Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega's, al in de lagere school leerden we in de lessen Natuurkunde dat honingbijen de hardst werkende, de best georganiseerde maar ook de meest nuttige insecten ter wereld zijn.
Jammer genoeg hebben ons deze week alarmerende berichten bereikt over massale bijensterfte in Vlaanderen.
Mijnheer de minister-president, ik heb begin december een vraag om uitleg gesteld over bijensterfte in Vlaanderen. Er zijn uiteraard meerdere oorzaken. Een van de eerst aangehaalde oorzaken is de varroamijt, een parasiet die de honingbij heel sterk fysisch verzwakt. Dat zorgt ervoor dat de winterbijen een minder lange levensduur kennen dan vroeger het geval was. Vroeger had een winterbij een levensduur van zes maanden. Op dit ogenblik wordt dat in het slechtste geval herleid tot drie maanden. Maar het zijn net de winterbijen die ervoor moeten zorgen dat in het voorjaar de bijenkolonies sterkst zijn, zodat ze kunnen zorgen voor een goede verstuiving en het binnenhalen van stuifmeel om de jonge bijen te voeden.
De sterfte heeft een vrij sterke ecologische, maar ook een sterke economische impact, ook wereldwijd. Dat werd deze week nog eens onder de aandacht gebracht naar aanleiding van de resultaten die de Universiteit Gent heeft gepubliceerd: 30 tot 40 percent van de bijenpopulatie is verdwenen.
Jammer genoeg zijn er op dit ogenblik ook geen wondermiddelen om een oplossing aan te reiken. We moeten ook vaststellen dat er misschien mogelijkheden en middelen zijn om bijkomend wetenschappelijk onderzoek te doen, om de bijensterfte een beetje beter in kaart te brengen en na te gaan of bijvoorbeeld bepaalde bestrijdingsmethoden nuttig kunnen zijn.
We stellen ook vast dat door de klimaatverandering de inheemse plantensoorten met een rijk stuifmeel vooral in het voorjaar en de zomer bloeien en ontbreken in het najaar. Net in het najaar moet stuifmeel vergaard worden, om de winterbijen maximale overlevingskansen te geven. Het is misschien een tegenstrijdig effect dat wordt teweeggebracht door in te grijpen in de natuur door de exoten te vermijden in Vlaanderen. Het zijn net de exoten - de honingplanten, de Chinese linde of de acacia - die ervoor zorgen dat er voldoende stuifmeel aanwezig is in de herfstperiode, wat de honingbijen sterker maakt en hen maximale overlevingskansen geeft.
Mijnheer de minister-president, ik wil er toch op wijzen dat de honingbij wereldwijd, na de rundersector, de belangrijkste economische toegevoegde waarde heeft. De Universiteit Gent heeft dat becijferd op 179 miljard dollar per jaar aan bestuivingswaarde. Dat is veel belangrijker dan de varkens- en kippensector samen.
Ik wil ook verwijzen naar een uitspraak van Einstein. Als hij hier zou staan, zou hij aandachtig worden aanhoord. Hij stelde: als de honingbijen zouden verdwijnen, is het na vier jaar ook met de mensheid gedaan. De cyclus die hij voorstelde, was heel logisch: geen bijen, geen bestuiving; geen bestuiving, geen planten; geen planten, geen dieren; geen dieren, geen mensen.
Ik denk dat ook in Vlaanderen de honingbij niet te vervangen is en een enorm belangrijke toegevoegde waarde heeft, denk maar aan de fruitsector die in Vlaanderen sterk geconcentreerd is in de provincie Limburg.
Mijnheer de minister-president, is de Vlaamse Regering bereid om te investeren in een gecoördineerd wetenschappelijk onderzoek over de levensduur en de vitaliteit van de bijen en de impact van de varroamijt op de bijenpopulatie? Dit moet worden gekoppeld aan onderzoek van bepaalde bestrijdingsmethoden, om de gezondheid van de honingbijen te garanderen. Wilt u onderzoek laten uitvoeren naar de economische impact van deze massale bijensterfte?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, mijnheer Peeters, we hebben al uitgebreid van gedachten gewisseld over dit onderwerp op 4 december 2007 in de subcommissie voor Landbouw.
Ik deel uw bezorgdheid. Ik heb vastgesteld dat u een groot kenner van de bijenteelt bent en terecht een aantal alarmerende signalen hebt uitgestuurd. U doet dat vandaag opnieuw naar aanleiding van alarmerende berichten in kranten, die de realiteit weergeven. Ik heb in december geantwoord dat ik initiatieven zou nemen om een afstemming te bekomen inzake het praktijkonderzoek in de bijensector. Hierin zijn heel wat organisaties actief.
Het eerste wat we moeten doen is de krachten bundelen. Gelukkig zijn we er na intensief overleg in geslaagd om de vijf partijen een intentieverklaring tot samenwerking te laten ondertekenen. Die vijf partijen zijn de Koninklijke Vlaamse Imkersbond, het lab Zoöfysiologie van de Universiteit Gent, de Vlaams-Nederlandse Imkersfederatie, de Algemene Vlaamse Imkersvereniging en het Vlaams Vulgarisatiecentrum voor de Bijenteelt. Het is heel belangrijk dat we met die vijf partijen tot een praktijkcentrum voor bijenteelt zijn gekomen.
