Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over maatregelen tegen geweld op school, naar aanleiding van de recente steekpartij in Antwerpen
Verslag
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega's, maandag laatstleden deed zich op het Kiel in Antwerpen een incident voor. Een leerling kreeg een messteek in de rug. De dader was een medeleerling. Volledigheidshalve moet worden vermeld dat de dader een jongen is die een tijd in de gesloten jeugdinstelling in Mol had doorgebracht en dat er een poging werd gedaan om hem te re-integreren in een schoolomgeving.
In de commissie voor Onderwijs werd in de loop van 2007 meerdere keren aandacht besteed aan geweld op school. Veel van mijn collega's hebben het daarover gehad en ook ik hield er een heel uitvoerig betoog over in december van vorig jaar.
Heel wat tellingen wijzen uit dat het de verkeerde richting uitgaat met het geweld op school. In 2006 waren er 23 meldingen, in 2007 36. Dat is een ernstige stijging. We kunnen niets verhinderen. Ook de decreetgeving en wetgeving ter zake zal niet zaligmakend zijn. Een dergelijk incident kan sowieso plaatsvinden, wat we ook doen en welke maatregelen we ook treffen.
Toch mogen we niet naïef zijn. Het gaat om een verschijnsel in onze maatschappij dat zich doorzet. Dat is niet alleen in Vlaanderen het geval, maar ook in onze buurlanden en in de rest van Europa. We moeten deze evolutie serieus onder ogen zien. Deze week heeft een magistraat van het Antwerpse parket, mevrouw Nicole Caluwé, nogmaals gesteld, ook in de pers, dat geweld op school consequent moet worden aangepakt, dat men kort op de bal moet spelen en onmiddellijk moet reageren. Doet men dat niet, dan dreigt het geweld te escaleren. Hier wordt de duidelijke boodschap gegeven dat geweld op school onder geen enkele voorwaarde te tolereren is.
Mijnheer de minister, u hebt ter zake al heel wat maatregelen genomen. Ik verwijs naar het time-outproject en naar het JoJo-inzetten van mensen. U hebt ook de lerarenopleiding bijgestuurd om ter zake passend te kunnen reageren op geweld op school. Leerkrachten worden vertrouwd gemaakt met de materie en worden aangeleerd om passend tussenbeide te komen.
In het verleden werden al een aantal suggesties gedaan. Ik deed ze ook in december in de commissie. Ik heb ter zake een schriftelijke vraag gesteld. Er zijn nog mogelijkheden om ons optreden nog meer accuraat te maken. We moeten het warm water niet opnieuw uitvinden in Vlaanderen. In Nederland heeft men ervaring met een dergelijke bestrijding. Daar werd ondertussen een meldingsplicht, een registratieplicht ingevoerd. Die is heel belangrijk om effectief zicht te krijgen op het verschijnsel en om te weten te komen of de evolutie van vorig jaar zich doorzet.
Ik heb in het verleden ook gesuggereerd om kwaliteitsteams of veiligheidsteams schoolbezoeken te laten afleggen om zo te komen tot meer preventie en sensibilisatie. Ik hecht erg veel geloof aan deze maatregel omdat we op die manier een preventieve aanpak prediken, alvorens een repressief optreden noodzakelijk wordt. We moeten dus effectief meer investeren in sensibilisatie. De vzw ASMA, die zich inzet voor geweldpreventie, treedt me ter zake trouwens bij.
Wat is uw standpunt ter zake? U hebt in het verleden gezegd: laat ons even afwachten, laat ons zien hoe het evolueert in Nederland. Welke maatregelen wilt u nog nemen?
De heer Dewinter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is geen eenmalig incident. We mogen het dan ook niet onder de mat vegen, zoals het Antwerpse stadsbestuur helaas gedeeltelijk doet.
In 2003 verwondde een leerling van dezelfde school op het Kiel twee medeleerlingen met een breekmes. In januari 2004 werd een 15-jarige leerling in een Mechelse school neergestoken door een medestudent. In oktober 2004 was er een staking in een school in Hoei na de mishandeling van de directeur. In oktober 2004 was er een incident in het Atheneum Madeleine Jacquemotte in Elsene. In juni 2004 werd een Joodse student in de rug neergestoken in Antwerpen. In februari 2006 vielen soortgelijke incidenten voor. In mei 2006 werd een 17-jarige leerling in het stedelijk instituut voor bijzonder onderwijs in Antwerpen door medeleerlingen neergestoken met een mes. In februari 2008 werd op het Kiel in Antwerpen opnieuw een 16-jarige met een mes in de rug neergestoken door een 18-jarige medeleerling.
