van herkomst van hun ouders of grootouders. Zij hebben immers die dubbele nationaliteit en dus blijft het mogelijk om dat als ultiem middel te gebruiken om druk op de ketel te zetten.
Zolang u dat niet aanvaardt, zult u nog veel problemen hebben met uw rotjongens.
Mijnheer Dewinter, door dergelijke jongeren terug te sturen, heb je ze geen nieuwe kansen gegeven. Ik wil mensen normen en normenbesef bijbrengen. Door ze terug te sturen, neem je je verantwoordelijkheid niet, maar zeg je dat het andermans probleem is. Ik wil dat onze samenleving die verantwoordelijkheid blijft opnemen en de problemen niet doorschuift naar een andere samenleving. (Applaus)
Mijnheer Sannen, ik begrijp ten volle dat u zich persoonlijk verantwoordelijk voelt omdat het uw socialistisch beleid is dat ons al die miserie heeft bezorgd. Ik heb daar alle begrip voor. Indien ik in uw plaats was, zou ik hetzelfde doen. Het merendeel van onze bevolking heeft dat echter nooit gewild en voelt zich niet verantwoordelijk. Zijn wij verantwoordelijk voor de Redouan Siti's, de moordenaar van Guido Demoor, die er van af is gekomen met een straf van twee jaar met uitstel? Zijn wij verantwoordelijk voor de Khalid Aissati's, de minderjarige mededader van de moord op Guido Demoor, die er van af is gekomen met 150 uur werkstraf? Neen, wij zijn daar niet voor verantwoordelijk. Zij zijn het slachtoffer, misschien van uw multicultureel model, van de ontsporing van dat model, van het feit dat ze geen duidelijk cultureel referentiepatroon hebben en daardoor volkomen losgeslagen zijn. Ik voel me daar niet verantwoordelijk voor. Indien dit soort van jongeren zich niet wil gedragen, zich niet wil schikken naar onze rechtsregels, dan is er maar een oplossing, namelijk ze terugsturen naar hun land van herkomst. En dan zal de rest wel luisteren. Het probleem is nu dat u dit allemaal gedoogt en dat u alleen maar aan een krullenbollenaaienpolitiek doet. U pampert alleen maar en u geeft ze de indruk dat alles kan en mag. Er is nooit een stok achter de deur. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik dacht dat ik hier duidelijk stelling had genomen voor een ferm en kordaat beleid. Ik heb het hier helemaal niet over het pamperen van jongeren. We moeten het in onze samenleving blijven opnemen voor jongeren. De verantwoordelijkheid voor die daden ligt niet bij de samenleving maar bij die jongeren. Het is echter onze verantwoordelijkheid dat die jongeren niet in een stramien blijven waarin ze nog meer criminaliteit veroorzaken. Het is onze verantwoordelijkheid opvoedingsstructuren aan te bieden, in de hoop dat deze jongeren zich, wanneer ze volwassen zijn, weten te gedragen zoals dat hoort. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Sannen, ik hoor dat nu al 25 à 30 jaar zeggen vanop deze tribune, en het wordt alleen maar erger. Men zei me dat het probleem na de eerste generatie opgelost zou zijn. Maar intussen hebben we het over jongeren van 15 à 16 jaar wier ouders en grootouders hier geboren zijn en die zich nog altijd niet hebben ingeburgerd en die zich nog altijd niet schikken naar onze rechtsregels. Hoe lang blijven we dit nog tolereren?
U hoeft trouwens de verantwoordelijkheid niet overal te gaan zoeken. U moet die zoeken bij uw eigen partij, bij het progressieve socialistische multiculturele model dat dit allemaal heeft laten gebeuren en verantwoordelijk is voor het gedoogbeleid, dat heeft geleid tot steeds meer multicultureel en etnisch geweld in onze samenleving.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Als de heer Dewinter uitgeraasd is, dan is er misschien tijd om de situatie eens rustig en objectief te bekijken. Mijnheer Dewinter, we zijn van u gewoon dat u alles altijd op een hoop gooit. Onze samenleving zit met een aantal serieuze problemen maar dat zijn niet alleen problemen van de tweede, de derde en de vierde generatie allochtonen in ons land. Dat zijn problemen die onder andere te maken hebben met een wereld die een dorp wordt en globaliseert.
Voor zover ik weet, was het incident naar aanleiding waarvan het debat hier wordt gevoerd, geen incident veroorzaakt door iemand van de tweede, derde of vierde generatie maar door jongeren die uit een oorlogsgebied komen en die een aantal problemen meebrengen. Bij mijn weten zijn mensen als Michel Fourniret of Hans Van Temsche opgevoed met de waarden van onze samenleving. Ook die mensen zijn echter ontspoord. Ik ben het absoluut zat, mijnheer Dewinter, om steeds opnieuw in hokjes te denken. Zit onze samenleving met een probleem van jongeren en ouderen die normen en waarden niet duidelijk meer zien? Ja! Los je dat op door dat toe te wijzen aan één groep mensen? Neen, integendeel. Dat hadden we misschien kunnen doen 200 jaar geleden. We leven in de 21e eeuw en, of u dat nu graag hebt of niet, we leven in een multiculturele samenleving en dat is niet gemakkelijk. Die problemen los je echter niet op door te stigmatiseren maar wel door duidelijke kaders aan te geven voor alle jongeren die hier rechtmatig verblijven en opgroeien. Dat is een probleem dat ons moet bezighouden en niet uw oude verhaal van terugsturen. Terugsturen naar waar? Naar Joegoslavië, naar Spanje? Houd daar toch mee op. Dat is een oplossing van de vorige eeuw. Laat ons vooruit kijken en zoeken naar oplossingen die eigentijds zijn en onze samenleving voorbereiden op de 21e eeuw. (Applaus bij de meerderheid en bij Groen!)
Mijnheer de minister, ik denk dat er een versnelling nodig is, dat er bijkomende initiatieven moeten worden genomen. Ik verwijs naar bijkomende plaatsen in gesloten instellingen. We wachten nog steeds op de concrete realisatie ervan.
Voor jongeren is vier jaar een eeuwigheid. We kunnen het ons niet permitteren om een beleid langer uit te stellen en de middelen niet dadelijk in te zetten om een kordater en duidelijker opvoedingsproject voor deze jongeren op het getouw te zetten. De sanctie moet daarvan een duidelijk onderdeel zijn. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, beste collega's, ook namens onze fractie wil ik onze diepste verontwaardiging uitspreken over het zoveelste zinloos geweld in Antwerpen. Laat het duidelijk zijn, deze vorm van blind en dikwijls onverklaarbaar geweld moet kordaat aangepakt worden. Soms helpen blijkbaar enkel nog forse zaken zoals vrijheidsontneming, zelfs bij heel jonge mensen.
Maar laten we ons niks wijsmaken. Enkel harde repressie, collega Dewinter, of het plaatsen van cameraatjes op elke verdachte straathoek of in elke bus of tram zal ons op termijn niet vooruithelpen. In die zin ben ik blij met verschillende analyses die de afgelopen week zijn gemaakt door diverse ervaringsdeskundigen. Daarnet werd al gealludeerd op de tekorten in de bijzondere jeugdzorg, de verloedering van onze publieke en openbare ruimte. Zelfs mevrouw Kiebooms van de Egidiusgemeenschap verwees naar de afbouw van ontwikkelingssamenwerking als een belangrijk pijnpunt.
Ook u, mevrouw de minister, brak een lans voor een bredere kijk op de opvang van probleemjongeren. Want nu komt het over alsof er zich enkel op bussen en trams van De Lijn problemen van agressie voordoen. En dat is duidelijk niet zo. Toch zal ik even stilstaan bij het incident. Ik zal trachten een korte evaluatie te maken van een aantal maatregelen die u sinds het spijtige voorval met de heer Demoor hebt genomen. U zult wel kunnen voorspellen waar wij de nadruk op willen leggen. Net zoals vorig jaar vragen we u met aandrang om de conducteur of de kaartjesknipper op tram of bus opnieuw in te schakelen.
Ik ben blij met het, weliswaar zeer langzaam, voortschrijdende inzicht ter zake. Twee jaar geleden - in de politiek een eeuwigheid - antwoordde u op een vraag van de heer Glorieux dat "het introduceren van kaartjesknippers misschien sympathiek oogt, maar haaks staat op het beleid dat we vandaag voeren". En, mevrouw de minister, ongetwijfeld herinnert u zich nog een goed jaar later de toespraak van mevrouw Vogels op deze plek toen zij eenzelfde pleidooi hield. U hebt dat voorstel toen evenmin enthousiast onthaald. Uiteindelijk is er wel een proefproject opgestart met een tweede persoon op het voertuig. Het gaat om tien personen in Antwerpen en tien in Gent. Onlangs hebt u nog tegen de heer Peumans gezegd dat het experiment als geslaagd mag worden beschouwd.
We kunnen zelfs leentjebuur spelen bij onze Nederlandse collega's, meer bepaald bij het stadsbestuur van Rotterdam. Daar loopt al jaren een initiatief waarbij de kaartjesknipper weer is ingevoerd. Eerst is dat enkel op een aantal kritieke tramlijnen gebeurd. Gezien het grote succes, is het stadsbestuur tot een veralgemening op alle tramlijnen overgegaan. Daarnaast is er nog een vliegende controleploeg. Hoewel de problemen ginds nog niet helemaal van de baan zijn, zijn de resultaten, zoals vorige week nog op televisie te zien was, spectaculair.
De minister heeft vorig jaar verklaard dat ze het proefproject zeer genegen was. Wat me toen enorm heeft verrast, is dat zelfs een verhoging van de middelen voor De Lijn niet tot een uitbreiding van het proefproject met een tweede persoon op het voertuig zou leiden. Dat heeft ze toen in dit parlement verklaard. Nu, een jaar later, volharden we in de boosheid. We herhalen nogmaals ons voorstel. We geloven hier nu meer dan ooit in.
Onze analyse is duidelijk. Hoe meer we onze maatschappij met camera's anonimiseren, hoe meer, onder meer ingevolge de liberalisering, het vertrouwde gezicht van de postbode uit bepaalde wijken verdwijnt, hoe meer we mensen kaartjes laten trekken uit automaten, die overigens regelmatig niet werken, hoe meer we de dienstverlening, die tegelijkertijd een maatschappelijke verbondenheid en cohesie teweegbrengt, afbouwen, hoe minder morele referentiepunten er voor de mensen zullen zijn.
Een uitbreiding van het proefproject in Gent en Antwerpen naar tweemaal tien personen zal niet veel opleveren. Dit blijft morrelen in de marge. Dit is geen maatschappelijke keuze. Het ontbreken van geld mag niet de reden zijn om het project met een tweede persoon op het voertuig, de kaartjesknipper, niet sterk te verruimen. Hoewel haar begroting noodlijdend is, is de federale regering er gisteren in geslaagd 10 miljoen euro vrij te maken voor bijkomende veiligheidsmaatregelen op de treinen van de NMBS. Die beslissing is, nota bene, naar aanleiding van de incidenten op de bussen van De Lijn genomen. Een financieel flink boerende Vlaamse Regering kan dat ook.
Het gaat hier niet om een of-of-verhaal. Het gaat hier niet om de keuze tussen meer openbaar vervoer of meer kaartjesknippers. Het probleem van het zinloos geweld bestaat niet enkel in de bus of op de tram. Het bestaat ook op en naast het voetbalveld en in elke publieke ruimte. Indien de minister bijkomende middelen voor dit project wil vrijmaken, zal ze in ons een bondgenoot vinden. Gezien de voorstellen van resolutie die ze in het verleden heeft ingediend, hoop ik dat CD&V ditmaal consequent zal zijn en onze vraag zal steunen.
Mevrouw de minister, bent u bereid de fase van het proefproject te overstijgen en de figuur van de kaartjesknipper weer als centrale persoon in te voeren? Dat zou eerst op de meest risicovolle lijnen en nadien op alle drukbezochte bus- en tramlijnen moeten gebeuren. Dat lijkt ons beter en professioneler dan een beroep op het morele gezag van een goedbedoelende, vrijwillige buurtvader.
Ik wil met een hoopvolle noot eindigen. Ik richt me in het bijzonder tot de aanwezige pers. Ik vind het heel hoopvol dat een veeleer toevallig aanwezige politieman in burger tijdens het incident op de bus niet de andere kant heeft uitgekeken. Ik vind het hoopvol dat een derde dader een dag later in de buurt van Antwerpen is herkend en bij de politie is aangegeven. Een dergelijk opnemen van individuele en maatschappelijke verantwoordelijkheid doet deugd. We roepen heel Vlaanderen op tot assertiviteit tegen elke vorm van zinloos geweld. Burgemeester Janssens heeft vorig weekend immers verklaard dat verantwoordelijkheid en respect niet in gemeentelijke reglementen of in nationale wetten kunnen worden gegoten.
Mijnheer Dewinter, telkens weer over het faillissement van de multiculturele samenleving fulmineren, zal het wederzijds respect ook niet doen groeien. (Applaus bij de meerderheid en bij Groen!)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, dames en heren, er zullen helaas altijd mensen, jongeren én volwassenen, zijn die over de schreef gaan en die daarbij hun eigen verleden, een opgelopen trauma of hun schrijnende sociale situatie als excuus of als verzachtende omstandigheid zullen aanhalen. Dit kunnen en mogen we als maatschappij niet aanvaarden. Laat dat duidelijk zijn.
Wat we als maatschappij evenmin mogen aanvaarden, is dat sommigen van de onaanvaardbare incidenten gebruikmaken om hele groepen in de samenleving te stigmatiseren en met de vinger te wijzen. Evenmin mogen we aanvaarden dat incidenten op De Lijn worden gebruikt om een angstpsychose te creëren met betrekking tot het gebruik van het openbaar vervoer. Elk incident is er een te veel en elk incident moet adequaat worden aangepakt. We moeten dus duidelijk meer doen dan enkel inzetten op het beheersen of beheersbaar houden van het probleem. We moeten blijven zoeken naar en investeren in manieren om het aantal incidenten te laten afnemen en ons daarbij niet enkel focussen op de zwaarste incidenten. Voor wie er het slachtoffer van wordt, doet het er niet toe of iets wordt gecatalogiseerd als kleine of zware criminaliteit. We mogen niet de indruk wekken dat er minder en meer aanvaardbare vormen van geweld en criminaliteit zouden zijn.
Dat reizigers, chauffeurs en een dienstbare agent recent opnieuw het slachtoffer werden van agressie en geweld is in de eerste plaats bijzonder ingrijpend voor de betrokkenen zelf. Mensen moeten in alle vertrouwen op de bus kunnen staan wachten, chauffeurs moeten in alle vertrouwen aan hun taak kunnen beginnen, en agenten of burgers die verantwoordelijkheidszin tonen, moeten dat kunnen zonder dat ze geschopt en geslagen worden.
De negatieve gevolgen van dit incident en van andere incidenten overstijgen de particulariteit. Mede door de bijzonder grote media-aandacht dreigt het onveiligheidsgevoel nog toe te nemen, waardoor mogelijk weer minder mensen het openbaar vervoer durven of willen nemen. Op die manier blijven we gevangen in een negatieve spiraal van onveiligheid op het openbaar vervoer. In dat opzicht zou het interessant zijn de eerste resultaten te kennen van de veiligheidsbarometer die door De Lijn in het vooruitzicht is gesteld. Het doorbreken van de negatieve spiraal moet onze doelstelling zijn. Het minimaliseren van de problemen is daarbij geen optie, integendeel. Ik stel dan ook tevreden vast dat De Lijn dat niet doet. Mede als gevolg van eerdere discussies in dit parlement voerde De Lijn haar inspanningen aanzienlijk op. Collega's hebben ernaar verwezen en de opsomming is de voorbije dagen uitgebreid in de pers aan bod gekomen: camera's, lijnspotters, een tweede meerijdende persoon enzovoort. Het spreekt echter voor zich dat we niet automatisch mogen aannemen dat deze inspanningen voldoende zijn. Sommige projecten blijven wel erg lang in een testfase zitten en niet elke implementatie wordt snel genoeg doorgevoerd.
