Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Craemer heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, als lid van een partij die een groot voorstander is van een goed activeringsbeleid, las ik in De Morgen van gisteren de volgende uitspraak van federaal minister van Werk Piette: "Na een eerste evaluatie van de resultaten van de RVA en de bemiddelingsdiensten kan worden gesteld dat het activeringsbeleid van de federale regering wel degelijk werkt, en dat de meeste werklozen zich voldoende inspannen om een job te vinden."
Het is essentieel dat zo veel mogelijk mensen aan een baan worden geholpen. Dat is uiteraard in eerste instantie belangrijk voor die mensen zelf, maar ook broodnodig willen we ons socialewelvaartssysteem ook in de toekomst betaalbaar te houden. Terwijl het aandeel van de 50-plussers in 2005 nog 11 percent van het totale aantal werkzoekenden uitmaakte, is dit aandeel in 2006 tot 13 percent gestegen. We tellen ongeveer 45.000 werklozen ouder van 50 jaar. In tegenstelling hiermee bedraagt het aantal werkzoekenden in deze categorie in de trajectwerking van de VDAB echter slechts 3 percent. Een van de oorzaken is volgens mij dat de vorige federale - paarse - regering, ondanks de doelstellingen van het Generatiepact, onvoldoende maatregelen heeft genomen om een vroegtijdig uitstappen van werknemers tegen te gaan en zo het aantal bruggepensioneerden te doen dalen, zodat die mensen beschikbaar blijven op de arbeidsmarkt.
Ik verwijs naar de documenten van het Federaal Planbureau, dat zelfs stelt dat het aantal bruggepensioneerden tot 2012 niet zal dalen. Dat staat in schril contrast met de Lissabondoelstelling dat de arbeidsparticipatiegraad van oudere mannen en vrouwen tussen 55 en 64 jaar tegen 2010 moet worden opgetrokken tot 50 percent. Bovendien staat in het samenwerkingsakkoord tussen de federale regering, de gewesten en de gemeenschappen van 30 april 2004 met betrekking tot de actieve begeleiding en opvolging van werklozen, onder meer te lezen: "We streven een leeftijdsgefaseerde uitnodiging van langdurig werkzoekenden na, of de sluitende aanpak".
De VDAB doet sinds 2004 voor alle langdurige werkzoekenden jonger dan 30 jaar, een serieuze inspanning tot activering. Het jaar daarop, in 2005, volgden de werkzoekenden tot 40 jaar en in juni 2006 startte de VDAB met het uitnodigen van werkzoekenden tot 50 jaar. De beslissing om de sluitende aanpak al dan niet uit te breiden naar andere werkzoekenden, zoals de werkzoekenden ouder dan 50 jaar, zou pas volgen na een grondige evaluatie.
Mijnheer de minister, er is dus nog steeds geen akkoord over een uitbreiding van de sluitende aanpak naar de 50-plussers. Nochtans wordt in het Vlaams regeerakkoord 2004-2009 bepaald dat elke werkzoekende binnen de zes maanden wordt opgeroepen om een aangepast en verplicht individueel traject te volgen.
Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering met betrekking tot de activering van de 50-plussers?
Zijn er reeds gesprekken geweest met minister van Werk, Piette, over een uitbreiding van de verplichte doelgroep voor trajectbegeleiding naar werkzoekende 50-plussers? Zo ja, wat is de timing? Zo neen, waarom is er nog geen gesprek geweest? Wordt het misschien tegengehouden op federaal niveau?
Welke initiatieven kunt u ter zake zelf nemen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, het is inderdaad zo dat onze federale collega, Josly Piette, maandagnamiddag een heel indrukwekkende reeks cijfers heeft voorgelegd. Het betrof een langverwacht rapport met een evaluatie van het samenwerkingsakkoord dat vier jaar geleden tot stand kwam tussen de federale regering en de gewestregeringen, over de activering en opvolging van werkzoekenden. Ik was bijzonder tevreden om al die cijfers eens op een rijtje te krijgen. Er waren nogal wat nieuwe cijfers bij en ook nogal wat interpretaties. Het laatste woord erover is nog niet gezegd.