Het gaat dus niet om geïsoleerde incidenten. Dat houdt in dat een gestructureerde kordate en efficiënte aanpak noodzakelijk is. Ik wil daarbij vier punten aanhalen. We moeten preventief te werk gaan: controles, prikacties, eventueel met metaaldetectoren, desnoods uitgevoerd door de politie als de leerkrachten dat niet zelf kunnen vanwege wettelijke en andere beperkingen, in de risicoscholen.
Ten tweede hebben we nood aan een eenduidige procedure. Die ontbreekt niet alleen in het Antwerpse stadsonderwijs maar ook in het gemeenschapsonderwijs. Zo'n procedure betekent controle, aangifte bij de politie, verwittigen van de ouders, gesprek met de ouders en een eenduidige sanctie.
Ten derde moeten we ervoor zorgen dat ook de ouders verantwoordelijk worden gesteld. Herhaald wapenbezit moet leiden tot het tijdelijk afnemen van de kinderbijslag. Ik weet dat dit federale bevoegdheden zijn, maar ik vind dat alle aspecten onder één beleid moeten worden gegroepeerd.
Ten vierde, op dit moment beperkt uw beleid zich tot de softe aanpak. U overweegt noch preventieve, noch repressieve kordate maatregelen. Ik betreur dat zeer. We komen zo van de regen in de drop. We weten dat er in sommige scholen wapens en messen zijn. In de risicoscholen circuleert allerlei wapentuig. Gelukkig leidt dat zelden tot incidenten als deze. Er moet een meldingplicht komen. Er moet structureel worden opgetreden.
Mijnheer de minister, u beweert dat we de boekentassen niet kunnen controleren. Dat is een inbreuk op de privacywet. De scholen mogen geen informatie uitwisselen over crimineel verleden; dat is een inbreuk op een andere wet. De leerkrachten mogen niet optreden want dat is ook een wetsovertreding. Hoe zit het met de veiligheid op school van al die leerlingen die zich goed gedragen en niet met messen rondlopen? Zij worden geterroriseerd en gegijzeld door enkele criminele individuen. Daar moeten misschien ook wel eens wetten en decreten voor komen. Er moet een decretaal kader komen dat mogelijk maakt dat de schooldirectie kan optreden indien nodig, dat de politie preventief kan optreden en controleren in risicoscholen, dat een eenduidige procedure mogelijk maakt, en dat de ouderlijke verantwoordelijkheid centraal plaatst. Het moet uit zijn met de lakse aanpak uit het verleden. Open uw ogen voor de dramatische ontwikkelingen. Zorg ervoor dat er kordaat en structureel wordt opgetreden om de veiligheid op onze scholen te herstellen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik vind dit ook een bijzonder tragisch gebeuren, en niet alleen voor de jongeman die in het ziekenhuis ligt en de hele schoolomgeving, die opnieuw geconfronteerd is met geweld. Ik vind het in dit geval ook des te tragischer omdat dit bij uitstek een kordate school is. Ik zeg dat niet vaak, het is niet mijn rol om bloemen uit te delen als minister van Onderwijs. Maar iedereen die deze school kent, weet dat de school een zeer sterk en kordaat beleid heeft rond discipline. Het is ook niet aan mij om alle schepenen van Onderwijs in Vlaanderen te beoordelen, maar als er ergens een beleid gestructureerd wordt rond probleemleerlingen, dan is het wel in Antwerpen.
Dit voorval treft mij persoonlijk zeer sterk. Ik ben daar inderdaad ook sterk mee bezig. Ik heb dit jaar een aantal gesprekken gevoerd met onderwijsverantwoordelijken, ook met directies van moeilijke scholen. Ik heb dat niet gedaan voor het oog van de camera's en ik heb daar geen mededelingen over verspreid, maar ik probeer via persoonlijke gesprekken met directies van dergelijke scholen beter te begrijpen wat er omgaat in de samenleving en wat we kunnen doen.