De laatste vergadering vond plaats op 9 januari 2008. Er is nog eens de nadruk gelegd, wat u ook terecht hebt aangehaald, op het belang van de bijensector als leverancier van een gezond product, namelijk de honing, en het belang voor de biodiversiteit en voor de bestuiving in de fruitteelt. We moeten de bijenpopulatie op peil houden. Dat is een terechte zorg die ik met u deel.
U hebt in december gevraagd hoe het zit met die situatie en welk element het beleid zou toevoegen. Die vraag heb ik voorgelegd aan mijn administratie en de vijf partijen. Bijkomend onderzoek is een terechte vraag. Ik kan u meedelen dat ik een bedrag van 50.000 euro zal vrijmaken. Met de leden van het praktijkcentrum en met een aantal onderzoeksinstellingen wil ik het praktijkniveau en het academische niveau zeer snel bij elkaar brengen om exact de scoop van de studie duidelijk te maken. Ik maak dat bedrag vrij om vrij snel het onderzoek op te starten zodat de conclusies kunnen worden overgemaakt aan de verschillende verenigingen voor imkers die Vlaanderen rijk is.
Mijnheer de minister-president, van harte bedankt voor het antwoord. Ik ben verheugd dat u bijkomende kredieten hebt vrijgemaakt voor bijkomend wetenschappelijk onderzoek. Dat is echt broodnodig. Wij kampen al sinds 1984 met de varroamijt. Regelmatig steekt ze de kop op, met alle gevolgen van dien. Hoe dan ook kan bijkomend wetenschappelijk onderzoek ertoe leiden dat nieuwe bestrijdingsmethoden op de voorgrond kunnen worden gebracht zodat de hobby-imkers de kans krijgen om hun bijenpopulatie op peil te houden.
Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat die intentieverklaring uiteraard heel nuttig is, maar dat er drie universiteiten in Vlaanderen bezig zijn met een vorm van wetenschappelijk onderzoek, allemaal in een verschillende discipline in verband met de bijenpopulatie. Het zijn de universiteiten van Hasselt, Leuven en Gent. Ze zijn elk gespecialiseerd in een bepaald deel van de problematiek van de bijenpopulatie.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vraag van de heer Peeters en dank de minister-president voor het antwoord.
In afwachting van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek en van een effectieve bestrijdingsmethode van de varroamijt, kunnen er misschien andere flankerende maatregelen worden genomen. De heer Peeters heeft terecht gezegd dat het grote probleem voor de overleving van de winterbijen, het gebrek aan stuifmeel is in het najaar en het gebrek aan doorlevende planten die voldoende stuifmeel kunnen produceren voor de winterbijen.
Als de overheid overgaat tot beplanting of heraanplanting, zou ze de reflex kunnen ontwikkelen ervoor te zorgen dat er voldoende van dergelijke planten worden gebruikt. Vandaag gebeurt dat te weinig, omdat daar ook niet-inheemse planten bij zijn. We hebben nu zo'n beetje de trend van het streekeigen groen. Allemaal goed en wel, maar voor het overleven van de winterbijen is het van belang dat ook niet-inheemse planten daar een plaats krijgen. Dan denk ik onder meer aan de honingboom of Saphora japonica. Bij het beheer van onze parken en natuurgebieden zijn we bezig alle exoten weg te halen. We moeten ons afvragen of we niet op een andere wijze te werk moeten gaan. Zo wordt de Robinia pseudoacacia overal weggehaald. Dat is inderdaad een niet-inheemse soort, maar belangrijk voor de bijen. Ook daarnaar zou er toch wel wat bijkomend onderzoek moeten gebeuren.
Dan is er nog het probleem van de nieuwe generatie van pesticiden: de normering van de nieuwe moleculen die nu worden gebruikt, is niet aangepast aan de schadelijkheid voor bijen. Dat zou Europees moeten worden aangekaart. Niets belet echter dat ook de Vlaamse overheid daar verder onderzoek naar verricht.
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik wil het pleidooi van de heer Peeters zeker onderschrijven. Hij heeft ook gewezen op de band met de fruitsector. Gelukkig hebben we ook nog zoiets als de wind in onze streek. Niet voor niets wordt het eerste windmolenpark in onze streek ingeplant. Gelukkig gebeurt heel veel bestuiving door de wind. Bijen zijn wel belangrijk voor de kersenteelt en zeker voor de teelt van aardbeien onder kappen. Voor peren en appels is dat veel relatiever.