Jongerengeweld is helaas geen zaak van het openbaar vervoer alleen. Agressie en geweld stoppen niet bij het afstappen van de bus of bij het verlaten van de trein. We komen het tegen op straat, op school, in het uitgaansleven, op en naast sportterreinen. Het debat heeft dus nood aan een bredere invalshoek dan enkel het openbaar vervoer. Dat is ook logisch. Het gaat immers om een zeer complex probleem dat vraagt om een rationeel debat en om een volgehouden, gecoördineerde en gedifferentieerde aanpak. Het heeft dan ook geen enkele zin om te proberen een robotfoto te maken van dé criminele jongere. Die bestaat niet. Die is niet allochtoon of autochtoon, Vlaams of Oost-Europees, drugverslaafd of niet. Er is dus ook niet iets als dé oplossing voor het probleemgedrag van sommige jongeren.
Ook moeten we ophouden met te denken dat we als politici in ons eentje het probleem kunnen oplossen. Het is uiteraard onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er een kader is waarbinnen probleemgedrag kan worden opgespoord en aangepakt, maar het is een gedeelde verantwoordelijkheid van de overheid en de gemeenschap, ouders, onderwijs, religieuze leiders, hulpverleners enzovoort. Een adequaat beleid veronderstelt dat men zelf over alle mogelijkheden en bevoegdheden kan beschikken. Dat is helaas nog niet het geval. Vlaanderen, dat tegelijkertijd wil inzetten op preventieve, curatieve en repressieve maatregelen mist een aantal instrumenten om deze drievoudige benadering optimaal te coördineren.
Daarom hebben mijn fractie en mijn partij steeds gepleit voor de overheveling van het jeugdsanctierecht naar Vlaanderen. Nu zitten we opgezadeld met een zoveelste Belgisch compromis dat weliswaar een stap vooruit is, maar dat niet tegemoet komt aan de brede consensus die hierover in Vlaanderen leeft.
Ik vat de visie van mijn partij samen in twee Vlaamse spreekwoorden. Een eerste is 'voorkomen is beter dan genezen'. Dit betekent dat het beleid er maximaal - en dat is niet hetzelfde als exclusief - op gericht moet zijn om preventief en curatief op te treden. Preventief optreden begint met het ernstig nemen van de gevoelens van onveiligheid van de burgers, waarbij niet generaliserend wordt opgetreden maar men wel degelijk een onderscheid maakt tussen de verschillende vormen van onveiligheid. Het ene onveiligheidsfenomeen is immers het andere niet. Hoe banaal het sommigen ook in de oren mag klinken, luisteren en dialogeren is de basis van elke succesvolle preventieve aanpak. Maar dat volstaat niet. Niet elk probleemgedrag kan men oplossen door preventief te werk te gaan: er is meer nodig.
Het is onze overtuiging dat maatwerk in het zorgaanbod en de begeleiding een essentieel onderdeel moet zijn in het bekampen van jongerengeweld. Ik verduidelijk graag wat dit concreet kan betekenen. De media wezen er terecht op dat Vlaanderen, zoals de rest van Europa, de voorbije jaren een sterke instroom kende van jongeren uit oorlogsgebieden. Men moet niet echt een psycholoog of psychiater zijn om in te zien dat opgroeien in oorlogsgebied niet zonder gevolgen blijft. Als elke duidelijke opvoedingsstructuur ontbreekt, als traumatische gebeurtenissen deel uitmaken van het dagelijkse leven, als een gedwongen verhuis naar een ander land en een andere cultuur daar bovenop komen, dan krijg je te maken met jongeren die op zijn minst kwetsbaar zijn. Moeten we ons dus niet afvragen of de Vlaamse overheid niet de taak heeft om die jongeren, op het ogenblik dat ze zich hier aanbieden, te (moeten) confronteren met hun problemen en hen een begeleidingstraject aan te bieden om hun traumatische ervaringen aan te pakken? Dit kan volgens ons best worden geïntegreerd in het inburgeringstraject dat thans al bestaat.
Maar we zijn niet naïef. Preventief en curatief optreden zullen nooit alle ongewenst gedrag kunnen voorkomen of bijsturen. Wie dat beweert, sluit de ogen voor de realiteit van elke dag. Ik heb aangekondigd dat ik de visie van mijn partij zou samenvatten in twee spreekwoorden. Het eerste kent u al. Het tweede laat zich vermoeden: 'Wie niet horen wil, moet voelen.' Wie niet vatbaar is voor preventief en curatief optreden, wie bij herhaling ver buiten de lijnen kleurt, moet weten en voelen dat dit niet kan. Dat wil niet zeggen dat de maatschappij de dader finaal afschrijft als repressief wordt opgetreden. Dat mag nooit gebeuren. Maar we moeten wel duidelijk maken dat het overschrijden van grenzen niet zonder gevolgen kan blijven. Dat mag niet straffeloos blijven. Repressie blijft dus een wezenlijk deel uitmaken van het brede instrumentarium dat de overheid moet kunnen inzetten om ongewenst gedrag aan te pakken en bij te sturen.
Ik rond af. Als we over jongerengeweld en geweld in het algemeen spreken, zijn er twee dingen die we zeker niet mogen doen. Het eerste is de indruk wekken dat we als politici dat varkentje wel even zullen wassen door het nemen van nog meer en nog fermere maatregelen. De aanpak van geweld is een bijzonder complex probleem dat een veelheid aan instrumenten en maatwerk vereist. Preventief werk, een breed curatief aanbod en een juiste dosis repressie moeten daarbij hand in hand gaan. Het is misschien gemakkelijker om de hardste roepers voor meer repressie zonder meer gelijk te geven, het brengt een oplossing echter geen millimeter dichterbij. Het tweede dat we niet mogen doen is jongerengeweld minimaliseren en onze ogen sluiten voor de gevolgen. Want ook dat brengt een oplossing geen millimeter dichterbij.
Als we ervan overtuigd zijn dat veiligheid ieders zaak en ieders taak is, dan mogen we ons nooit laten leiden door onverschilligheid, moedeloosheid en politieke profileringsdrang. Politici hebben de taak om het kader te creëren waarin veiligheid als grondrecht kan worden gevrijwaard en verzekerd. Om die veiligheid te beschermen zijn preventie, curatief optreden en repressie in de juiste verhouding noodzakelijk. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Verstrepen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, er heerst onrust in het land, er worden probleemjongeren gesignaleerd, er zijn incidenten, er vallen klappen en gewonden, er vallen zelfs doden. Dat stelt, samengevat, de pers. Twee jaar geleden stierf Guido Demoor in wat later, cynisch genoeg, een 'incident' heette te zijn. De politieke wereld beloofde onmiddellijke actie en dat is het hier al fel geroemde veiligheidsplan van De Lijn geworden. Dat plan laat op zich wachten, zogezegd vanwege offertes, reglementen en procedures of budgetten. Ik ga er nu niet dieper op in. Ik heb het al genoeg gedaan. Intussen gebeurt een vergelijkbaar feit op een bus. We wachten al twee jaar op krachtdadige actie, op de oplossing om het criminele, jonge tuig op bussen en trams tegen te houden. Nu zijn er dan plotseling de camera's, het ultieme middel. Laat ze eerst maar iemand doodkloppen. We kunnen het nadien nog eens bekijken in digitale kwaliteit en dan moeten we ze nog eens pakken ook.
Het is geen nieuw fenomeen. CD&V wilde dergelijk crapuul fluovestjes aanbinden, Open Vld wilde enkele jaren geleden hun ouders beboeten en, zoals daarnet is aangehaald, willen ze nu in Mechelen, zoals de Stasi, elke dag de jongeren op straat meerdere keren controleren en treiteren. Eigenlijk is het poets wederom poets. Het zijn voorstellen van onmacht en kortzichtigheid. Men kan ze, denk ik, beter van de straat afhalen. Feiten en cijfers nu. Er zijn al onderzoeken uitgevoerd.
Het gaat om jongeren die zijn opgepakt en feiten hebben gepleegd. En het gaat om minderjarige jongeren. Ik aanvaard het niet dat u het voorstel hier afdoet als een gestapo die op straat jongeren screent. Het gaat om jongeren die al feiten hebben gepleegd. Ik noteer dat u zich hiertegen verzet. Ik dacht nochtans dat u een andere mening was toegedaan.
Ik verzet me tegen het feit dat sommige mensen een ster krijgen opgenaaid voor iets wat ze gedaan hebben. U wilt er de politie achterjagen. Daar heb ik een probleem mee. U niet, dat noteer ik dan ook. We hebben andere en humanere oplossingen. Er zijn onderzoeken gevoerd over de link tussen crimineel gedrag bij jongeren en hun nationaliteit. Dat geeft verontrustende cijfers. Van 12 tot 17 jaar begaan allochtone jongeren drie keer zoveel strafbare feiten, bij 18- tot 24-jarigen is dat zelfs 4,5 maal zoveel. Dat zijn de cijfers uit het onderzoek van Marion Van San, u allen welbekend. Dan heb ik het nog niet eens over asociaal gedrag, maar gewoon over strafbare feiten. Jongeren met een gedragsprobleem zorgen voor heel wat gedoe. Laten we het daarover eens zijn. Uit onze lessen sociologie, wellicht gecombineerd met de lessen godsdienst, onthouden we dat ledigheid het oorkussen van de duivel is. Wie niets om handen heeft, doet gemakkelijker iets verkeerd. Laten we meteen man en paard benoemen: vooral jongeren van allochtone afkomst, die minder kansen krijgen in onze maatschappij, lopen langs straten en pleinen, stelen al eens een handtas, kloppen al eens een mens op het gezicht in een bus. Dat discours heb ik al vaker gehoord. Vooral dan vanuit een welbepaalde hoek, die de verdediging op zich neemt van de jongeren. Ik heb weinig sympathie voor, ik excuseer me voor het woord, kutallochtonen en evenmin voor kutautochtonen. Ik zou me, als kansarme, ferm in mijn gat gebeten voelen omdat ik dan in de categorie potentiële crimineel zou worden gegooid. Leuk voor alle anderen die even kansarm zijn, evenmin gemakkelijk aan werk geraken of hebben kunnen studeren, maar niets verkeerd uitspoken. Gooi ze allemaal maar op één hoopje. Het probleem is dat er onverbeterlijke relschoppers zijn die zich niet willen aanpassen, geen van onze normen en waarden willen aanvaarden en er alleen maar op uit zijn om ambras te maken. Het geweld van deze jongeren is zinloos. We zijn het daarover eens: het is geweld om het geweld, geweld om de fun.
Het is echter nog altijd een grondrecht van de andere mensen in onze samenleving om daarvan gespaard te blijven, om niet lastig te worden gevallen. Dat heet dan zo mooi: recht op veiligheid, een van de basisfundamenten, dacht ik, van deze samenleving. Laten we dus oppassen dat we de mensen die met angst in het hart de bus nemen of de tram omdat ze net niet genoeg geld hebben om zich een ander vervoermiddel te permitteren of om welke reden dan ook, niet de indruk geven een machteloze staat te zijn.
Struisvogelpolitiek, pamperpolitiek en positieve discriminatie, een lakse houding en een softe bestraffing van jong minderjarig crimineel tuig heeft een zwaarwegend effect op onze samenleving.
De gegevens van het parket tonen trouwens aan dat onder minderjarigen geweld sterker is toegenomen dan eender welke andere vorm van criminaliteit. Dat zijn de cijfers.
Voor Lijst Dedecker is de uiterste grens van tolerantie bereikt. Wie niet horen wil, moet maar voelen. Het is nu nodig - en ik vind het fijn te horen dat er zo'n brede meerderheid voor is - om krachtig te laten zien en te laten horen dat onze samenleving dit gratuite geweld niet meer tolereert. Dat betekent dat naast alle veiligheidsmaatregelen en preventie, ook een strenge repressieaanpak moet worden getoond. Waarom repressie? Een citaat: "Tegen de meest notoire rotzakken helpt alleen repressie. Die moeten we in de bak steken. Linksom of rechtsom. Als ze wat uithalen, direct de bak in." Dat is een citaat van Johan Remkes, tot 2006 minister van Binnenlandse Zaken in Nederland, een gidsland op vele gebieden, zo verneem ik toch altijd in de pers.
Wij vragen onmiddellijke actie. Repressie betekent optreden. Te beginnen daar waar het schoentje wringt, op bussen en trams, met een nultolerantie als norm op de probleemlijnen. De procureur in Antwerpen loopt warm voor dergelijke ingrepen, heb ik begrepen. Als hij dat vindt, zal er toch iets van aan zijn.
De voorstellen. Laat politiepatrouilles meerijden op risicolijnen. Laat noodknoppen in de bussen installeren om rechtstreeks verbonden te zijn met de politie. Zorg dat elke bus en elke tram kan communiceren met een dispatching in geval van nood - ik hoor hier en daar verontrustende verhalen dat niet iedereen kan communiceren. Vang probleemjongeren en criminele allochtonen op in gesloten opvoedingskazernes, boot camps. Geef ze eerst een opvoeding in normen en waarden - dat staat trouwens in het Vlaams regeerakkoord - respect, democratie en normaal gedrag. Beloon de leerwilligen met een jobopleiding. Zorg dat ze iets kunnen. Maak er voor mijn part buschauffeurs van.
Mevrouw Van Weert heeft het woord.
Ik ben blij dat u eindelijk zegt wat u wel zou doen. Ik heb er op zitten wachten. Ik heb u de laatste dagen verschillende keren horen refereren naar de boot camps. U zei dat u opzoekingswerk hebt gedaan. Maar ik denk dat u één ding bent vergeten, namelijk op te zoeken wat die boot camps eigenlijk zijn. Bij ons bestaan ze gelukkig nog niet. In de Verenigde Staten en Groot-Brittannië wel. Ik heb er al reportages over gezien. Ik heb zelfs een rapport gevonden van de Government Accountability Office, dat werd voorgelegd aan het Amerikaanse Congres.
In dat rapport werden heel wat stuitende dingen vastgesteld. De praktijken die in zo'n heropvoedingskampen worden toegepast, hebben - voor zover het bekend is - geleid tot niet minder dan minstens tien doden. Er zijn verschillende klachten over misbruiken, zoals jongeren die geen voedsel of water krijgen, geschopt worden, modder moeten eten enzovoort. Ik mag toch hopen dat dit niet datgene is wat u voor ogen hebt met die jongeren. Het lijkt me mensonwaardig.
Bovendien is uit heel veel studies gebleken dat deze kampen niets uithalen, integendeel. De jongeren leren er alleen maar dat geweld blijkbaar geoorloofd is. Ze leren er hoe ze nog agressiever in de samenleving moeten staan.
Dit is dus wat u voorstaat. Ik neem aan dat het aan de toog heel interessant en heel populair klinkt. Maar als je echt iets wil doen aan de problemen, dan wijzen tal van studies uit dat dit geen resultaat oplevert. Zelfs de broer van de Amerikaanse president - zeker geen zacht eitje - heeft besloten om die kampen wijselijk te sluiten.
Fijn dat u dat opzoekt, dat hoort zo als goed volksvertegenwoordiger.
De boot camps die u aanhaalt, liggen in het buitenland. Als u vindt dat we daar een kopie van moeten maken, dan heeft u het bij het verkeerde eind. Ik was net aan het zeggen hoe wij het zagen.
Het gaat over een gesloten instelling. U zegt dat we als een sitting duck de verschillende rapporten moeten bekijken om te zien waar iets is fout gelopen. Ik hoop dat u dat op dezelfde manier doet bij probleemjongeren in de samenleving - met criminele feiten, doodslag, moord en dergelijke - en met wat gebeurt met dezelfde jongeren die na zes maanden opnieuw op straat lopen.