We hebben niet veel statistieken nodig. We maken genoeg dingen mee om te kunnen stellen dat er nood is aan een beleid en aan een antwoord. Het gegeven dat jonge mensen zo plots kunnen ontploffen, een mes bovenhalen en iemand zwaar verwonden, is inderdaad vrij nieuw. Het is absoluut noodzakelijk om jonge mensen te leren dat er grenzen zijn en dat ze zich moeten leren beheersen. Daarvoor heb je een klimaat nodig van discipline en respect.
De vraag is welk beleid we daarvoor kunnen ontwikkelen. Ik ga hier niet herhalen wat ik bij andere gelegenheden al wat uitvoeriger heb toegelicht. Er loopt nu met de time-outs een groeiend initiatief. We ontwikkelen nu voor het tweede jaar time-outprojecten. Er zijn er heel wat: 226 korte time-outs, 52 lange time-outs. Er is herstelgericht groepsoverleg (HERGO), er zijn de Jo-Jo's en allerlei andere initiatieven.
Mijnheer Schoofs, u stelt terecht dat we ook eens in het buitenland moeten gaan kijken. Ik heb uw suggestie over Nederland eigenlijk al uitgevoerd. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om een werkbezoek te brengen aan Nederland. Dat zal in maart plaatsvinden. Mijn administratie zal dus ingevolge uw suggestie eens kijken welke aanpak men in Nederland hanteert en welke initiatieven men neemt rond geweld op school en rond de school.
Mijnheer Dewinter, er is inderdaad veel geweld in de samenleving. Er is ook veel verborgen geweld. We kunnen echter ook stellen dat de scholen tot nu toe relatief veilige omgevingen zijn. Die spijtige voorvallen gebeuren jammer genoeg buiten de scholen, weliswaar tussen leerlingen. Er is dus nood aan een beleid rond wat er buiten de schoolpoorten gebeurt, uiteraard in samenspraak met de school, waarbij de school een deel van de verantwoordelijkheid op zich neemt. Mijn beleid is erop gericht om bondgenoten te zoeken voor scholen, zodat het gezag dat men in scholen ontwikkelt en het feit dat men geweld kan vermijden binnen de school, ook buiten de school kan worden toegepast.
Om welke bondgenootschappen gaat het? Om te beginnen met de politie. Mijnheer Dewinter, ik weet dat u iedereen in dit halfrond graag een softie noemt, maar ik ben geen softie in een dergelijke materie. Ik pleit voor een zeer sterke samenwerking met de politie, ook wat betreft het repressieve en wat betreft sanctionering. Federaal minister Dewael heeft mijns inziens een zeer waardevol initiatief genomen met de omzendbrief PLP 41, waarin hij zegt dat er systematisch in elke politiezone een aanspreekpunt moet komen voor de scholen. Ik steun dat volledig. We zijn dat aan het ontwikkelen. Dat ontwikkelt zich nu weliswaar met ongelijke snelheid. In Antwerpen heeft men bijvoorbeeld een beetje vooropgelopen, doordat men daar protocols heeft. De school waarin dit gebeurd is, is trouwens een geprotocoleerde school, die had de PLP 41 zelfs niet meer nodig.
Op sommige plaatsen loopt men voor op wat minister Dewael heeft gedaan, op andere plaatsen vindt men dat dit niet geformaliseerd moet worden. Op nog andere plaatsen wordt het in de praktijk gebracht. Ik zit daar heel erg achter. Het is belangrijk dat de dagdagelijkse wereld en werking van de politie goed aansluiten bij wat scholen nodig hebben. U hebt voorbeelden gegeven waar we niet vies van moeten zijn. Wanneer een school het nodig vindt dat de boekentassen worden gefouilleerd, dan kan ze de politie roepen en dan moet de politie dat doen. Ik vind dat geen enkel probleem. Alleen gaan we er in deze samenleving van uit dat noch u, noch ik, noch een leerkracht in de klas dat zomaar doet.
Hetzelfde geldt voor een aantal andere zaken. Zo kan de politie ook onderzoeken doen in scholen wanneer dat nodig is. Dat moet natuurlijk niet elke dag gebeuren. Aanspreekpunten bij de politiezones zijn er precies om daar een goed overleg over te hebben.