De vraag rijst hoe imkers die hier vandaag mee worden geconfronteerd, kunnen worden ondersteund. Vaak gaat het over hobbyisten. Zij krijgen af te rekenen met lege bijenkasten. Op welke wijze kunnen ze opnieuw beginnen? Vanuit de sector zegt men me dat het geen totale ramp is: het zal niet gemakkelijk zijn, maar er zijn ook andere methodes. Zo kunnen er hommels worden ingezet in de streek, of kunnen er zelfs producten als gibberilline worden ingezet. Of dat mogelijk is, zal het onderzoek de volgende weken en maanden moeten uitwijzen.
Wat het bijkomend aanplanten betreft, ik ben niet zo goed in de terminologie als de heer Demesmaeker. Dat zal wat beroepsmisvorming van u zijn, mijnheer Demesmaeker. (Gelach)
Neen, geen beroepsmisvorming, maar u bent alleszins goed gevormd wat dat betreft. Op wegbermen, maar ook op vele militaire domeinen zijn er mogelijkheden om die plantensoorten aan te planten, zodat we ervoor zorgen dat die bijen ook nog op andere plaatsen hun voedsel kunnen vinden. Ook is er bijvoorbeeld nog ruimte voor het inzaaien van koolzaad. In die zin is het misschien ook interessant om het gesprek aan te gaan met minister Crevits en te bekijken welke mogelijkheden dat biedt.
De heer Callens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, samen met de heer Demesmaeker ben ik heel gelukkig dat de heer Peeters die vraag stelt. We hebben er in de commissie al meermaals samen de aandacht op gevestigd dat er problemen zouden kunnen zijn voor de imkers, de bijen en vooral ook de teelten die daarop steunen.
Mijnheer de minister, ik ben heel tevreden dat u ondertussen al stappen hebt gezet. Ik wil er nog iets aan toevoegen. Mevrouw Heeren maakte allusie op andere bestuivingsmogelijkheden. Zo kan men in de tomatenkwekerijen gebruik maken van bepaalde machines die manueel moeten worden gebruikt om stuifmeel te verplaatsen in de serres. Zou het niet goed zijn om naast de 50.000 euro die u geeft aan wetenschappelijke en andere onderzoeken, ook een duidelijk onderzoek te laten uitvoeren naar mogelijke alternatieven? Als blijkt dat er effectief problemen zijn voor de bijen, is het misschien een goed idee dat landbouwinstituten onderzoeken of er iets extra kan worden gedaan. Misschien kan op internationaal niveau een soort markt worden gemaakt waarbij ook wij gebaat zijn.
Ik onderstreep dat het de bedoeling is dat het enige Praktijkcentrum Bijenteelt de onderzoeken en suggesties bekijkt en met alle actoren van het centrum nagaat welke bijkomende onderzoeken en acties kunnen worden ondernomen. Het positieve is dat iedereen nu samenzit. Onderzoekers en mensen uit de praktijk kunnen zo samen discussiëren en nagaan welke onderzoeken eerst nodig zijn en welke later kunnen gebeuren.
De heer Peeters en andere leden van de commissie hadden me al eerder gevraagd om wegens de precaire toestand een extra inspanning te leveren voor bijkomend wetenschappelijk onderzoek. Na veel zoeken en het bundelen van inspanningen, kunnen we hiervoor een bijkomend bedrag van 50.000 euro vrijmaken.
Niet ik zal het onderzoek nu verder uitwerken, maar we zullen samen zitten. Er werd verwezen naar Leuven en Gent, die ook over enige expertise beschikken en hierbij betrokken kunnen worden. Ik heb dat genoteerd. De experts zullen bepalen welke studie uitgevoerd zal worden. Als met het bijkomende geld meerdere studies kunnen worden gedaan, maar daarop wil ik niet vooruitlopen, dan is het aan die groep mensen om ter zake beslissingen te nemen en om de nodige onderzoeken uit te voeren.
Ik bedank de andere sprekers voor hun opmerkingen. De heer Demesmaeker verwees in de commissie zowel naar de communicatie als naar de planten. Mevrouw Heeren vroeg naar andere methoden en naar initiatieven ter zake in samenwerking met minister Crevits. Ook de heer Callens had suggesties. Al deze elementen moeten we in acht nemen.
Ik stel vast dat er in de praktijk een probleem is bij de imkers. In dit parlement hebben meerdere mensen hun bezorgdheid geuit en mij hierover aangesproken als bevoegde minister. Ik zal de bijkomende budgetten vrijmaken zodat verder onderzoek kan worden uitgevoerd.
Mijnheer de minister, ik heb het volste vertrouwen in de actoren die deel uitmaken van het Praktijkcentrum Bijenteelt. Zij zijn het best geplaatst om dat onderzoek uit te voeren en om resultaten voor te leggen.
Collega's, het is juist dat er verschillende bestuivingsmethoden zijn. De wind is er één van. Ook andere insecten bestuiven, maar er zijn al zoveel insecten met een toegevoegde bestuivingswaarde verdwenen, dat op dit ogenblik de honingbijen zorgen voor 80 tot 85 percent van alle bestuivingen. Ook dat is bewezen.
Uiteraard bedank ik de minister voor zijn initiatief.
Het incident is gesloten.