Misschien moeten we er nog het idee aan toevoegen dat in Duitsland wordt toegepast. Daar nemen ze een aantal opvoeders, die met een aantal probleemjongeren naar een kamp in Siberië worden gestuurd. Geef toe dat een boot camp in Vlaanderen, een oude kazerne van het leger waar ik nog heb ingezeten, een zonnig reisje is, vergeleken met ze naar Siberië sturen zoals in Duitsland. Ik wil ze niet naar Siberië sturen, want dat zou ook nogal iets kosten, maar er staan kazernes leeg.
Ik neem akte van uw bekommernis en ben heel bij, want ik vermoed dat u dan meegaat in het verhaal dat wat harder moet worden opgetreden en dat u daarop democratisch zult toekijken. Maar we zijn niet van plan om hier als een sitting duck te zeggen dat onderzoek a, b, c, d, e en f het tegendeel bewijzen en er wel wat zaken fout zijn gelopen.
Mijnheer Verstrepen, kunt u mij het nu eens heel kort en duidelijk uitleggen. U verzet zich ertegen dat de burgemeester van Mechelen jongeren die criminele feiten hebben gepleegd, opbelt, naar hem laat komen, controleert, begeleidt, een opleiding geeft en opvolgt. Maar u wilt ze wel in boot camps steken? Heb ik u goed begrepen?
Ik zal het nog eens uitleggen. Ik ben tegen het ideetje van uw voorzitter, waarbij hij iemand die iets gedaan heeft, bestraft is geweest en rondloopt op straat, bestempelt als crimineel en iedereen dat moet weten. Dat is een moderne schandpaal.
U slaat de bal volledig mis. Het gaat om de opvolging en begeleiding van jongeren die criminele feiten hebben gepleegd. Ik hoor dat u zich daartegen verzet. Dat is genoteerd.
Ik verzet mij tegen een dergelijke heksenjacht.
De heer Vermeiren heeft het woord.
Mijnheer Verstrepen, u hebt klaarblijkelijk het artikel op een andere manier gelezen dan ik. De terminologie die u gebruikt, heb ik absoluut niet gehoord. Het is uw interpretatie.
Het is me bijzonder opgevallen tijdens dit debat dat iedereen zegt dat we er echt iets aan moeten doen. De wijze waarop we er iets aan moeten doen, verschilt. Naar mijn bescheiden mening moeten we er de vijandigheid uithalen. De vijandigheid die ik aantref in dit debat, is zeker niet het typische voorbeeld van de manier waarop we jongeren en groepen van mensen opnieuw nader tot elkaar moeten brengen.
Van een spreker van een partij die de jongeren in kazernes steekt of ze wegstuurt, zou ik graag willen horen wat hij wil doen om de mensen nader tot elkaar te brengen en de vijandigheid uit onze maatschappij te halen en wil ik een ander voorbeeld horen dan op dit moment gegeven wordt.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wou even ingaan op het betoog van mevrouw De Ridder. Mevrouw De Ridder, ik denk dat u gelijk hebt, als u stelt dat het fout is om jongeren die strafbare feiten hebben gepleegd en een tijd in een gesloten instelling of een gemeenschapsinstelling hebben verbleven, zomaar onmiddellijk terug in de samenleving te zetten. We moeten ze begeleiden.
Het klinkt alleen een beetje raar uit uw mond, mevrouw De Ridder. In 2002 was het de bedoeling om een extra gemeenschapsinstelling in de buurt van Antwerpen te bouwen, waarin jongeren hun straf zouden uitzitten en bijvoorbeeld na drie maanden in een soort halve vrijheid opnieuw naar school zouden kunnen gaan, maar met een strikte opvolging vanuit de gemeenschapsinstelling. Op die manier begeleiden we de jongeren om op het juiste pad te blijven en sturen we ze niet onmiddellijk terug naar de criminaliteit. Een jongere die in een gemeenschapsinstelling verbleven heeft, vindt weinig animositeit in zijn school van herkomst om opnieuw opgevangen te worden.
Mevrouw De Ridder, het is verschrikkelijk spijtig dat het dossier over de gemeenschapsinstelling, dat helemaal rond was, in 2005 onder druk van de VLD van tafel is verdwenen. Vandaag is er nog altijd geen gemeenschapsinstelling in het Antwerpse om die jongeren nauwgezet op te volgen.
Daarnet heb ik gezegd dat we de jongeren in een opvoedingskamp kunnen steken en ze daar normen en waarden leren. Als ze terug in de samenleving willen komen, met de normen en waarden die trouwens in het Vlaams regeerakkoord staan, dan leren we ze ook nog een job. Dat is hun beloning en zo activeren we ze in de samenleving;
Ik heb toch een bedenking. Er wordt veel gepraat over onze verantwoordelijkheid, maar zoals in alles, of het nu gaat over geweld of over andere zaken, dragen ook de ouders een verantwoordelijkheid. Ik denk dat ouders, en ook niet-ouders, dat kunnen onderschrijven. Ik hoor hier dat de jongeren terug thuis moeten worden opgevangen, maar als ze geen thuis hebben, waar moeten ze dan opgevangen worden? Men gaat altijd uit van de optimale situatie. Ouders moeten hun verantwoordelijkheid dragen, autochtoon of allochtoon, voor het gedrag van hun kinderen. Kindergeld is geld om kinderen op te voeden. Als die ouders hun kinderen niet opvoeden, wat doe je dan met hun kindergeld?
Mevrouw de voorzitter, weet u wat ze bij het parket zeggen op dit ogenblik? Nultolerantie bij geweldfeiten, zonder onderscheid tussen minderjarigen en meerderjarigen, met maximale bestraffing. Het onveiligheidsgevoel bij de burger is een reëel gevoel. Mensen die een bus en een tram nemen, willen thuis geraken, ze willen niet de snelste weg naar het ziekenhuis, de spoedafdeling of het kerkhof.
De heer Sauwens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, nadat de heer Caluwé het heeft gehad over de algemene maatschappelijke problematiek, wil ik me beperken tot wat mij de kern van de zaak lijkt. De toenemende agressiviteit is een algemeen maatschappelijk gegeven. We moeten ons daar als politici bijzonder bescheiden in opstellen. Voor de rest kunnen we debatten voeren, maar die mogen niet te vrijblijvend zijn. Het parlement moet decreten en begrotingen goedkeuren en de regering controleren. Daarom wil ik me richten tot minister Van Brempt. De kernvraag voor onze fractie is: hoe komt het dat Vlaanderen, lang na Brussel en veel langer na Nederland, start met een echt veiligheidsbeleid inzake het stads- en streekvervoer?
We kunnen er niet omheen dat het fenomeen van geweld en agressiviteit op ons openbaar vervoer toeneemt. Dat blijkt uit het aantal meldingen van agressie ten opzichte van bestuurders en andere personeelsleden van De Lijn. Vakbonden hebben regelmatig spontane stakingen zien uitbreken. Dat is niet zomaar. Dat gebeurt omdat personeelsleden van De Lijn zich bedreigd voelen in hun job, dagelijks. Meldingen van agressie ten opzichte van medereizigers nemen ook toe. Globaal genomen kan dit maatschappelijk fenomeen worden bijgestuurd. Uit voorbeelden in Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië blijkt dat het fenomeen kan worden teruggedrongen door een aantal harde materiële maatregelen.
Gisteren was hier een grote groep hogeschoolstudenten uit Limburg op bezoek. Ik had het onder meer over het debat dat we vandaag zouden voeren. Wat gebeurd is in Antwerpen, is geen eenmalig feit. Zelfs in de landelijke gebieden is de dreiging van geweld een realiteit. Ik vroeg aan die groep van een honderdtal studenten wie vond dat dat feit te fel wordt uitvergroot door de media, te veel aandacht krijgt en een onterechte sfeer creëert.
Van die jongeren vond 10 à 15 percent dat, maar 80 percent vond het wel belangrijk, omdat ze dagelijks bedreigende ervaringen kennen. Toen ik die honderd jongeren de vraag stelde of ze al daadwerkelijk rechtstreeks te maken hadden gekregen met een bepaalde vorm van geweld, bleek dat bij een derde zo te zijn. Mevrouw de minister, ik wil dit helemaal niet verheffen tot een wetenschappelijke studie, maar men kan er niet omheen dat momenteel ons succesverhaal van De Lijn voor een deel wordt bedreigd door een toenemende vorm van onveiligheid op onze bussen en trams.
Het is niet het ontbreken van de camera's of van politiemensen op iedere bus die het geweld veroorzaakt. We vinden dat de individuele daders moeten boeten voor hun daden. Het is dan ook goed dat in dit individuele geval de daders niet straffeloos zijn gebleven en dat ze zeer snel konden worden gevonden.
Ik wil komen tot de kern van het verhaal. Mijnheer Sannen, mevrouw Vogels, zelf met een verdubbeling van het aantal bedden in de gesloten instellingen zullen deze vormen van agressie niet helemaal kunnen worden teruggedrongen. De Lijn is opgericht in 1991. Een van de eerste beslissingen die toen werden genomen, was om duizend voertuigen te voorzien van radioverbindingen. De Lijn liep toen voorop wat het veiligheidsbeleid betrof, in België en zelf in Europa. Vandaag lees ik in de kranten dat bijvoorbeeld in Antwerpen een aantal voertuigen niet uitgerust zijn met zelfs een minimale radioverbinding. Hoe komt dat? Ik lees wat in het ontwerp van Mobiliteitsplan Vlaanderen staat, dat al dateert van 2001: "Om te voorkomen dat het gebruik van het openbaar vervoer in bepaalde gebieden en op bepaalde momenten van de dag wordt ontmoedigd door een gevoel van onveiligheid, zijn er maatregelen nodig die zowel de veiligheid van het personeel als van de passagiers verhogen. Het gaat hier om investeringen in stuurcabines, camera's, noodcommunicatie, de inzet van extra personeel en het voorzien in de nodige opleiding, sensibiliseringscampagnes tram en veiligheid." Vandaag zijn we zeven jaar later. Mevrouw de minister, waarom is vandaag zo weinig uitgevoerd van die plannen van toen, ondanks het vele geld dat aan De Lijn ter beschikking wordt gesteld? Ik vraag u dat namens onze fractie, omdat wij heel sterk geloven in een veilig en comfortabel openbaar vervoer.
Ik stel vast dat Nederland in 2002 een - toepasselijk genaamd - Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer heeft gelanceerd, gericht op het verbeteren van het veiligheidsgevoel en het verminderen van het aantal incidenten op tram en bus. Dat waren 22 maatregelen. Die zijn nog niet allemaal uitgevoerd, maar de resultaten zijn er al: op het terrein heeft men inderdaad een beduidende vermindering van het aantal incidenten kunnen verkrijgen. Ik vond het wat jammer dat in het debat van daarnet werd gesproken in termen van de goeden en de slechten, over mensen die bijna totaal verloren zijn voor onze samenleving, dat er meteen werd gesproken over de gesloten instellingen. U moet weten: in het uitgaansleven, en ook wat voetbalhooliganisme betreft, is het zo dat bepaalde omstandigheden een sfeer creëren waarin vlug geweld kan ontstaan. Uit voorbeelden blijkt dat harde maatregelen met betrekking tot het inrichten van de bussen zelf - de wijze waarop moet worden opgestapt, de wijze waarop er communicatie en camerabewaking is - het aantal feiten terugdringt, zodat een aantal daders geen dader zullen worden. Daar pleiten we heel sterk voor.
Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 15/04/2008
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over het project ondernemingsvriendelijke gemeente
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er bestaat hier mijns inziens een brede consensus over het belang van kleine ondernemingen voor de slagkracht van een stad of gemeente, en bij uitbreiding zelfs van een regio. We moeten evenwel vaststellen dat de positie van kleine ondernemingen vaak onderhevig is aan heel wat spanningen en dat zij grosso modo in een negatieve trend zitten.
Een degelijk flankerend economisch beleid, zowel op het lokale als op het regionale niveau, is dan ook van groot belang om de slagkracht en de slaagkansen van dergelijke ondernemingen te vergroten.
In uw beleidsbrief, mevrouw de minister, stelt u dat het project rond ondernemingsvriendelijke gemeenten, dat eind 2007 afliep, in het voorjaar van 2008 zou worden geëvalueerd en dat er "na evaluatie van de projecten en van het concept als geheel over een vervolgtraject zou worden beslist."
Wat zijn nu de conclusies van het project? Welke verschillen en knelpunten kon u vaststellen in de pilootgemeenten Wetteren en Hasselt? Wat is daar de verklaring voor? Welke maatregelen denkt u te moeten nemen om de slagkracht van de kleine ondernemingen te versterken? Hoe zult u de lokale besturen en andere actoren hierbij betrekken? Wat is het aangekondigde vervolgtraject?
De voorzitter: Minister Ceysens heeft het woord.
Minister Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, collega's, het afgeronde actieplan ondernemingsvriendelijke gemeente wordt momenteel grondig geëvalueerd door het Agentschap Economie. Die evaluatie wordt begin mei aan mij opgeleverd.
Zoals voorzien, wordt in functie van deze evaluatie tegen midden 2008 een voortzetting van het actieplan opgezet. Ik wens uiteraard niet vooruit te lopen op de resultaten van het actieplan, de verschillende projecten ervan of het vervolgtraject. Zodra de evaluatie afgerond is, ben ik uiteraard graag bereid u daarover de nodige feedback te geven.
Naast de evaluatie is de informatieontsluiting van de inhoud van het actieplan prioritair. Dat houdt de verzameling van de informatie van de tien afzonderlijke projecten in en de verspreiding ervan via de juiste communicatietools. Op die manier gaat de gegenereerde informatie niet verloren en wordt de ondersteuning maximaal benut. Het Agentschap Economie maakt daar werk van.
U vraagt naar de verschillen en knelpunten in de gemeenten Wetteren en Hasselt, pilootgemeenten in het webframeproject van het actieplan. Resultaten of beoordelingen van individuele gemeenten worden echter niet vrijgegeven. Dat druist immers in tegen de filosofie van de acties en de gemaakte afspraken met de gemeenten en projectuitvoerders en zou de toekomstige medewerking van de lokale besturen hypothekeren.
Zonder vooruit te willen lopen op de evaluatie, kan ik me voorstellen dat de versterking van de slagkracht van kleine ondernemingen een belangrijk aandachtspunt zal blijven. Ik zie dat op volgende vlakken. In de eerste plaats denk ik aan kennis- en ervaringsuitwisseling tussen gemeenten. Deze kennisondersteuning door de Vlaamse overheid van lokale besturen wordt trouwens als voornaamste beleidsaanbeveling naar voren gebracht in de studie 'Onderzoek naar de behoeften van steden en gemeenten in verband met buurtwinkelbeleid' van professor Van Ossel.
Een tweede punt is de financiële ondersteuning van innovatieve projecten. De eerste projectoproep van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling leent zich hiertoe. In het kader van de tweede prioriteit Ondernemerschap, operationele doelstelling 'Creëren van een faciliterend start-, groei- en overnamekader' besliste het Comité van Toezicht prioritair aandacht te hebben voor administratieve lastenverlagingen en verbeteringen van de regelgeving voor bedrijven, specifiek voor kmo's. Lokale en regionale overheden die administratieve vereenvoudigingen willen doorvoeren of ruimer het ondernemingsvriendelijk klimaat wensen te bevorderen, kunnen projecten indienen. Eveneens kunnen kwaliteitsvolle projecten van andere organisaties die een positieve bijdrage leveren tot het ondernemingsklimaat in Vlaanderen, gesteund worden. Het is duidelijk dat ook projecten die de positie van kleine ondernemingen versterken, kans maken op ondersteuning. De oproep koppelt Europese middelen aan Vlaamse cofinanciering, wat het effect van de steun nog verhoogt. De oproep wordt op 1 juni afgesloten.
De verdere betrokkenheid van lokale besturen en andere actoren vormt zeker een onderdeel van de evaluatie met het oog op het uittekenen van het vervolgtraject.