Er is een tweede soort bondgenootschap dat versterking vraagt, met name tussen de wereld van onderwijs en die van welzijn. Ik heb het dan niet alleen over welzijn in de zachte betekenis van het woord maar ook in de betekenis van gesloten instellingen zoals die van Mol. Ik heb een reeks van vergaderingen belegd. Volgende week vindt een aantal beslissende vergaderingen plaats tussen Onderwijs en Welzijn. Die gaan onder meer over de brug die we moeten bouwen tussen de residentiële instellingen en meer specifiek de gesloten instellingen. Die jongeman zat al jaren op die school in Antwerpen. Tussendoor zat hij in Mol. Daarover is een gerechtelijk dossier lopende. In Mol werd beslist dat die jongeman kon terugkeren. Hij kwam terug naar de school via De Overstap.
De vraag is nu hoe we kunnen zorgen voor een goede begeleiding en communicatie. Dat is niet zo eenvoudig. Ik wil in eerste instantie het pure communicatievraagstuk uitklaren, met name: wat betekent het beroepsgeheim van hulpverleners? Hoe ver gaat dat? Wat is het ambtsgeheim in een school waarop de hulpverlener kan vertrouwen om bepaalde zaken te zeggen die niet meteen aan de grote klok worden gehangen? Verder vind ik dat we vooral moeten investeren in brugfiguren tussen de gemeenschapsinstellingen, met name de gesloten instellingen en de scholen. Ik denk er ernstig aan om enkele mensen specifiek te belasten met deze opdracht. Alles wat men moet weten om een jongere die uit een gesloten instelling terugkomt in een school, goed te begeleiden, hoeft niet noodzakelijk aan de grote klok te worden gehangen in die school zelf. Dat kan best door iemand persoonlijk in te schakelen voor de begeleiding. Daarover wordt overlegd. Zo'n bondgenootschap is immers belangrijk.
We zullen nooit met grote stelligheid kunnen beweren dat dit soort van dramatische gebeurtenissen zich niet meer zal voordoen. Ik denk dat men in Antwerpen volgens de bestaande regels goed heeft gewerkt. Er waren afspraken en er was begeleiding. Na Mol kwam de jongeman terecht in De Overstap, als een soort van tussenstap. Daar werd hij verder begeleid. Er was een handelingsplan afgesproken. Dat liep zoals overeengekomen, op een slechte passage na. Men deed dus eigenlijk wat men moest doen. En toch ontploft die jongeman als gevolg van een of andere discussie of conflict met een medeleerling.
We moeten wel meer investeren in dit beleid.
Directies zoals deze, die nogal kordaat is, die nogal wat eist van de leerlingen, moeten we ondersteunen, aanmoedigen om daarmee door te gaan. We moeten trachten een antwoord te geven op de praktische vragen over, bijvoorbeeld, het beroepsgeheim van de hulpverlener, het vertrouwen in het ambtsgeheim, zodat bepaalde zaken niet aan de grote klok worden gehangen. Ik zal die zaken verder uitklaren. Ik zal ook nagaan hoe we nog meer bruggen kunnen bouwen, zodat er een goede overgang is tussen de periode dat iemand in een gesloten instelling zit en het moment dat iemand terug in een school komt. Dat zijn de praktische bekommernissen. Ik tracht daar de volgende weken een antwoord op te geven.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben ook geen partijgenoot van u. Ik stel wel vast dat u voor een deel meegaat in de richting die wij uitwillen. Ik hoor dat graag. Ik juich het ook toe dat u en uw administratie een bezoek willen brengen aan Nederland. Het zou niet slecht zijn als ook de commissie voor Onderwijs naar Nederland zou gaan. Het zou verhelderend kunnen zijn als ter plaatse wordt gekeken hoe die aanpak functioneert.
Ik wil nog even inpikken op uw antwoord over Antwerpen. Ook daar is er een samenwerkingsprotocol tussen de 52 scholen uit de diverse netten. De heer Voorhamme kan dat waarschijnlijk beter toelichten dan ikzelf. Overweegt u om die aanpak ook te implementeren in de rest van Vlaanderen?