Ik wil toch een aantal zaken aanstippen. Om te beginnen, denk ik dat uit die cijfers blijkt dat, in tegenstelling tot wat vandaag nog in een Franstalige krant staat onder de titel 'Chasse aux chômeurs', hier helemaal geen jacht op werkzoekenden werd georganiseerd. We hebben kansen geboden aan mensen, en tegenover die kansen - de begeleiding, de opleiding en de ondersteuning - stond een inspanning. Het vragen van die inspanning is in de plaats gekomen van een echte sanctiemachine: het vroegere artikel 80, waarmee uitsluitend vrouwen uit de werkloosheid werden gesloten op een systematische basis en zonder koppeling aan ondersteuning, begeleiding of jobaanbod. De nieuwe aanpak is veel menselijker en veel beter.
Ik kom tot een tweede vaststelling. Volgens de gegevens van de RVA - die ik een beetje aan die dienst laat, want we zouden natuurlijk een nog grondiger onderzoek kunnen doen - zijn er nogal wat aanduidingen dat de aanpak heeft bijgedragen aan de daling van de werkloosheid en het aan werk helpen van mensen. Dat is nogal duidelijk met betrekking tot de leeftijdsgroep tot 30 jaar. We hebben zelf ook nogal wat aanduidingen dat de actieve, snelle aanpak met name bij die groep een gunstig effect had op het vinden van werk. Volgens de RVA-gegevens is er ook een gunstig effect merkbaar bij de mensen tussen 30 en 40 jaar en tussen 40 en 50 jaar. Ik vind dat bijzonder aanmoedigend.
Op de vergadering maandagnamiddag bleek uit bijkomende documentatie van de collega's van de FOREM in Wallonië ook wel dat het hele verhaal sinds 2004 een enorme boom tot stand heeft gebracht van begeleiding, contactname, opleiding van werkzoekenden in Wallonië. Ik wil daar niet euforisch over doen, want we weten uit internationale ervaringen dat een dergelijke actieve benadering van werkzoekenden op zich niet zaligmakend is, het is geen mirakelformule. Bovendien moet zo'n beleid jarenlang worden volgehouden tot er een andere mentaliteit en cultuur zijn. Dan is het effect ten volle merkbaar, dat is niet het geval na enkele jaren. De droevige waarheid is dat men in dit land veel te lang gewacht heeft met zo'n beleid en dat, zeker in Wallonië en Brussel, gedurende 15, 20 jaar lang een veel te passief beleid werd gevoerd - hier ook, maar in Vlaanderen hebben we vier jaar geleden het geweer al van schouder veranderd. Ik wil er dus niet euforisch over doen, maar in de vele statistieken die de RVA nu voor het overleg van maandag heeft gepubliceerd, zien we toch wel aanduidingen van een goed sociaal effect: mensen vinden werk.
Het volgende wat opvalt, brengt me bij uw vraag en mijn antwoord. We hebben een mooi overzicht gekregen van de activiteiten van de RVA: mensen oproepen en naar hun inspanningen informeren. Het rapport geeft een mooi overzicht van de inbreng van de gewesten. We zien met name een uitvoerige statistiek van het vragen naar de inspanning van de werkzoekenden, het opvolgen daarvan, en soms ook het dossier doorgeven aan de RVA en het sanctioneren als iemand te weinig inspanning doet.
De waarheid is dat het Vlaamse Gewest ver voorop loopt op de andere gewesten. 60 percent van de sancties - buiten het optreden van de RVA zelf - situeren zich in Vlaanderen. Wij zijn daar immers al veel langer mee bezig. We hanteren een bredere aanpak. We spreken de mensen sneller aan, wat leidt tot meer sancties. Dat betekent natuurlijk ook dat we veel meer begeleiding en ondersteuning doen. We hebben daarvoor niet gewacht op de RVA. Ik ben overgestapt van het federale naar het Vlaamse niveau. Dat was hier toen al in gang gezet. We hebben een beleid ontwikkeld dat ver vooruit loopt op de aanpak van de RVA. Ik verwijt niets aan de RVA, dat is een nationale instelling. De Vlaamse dynamiek blijkt overduidelijk uit het rapport.