De heer Bart Van Malderen: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal deze vraag begin mei nog eens stellen. De concrete aanleiding van de vraag was een artikel waarin u stelde dat het te vroeg was om te evalueren. Ik dacht dat dit te wijten was aan het feit dat er misschien te weinig gegevens voorhanden waren. Ik leid uit uw antwoord af dat er wel degelijk een evaluatie lopende is. Misschien hebt u in het artikel gezegd dat het te vroeg was om conclusies te trekken uit de evaluatie.
Minister Patricia Ceysens: Waar hebt u dat gelezen?
De heer Bart Van Malderen: Ik heb het van de website www.grootwetteren.be. Daarop lees ik: "Het is nog te vroeg om het websiteproject van de gemeente Wetteren ten behoeve van de plaatselijke ondernemingen te evalueren. Dat zegt Vlaams minister van Economie Ceysens." Bij mijn weten bent u dat.
Minister Patricia Ceysens: Evident. Ik kan me alleen niet indenken waar het citaat vandaan komt.
De heer Bart Van Malderen: Het verheugt me dat er een evaluatie loopt. Ik zal in het oog houden in welke mate het vervolgtraject effectief wordt opgestart. U hebt gezegd dat individuele gegevens niet worden vrijgegeven. Dat lijkt me een beetje overtrokken, aangezien er twee gemeenten hebben ingeschreven op het project met betrekking tot het opzetten van een webframe. Als er maar twee zijn, is het moeilijk om geen individuele gegevens te verschaffen. Als het staal groter was, zou ik dat begrijpen. Nu lijkt het me een verdoorgedreven vorm van voorzichtigheid.
Minister Patricia Ceysens: Die afspraak is met de VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) gemaakt. Ik heb me daaraan te houden, ook al vind ik het een beetje vreemd.
De heer Bart Van Malderen: Dan delen we die verwondering.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Ik wil echt komen tot de kern van de zaak. Wat kunnen wij doen? U mag niet vergeten dat we momenteel een exploitatiebudget van 770 miljoen euro ter beschikking stellen van De Lijn. Op tien jaar tijd is dat meer dan een verdubbeling. Dat geld moet goed worden besteed.
Ik kom bij het veiligheidsplan. Ik heb het debat van 2006 nog eens doorgenomen. U beloofde om een werkgroep op te richten. Ik zou graag de stand van zaken kennen betreffende een viertal zaken.
In het veiligheidsplan is ervoor gekozen om 750 voertuigen uit te rusten met camera's, meer bepaald 350 trams, 300 bussen in de regie en 100 bussen van exploitanten. Dat onderscheid is belangrijk. Heel vaak verwijst men naar trams en bussen in eigen regie, maar men heeft veel te weinig greep gekregen op de pachters. "Om het voertuig zo volledig mogelijk in beeld te kunnen brengen, dienen er op een gewone bus vier camera's geïnstalleerd te worden, op een gelede bus zes camera's en op een tram acht camera's. (…) Naar aanleiding van specifieke agressie-incidenten in Vlaams-Brabant, Limburg en Antwerpen werd afgesproken om in deze entiteiten vervroegd voertuigen uit te rusten met camerabewaking. In Vlaams-Brabant werden in januari dit jaar vijftien bussen uitgerust, eind maart, begin april is er gestart met de uitrusting van tien bussen in Limburg en vijf bussen met camerabewaking." Waar worden die bussen ingezet? Op welke lijnen? Heeft men een duidelijk beeld van de probleemlijnen? Op welke wijze zal men de resterende 720 voertuigen uitrusten met een camera?
Het tweede dossier is dat van het alarmsysteem. Het gaat om een vrij eenvoudig systeem waarmee men 1100 voertuigen in regie en 1200 bij exploitanten zou uitrusten. Het is een 'stil' alarm: door een verborgen bediening activeert de chauffeur het alarm. Niet enkel het systeem treedt dan in werking, er is ook automatisch radiocontact met de dispatching, die gedurende 50 seconden kan meeluisteren. Als er camera's zijn, beginnen die onmiddellijk te draaien. Het materiaal voor die 2300 voertuigen is geleverd, zegt de tekst van 2006. De installatie ervan is begonnen. Hoe ver staat men ermee? Op welke voertuigen staan er vandaag al camera's? Op welke voertuigen zullen ze tegen eind dit jaar staan?
Een volgend element is de inzet van bijkomend begeleidingspersoneel. Of dat nu lijnspotters zijn of begeleiders, de vakbonden vragen dat zij op alle probleemlijnen worden ingezet. Wij steunen die vraag. Mevrouw Berx deed dat al in 2006. Waarom doen bepaalde gemeenten niet mee aan het federale systeem van de gemeenschapswacht?
Er is twee jaar geleden gevraagd om de oprichting van een veiligheidsdienst. Waarom heeft dat zo lang geduurd? Veel langer dan bij MIVB en NMBS. Wanneer zal men effectief eigen veiligheidspersoneel kunnen inzetten conform het KB?
Ik wil tot slot een algemene bedenking formuleren. Wij investeren zeer veel in openbaar vervoer. De dekkingsgraad, het verschil tussen inkomsten en uitgaven, was bij de oprichting van De Lijn 34 percent, nu is het 14 percent. Het openbaar vervoer is dus bijna gratis geworden. Moeten we het tarievenbeleid niet eens gaan herdenken? Moeten we De Lijn blijven steunen in haar obsessie, haar zoektocht naar steeds meer reizigers? Moeten we niet eens terugkeren naar de oorspronkelijke doelstellingen van het openbaar vervoer? Bijna alles is gratis, de abonnementen kosten bijna niets meer. Ik heb het niet over de senioren, maar over de jongeren die de bus zijn gaan beschouwen als openbaar domein. Ze springen op en af bus en tram zoals op en af een voetpad. Ze zitten in die gesloten ruimte samen met andere reizigers, en creëren een sfeer die een voetganger op de straat perfect kan ontwijken. Als zich op de straat of voor een café een opstootje of een vechtpartij voordoet, kan men de straat oversteken. Op de bus kan men niets ontwijken. Men is omwille van het gratis karakter van deze openbare dienst - die veel geld kost, die erop gericht is mensen een verplaatsing te laten maken, waarbij comfort en veiligheid essentieel zijn - een soort openbaar plein gaan maken. Er bestaat geen ruimte om weg te vluchten.
Wij vragen dat dit eens herbekeken wordt, zodat de basisvoorwaarden van een goed openbaar vervoer, namelijk sociale veiligheid en comfort, terug kunnen komen. Eventueel moet worden gestreefd naar iets minder reizigers, zodat ze de verplaatsingen op een comfortabele manier kunnen maken en kunnen genieten van een openbare dienst. De aanwezigheid van extra personeel in uniform kan daarbij helpen, dat blijkt uit alle studies.
Ik hoop dat het debat open gevoerd kan worden. In de media was vorige week sprake van een zwijgplicht voor het personeel, maar dat zou totaal fout zijn. Het zou echt verkeerd zijn indien men geen cijfers meer durft te geven van gewelddaden, dat het personeel de eigen ervaringen niet meer naar buiten mag brengen en dat een goednieuwsshow over De Lijn voorrang moet krijgen op de rest. Zet dat idee aan de kant. 'Facts and figures' zijn nodig: harde feiten die de basis vormen waarmee wij, de Vlaamse verantwoordelijken, de juiste beleidsstappen kunnen zetten. (Applaus bij CD&V, Open Vld en de N-VA)
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw de minister, mijnheer de minister, laat me beginnen met de parabel van de rozenstruik. Het 'gewelddadige gedrag' van jongeren leert ons iets over de samenleving waarin we leven. Jongeren zijn de rozenstruiken van de samenleving. Ik gebruik dat beeld graag om de relatie tussen de samenleving en kwetsbare jongeren duidelijk te maken.
In het zuiden van Frankrijk plant een verstandige wijnbouwer rozenstruiken tussen zijn druivenranken. Hij doet dit omdat rozenstruiken kwetsbare planten zijn die op voorhand mogelijke ziektes in de wijngaard aangeven. De wijnbouwer kijkt elke dag naar zijn rozen. Hij kijkt niet alleen naar de mooie bloemen, maar wil vooral nagaan of zijn rozen sporen van ziektes vertonen. Als dat het geval is, dan grijpt hij onmiddellijk in: dan behandelt hij zijn wijngaard preventief tegen de op komst zijnde ziektes.
De jongeren waar we het over hebben, zijn de rozenstruiken van onze samenleving. Het zijn mooie, maar kwetsbare bloemen die aangeven wat er misloopt. Wat geven ze aan? Het gaat om thuisloosheid, ontwrichting en wereldloosheid. 95 percent van hen signaleert zich niet meer verbonden te voelen met de samenleving. Ze voelen zich verlaten in de drukke en steeds anoniemer wordende context waarin ze leven. Ze hebben niet het gevoel deel uit te maken van een gemeenschappelijk project of mee te bouwen aan een wereld die een thuis biedt.
Steeds meer mensen - niet alleen jongeren - hebben deze ervaring. Hannah Arendt, een joodse politiek filosofe, spreekt van "een toename van wereldloosheid, een verdampen van het in-between, de sociale woestijn". Volgens de onlangs in Leuven gelauwerde professor, John Braithwaite, een eminent criminoloog, is de anonieme en van persoonlijke relaties ontdane samenleving de voedingsbodem voor geweldpleging en normoverschrijding. Als we de evolutie naar meer geweldpleging - en die is er - ten gronde willen aanpakken, moeten we het daarover hebben.
Het gaat dus om de samenlevingsopbouw in de brede zin van het woord, naast de directe aanpak van jeugdcriminaliteit. Dat betekent onder meer dat we de jongeren moeten betrekken bij de opbouw van onze samenleving via allerlei projecten, het stimuleren van het oplossen van conflicten, het aanpakken van normoverschrijding via familieconferenties en zovele andere methodieken.
Daarnaast is een snelle en duidelijke reactie op normoverschrijding belangrijk, maar, waarde minister van Welzijn, de jeugdconsulenten en -rechters zitten met de handen in het haar, want telkens als er jongere met een probleem 'binnenkomt', kunnen ze beginnen aan een uitzichtloze zoektocht naar een opvangplaats in een instelling of een intense ambulante begeleiding. Het kan toch niet dat het soms meer dan een jaar duurt voor er iets gebeurt met de jongere, voor een behandeling of begeleiding start, want dan is er tijd genoeg - of te veel - om van kleine feiten op ernstige misdrijven over te stappen.
Het Globaal Plan moet nog sneller worden geïmplementeerd en worden uitgebreid. Er is haast bij. 'Too little, too late', mijnheer de minister. Wij van spirit kunnen niet anders dan naar u kijken, want het is uw verantwoordelijkheid.
Spirit wil een consequente, ondersteunende aanpak, en daarom kunnen we - daarnaast - leven met een minimaal en zeer beperkt aantal plaatsen voor jeugddetentie. Het mag niet zijn zoals in Nederland, waar meer dan 2000 plaatsen jeugddetentie voorzien zijn. De jeugdcriminaliteit is er daar niet minder op geworden, integendeel.
Laat er geen twijfel over bestaan: er is een kleine groep criminele jongeren met een haast uitzichtloos perspectief. Voor die groep zijn er weinig of geen alternatieven. Heel veel werkers op het terrein ervaren hoe constructief het is om de mensen te betrekken bij het zoeken naar oplossingen voor conflicten en normoverschrijding. Dat is hoopgevend. We moeten snel kunnen interveniëren. Daar moeten we op inzetten.
We moeten de woestijn aanpakken waarin we leven. Helaas, de rozenstruiken zien er niet goed uit. Er staat schimmel op. Laat ons de planten verzorgen, anders komen er geen beloftevolle wijnjaren aan. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Van Brempt heeft het woord.
Beste collega's, ik dank u voor een overwegend genuanceerd debat. Het is heel belangrijk dat er op een genuanceerde manier gedebatteerd wordt. Ik heb daar ook onmiddellijk na het incident voor gepleit. Het is niet zo dat ik of iemand anders het geval van agressie heb onderschat of onder de mat heb willen vegen. Integendeel, ik heb onmiddellijk nogal fors gereageerd, net als overigens de directie van De Lijn, de burgemeester van Antwerpen en nog een aantal anderen.
Dergelijk gedrag, of het nu op het openbaar vervoer of op andere openbare plaatsen gebeurt, is onaanvaardbaar en er moet tegen worden opgetreden. Enerzijds moeten we sterk inzetten op veiligheid op het openbaar vervoer. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik zal die niet ontlopen. Anderzijds zijn er ook grenzen aan wat je kunt op het openbaar vervoer, en daarom is er ook een heel duidelijke taak weggelegd voor de politie. Er zijn daartoe in het veiligheidsplan een aantal zeer duidelijke afspraken gemaakt met de politie. Daarnaast is ook de opvolging van groot belang. We moeten goed opvolgen wat er met die jongeren gebeurt, zowel in de bijzondere jeugdzorg als in het jeugdsanctierecht.
Met betrekking tot dit agressiegeval heeft de samenwerking tussen de politie en De Lijn overigens goed gefunctioneerd. De politieman die op het voertuig zat, heeft bijzonder goed gereageerd, maar ook de afhandeling achteraf heeft goed gefunctioneerd.
Ik kom tot de stand van zaken van het veiligheidsplan. Mijnheer Sauwens, ik ben het niet met u eens dat er voor dit incident niets gedaan is voor de veiligheid. Ook voor het overlijden van Guido Demoor werden er binnen De Lijn al inspanningen gedaan en liepen er actieplannen rond veiligheid. Het is wel zo dat het plan twee jaar geleden erg versterkt is. Er is onder meer in het Vlaams Parlement en in de Vlaamse Regering een debat over gevoerd. Er is toen in 20 miljoen euro voorzien. Je moet natuurlijk altijd kijken of je bijkomende initiatieven kunt nemen, en ik sta daar ook voor open. Maar die 20 miljoen euro die de Vlaamse Regering heeft vrijgemaakt, boven op de bestaande initiatieven binnen De Lijn, dat is niet niets.
Mevrouw de minister, u kunt niet ontkennen dat u zelf en De Lijn pas echt in gang zijn geschoten na het incident met dodelijke afloop in 2006. Dat betreuren wij. Het feit dat u pas zo laat echt bent gestart, betekent ook dat de concrete uitvoering pas later en soms te laat komt.
Het veiligheidsplan van De Lijn bestond toen al. We hebben het drastisch versterkt naar aanleiding van de moord op Guido Demoor. Voor alle duidelijkheid, voordien bestond er ook al een plan: ook toen werd aandacht besteed aan de veiligheid op het openbaar vervoer.
Een bedrag van 20 miljoen euro is geen kleine investering. Dat geld wordt geïnvesteerd in apparatuur en in de aanwerving van bijkomend personeel. Ik wil die balans duidelijk benadrukken.
Het dossier van de camera's is effectief te laat uitgevoerd. Ik kan uitleggen waarom dat is gebeurd. Het heeft te maken met het feit dat de markt eerst nog moest worden verkend. De belangrijkste reden voor de vertraging was echter het feit dat het gaat over een Europese aanbesteding waar heel wat procedures bij komen kijken. Ik had ook liever gehad dat die camera's vroeger werden geïnstalleerd. Tijdens de eerste evaluatie, na een jaar, heb ik dan ook gezegd dat we er alles aan zouden doen om ervoor te zorgen dat tegen midden 2008 de camera's geïnstalleerd zijn.
Ik vind het ridderlijk dat u toegeeft dat die installatie vertraging heeft afgelopen. Ik vraag me echter af waarom u in die periode van twee jaar niet samen met uw kabinet hebt overwogen of er geen overgangsmaatregelen mogelijk zijn. Waarom bent u blijven wachten om uw plan uit te voeren? Intussen doen zich andere feiten voor. Ik vind dat u sneller moet optreden.