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de registratie en melding. Wilt u die uniformiseren of is dat voor u een probleem?
Mijnheer de minister, ik wil toch een zaak weerleggen. Ik viseer de betrokken school niet, ondanks het feit dat we op nauwelijks vier jaar tijd twee incidenten in die school hebben meegemaakt. Ik viseer het beleid. Het beleid geeft onvoldoende hefbomen en instrumenten aan de risicoscholen om het wapenbezit op school aan banden te leggen. Dat wapenbezit leidt uiteraard tot steekincidenten.
Ik ben blij met twee elementen in uw antwoord. U zegt dat u geen probleem hebt met het preventief optreden van de politie via prikacties, desnoods met het fouilleren van boekentassen en het gebruik van metaaldetectie. Laten we echter eerlijk zijn. Welke school zal zich spontaan richten tot de politie? Geen enkele! Ze zijn bevreesd voor hun reputatie. Hetzelfde probleem stelt zich met het druggebruik en drughandel op school. Geen enkele school zal daarom een beroep doen op de politie. Het initiatief moet van hogerhand komen. Niettemin ben ik blij met het feit dat u het principe als dusdanig niet afwijst. Ik ben ook blij met het feit dat u stelt dat er in de scholen samenwerking moet zijn met de politie en de overheid, zoals die trouwens al sinds november 2007 in Antwerpen is opgenomen in een protocol.
Toch heb ik een aantal opmerkingen. Er is geen eensluidende procedure. In de ene school wordt 's morgens een wapen afgenomen en wordt het na de schooluren teruggegeven aan de betrokken leerling, zonder dat daar verder gevolg aan wordt gegeven. In een andere school waarschuwt men de ouders en wordt de betrokken leerling gesanctioneerd. In nog een andere school wordt helemaal niets gedaan, uit angst voor represailles. En dat is juist het probleem. Er moet een eenduidige procedure zijn, die verplicht wordt opgelegd aan alle schoolinstanties, zodat men weet waaraan men zich moet houden.
Ik wil eindigen met een opmerking over de ouderlijke verantwoordelijkheid. Daar heb ik u niets over horen zeggen. Wat dat betreft, speelt u natuurlijk een belangrijke rol, hoewel u het instrument - de kinderbijslag - niet in handen hebt. De ouderlijke verantwoordelijkheid is essentieel. De ouders die toelaten dat hun kinderen, al dan niet met hun medeweten - maar zelfs in het laatste geval zijn er toch wel indicaties -, naar school gaan met een wapen, moeten ook verantwoordelijk worden gesteld voor de daden van hun kinderen. Helaas heb ik u daar niets over horen zeggen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Van Weert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, onze bezorgdheid om de problematiek van geweld en wapenbezit is bekend. We trachten dit al gedurende jaren op de politieke agenda te plaatsen. Volgens ons begint het probleem namelijk daarmee. Ik vind het dan ook een beetje vreemd dat het Vlaams Belang een dubbele moraal hanteert. Zodra we het privéwapenbezit in de handen van doodgewone mensen, die daar geen nood aan hebben, aanklaagden, waren zij de eersten om het privéwapenbezit te verdedigen en als een recht van iedereen te promoten. (Rumoer)
Indien het Vlaams Belang nu voor een nultolerantie met betrekking tot wapens in schoolomgevingen pleit, heeft deze partij gelijk. Ik wil er evenwel op wijzen dat het Vlaams Belang een andere sfeer in deze samenleving heeft gecreëerd. Deze sfeer ligt mee aan de basis van het feit dat wapenbezit, zelfs als het om jongeren van vijftien of zestien jaar oud gaat, als normaal wordt beschouwd. (Rumoer)
Als progressieve partij moeten we duidelijk stellen dat we geen gewapende samenleving wensen. Dat leidt immers tot incidenten, zoals er ondertussen al een aantal zijn geweest.