Wat besluit ik daaruit? Voor de vijftigplussers ga ik niet wachten op de federale overheid en de RVA. De federale regering moet erover nadenken wat ze kan doen voor vijftigplussers. Dat houdt ons niet tegen om ons deel van de job beter te doen. Ik vind dat we een sluitende aanpak, op mensenmaat, tot stand kunnen brengen. We mogen niet vergeten dat deze mensen al jaren gewerkt hebben en vijftig of ouder zijn. Waarom zouden we wachten op de federale regering en de RVA? Als men daar een beslissing wil nemen, zal men ons wel uitnodigen voor overleg en dan zullen we dat wel houden. We kunnen zelf gerust een tandje bijsteken.
Ik neem me voor om dat met de sociale partners en de Vlaamse Regering te bespreken. Ik leg er de nadruk op: bespreken met de sociale partners. Ik vind dat we voor zo'n beleid een sociaal draagvlak moeten zoeken. De werkgevers moeten ook meer dan vandaag bereid zijn om vijftigplussers aan te werven. Vakorganisaties moeten mee volgen in zo'n beleid, ze moeten inspraak hebben. We moeten eerst nog geduldig sociaal overleg plegen. We kunnen dat in Vlaanderen doen.
Ik mag me niet begeven op het federale politieke forum, maar ik geloof niet in een bevlieging tijdens een begrotingscontrole om deze kwestie aan te pakken. Plots en dringend activeren van vijftigplussers is onmogelijk. Daar kan men van vandaag op morgen geen euro mee besparen. Ik vind de begroting een slechte bron van inspiratie. Ik vind het ook een beetje naïef. Dit is een beleid van lange adem waarmee we mensen proberen te helpen, begeleiden en ondersteunen, en van onze kant ook inspanningen vragen. Dat levert binnen de maand geen besparingen op, dat is een naïef idee, en doet mijns inziens zelfs weinig ter zake.
Nu blijkt dat ons beleid menselijk en positief is geweest. Zonder euforisch te gaan doen, denk ik dat we ons deel kunnen uitbreiden naar vijftigplussers, maar dan op mensenmaat.
Mijnheer de minister, ik kan mij vinden in uw antwoord. Het was niet in Terzake, maar in De Zevende Dag dat men dit aanhaalde als oplossing voor het begrotingstekort in 2008. Het is inderdaad geen oplossing: de effecten worden toch pas het jaar daarop zichtbaar. Als men ons daarom verwijt een partij te zijn die niet voor een activeringsbeleid kiest, dan laat ik dat voor de rekening van die spreker.
Wij hebben andere soorten werkloosheidsproblemen dan Wallonië en Brussel. Er zijn niet alleen meer werklozen in de andere gewesten, het gaat daar ook meer over jongeren. Vlaanderen heeft behoefte aan een ander beleid dat is afgestemd op de eigen noden.
Wij zijn uiteraard voorstander van de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid en van de sociaaleconomische hefbomen. Onze fractie vraagt u en de hele Vlaamse Regering dan ook om de werkloosheidsproblematiek echt aan te pakken. Dat wil zeggen dat de sociaaleconomische hefbomen die nodig zijn voor een goed beleid, in Vlaamse handen moeten komen.
Mijnheer de minister, toen u in 2004 aan de legislatuur begon, zei u: "Ik kom naar de Vlaamse Regering om de arbeidsmarkt te regionaliseren." Ik hoop dat u de ingeslagen weg blijft volgen en dat u zult helpen om de arbeidsmarkt echt te regionaliseren. Dat is wat Vlaanderen nodig heeft om een eigen beleid te kunnen voeren. Het is positief dat u zegt dat we niet moeten wachten op de federale regering om acties te ondernemen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij deze vraag. We kennen de problematiek, we hebben er in de commissie al verschillende keren over gedebatteerd. Het betrekken van de vijftigplussers is dé uitdaging voor de Vlaamse arbeidsmarkt. In Brussel en Wallonië speelt dat inderdaad minder. We hebben de hefbomen nu al deels in handen. Mijnheer de minister, ik ben blij dat u die hefbomen wilt verstevigen en verder uitbreiden naar de vijftigplussers.