We hebben alle andere aspecten van het veiligheidsplan wel uitgewerkt. Heel wat maatregelen uit het veiligheidsplan zijn uitgevoerd. Er zijn wel een aantal pijnpunten. Het belangrijkste daarvan is de installatie van de camera's. Ik kan de Europese aanbestedingsprocedures echter niet omzeilen.
U geeft dus eigenlijk toe dat het plan dat in uitvoering is en waarvan de maatregelen wel zijn doorgevoerd, niet werkt. Dat geeft u toch impliciet toe?
U zegt dat de bussen eind dit jaar voorzien zullen zijn van camera's. Over hoeveel bussen gaat het?
In totaal gaat het over 750 trams en bussen.
Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 15/04/2008
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de implementatie van de regionalisering van landbouwbevoegdheden
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het kader van de staatshervorming worden met een eerste pakket van maatregelen een aantal bevoegdheden overgedragen naar de gewesten en gemeenschappen om te komen tot meer homogene bevoegdheden. Daarbij worden een aantal belangrijke incoherenties en onvolkomenheden in bevoegdheden weggewerkt. Zo kan elke deelstaat eigen specifieke maatregelen nemen om te komen tot doeltreffende oplossingen voor de specifieke problemen en noden, aangepast aan de eigen beleidsvisie.
Ter aanvulling van hun landbouwbevoegdheid, worden de gewesten bevoegd voor de pacht en veepacht, de vergoeding van landbouwrampen en de landbouwaspecten van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB). Op die wijze ontstaat een meer homogeen bevoegdheidspakket en wordt een coherenter landbouwbeleid mogelijk.
Het Vlaamse landbouwbeleid krijgt nu nog meer noodzakelijke instrumenten voor de ondersteuning van de landbouwers. We moeten ons terdege voorbereiden om deze nieuwe bevoegdheden in Vlaanderen te implementeren.
Mijnheer de minister-president, op welke wijze wordt de overdracht van de nieuwe landbouwbevoegdheden voorbereid door de administratie? Op welke wijze worden de nieuwe bevoegdheden geïntegreerd in de huidige Vlaamse landbouwadministratie? Zijn er maatregelen nodig in de overgangsfase? Hebt u hier al zicht op?
Mijnheer de minister-president, welke beleidsaccenten wilt u, als minister tevens bevoegd voor landbouw- en plattelandsbeleid, op korte en lange termijn leggen in het kader van deze nieuwe, niet onbelangrijke, landbouwbevoegdheden voor Vlaanderen?
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat alle leden van deze subcommissie zeer verheugd zijn met deze verdere regionalisering van de landbouwbevoegdheden. Ik denk dat dat ook een bekommernis is die hier al verschillende jaren werd verwoord. De ene zal zeggen dat de stap te beperkt is en sommigen - maar niet in dit parlement - zullen die stap zelfs te groot vinden. De stappen zijn gezet, wat Karl Popper 'piecemeal social engineering' noemt.
De maatregelen voor de landbouw zitten in een voorstel van bijzondere wet dat in de Senaat op 5 maart 2008 werd ingediend. Het voorstel bepaalt dat de bijzondere wet in werking zal treden op 1 januari 2009. De inwerkingtreding van de landbouwaspecten van het BIRB hangt echter af van de datum waarop het voorziene verplichte samenwerkingsakkoord in werking zal treden. Er is dus een bijkomend element, zijnde het samenwerkingsakkoord.
Er is binnen het beleidsdomein Landbouw en Visserij een projectgroep opgericht om de overdrachten van de nieuwe landbouwbevoegdheden voor te bereiden. We vragen meer bevoegdheden, dus moeten we ons daar ook op voorbereiden en het beter doen dan ooit tevoren. Deze projectgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van het Departement Landbouw en Visserij en vertegenwoordigers van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Zowel de secretaris-generaal van het departement als de administrateur-generaal van het agentschap maken er deel van uit. De projectgroep is onlangs opgestart en zal de nodige voorstellen voorbereiden in verband met de integratie van de nieuwe bevoegdheden in de huidige landbouwadministratie en zal ook aandacht hebben voor de nodige overgangsmaatregelen. We zijn daar dus al mee gestart.
Ik heb de federaal bevoegde minister, mevrouw Sabine Laruelle, ondertussen aangeschreven om haar mee te delen dat het mijn bedoeling is om de nieuwe bevoegdheden in verband met het BIRB op Vlaams niveau te operationaliseren, en liefst zo snel mogelijk. Er is zelfs de datum van 16 oktober 2009 naar voren geschoven, wat ook te maken heeft met het Europese niveau.
Ik heb minister Laruelle gevraagd om spoedig de voorbereiding te starten van het verplichte samenwerkingsakkoord. Er is de wet, maar we moeten ook een samenwerkingsakkoord maken, dat, volgens het voorstel van bijzondere wet, de manier moet bepalen waarop de prestaties van het BIRB worden overgedragen. Ik heb mijn twee gewestelijke landbouwcollega's een afschrift van deze brief gestuurd. Het kan, denk ik, niet sneller aangepakt worden dan wij doen.
Over de verdere beleidsaccenten van deze nieuwe landbouwbevoegdheden, zoals over de vergoeding van de landbouwrampen, heb ik eveneens de voorbereiding gestart. Ik zal deze problematiek kaderen binnen de werkzaamheden van de rondetafel risicobeheer, die plaatsvindt op 8 mei en waar ook de leden van deze subcommissie zijn op uitgenodigd. Het moge duidelijk zijn dat ik hierbij zal rekening houden met de vragen en behoeften van de sector. Ik hoop na een grondige afweging de beleidsprioriteiten voor de nieuwe bevoegdheden te kunnen voorstellen naar aanleiding van de opmaak van de beleidsbrief 2009, die we in het parlement en in deze subcommissie zullen bespreken.
Hoewel sommigen zeggen dat slechts kleine bevoegdheden worden overgedragen, bereiden we ons daar toch maximaal op voor. We enthousiasmeren en stimuleren anderen om het samenwerkingsakkoord te sluiten en we zullen de beleidsaccenten op 8 mei met heel de groep bespreken.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Collega's, ik denk dat we moeten toegeven dat er door de minister-president en zijn kabinet bijzonder alert gereageerd wordt met de eerste voorbereiding om deze bijkomende landbouwbevoegdheden in ontvangst te nemen.
Mijnheer de minister-president, kunt u iets meer zeggen over de projectgroep? Geen namen, maar wel de functies van de mensen uit de administratie die daarbij betrokken zijn.
Heeft men er al zicht op hoe het dossier van de gebouwen van het BIRB evolueert? Of is dat nog veel te vroeg?
Minister-president Kris Peeters: Ik kan u de namen bezorgen van de mensen in de projectgroep, maar ik heb u de twee belangrijkste meegegeven: de secretaris-generaal en de administrateur-generaal. Maar ook de juridische dienst is erbij betrokken.
Wat huisvesting betreft, was er nog wat ruimte in het Ellipsgebouw, maar die verdiepingen werden de voorbije maanden jammer genoeg ook verhuurd, voor de overdracht van de bevoegdheden duidelijk was. De mensen van het BIRB kunnen daar dus niet terecht. We zullen moeten uitkijken naar een nieuw gebouw, dus dat is zeker nog niet opgelost.
De heer Jos De Meyer: Ik bedoel eigenlijk wat zal gebeuren met het oude gebouw, wat dat is ook niet onbelangrijk.
Minister-president Kris Peeters: Dat past in het samenwerkingakkoord, maar dat moet dan verdeeld worden tussen de drie partijen. Het gebouw zal wellicht verkocht worden en dan zal een regeling getroffen worden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Inzake de extra camera's zullen we een evaluatie houden tijdens de zomer. Het gaat hier over veel geld. De vraag is dan ook of het efficiënt is om op alle bussen van De Lijn camera's te installeren. Ik sta sceptisch tegenover die investering op alle bussen.
Iets anders is wat met de trams gebeurt. Bij alle nieuwe trams die worden aangekocht, wordt de facto een camera geïnstalleerd. De doelstelling is dus zeker om op alle trams te zorgen voor cameratoezicht. We moeten het debat voeren of dat voor alle bussen van De Lijn noodzakelijk is. Ik wil die discussie aangaan. Tegelijkertijd sta ik er ook sceptisch tegenover of we die investering moeten doen.
Mevrouw de minister, u zegt dat er nu op 150 van de 750 bussen en trams camera's zijn. Hoeveel van die 150 voertuigen rijden in de probleemzone Antwerpen? Zoals u weet, gebeurt 40 percent van het vervoer in de provincie Antwerpen.
Ik zal u de cijfers bezorgen. Het gaat om het grote deel ervan.
Het zijn er 150 over heel Vlaanderen? De cijfers voor Antwerpen kent u niet?
Ze rijden vooral in Antwerpen, Vlaams-Brabant en Gent. Het percentage zal ik u bezorgen.
Hoe wordt bepaald welke van die 750 bussen of trams met camera's moeten worden uitgerust? Een jaar geleden had u het over een doorgedreven monitoring, een bevraging bij chauffeurs, reizigers en politiediensten om na te gaan wat de hot spots, de onveilige lijnen zijn. Onmiddellijk na de feiten heeft een handvol chauffeurs verklaard dat lijn 420 toch niet hun favoriete traject is als het donker wordt. Hoe komt het dat daar geen risicolijn van wordt gemaakt? Wat geldt als criterium om een bus met een camera uit te rusten? Gebeurt dat op basis van een bevraging? En hoe komt het dan dat lijn 420 daar geen deel van uitmaakt?
Ik stel voor dat ik mijn lijstje afhandel. Ik heb alle vragen genoteerd.
We zijn volop een veiligheidsmonitor aan het ontwikkelen. Dat staat ook in het veiligheidsplan. Die monitor zal de volgende maanden operationeel worden. Men heeft me gezegd dat dit in mei 2008 zal gebeuren. Dat betekent dat de camera's vandaag worden geïnstalleerd. Die bussen of trams zullen niet altijd op dezelfde lijnen worden ingezet. Ze zullen rijden op trajecten waarvan De Lijn weet dat het hot spots zijn. De veiligheidsmonitor zal ons betere, gefundeerdere en wetenschappelijkere gegevens verstrekken. Als de bussen en trams met camera's steeds op dezelfde lijn worden ingezet, dan verplaatsen de problemen zich vaak.
Het probleem van de radioverbinding houdt verband met de pachters. De heer Sauwens heeft terecht gewezen op het feit dat veel aandacht moet gaan naar de pachters. De mensen zien trouwens het verschil niet tussen een pachter en de regie.
Toen twee jaar geleden het veiligheidsplan werd opgesteld, hebben we vastgesteld dat er nog altijd 250 voertuigen van de pachters waren zonder radioverbinding. We hebben onmiddellijk beslist middelen vrij te maken om die verbinding op alle voertuigen mogelijk te maken. Bij iets meer dan 200 voertuigen is dat ook gebeurd. Bij de overige is dat nog niet gebeurd, omdat de pachters zich nog niet hebben aangeboden. Begin 2008 heeft de overheid een schrijven gericht aan die pachters. Het is hun verantwoordelijkheid om zich aan te bieden. Ik heb aan De Lijn gevraagd om sanctionerend op te treden in die gevallen waar dat niet snel gebeurt. Iedereen moet op de dispatch aangesloten zijn.
Er is nog een punt, waar echter weinigen op gewezen hebben. Een heel belangrijk onderdeel van het verkeersveiligheidsplan was het versterken van de controledienst, van het controlerend personeel van De Lijn, van de dispatch. Als iedereen op de dispatch is aangesloten, moet die ook meer bemand worden. Er moet ook een aanwezigheid zijn vanaf het vertrek tot de aankomst. Samen met de lijn- en schoolspotters gaat het in totaal om 156 bijkomende personeelsleden. Die zijn ondertussen aangeworven en opgeleid. Een en ander hangt ook samen met de veiligheidsdienst.
Dit heeft tot enige vertraging geleid. Die vertraging betreft niet de aanwerving, maar de opleiding van nieuwe mensen. De minister van Binnenlandse Zaken had immers nog niet alle koninklijke besluiten laten publiceren. Voor alle duidelijkheid wil ik hier benadrukken dat we binnen het kader van de nieuwe veiligheidsdienst werken. We volgen de richtlijnen van de minister van Binnenlandse Zaken. We moduleren de hele veiligheidsdienst. De aanwerving van nieuwe mensen volgt de lijn die door de koninklijke besluiten is uitgezet. Het bestaande veiligheidspersoneel wordt tot een nieuwe veiligheidsdienst omgevormd.
De overlastboetes vormen een belangrijk onderdeel van het veiligheidsplan. De boetes geven immers duidelijk aan waar in het openbaar vervoer de grens ligt. Asociaal en respectloos gedrag wordt niet getolereerd. Dit loopt ondertussen.
Het project 'Vooraan instappen' is belangrijk voor de sociale controle. Dit proefproject is positief geëvalueerd en zal stelselmatig worden uitgebreid. Het is de bedoeling op alle bussen de verplichting vooraan in te stappen in te voeren.
Groen! en het Vlaams Belang hebben gevraagd hoe het met de tweede man op het voertuig zit. Hierover valt veel te zeggen. Ik wil alvast het onderscheid met het discours over de kaartjesknipper maken. Het herinvoeren van de kaartjesknippers kan misschien voor een zinvolle werkgelegenheid op de bus en op de tram zorgen. Het zou in elk geval zinvol zijn in de strijd tegen het zwartrijden. De aanwezigheid van een tweede man die de kaartjes knipt op elke bus en elke tram zou op dit vlak zeker preventief werken. Het aantal zwartrijders zou zeker dalen. Voor het overige zou de aanwezigheid van een tweede persoon ook preventief kunnen werken. We moeten echter duidelijk zijn. Ik krijg soms het verwijt dat de Vlaamse Regering of ikzelf in te veel middelen voor De Lijn voorzien. Ik heb dit altijd als een compliment beschouwd. Ik zal hiervoor blijven ijveren. Ik weet echter waar de grenzen liggen. Ik denk niet dat de Vlaamse Regering een voorstel tot verdubbeling van het personeel van De Lijn en van de pachters zou steunen. Ik ben hier ook geen pleitbezorger van. Het gaat hier trouwens niet om 10 miljoen euro. Indien we een heel groot gedeelte van het openbaar vervoer van een tweede man willen voorzien, zouden we honderden miljoenen euro's moeten vrijmaken. Dat is niet het beleid dat we willen ontwikkelen.
Een andere mogelijkheid is het inzetten van mensen op moeilijke plaatsen. Ik heb het hier opnieuw over het bepalen van hotspots. Die plaatsen kunnen variëren. Ze kunnen zich ook buiten de bus bevinden. Ik denk hier onder meer aan de Rooseveltplaats en het Astridplein in Antwerpen. Ik zal dit tijdens de evaluatie van het veiligheidsplan bijkomend onderzoeken. Tegelijkertijd zal het proefproject met een tweede persoon op het voertuig, dat nu in Antwerpen en in Gent loopt, worden geëvalueerd. Ik ben niet tegen een versterkte inzet. Ik denk evenwel vooral aan een mobiele inzet van mensen op verschillende lijnen, zoals het traject langs de Turnhoutsebaan. Er zijn zeker plaatsen waar dit noodzakelijk en zinvol is.
Er wordt hier enigszins badinerend over dit proefproject gesproken. Het gaat hier nochtans wel degelijk om een zinvol project. We gaan na hoe een dergelijke functie best wordt ingevuld. Past dit al dan niet binnen de veiligheidsdienst? Wat is het profiel van deze mannen of vrouwen? Komt dit profiel overeen met het profiel van onze lijnspotters of gaat het toch meer om een veiligheidsfunctie? Die vragen maken deel uit van de verdere uitwerking van het veiligheidsplan. Aangezien het hier bijkomende investeringen betreft, kan en wil ik me op dit vlak vandaag niet engageren. Dit houdt allemaal verband met de evaluatie, die tegen de zomer zal worden afgerond.