Ik ben dan ook zeer blij met het antwoord van de minister. Hij heeft aangetoond op welke wijze deze problematiek kan en moet worden aangepakt. Het gaat hier om bondgenootschappen met de politie. De scholen vragen om een dergelijke aanpak. Tijdens recent overleg in Lier, een stad zonder grootstedelijke problematiek, hebben een aantal scholen opgemerkt dat ze niet over voldoende instrumenten beschikken om de problematiek van wapenbezit en geweld op school te tackelen. Het gaat hier om instrumenten inzake preventie, sensibilisering, controle, repressie en bestraffing. De minister heeft verklaard dat dergelijke bondgenootschappen al bestaan en dat hij zal trachten deze werkwijze te intensifiëren. Hij zal tevens naar buitenlandse voorbeelden kijken. Zo zou de Nederlandse aanpak hem kunnen inspireren. Ik heb er alle vertrouwen in dat we onze kop niet in het zand steken. We nemen deze problematiek ernstig en we stellen alles in het werk om de problemen aan te pakken. (Rumoer)
Mevrouw Van Kerrebroeck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, in de eerste plaats wil ik uiting geven aan mijn bekommernis om en mijn sympathie voor de jongen die het slachtoffer van het geweld in Antwerpen is geworden.
Daarnaast wil ik opmerken dat sommigen hier blijkbaar niet goed op de hoogte zijn van de vele inspanningen die de scholen reeds leveren. Dat geldt in het bijzonder voor de probleemscholen. De directies en de leerkrachten beschikken over actieplannen en nemen maatregelen om pestgedrag aan te pakken, om een veiligheids- en gezondheidsbeleid te voeren en om geweld op school te voorkomen. Wie stelt dat de scholen laks zijn of dat het probleem niet bespreekbaar, doet de waarheid geweld aan. Wie doet alsof in onze scholen niets gebeurt en onze scholen beoordeelt of zelfs veroordeelt, doet de inspanningen van veel personeelsleden van het onderwijs te kort.
Het heeft geen zin leerlingen permanent uit het reguliere onderwijs te halen. Dat leidt niet tot oplossingen. Ik heb de minister daarnet horen verklaren dat hij in bijkomende middelen zal voorzien en bijkomend gevormd personeel als brugfiguren zal inzetten. Vooral in de moeilijke klassen moet de begeleiding zo goed mogelijk verlopen. We moeten de moeilijke risicoleerlingen de mogelijkheid bieden binnen de school en binnen de schooltijd hun plaats te vinden.
Ik wil hier duidelijk zijn. Ik pleit voor een duidelijke regelgeving, met verantwoorde sancties, maar gepaard aan een goed onderbouwd preventiebeleid. (Applaus bij CD&V, sp.a-spirit en de N-VA)
Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Van Kerrebroeck heeft gezegd over wat in de scholen gebeurt. Dat is absoluut juist en mocht hier worden gezegd. Ik zal het niet herhalen.
Mijnheer Schoofs, u had het over registratie en melding. Het is inderdaad zo dat ik niet een heel eigen registratiesysteem voor ogen heb. Daarom heb ik er ook niet echt op gereageerd. In het kader van de samenwerking met politiezones is informatie-uitwisseling wel zeer belangrijk. Dat is een van de aandachtspunten. Er lopen overigens interessante initiatieven. Ik verwijs weer naar Antwerpen, waar sinds oktober het project 'School aan de Beurt' loopt. Daarbij wordt een volledig beeld geschetst aan de hand van gegevens en enquêtes in de school met betrekking tot de veiligheid en het veiligheidsgevoel. Op die manier probeert men zeer goed te registreren wat de situatie in en rond de school is, precies ten behoeve van de samenwerking met de politie. Dat hebben we nodig. Ik denk niet dat ik een nieuw soort van registratiesysteem nodig heb op het landelijke vlak. Er is veel discussie over de vraag of statistieken met betrekking tot geweld en criminaliteit goede statistieken zijn. Ik zal niet proberen om het warm water uit te vinden. Dit soort van informatie-uitwisseling tussen scholen, scholengemeenschappen, lokale besturen en politiezones moet er zijn. Ik heb het voorbeeld van Antwerpen gegeven, maar ook op andere plaatsen worden er initiatieven ontwikkeld. Ik vind dat een belangrijk aandachtspunt. Niet overal loopt het zoals het zou moeten lopen.