Ik ben ook blij dat u onderstreept dat dat met de sociale partners moet gebeuren. Dit is immers een en-enverhaal. Enerzijds gaat het om de vijftigplussers die geactiveerd moeten worden, maar anderzijds moeten ook de werkgevers aangemoedigd worden om vijftigplussers aan te werven. Dit is dan ook een duidelijke opdracht voor de Vlaamse sociale partners, die soms wat koudwatervrees hebben om een voldragen sociaal overleg op Vlaams niveau uit te bouwen.
Mijnheer de minister, de tewerkstellingspremie uit het Meerbanenplan is wat aarzelend van start gegaan, maar komt nu al wat meer op dreef. Ik hoor echter dat dat voor de werkgevers niet altijd zo'n eenvoudige procedure is. Zijn er ideeën om dat wat succesvoller te laten verlopen, bijvoorbeeld door een vereenvoudiging of een nieuwe publiciteitscampagne bij de werkgevers?
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben verheugd over uw antwoord. Er zijn inderdaad reeds heel wat inspanningen gedaan, in een eerste fase vooral rond jeugdwerkloosheid. Die inspanningen hebben al vruchten afgeworpen. Ik ben dan ook tevreden met uw intenties om de doelgroep van vijftigplussers extra te begeleiden en te motiveren.
Er zijn inderdaad vijftigplussers die heel graag willen participeren op de arbeidsmarkt, maar zij worden vandaag geconfronteerd met werkgevers die daar wat weigerachtig tegenover staan en die een impuls moeten krijgen, via begeleiding en overleg, om die mensen een kans te geven. Elke arbeidskracht die we bij winnen, is immers een deel van de oplossing voor de vergrijzingsproblematiek.
Wat u zegt, klopt, mevrouw Van der Borght. Dat is ook wat mij inspireert.
Mijnheer Van den Heuvel, er moet inderdaad ook langs de kant van de werkgevers meer dynamiek komen. Die dynamiek blijk er nog onvoldoende te zijn, als je kijkt naar de resultaten van de tewerkstellingspremie voor vijftigplussers. Die premie kent niet het grote succes, en ik vind dat jammer. Onlangs hebben we een kleine versoepeling doorgevoerd, zowel administratief als inhoudelijk. Op die manier kan zo'n dossier wat gemakkelijker goedgekeurd worden. Dat zal echter niet meteen het grote verschil maken.
Ik heb verder nog ideeën, maar ik ga ze hier nog niet uit de doeken doen. Ik wil er eerst nog overleg over plegen, en ik meen bovendien dat er een grondiger analyse moet gebeuren van wat de remmen zijn bij de aanwerving. Ik heb aan het pas opgerichte expertisecentrum Leeftijd & Werk, dat we in het departement Werk tot stand hebben gebracht, gevraagd om een volledige analyse te maken van wat nu precies de remmen zijn bij aanwervingen.
Onze tewerkstellingspremie is weliswaar krachtig. Ze kan oplopen tot 12.000 euro, maar dat weegt blijkbaar niet op tegen een aantal remmen. We moeten dat in kaart brengen en daar sociaal overleg over plegen.
Ondanks een versoepeling die we nu pas hebben doorgevoerd, stelt de tewerkstellingspremie een aantal eisen aan het type contracten. Het gaat dan om een soort duurzaamheid van de tewerkstelling. De vraag is of dat allemaal goed in elkaar zit. We moeten daarover nadenken. Ik vind het nu nog wat te vroeg. Ik heb aan het expertisecentrum Leeftijd & Werk gevraagd om tegen eind maart een omvattend beeld te schetsen van wat de tewerkstelling afremt van mensen die ouder zijn dan 50 jaar en werk zoeken. Ik zal dat voorleggen aan de sociale partners en aan de Vlaamse Regering. Er is echter nog heel wat werk aan de winkel.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben benieuwd naar de nieuwe ideëen die u in de commissie zult voorleggen.
Het incident is gesloten.