Ik denk dat ik op alle concrete vragen ben ingegaan. Aangezien ik dit zeker van de baan wil, zal ik nog even op het zogenaamde spreekverbod ingaan. Dit moet duidelijk zijn. De directie van De Lijn is op dit vlak trouwens ook duidelijk geweest. Er kan geen sprake zijn van een spreekverbod, noch in het kader van agressieve incidenten, noch in een algemeen kader.
Het is wel zo dat er enige discretie wordt gevraagd als het over een lopend gerechtelijk onderzoek gaat. Dat is normaal. Uiteraard zijn het de woordvoerders die spreken in naam van De Lijn. Dat heeft niets te maken met het feit dat het personeel van De Lijn moet kunnen spreken. Daar mag niet de minste twijfel over bestaan.
Ik ga niet in op de lichte provocaties over de taak en de hoge budgetten van De Lijn, tenzij u daar een debat over wilt voeren. Ik ga dat debat graag aan, maar dan zijn we nog even bezig. Ik zie ook niet meteen de link tussen de mobiliteitspunten, Slimweg en de agressie op het openbaar vervoer. Ik vermoed dat we daar in de commissie op zullen terugkomen.
Er is nu weinig over gezegd, maar de vraag leeft om na te gaan hoe het zit met de mogelijkheid om een verbod te installeren op tram en bus. Ik zie in ieder geval de logica daarvan in. Er kan worden gesteld dat mensen die zich misdragen op het openbaar vervoer en geen respect hebben voor de medereizigers en de chauffeur, daar niet thuishoren. Van dat soort reizigers moeten we al dan niet tijdelijk kunnen zeggen dat ze niet op het openbaar vervoer thuishoren. Ik ben daar in principe voor, maar de vraag is hoe we dat uitwerken. Bij voorkeur moet het de rechtbank zijn die dergelijke sancties oplegt.
Ik ben van plan om aan de federale minister van Justitie te vragen of hij een initiatief in die zin kan nemen en kan nagaan of het mogelijk is zo'n verbod op te leggen via de rechtbank. De Lijn zal zeker bereid zijn om mee na te gaan hoe dit het beste wordt ingevoerd.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, dit debat over het meest recente geweldincident lanceert natuurlijk opnieuw een terechte discussie over opvoeding, moreel gezag, maatschappelijke waarden en normen, begeleidingsaanpak en repressief optreden ten aanzien van de jeugd. In het licht van de recente gewelddaden is het van groot belang dat beleidmakers - de hele samenleving, maar zeker beleidmakers - zich dwingen om beredeneerd te blijven, te zoeken naar verklaringen en naar een gerichte en effectieve aanpak, wars van simplismen en steekvlambeslissingen die geen duurzame oplossing voor de samenleving opleveren. Ik heb net als minister Van Brempt het gevoel dat het merendeel van wat we de laatste twee uur hebben gehoord, daar ook van getuigt. Men laat voldoende plaats voor nuance. Ik denk dat dit essentieel is.
Nadat we het hoofd buigen voor diegene die het slachtoffer is in dit recente geweldincident, moeten we nog voldoende nuance overhouden om bijvoorbeeld te onderlijnen dat minderjarigen vandaag nog altijd vaker het slachtoffer van geweld zijn dan dat ze pleger van geweld zijn. Is er plaats voor een voldoende blik op de wortels van geweld en niet alleen op de gewelddaad zelf? Is er plaats om te beseffen dat er een verschil is tussen het verschuiven van problemen en het oplossen van problemen? Is er plaats voor het zien van limieten van het voorkomen van zo'n onvoorspelbaar geweld? Sommigen schijnen te vinden - ik heb maar één spreker dat horen zeggen vandaag - dat de overheid elke gewelddaad zou moeten kunnen voorkomen, misschien op grond van een soort overtuiging van de complete maakbaarheid door de politiek van de samenleving. Dat is een overtuiging die ik niet deel. Diegene die dat vindt en die grossiert in oplossingen van 'men hoeft maar dat te doen', moet minstens de eerlijkheid hebben om te erkennen dat dit op gespannen voet staat met een wat meer libertijnse opvatting over wat de overheid als regels mag opleggen in andere debatten zoals snelheidsovertredingen en dergelijke.
ord. Ik moet toegeven dat het een heel moeilijke discipline is om vandaag resultaten over te hebben.Als ik langs de weg rij en ik kom een reclamepaneel tegen, ben ik de ene keer meer afgeleid dan de andere keer. Afhankelijk van wie of wat erop staat, wordt mijn aandacht meer of minder afgeleid.
Mevrouw de minister, ik heb me afgevraagd of ik de vraag wel of niet zou stellen. Ik wist al op voorhand dat er in het antwoord heel weinig gegevens zouden zitten, want windmolens langs autosnelwegen zijn in Vlaanderen een vrij recent fenomeen.
Gelukkig dat alle steden en gemeenten, het Vlaamse Gewest en de provincies de handschoen opnemen om te investeren in duurzame energie. Op lange termijn is dat inderdaad een belangrijke investering, maar ik vind het toch belangrijk dat u in het kader van verkeersveiligheid stappen zou zetten om aan de interdepartementale werkgroep windenergie iemand van uw diensten verkeersveiligheid te laten deelnemen, om na te gaan dat windturbines op verantwoorde plaatsen en op verantwoorde manieren worden ingeplant.
Misschien kunt u de toetsingscriteria van Rijkswaterstaat in Nederland voor een deel overnemen in Vlaanderen. Dan denk ik dat er op termijn heel wat discussies uitgesloten kunnen worden. We hebben lokaal plannen om tien windmolens te plaatsen. Vooraleer we het definitieve fiat geven aan de provincie vind ik het belangrijk dat we de nodige gegevens hebben en met alle informatie rekening kunnen houden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Men moet dus kiezen welke teneur men aan het verhaal wil geven.
Wie gelooft in instantoplossingen is meestal ook diegene die het beeld ophangt van een totaal verloederde samenleving waarin men geen enkele vat meer heeft op hardleerse jongeren. Ik wil dat beeld nuanceren en bijsturen. De heer De Bruyn zei het ook: men moet beseffen dat de groep van delictplegers zeer heterogeen is. Het is al te eenvoudig voorbij te gaan aan het cruciale verschil tussen, bijvoorbeeld, een harde kern van veelplegers, jongeren die leeftijds- of situatiegebonden ernstige regels overtreden en jongeren die eerder impulsief en in groep tot een misdrijf overgaan. Zo wordt geen enkel van die misdrijven aanvaardbaar gemaakt of vergoelijkt. De overheid zou echter een dwaasheid begaan om in de zoektocht naar een oplossing geen oog te hebben voor de verschillen. Er is een aanpak op maat nodig, zoals ook de heer Caluwé hier heeft gezegd.
Laten we dus niet vervallen in platitudes over "de" criminele jongeren en voorbijgaan aan wetenschappelijke bevindingen. Internationaal onderzoek toont duidelijk aan dat het profiel van jongeren die delicten plegen, piekt in de categorie van de 14- tot 17-jarigen en dat een betekenisvolle groep daarvan al op zeer jonge leeftijd zeer ernstig probleemgedrag vertoont en dat dit mee wordt veroorzaakt door ontspoorde opvoedingssituaties. Het is dus zaak om die specifieke doelgroep van zeer jonge kinderen met een probleemgedrag in een vroeg stadium te detecteren en goed te begeleiden. Dat is trouwens de reden waarom we in het Globaal Plan Jeugdzorg ons volop inzetten voor die doelgroep en hun ouders. Dat gebeurt bijvoorbeeld met STOPP-programma's waarmee kinderen tussen 4 en 7 jaar met problematisch gedrag zowel op school als thuis worden ondersteund.
De heer Caron zei het ook al: jongeren die ernstige gewelddaden plegen, zijn meestal jongeren die op de een of andere manier zijn losgelaten. Ze vinden geen aansluiting meer bij het gezin en de familie, zijn op school ontspoord, hebben geen gezonde vrijetijdsactiviteiten en hun vriendenkring is geen toonbeeld van maatschappelijk aanvaardbaar leven. Een classicus zal me gelijk geven als ik zeg dat de etymologische wortels van het woord "delinquentie" niet voor niets liggen in een woord dat verwijst naar "afstand" en "loslaten". Wat te maken heeft met inbreuken heeft te maken met het creëren van "afstand" en het "loslaten" van mensen. Wie schamper doet over woorden als verbondenheid omdat dat te soft klinkt, moet goed beseffen dat verbondenheid wel degelijk een van de echte maatschappelijke remedies is tegen een gedrag dat tien, vijftien jaar later leidt tot onaanvaardbaar gedrag op bijvoorbeeld een bus.
Hulpverlening moet daar natuurlijk op ingrijpen en we doen dat ook. In Vlaanderen werken we aan CANO's - Centra voor Actieve Netwerkontwikkeling en Omgevingsondersteuning - waarbij men in die centra heel gericht jongeren terug verbindt met hun context. We hebben een programma uit de Verenigde Staten geïmporteerd. We hadden het over "boot camps". Ik vind wel dat diegenen die een Vlaamse variant daarvan willen, daarvoor een Nederlandstalig woord moeten vinden. Wat wij hebben geïmporteerd, is Youth At Risk. We werken sinds 1 jaar met veel inzet van vrijwilligers en hun netwerken en met medewerking van bedrijven met delinquente jongeren. Ze worden een jaar lang begeleid.
Ik ga straks iets vertellen over het resultaat ervan. Dat is iets wat wetenschappelijk ondersteund en aantoonbaar netwerkherstellend is. Gerichte studies naar de effectiviteit en de efficiëntie zijn noodzakelijk in de zoektocht naar en de keuze van de juiste strategie, ook voor de hulpverlening ten aanzien van jongeren en kinderen in problematische opvoedingssituaties en voor de aanpak van jongeren die als misdrijf omschreven feiten plegen. Ik wil er u nog eens aan herinneren dat 85 percent van de jongeren in de Bijzondere Jeugdbijstand terechtkomen omdat ze in een problematische opvoedingssituatie verkeren - lees: omdat ze in een zeker opzicht in de eerste plaats slachtoffer zijn - en 15 percent jongeren een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Laat ons dat altijd goed voor ogen houden. In ieder van deze contexten is de behoefte voor studie naar wat echt werkt, bijzonder groot. We doen dat ook. In het globaal plan zetten we volop in op onderzoek naar effectieve programma's.
Internationaal onderzoek toont ons dat snelle, eenvoudige oplossingen die geen rekening houden met de complexiteit van de situaties, op middellange termijn geen effecten sorteren. Onderzoek toont aan dat ongeveer 70 percent van de jongeren die ernstige delicten plegen, hervallen ondanks bestraffing en afschrikking. Loutere detentie of enkelvoudige programma's zonder rekening te houden met de complexiteit van de situaties hebben, zo blijkt, onvoldoende effect. Natuurlijk moeten jongeren die een gewelddelict plegen, een gepaste sanctie of straf krijgen in evenredigheid met hun daden. U hoort me niets anders zeggen.
Ik meen dat de hervormde jeugdbeschermingswet de jeugdrechters mogelijkheden biedt om gepast op te treden. De waaier aan mogelijke maatregelen werd uitgebreid met herstelbemiddeling en huisarrest. Voortaan kan een uitgebreide jeugdkamer zelfs detentiestraffen opleggen. Ik benadruk dat een snel en effectief inzetten van de mogelijkheden aan herstelgerichte en constructieve maatregelen hier echt grote toepassingsmogelijkheden kent. Ik reageer hier positief op het voorstel van minister Van Brempt om De Lijn op te nemen als een werkplaats voor de uitvoering van prestaties van opvoedkundige aard en algemeen nut. Ik noteer dat de arrondissementele HCA-diensten of herstelgerichte constructieve afhandelingdiensten, er dankbaar gebruik van zullen maken en afspraken zullen maken met de lokale vertegenwoordigers van De Lijn.
Het huidige kader van de jeugdwet bevat krachtige handvaten om jeugdmagistraten toe te laten herstellende, pedagogische, responsabiliserende en ook sanctionerende en maatschappijbeveiligende maatregelen op te leggen. Een terechte maatschappelijke reactie op geweldpleging vertaalt zich in het opleggen van een sanctie of zelfs straf, rekening houdend met de aard van de delictpleger. Ten aanzien van de minderjarige moet deze actie altijd gepaard gaan met het verstrekken van inzicht in het gepleegde delict en met een herstel van de toegebrachte schade. Wie kiest voor een model dat jongeren wil uitsluiten, moet zich als samenleving klaar houden, gelet op de levensverwachting van deze jonge gasten, om 60 of 70 jaar cipiers te betalen. Zolang jonge mensen nog op het betere spoor kunnen worden gebracht, kunnen we als samenleving nog altijd beter investeren in herstel.
Dat het hulpaanbod moet uitbreiden, is zeker. Sommige sprekers hebben er ook op gewezen. Ze hebben vragen gesteld waar ze soms zelf het antwoord op kennen. Het hulpaanbod wordt uitgebreid en versneld uitgebreid. Ik zal wat details meegeven, al zijn ze een paar weken geleden ook al aan bod gekomen toen we spraken over de extra inspanning van het globaal plan, de 14 percent extra aanbod en de versnelling die al van in de zomer 2007 is doorgevoerd door wat in 2008 moest worden uitgevoerd al in 2007 te beslissen. U zegt me een tandje bij te steken, maar dat tandje is al bijgestoken.
U zegt dat u nog op die twintig plaatsen wacht, maar die twintig plaatsen zijn er al, gedeeltelijk in containers. Ik onderga daarvoor allicht terecht de democratische en parlementaire controle als u vraagt of dit een terechte oplossing is. Maar ik wil minstens een erkenning van het feit dat de versnelling reeds gebeurd is.
Mijnheer de minister, ik wil mijn waardering uitspreken voor de inspanningen die gebeuren. Maar in alle eerlijkheid, zelfs met alle inspanningen die er nu gebeuren, zullen de problemen die een quick response vragen - en u geeft heel goede voorbeelden van zeer zinvolle en interessante methoden en projecten - nog niet opgelost zijn. Het is te weinig. We zullen meer moeten doen om het potentiële begin van een criminele carrière om te buigen naar een zinvol leven voor die jongeren.
Ik wil die verantwoordelijkheid niet alleen in uw schoenen schuiven. We moeten dit met z'n allen bekennen. We zullen bij wijze van spreken nog een globaal plan 'Plus' moeten maken om daaraan te beantwoorden, net omdat de veranderende en veranderde samenleving van vandaag veel meer verwacht van de hulpverlening en dus ook van de overheid die die hulpverlening financiert.
Ik ben het eens met alle goede initiatieven en met het feit dat er al een versnelling is.
Jongeren zijn vaak zelf het slachtoffer omdat ze uit problematische opvoedingssituaties komen, wat kan leiden tot gedrag dat ongeoorloofd is. Als je dergelijke jongeren op dat moment als straf in een gesloten instelling plaatst, maar dit niet gebruikt als heropvoedingselement door ze eerst terug te sturen naar huis en pas na enkele maanden begeleiding en gezinsondersteuning aanbiedt, dan is dat onaanvaardbaar. Het is verloren moeite.
Jongeren die voor een probleem hebben gezorgd, moeten heel kort worden opgevolgd en het hele traject van heropvoeding en heroriëntering moet aansluitend zijn. Anders bestaat het risico dat ze hervallen en dat ze, vooraleer de begeleiding kan beginnen, opnieuw een daad hebben gesteld die leidt tot opsluiting.
U riskeert me te dwingen opnieuw te zeggen hoezeer we doen wat u vraagt, hoezeer we inzetten op meer dan alleen maar de extra plaatsen in de gemeenschapsinstellingen. Die plaatsen maken trouwens een absolute minderheid uit van het aanbod in de bijzondere jeugdbijstand.