Dan was er de bedenking met betrekking tot wapenbezit en controle. Mijnheer Dewinter, u kunt allerlei dingen bedenken die u zou willen doen als u directeur was en ik kan dat ook. Alleen bestaat ons beleid er niet uit dat we directies bij het handje houden en met vele kleine lettertjes voorschrijven wat ze van 's morgens tot 's avonds moeten doen. Ze kunnen zelf wel een beleid uitstippelen. We moeten algemene doelstellingen en mogelijkheden geven. Wat ze precies moeten doen om vijf over halfnegen 's morgens en vervolgens om vijf over halfvier 's avonds, kunnen ze zelf ook wel bedenken. Ik geloof echt niet dat we een gedetailleerde omzendbrief moeten maken over hoe er moet worden opgetreden op het vlak van discipline, wapens enzovoort. De meeste scholen zijn er bijzonder duidelijk over dat wapenbezit niet wordt getolereerd. In deze school is men zijn wapen alleszins kwijt als ze erachter komen. Dat is nogal duidelijk. We moeten een algemene bekommernis meegeven, scholen ondersteunen en hen tot bondgenoten maken, maar ze niet bij het handje houden, niet over dit onderwerp, niet over kleine kleuters die niet genoeg bewegen enzovoort.
Dan is er uw eeuwige dada met betrekking tot de kinderbijslag. Ik weet niet waarom u zo geobsedeerd bent door het afpakken van de kinderbijslag. We moeten ook daar niet het warm water uitvinden. Het is nodig om ouders voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen. Laat ons discussiëren over dingen die een beetje concreter zijn, zoals de werking van de comités voor bijzondere jeugdzorg. Ik ben vanuit Onderwijs vragende partij dat ouders voldoende snel worden aangeklampt en blijvend worden aangeklampt om verandering te brengen in bepaalde situaties. Ik ben voor de samenwerking met politiezones omdat, wanneer er samenwerking is tussen een directie, een leerlingenbegeleider en een politieman, er vanzelf meer van dat 'aanklampingsbeleid' ten aanzien van ouders komt. Daar is werk te doen. We moeten de kinderbijslag niet in het verhaal betrekken. Dat is uw stokpaardje, maar een beetje naast de kwestie. Ik ben vragende partij voor goede samenwerking met de comités voor bijzondere jeugdzorg. Ik ben er vragende partij voor dat snel genoeg wordt gezegd dat iets een problematische opvoedingssituatie is en dat er aanklampend wordt opgetreden, ook als de ouders er niet om vragen. Dat moeten we aanpakken en daarover pleeg ik overleg met onder meer minister Vanackere.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. De signalen die ik vanuit de meerderheidspartijen opvang, zijn duidelijk. Enerzijds pleit men voor een kordaat optreden in gevallen van fysiek geweld. Anderzijds staan allen open voor maatregelen op het vlak van sensibilisering en preventie. Er is inderdaad nog een weg af te leggen. Het fysieke geweld is het ultieme geweld. Daar gaan verbaal geweld en dreigementen aan vooraf. Ook daar kan een goede aanpak vruchten afwerpen.
Mijnheer de minister, uw aanpak is minimaal. U schiet tekort. Ik heb u een lange lijst van feiten uit de afgelopen jaren voorgelezen. U trekt daar onvoldoende lessen uit. Ik neem daar akte van. Bij het volgende incident, dat hopelijk niet tragischer zal zijn dan dit, zullen we daar zeker nog op terugkomen.
Ik wil ook mevrouw Van Weert nog van antwoord dienen. U hebt er niets van begrepen. U gooit alles op een hoopje. Dat past ongetwijfeld in de demagogie van spirit, maar het is allemaal weinig consistent. U maakt een amalgaam van een vergund wapenbezit met illegaal wapenbezit door minderjarigen. Men moet het maar doen!
Ik strijd met open vizier. Ik zeg wat ik denk. Ik ben altijd al een voorstander geweest van het Amerikaanse principe "When guns are outlawed, only outlaws will have guns.". Hebt u dat goed gehoord? Dat is mijn standpunt: als wapens worden verbannen, zullen alleen de criminelen wapens hebben. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik ben een voorstander van een streng vergund wapenbezit. En ik ben geen voorstander van de demagogische prietpraat die u uitkraamt. Die doet het ongetwijfeld goed aan een toog van spirit, maar die hoort in dit parlement eigenlijk niet thuis. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.