Natuurlijk zou het nog meer kunnen zijn. U kunt me gerust vertellen over situaties waarbij jonge mensen te lang moeten wachten op een vorm van begeleiding vanuit een gemeenschapsinstelling. Maar u kunt niet naast de realiteit kijken dat deze Vlaamse Regering het budget voor bijzondere jeugdzorg gevoelig heeft laten stijgen. Het is nog altijd maar een derde van het budget van De Lijn, maar we leven op hoop. We zullen blijven inzetten op meer middelen.
U dwingt me om nog eens te zeggen hoe we in het globaal plan hebben ingezet op omkadering en extra plaatsen. Het aantal appels op de bijzondere jeugdbijstand stijgt met zo'n 1000 jongeren per jaar. Geen enkele overheid zal daar een adequaat antwoord op geven.
U mag me terecht aanmoedigen om sneller te gaan. Ongeduld is een goede brandstof voor goede politiek. U mag me zeggen dat er nog meer mag worden gedaan. Maar u kunt niet naast de realiteit kijken dat er een versnelling is gekomen dankzij het plan van Inge Vervotte dat 25 miljoen euro extra heeft ingezet. In de zomer van 2007 hebben we beslist om het plan van Inge Vervotte nog versneld uit te voeren.
Vergeet ook niet dat het grote deel van het aanbod in de Bijzondere Jeugdbijstand vanuit private organisaties komt. Zij hebben tijd nodig om een en ander te realiseren. We doen er alles aan om het hen makkelijk te maken: een VIPA-procedure die wat eenvoudiger is en zorgen dat we zoveel mogelijk de budgetten met grote zekerheid in het vooruitzicht kunnen stellen. Een van de grootste koepelorganisaties zet zelf op de website dat we zo snel gaan als we kunnen.
Het aanbod vanuit de overheid betreft de gemeenschapsinstellingen. Mevrouw Vogels, u zei dat er iets helemaal klaar lag in 2005. Alles was schijnbaar helemaal rond, maar het was op een grond waarvan men moest vaststellen dat er niet op gebouwd kon worden. Er moeten toch een paar criteria worden vervuld alvorens men kan zeggen dat iets helemaal rond is, om vervolgens te zeggen dat we het niet hebben uitgevoerd.
In het globaal plan ligt de nadruk op preventie. Internationaal onderzoek toont ondubbelzinnig aan dat preventie een afremmende impact heeft op de instroom naar de Bijzondere Jeugdbijstand. We doen daar via programma's als Triple P, het oprichten van veertien opvoedingswinkels in de Vlaamse steden, het STOPP-programma, de versterking van de werking met steungezinnen, de 55 extra plaatsen in centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning en de netwerken crisishulp van de integrale jeugdhulp - waarmee we ervoor zorgen dat er geen onzorgvuldige instroom naar de Bijzondere Jeugdbijstand is - al van alles aan.
Naast preventie is er natuurlijk de uitbreiding van de opvangcapaciteit. We spreken altijd over het globaal plan, maar ook al voor het globaal plan was een eerste uitbreiding gerealiseerd, alles samen 161 plaatsen met VIA-middelen en 48 plaatsen extra begeleiding en crisishulp aan huis.
Maar dan kwam er de extra input van het globaal plan. Ik zal daar kort over zijn, want we hebben daar enkele weken geleden al over gesproken. Er zijn 158 bijkomende plaatsen in het residentiële hulpaanbod, 228 plaatsen in het semi-ambulante hulpaanbod, 63 plaatsen in de OOOC's, 15 bijkomende residentiële plaatsen voor de opvang van niet-begeleide buitenlandse minderjarigen en 220 plaatsen begeleiding en crisishulp aan huis. Wie wil zeggen dat dat druppels op hete platen zijn, moet toch eens vergelijken met wat in het verleden werd gedaan. Ik durf te zeggen dat er een sterke balans is van extra inspanningen in de Bijzondere Jeugdbijstand.
Naast de private initiatiefnemers is er natuurlijk nog de gerealiseerde uitbreiding van het aanbod in de gemeenschapsinstellingen. In Mol hebben we 20 bijkomende plaatsen gerealiseerd. Die moeten wat mij betreft ook in een betere, duurzame context gecontinueerd worden. Ik ben bezig met het realiseren van een oplossing om te zorgen dat het op een duurzame manier kan gebeuren.
Ik heb dan nog niets gezegd over het feit dat we met de herstelgerichte constructieve afhandeling ook een enorme uitbreiding hebben gerealiseerd, een stijging van 48 voltijds equivalenten. Alles samen geeft dit nog eens 2000 minderjarige delictplegers die we extra kunnen begeleiden.
Wie me wil zeggen dat het nog niet genoeg is, moet ook willen kijken naar de bron van die enorme toestroom naar de Bijzondere Jeugdbijstand en moet niet alleen zeggen dat ik er enorm veel geld instop, maar dat het nog meer moet zijn. Als we niet kijken naar de wortels van een en ander, riskeren we nog heel lang bezig te blijven.
Mijnheer de minister, u zegt dat er inderdaad bijkomende plaatsen zijn, onder andere in de gemeenschapsinstellingen. Er zijn mensen die zeggen dat het niet voldoende is, maar dat is ook een praktijkervaring. De mensen op het veld wijzen erop dat er wel degelijk een probleem is, niet alleen wat betreft het aantal plaatsen, maar ook wat het personeel moet verwezenlijken op deze manier.
Het gaat niet alleen over het feit of men al dan niet nog plaatsen bij moet creëren. Het gaat vooral over het feit welke kinderen en jongeren waar terechtkomen.
Ik verklaar me nader. Het is duidelijk dat op dit moment heel wat kinderen in de gemeenschapsinstellingen verblijven die er eigenlijk niet thuishoren. Ik bedoel daarmee heel concreet kinderen en jongeren waarvan bewezen is dat er wel degelijk psychische stoornissen aanwezig zijn, maar die geen enkel ander deviant gedrag hebben vertoond. Die kinderen en jongeren horen niet thuis in deze instellingen maar wel degelijk in andere infrastructuren die aangepast zijn aan hun stoornissen. We moeten vandaag duidelijk meegeven dat het niet alleen gaat om het zuiver creëren van extra plaatsen. We weten dat uit het verleden, en u hebt dat zelf aangegeven, waar die extra plaatsen terechtkomen. We hebben absoluut bewezen dat we niet akkoord gaan met dat soort van infrastructuur. Het is zeer belangrijk dat jongeren terechtkomen waar ze moeten terechtkomen. Op die manier krijgen we een herpositionering van de infrastructuur en van de instellingen.
Mijnheer de minister, met alle respect voor uw antwoord, en iedereen hier heeft gelijk, maar we zitten nu echt te discussiëren naast het onderwerp. Ik zit hier drie uur. Er is heel die tijd gesproken over problemen op het openbaar vervoer. Daar wordt nu niets meer over gezegd. Vijf van de zeven fracties hebben naar mijn bescheiden mening gepleit voor spotters. Dat wordt door minister Van Brempt gewoon weggeveegd, want daar gaat ze nog geen uitspraak over doen. Ik vraag me af waartoe dit debat dient. Het gaat er toch niet om jongeren in een centrum te krijgen? Het gaat erom dat mensen zich gedragen op het openbaar vervoer. Zoveel mensen hebben gepleit voor spotters op de bus, en daar wordt opeens niets meer over gezegd. Waar zitten we in godsnaam over te discussiëren?
Mevrouw Hermans, het debat zou aanvankelijk inderdaad alleen gaan over het openbaar vervoer. Het Bureau heeft echter beslist het debat te verbreden. Een aantal fracties hebben immers heel nadrukkelijk gezegd niet alleen over het openbaar vervoer te willen spreken maar ze wilden absoluut ook dat de minister van Welzijn een verantwoording zou geven over wat er maatschappelijk gebeurt met die jongeren, onder andere in de context van het incident, en de mogelijkheid om ze tijdig in een gemeenschapsinstelling te zetten. Als u aan het hele debat had deelgenomen, had u ongetwijfeld een aantal van die betogen van die fracties gehoord. Ik sta hier in groot respect voor het parlement, dat me vragen stelt, en waar ik zo goed mogelijk op tracht te antwoorden.
Mevrouw De Wachter, ik ben op de hoogte van de jongeren met een psychische problematiek. Het maakt geen deel uit van deze discussie. Zelfs wanneer er een psychische problematiek is, betekent dat niet noodzakelijk dat het niet kan gaan over jongeren in een problematische opvoedingssituatie of jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Ik ben me bewust van het feit dat de personeelsleden van de gemeenschapsinstellingen het bijzonder moeilijk hebben om de juiste expertise te kunnen hanteren om die jongeren gepast op te vangen. Daarom trachten we met outreachprogramma's zo goed mogelijk psychiatrische expertise binnen te brengen in onze gemeenschapsinstellingen. Maar dat is toch een ander debat. Hoe dan ook, bijkomende plaatsen betekent natuurlijk ook bijkomend personeel. Het gaat niet alleen over wat meer aanbod, het betekent ook een betere omkadering van die jongeren.
Naast De Overstap te Antwerpen, die op kruissnelheid ongeveer 64 jongeren per jaar begeleidt, wil ik in 2008 bijkomend nog een privaat initiatief gerealiseerd zien voor sterk gestructureerde opvang voor meisjes, met een geschatte begeleidingscapaciteit van 60 per jaar. Ik heb u al gesproken over een aantal vernieuwende projecten, onder andere Youth at Risk. Het eerste jaar van Youth at Risk hebben 25 minderjarigen in dat programma gezeten. Het gaat allemaal over delinquente jongeren die als een alternatief naast een plaatsing in een gemeenschapsinstelling, met groot eigen engagement meedoen aan een intensief traject. Het grootste deel heeft dat traject positief afgerond, dus met minder of geen politiecontacten meer, met uitzicht op of zelfs het hervatten van hun schooltraject, hun werksituatie of het herstellen van het familiecontact.
Afsluitend wil ik met grote overtuiging zeggen dat ik me altijd zeer solidair voel met diegenen die vinden dat er nog meer kan gebeuren. Ik verzet me er echter tegen als men de indruk wil wekken dat de Vlaamse overheid niets doet aan deze problematiek. Ik hoop dat afdoende te hebben aangetoond, door - allicht iets te veel in detail - te zijn ingegaan op een aantal genomen maatregelen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de voorzitter, ik heb de indruk dat de beide ministers er perfect in geslaagd zijn om de vis te verdrinken. Bij de uiteenzetting van minister Vanackere voelde ik me veeleer op een academisch colloquium voor sociologen dan in het parlement, tijdens een uiteenzetting waarin een minister zich verantwoordt voor zijn beleid.
Het is interessant om een nota van de administratie voorgelezen te krijgen, waarin met cijfers en tabellen wordt uitgelegd hoeveel dit en dat en zus en zo. Dat zegt echter heel weinig over de beleidsopties en de politieke intenties die deze regering ter zake heeft. De regeringsleden zijn niet alleen zaakwaarnemers, die het geld beheren. Ze zijn er vooral om bakens uit te zetten. Iedereen in de meerderheid en de oppositie stelt vast dat het fout loopt met het beleid. Zelfs de heer Sannen doet dat. Het is ver gekomen als zelfs hij hier letterlijk komt verklaren dat het geweld en het jongerengeweld toenemen en dat daar dringend oplossingen voor moeten worden gevonden. Als zelfs de socialisten dat vaststellen, dan moet er toch echt wel aan de alarmbel worden getrokken. Dat doet de regering echter niet: ze beperkt zich tot meer middelen voor zus en zo en meer opvangplaatsen her en der, en dus is het allemaal ok en zit het allemaal wel snor. Niemand durft te opperen dat de beleidsmakers het misschien over een andere boeg moeten gooien, dat er andere beleidskeuzes moeten worden gemaakt. Daar is de regering volkomen aan voorbijgegaan.
Veel verder dan het klassieke geitewollensokkendiscours is zeker minister Vanackere niet gekomen. Hij is er een beetje bij gesleurd omdat de meerderheid nu eenmaal vond dat het moest gaan over alle vormen van jongerengeweld en dat men daardoor vooral minister Van Brempt uit de wind moest zetten. Het mocht niet alleen gaan over de problemen qua veiligheid bij De Lijn, maar daar gaat het natuurlijk wel over. Dat is de essentie. De essentie is dat de verantwoordelijke minister tekort schiet in haar beleid. Het veiligheidsplan dat ze medio 2006 heeft uitgestippeld is vandaag, in april 2008, nog niet eens embryonaal uitgevoerd. Als het gaat over andere prestigeprojecten, waarvan ik er een paar heb genoemd, is het wel mogelijk om die op heel korte termijn uit te voeren. Dan denk ik aan de verlenging van de tramlijnen in Antwerpen naar de buitengemeenten. Op drie maanden tijd zijn die aanbestedingen helemaal rond, en die aanbestedingen zijn ingewikkelder dan het aanbesteden van wat veiligheidscamera's. Ik heb de cijfers bij: het heeft geduurd tot 18 december 2007 voor de directie van De Lijn die aanbestedingen rond had. Dat is anderhalf jaar om alleen nog maar de aanbesteding te realiseren, en nu is het wachten tot na de zomer voor die dingen zullen worden geïnstalleerd. Mochten mensen in de privésector of elders zo handelen op cruciale crisismomenten, dan zouden die managers al lang aan de deur zijn gezet. In de politiek kan dat allemaal.
Minister Vanackere heeft de oppositie verweten aan steekvlambeleid te doen. De oppositie zou alleen met spectaculaire voorstellen komen op het ogenblik dat er alweer een incident is. Neen! De meerderheid en de regering, en zeker De Lijn, worden pas wakker op het ogenblik dat er een incident is. Het heeft moeten duren tot de moord op Guido Demoor alvorens er bijkomende maatregelen en een echt veiligheidsplan op tafel kwamen bij De Lijn. Dat is overigens bevestigd door een lid van de meerderheid, namelijk de heer Sauwens.
En nu staat men nog niet eens in de startblokken om dit allemaal gestalte te geven. Ik heb mijn allergrootste bedenkingen bij de prioriteiten van minister Van Brempt. Zij komt hier geen enkele verantwoording afleggen, ze steekt nooit de hand in eigen boezem, ze durft nooit verantwoordelijkheid nemen en toegeven dat het te traag en te weinig is. Ze komt altijd allerlei redenen aanvoeren waarom het nog niet klaar is. De schuld ligt bij de administratie, bij de procedures, bij Europese aanbestedingsoffertes die ze moet respecteren et cetera. Als men dit wil realiseren, kan men dit op een vlotte efficiënte manier doen. Dat is niet gebeurd.
Ik wil nog even stilstaan, men ging er hier snel over, bij de aanpak van de minister. Het maakt deel uit van haar beleid, en ik noem het 'maximaal minimaliseren'. Ze voert een beleid van maximaal minimaliseren van iedere vorm van geweld, agressie en criminaliteit op het openbaar vervoer, en trouwens ook in heel de samenleving.
Het stilhouden en monddood maken van het personeel van De Lijn maakt daar natuurlijk wel degelijk deel van uit, mevrouw de minister. Ik heb hier het arbeidsreglement van De Lijn in handen, dat de maatschappij per provincie onderhandelt met de vakbond. Artikel 20 handelt over de rechten en plichten in verband met de contacten met de pers. Het is nog niet in alle provincies aanvaard. Bijvoorbeeld in Antwerpen heerst er terecht nog grote discussie omdat nogal wat vakbondsleden de doofpotpolitiek van De Lijn en van de minister beu zijn. Ik lees artikel 20 voor. "De contacten met de pers verlopen via de daartoe door De Lijn aangeduide persverantwoordelijke. Het personeelslid dat gecontacteerd wordt door de pers dient de betrokken journalist door te verbinden met de persverantwoordelijke en zal aan de betrokken journalist de coördinaten doorgeven van de persverantwoordelijke." Dat probeert men nu te slijten aan alle personeelsleden van De Lijn: hou uw mond, zwijg en zorg ervoor dat de communicatie verloopt via persverantwoordelijken. Dat zijn zo'n beetje de regisseurs van de goednieuwsshow, ze mogen alleen maar gestroomlijnd en positief communiceren! Er mogen zeker geen eigen ervaringen meer aan bod komen van chauffeurs of andere personeelsleden. Veiligheids- en vakbondsverantwoordelijken die nog durven te praten, moeten uit de pers wegblijven! Alleen de apparatsjiks van het systeem mogen nog het woord voeren en vertellen wat het politiek correcte beleid graag wil horen.
Dat er wel degelijk allerlei inspanningen worden geleverd, bewijst onder meer het project 'Lijnrecht tegen Racisme'. Daar zijn wel middelen voor ter beschikking. Dat biedt de mogelijkheid om juist het omgekeerde te doen van wat hier vandaag bepleit werd. In Antwerpen heeft De Lijn ook nog de activiteit 'De Lijn is van iedereen'. U voelt met de ellebogen aan waar dat naartoe gaat. Allochtonen jongeren kunnen er buschauffeurs ontmoeten; de allochtonen mogen dan hun visie op het probleem geven.
Ik las in de nieuwsbrief van Lijnrecht tegen Racisme van maart 2008 dat vier jongens en een meisje hun allereerste rapnummer ten beste brachten op een bijeenkomst. Het was een nummer over de lijn, met als titel Respect. U zou kunnen denken dat het gaat over respect van die allochtone jongeren voor het personeel en over het niet beschadigen van materiaal van De Lijn. Welnee, u zit er naast! Het ging over respect voor elkaar, dus ook "voor de allochtonen wanneer ze een beetje opgewonden op de bus stappen en door de buschauffeur worden terechtgewezen"! Dat soort respect wordt bepleit in rapnummers op bijeenkomsten georganiseerd door Lijnrecht tegen Racisme, gesubsidieerd door het kabinet-Van Brempt. Lees de nieuwsbrief.
Het zou interessant zijn voor de collega's die zich bezighouden met de sociologische uiteenzettingen van minister Vanackere om ook eens de realiteit onder ogen te zien. Dit is de realiteit. Dit is de reden waarom de buschauffeurs en het personeel van De Lijn het kotsbeu zijn. Ze worden de mond gesnoerd via arbeidsreglementen. Ze worden politiek correct geïndoctrineerd om te zeggen wat het beleid - en vooral de socialisten binnen het beleid - graag wil horen: multiculturalisme, minimaliseren van de problemen met geweld op De Lijn en in de maatschappij, respect opbrengen, niet voor de chauffeurs, maar voor de jongeren van allochtone origine die wat opgewonden op de bus stappen.
De chauffeurs moeten respect tonen voor die jongeren, maar de allochtone jongeren moeten respect hebben voor niets, er wordt enkel respect opgebracht voor hun problematiek.
Ik heb niemand in dit halfrond horen vertellen wat de problemen zijn van de weduwe van Guido Demoor. Ze stonden nochtans in de krant. Iedereen kon lezen hoe zij op dit moment centen moet bijeensprokkelen om advocaten te kunnen betalen om een minimale schade te verhalen op de allochtone jongeren, die ervan af zijn gekomen met een werkstraf van 150 uur en twee jaar met uitstel.
Wel worden hier urenlang pleidooien gehouden over wat we moeten doen om de harde kern van probleemjongeren nog beter te begeleiden, en dat niet alleen in de gesloten opvang, maar ook achteraf in de gezinnen. Dat heb ik u goed horen zeggen, mijnheer de minister en mijnheer Sannen. U stelde dat er nog meer begeleiding moet komen, achteraf in de gezinnen, en dat met nog meer begeleiders en middelen, want daar ligt volgens u het probleem. Dat klopt niet. Het probleem zit hem in het feit dat er geen aandacht is voor de slachtoffers, voor de problemen van de chauffeurs, voor de problemen van de mensen op het terrein die dagelijks met het geweld, de agressie en de criminaliteit te maken krijgen.
Ik heb goed geluisterd naar wat de heer Sauwens zei. Hij is wellicht een meer onverdachte bron dan ik. Zijn persoonlijke ervaring leert hem dat één op drie mensen uit zijn omgeving die van het openbaar vervoer gebruik maken, reeds te maken kreeg met agressie en dergelijke op het openbaar vervoer. (Opmerkingen)
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, dat is de realiteit van alledag. Dat is wel iets anders dan het minimaliseren van de problemen, het niet nemen van uw politieke verantwoordelijkheid ter zake en het permanent blijven voeren van een geitenwollensokkenbeleid dat ons niet vooruit, maar achteruit helpt in deze precaire en steeds moeilijker wordende situatie. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik heb nog drie bemerkingen aan het adres van minister Van Brempt. Het debat deze namiddag ging immers over de veiligheid op het openbaar vervoer en nergens anders over.
Mevrouw de minister, ik begin met een positieve noot. Het siert u dat u kunt toegeven dat het dossier van de camerabegeleiding of -plaatsing te laat in uitvoering kwam.
Mevrouw De Ridder, ik wil toch eventjes een opmerking maken, want er blijken nogal wat misverstanden te bestaan. De titel van dit actualiteitsdebat luidt "jongerengeweld, naar aanleiding van de recente incidenten op het openbaar vervoer". Het onderwerp is dus wel breder dan u het omschrijft, en dat werd zo beslist door het Bureau.
Mevrouw de voorzitter, inderdaad, het debat gaat over jongerencriminaliteit naar aanleiding van aanwezigheid op het openbaar vervoer. Het is daarom dat ik me richt tot de minister van Openbaar Vervoer.
Mevrouw de minister, ik heb een eerste vraagje over de bepaling van de hotspots. U zegt dat de monitor pas tegen mei 2008 volledig operationeel zal zijn. Ik stel me daarbij de vraag of de huidige aanduiding van hotspots, plaatsen met bijkomende begeleiders en met camera's, dan door de VVM De Lijn met de natte vinger werd gedaan. Als de monitorstudie nog niet klaar is, op welke basis is de huidige bepaling van de hotspots dan gebeurd?
U stelt, volgens mij terecht, dat u het tussenbeide komen van de agent bewondert. Ik ga er dan ook van uit dat u de vakbonden zult terugfluiten, want zij hebben, nog op de dag van de feiten, de chauffeurs opgeroepen om niet tussenbeide te komen bij conflicten waarvan ze getuige zijn. Als vakbonden alle chauffeurs daartoe oproepen, dan staat dat voor mij gelijk met oproepen tot schuldig hulpverzuim. Het is trouwens een kaakslag voor de mensen die hun medemens wel te hulp schieten.
Mevrouw de minister, mijn laatste bemerking is meer algemeen politiek van aard. U zegt zelf dat u heel veel middelen krijgt, dat u weet waar uw grenzen liggen en dat de Vlaamse Regering niet zou lachen indien u meer middelen zou vragen. Voor alle duidelijkheid, daarover ging mijn betoog niet. Ik zei dat u 1,253 miljard euro krijgt en dat u met dat geld toch wel beter moeten kunnen doen. U moet met dat bedrag kunnen zorgen voor een kwaliteitsvol en veilig openbaar vervoer en volgens mij doet u dat op dit ogenblik niet.
Ik vind het dan ook intriest dat u dat afdoet als een provocatie. Het debat over veilig openbaar vervoer heeft wel degelijk te maken met de juiste prioriteiten in de begroting. Ik noteer ook dat u weigert in te gaan op vragen rond de besteding van middelen bij De Lijn, toch een slordige 50 miljard Belgische frank.
Mevrouw de voorzitter, als er in dat debat inderdaad niet over De Lijn mag worden gepraat, vraag ik me af wat minister Van Brempt daarnet stond te doen op het spreekgestoelte.
Dat hebben we niet gezegd, mijnheer Verstrepen, dat is weer iets anders.
Ze heeft een hele uitleg gegeven over De Lijn. Ze moest als minister van Gelijke Kansen antwoorden over de problematiek bij de jongeren, maar ze heeft het gehad over De Lijn. En dus stellen wij vragen over De Lijn.
Mevrouw de minister, ik had wat meer visie verwacht. Ik betreur dat gebrek aan visie. Wij hebben allemaal de moeite gedaan om een stevig debat te voeren, en dan krijgen we zo'n oplijsting van de camera's bij De Lijn. U kunt bovendien niet eens antwoorden hoeveel camera's er in de grootste stad van Vlaanderen op de probleemlijnen geïnstalleerd zijn. Ofwel kunt u mij nu antwoorden, ofwel moet u nog bellen naar uw kabinet en bent u dus niet op de hoogte van het aantal camera's. (Rumoer)
Het feit dat u niet weet hoeveel camera's er op de risicolijnen in Antwerpen hangen, zegt iets over uw beleid.
Ik onderschrijf de mening van mevrouw De Ridder op dit vlak. De vakbonden mogen hier ook eens vernoemd worden. Ik had vanuit het Vlaams Belang toch een vraag verwacht over de positie van de vakbonden. De vakbonden hebben de chauffeurs de hele tijd opgeroepen om niet tussenbeide te komen. Dan is er inderdaad sprake van plichtsverzuim. Ik weet niet wat de beweegredenen van de vakbond zijn om daartoe op te roepen, maar het is in elk geval een zeer gevaarlijk signaal. U moet niet praten over tussenkomen. De politieman in burger die tussenkwam, verdiende wel een andere behandeling dan dit verhaal.
Blijkbaar wordt daar niet over gediscussieerd. U stuurt iedereen hier met een kluitje in het riet. Daarna hebben we nog een CD&V-minister gehad met de moraliserende praat in het genre van Oprah Winfrey en Dr. Phil dat snelle oplossingen niet kunnen. Snelle oplossingen kunnen blijkbaar wel als het over normen en cultuur gaat, zoals in Temse. Als het gaat over geweld op de bus en over jeugddelinquentie, gaat het niet snel.
Mijnheer Dewinter, ik was in eerste instantie verheugd dat u eindelijk eens geluisterd had en gemerkt had dat we niet beantwoorden aan de karikatuur die u altijd van ons maakt. In het vervolg van uw betoog verviel u echter snel weer in karikaturen. De reden ken ik: een echt inhoudelijk debat wenst u niet te voeren. U maakt alleen een karikatuur van de anderen om zo het inhoudelijk debat te vermijden.
Mevrouw Van Brempt, is het mogelijk om ons voor het einde van de maand de documenten te bezorgen die per provincie, per gemeente en per lijn aangeven waar welke camera's, bijkomende radioverbindingen, begeleidingspersoneel en eventuele politiediensten ingezet worden? Ik wil u vragen om dat document over te maken aan de voorzitter van het parlement.
Ik vind het belangrijk om aan de bevolking duidelijk te maken dat er eindelijk werk wordt gemaakt van het dossier en van het veiligheidsplan.
Collega's, ik heb de indruk dat we naar een bedenkelijk niveau aan het zakken zijn. Het heeft weinig zin om in te gaan op de tussenkomst van de heer Dewinter. Ik heb duidelijk gezegd hoe belangrijk ik dit soort incidenten vind en dat ik mijn verantwoordelijkheid daar ten volle in neem. Tegelijk moet ik echter ook durven toegeven dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden binnen het openbaar vervoer om dit soort problemen op te lossen.
Ik verwijs nog eens naar het incident waarbij een politieagent aanwezig was die heel correct heeft opgetreden maar daar spijtig genoeg ook het slachtoffer van is geworden.
De camera's zullen wisselend worden ingezet. Ze worden niet ingezet op een vaste lijn. Dat zal gebeuren op basis van de hotspots die door de veiligheidsmonitor moeten worden bepaald. Dat is een redelijk ingewikkelde procedure die in verschillende fases verloopt. Tijdens de eerste fase is er een tijdelijke verhoging van de aanwezigheid van het personeel van De Lijn. Tijdens de tweede fase is er een permanente verhoging van de aanwezigheid van het personeel van De Lijn. Tijdens de derde fase is de aanwezigheid van de politie vereist. De veiligheidsmonitor zal trachten de verschillende fases te identificeren en bepalen waar wat nodig is. Vandaag gebeurt dat op basis van de cijfers van De Lijn maar die zijn rudimentair.
Wat het niet ingrijpen van het personeel betreft, ging het om een emotionele reactie van de vakbond, die voor een deel te begrijpen is. Soms voelen de chauffeurs zich geviseerd. Het is echter duidelijk dat de chauffeurs moeten helpen in een noodsituatie. In eerste instantie worden ze aangezet om via radiocontact bijkomende hulp in te roepen.
Mijnheer Sauwens, wat de radioverbinding betreft, hebben we met de pachters afgesproken dat die in orde moet zijn. Op elke bus moet een radioverbinding aanwezig zijn. Nu missen we er nog veertig bij de pachters. Die moeten er tegen het eind van de maand zijn. Zo niet zal De Lijn sanctionerend optreden tegenover de pachters.
Mevrouw De Ridder, ik neem akte van uw standpunt over het beleid inzake De Lijn. Als dat het standpunt is van Open Vld, dan is er een probleem binnen de regering. Dit beleid is een beleid van de hele Vlaamse Regering. Het budget wordt goedgekeurd door de voltallige Vlaamse Regering.
Ik ben hier omdat het Bureau van het Vlaams Parlement dat heeft gevraagd, naar aanleiding van een incident op het openbaar vervoer. Er moet immers worden gekeken naar de bredere context van wat de Vlaamse Gemeenschap doet met jongeren die zich in een delinquentiesituatie bevinden. Ik heb respect voor het parlement en kom dan ook antwoorden.
Voor wie vindt dat wat ik te vertellen heb, een hoog geitenwollensokkengehalte heeft of sociologenpraat is, wil ik bevestigen dat ik insta voor de tekst die ik grotendeels zelf heb geschreven. Mijnheer Dewinter, wanneer u dat verhaal slap vindt, dan zeg ik u dat dit het gezonde verstand is van een samenleving die weet hoe ze zich op lange termijn duurzaam kan beschermen tegen nodeloos geweld. Een aantal sprekers hebben net als ikzelf gewezen op het belang van de noodzaak om voldoende verbondenheid en verbanden van verantwoordelijkheid en solidariteit tussen mensen te realiseren. Als u vindt dat dit slap is, dan kan ik enkel afleiden dat de partij die u vertegenwoordigt dat inderdaad niet belangrijk vindt. Ik blijf ervan overtuigd dat u daarmee altijd achter de feiten zult aanlopen en niet op een constructieve manier aan politiek zult kunnen doen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de minister, u vroeg een verduidelijking van mijn standpunt. Voor alle duidelijkheid, dit is wel degelijk het standpunt van mijn fractie. Ik zeg daar niets verkeerd mee. Ik vraag naar een evaluatie van uw beleid. Ik vraag dat nu al vier jaar. Ik ben in blijde verwachting van de tabellen die u ons zult bezorgen naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen gisteren. U hebt toen gezegd dat u de tabellen zou bezorgen van de evaluatie van uw beleid van 2007. Ik vind het eigenlijk jammer dat u die evaluatie niet spontaan geeft.
Mevrouw de minister, ik wil nog een verduidelijking. Daarnet zei u dat u me de cijfers betreffende die camera's kon geven. Nu zegt u dat die fluctuerend zijn en dat de voertuigen niet altijd op dezelfde lijn rijden.
40 percent van de camera's zijn voor Antwerpen.
Vandaag?
Van de camera's die tegen de zomer geïnstalleerd zullen worden.
Ik heb het over nu.
Er waren al 100 camera's geïnstalleerd. Voor Vlaams-Brabant zijn er 30 camera's vervroegd geïnstalleerd.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.
Actualiteitsmotie
De voorzitter: Door de heren Dewinter en Penris werd tot besluit van dit actualiteitsdebat een actualiteitsmotie ingediend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Het Parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het incident is gesloten.