Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we hebben de voorbije dagen in verschillende kranten kunnen lezen dat er een toename wordt vastgesteld in het gebruik van Rilatine. Het zou gaan om een verdubbeling in vergelijking met vijf jaar geleden. Dat is een sterke toename. Er is niet alleen een toename in het gebruik van Rilatine, maar er is ook heel wat gebruik van het medicijn zonder dat er een diagnose aan vooraf is gegaan. Men stelt dat de procedure niet wordt gerespecteerd waarbij er eerst een duidelijke diagnose wordt gesteld waar een duidelijke analyse en screening van het kind aan voorafgaat, en dat daarna beslist wordt om medicatie voor te schrijven. Dat is de meest aangewezen procedure. Steeds meer wordt er Rilatine gebruikt door leerlingen waarbij het gebruik niet gerelateerd is aan de diagnose ADHD.
Er werd zelfs gesteld dat dit regiogebonden is: blijkbaar wordt er in West-Vlaanderen meer Rilatine voorgeschreven dan in andere gebieden in dit land. Ook dat vraagt de nodige aandacht.
Ik heb contact opgenomen met centra voor leerlingenbegeleiding en scholen om hen te vragen of ze dat kunnen bevestigen. De CLB-sector antwoordde me op dit ogenblik niet meteen concrete cijfers te hebben die aantonen dat er een toename is. Wel hebben de CLB's het gevoel dat er meer Rilatine wordt gebruikt door leerlingen. Ik heb een kleine enquête gedaan bij scholen. Zij stellen vast dat leerlingen meer gebruik maken van Rilatine en dat dit niet altijd samengaat met een diagnose door - bijvoorbeeld - een CLB, hoewel het wenselijk is dat CLB's een duidelijke screening kunnen doen en een diagnose kunnen stellen voor er medicatie wordt voorgeschreven. Bij ADHD is het in heel wat gevallen aangewezen dat er geneesmiddelen worden gebruikt, maar het grootste effect wordt bereikt als dit gepaard gaat met gedragstherapie. De ontwikkelingsstoornissenproblematiek moet ernstig worden onderzocht, men mag niet zomaar overgaan tot het voorschrijven van medicatie.
In de vorige zittingsperiode is dit probleem ook al aan bod gekomen in dit parlement. Het parlement heeft een voorstel van resolutie opgesteld waarin het de Vlaamse Regering vraagt de nodige aandacht te schenken aan dit probleem. Er werden een aantal aanbevelingen gedaan aan de regering. Ondanks de aandacht die dit probleem in het verleden al heeft gekregen, moeten we vaststellen dat het gebruik blijkbaar toeneemt.
Mijnheer de minister, hebt u ook cijfers waaruit blijkt dat er in toenemende mate Rilatine wordt gebruikt? Bent u bereid of van plan om extra initiatieven te nemen in het kader van uw bevoegdheid voor de preventieve gezondheidszorg, met betrekking tot dit toenemende gebruik bij leerlingen?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik kan inderdaad bevestigen dat de stijging aanzienlijk is. Ik kan niet bevestigen dat er een stijging is met 50 percent.
Ik heb informatie laten inwinnen bij het RIZIV. De jongste twee jaar is de terugbetaling van Rilatine qua kostprijs toegenomen met 250.000 euro. Vandaag betalen het RIZIV en de samenleving 3 miljoen euro terug voor het gebruik van Rilatine. Dat is een stijging met 9 percent op twee jaar tijd. Daarmee wordt het cijfer dat elders wordt aangehaald, misschien wat genuanceerd, maar het blijft toch een bijzonder belangrijke stijging.
Ik wil er even aan herinneren dat die 3 miljoen euro al enkele percenten van mijn budget voor Volksgezondheid zou uitmaken. Het RIZIV-budget is 175 maal groter dan het budget van de Vlaamse minister van Volksgezondheid. Het is belangrijk te signaleren dat dit soort producten inderdaad erg veel geld kosten aan de samenleving, ik ben blij dat u daar nog eens de aandacht op vestigt. In de vorige zittingsperiode is daarover inderdaad al een belangrijke resolutie goedgekeurd.
U stelde een vraag over het voorschrijven van Rilatine aan personen die niet voldoende gediagnosticeerd zijn geweest als lijdend aan ADHD. Ik moet wat gereserveerd zijn in mijn antwoord. Het is een product dat wordt voorgeschreven door artsen, en ik moet er eigenlijk van uitgaan dat artsen het in normale omstandigheden niet lichtzinnig zullen voorschrijven. Wel ben ik het met u eens dat de optimale context er een is waarbij het kind multidisciplinair en holistisch wordt bekeken en er wordt weerstaan aan een eventuele sociale druk door ouders, die een soort copycatgedrag vertonen en denken dat dit wel zal zijn wat hun kind nodig heeft.
Ik denk dat u gelijk hebt en dat het voorschrijfgedrag moet passen in een multidisciplinaire benadering.
U vroeg of er uitvoering werd gegeven aan de resolutie uit de vorige legislatuur. Ze vormt de reden waarom de Vlaamse Regering een project goedkeurde van de vzw ZitStil. Die vzw wordt gesubsidieerd om te werken aan een brede consensus over een soort standaard voor het diagnosticeren van ontwikkelingsstoornissen en ADHD. Daardoor kan men wat makkelijker bepalen wanneer het aangewezen is om dit soort diagnose te stellen en dit soort medicatie te gebruiken. Het is de bedoeling om niet alleen te focussen op de zogenaamde gedragsproblemen van het kind, maar om een echte, een volledige holistische benadering te hebben. Bij het project worden daarom onder meer de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg, de CLB-koepels, psychologen en CLB-artsen en experts op het vlak van ontwikkelingsstoornissen betrokken. Het project zal afgerond zijn tegen het midden van dit jaar. Op dat ogenblik zullen we wat vastere grond onder onze voeten hebben en kunnen we ter zake wat concreter werken.
U verwees naar een aantal stappen die we ook binnen onze bevoegdheid kunnen zetten. Ik moet er u toch nogmaals aan herinneren dat alles wat te maken heeft met voorschrijfgedrag een federale aangelegenheid is. Binnen onze bevoegdheden kunnen we toch stappen zetten door bepaalde alternatieven voldoende te belichten. Ik wil daarbij op twee zaken wijzen.
De heer Dehaene zal tevreden zijn dat ik over de Opvoedingswinkels spreek. Ik heb deze ochtend contact opgenomen met onze Opvoedingswinkels. Zij worden sterk geconfronteerd met vragen van ouders over het al dan niet aangewezen zijn van het gebruik van Rilatine en over aan ADHD gekoppelde problemen. Mensen vragen zich af of hun kind ADHD heeft en Rilatine moet nemen of dat er iets anders aan de hand is. Het accent wordt sterk gelegd op alternatieven die te maken hebben met een positieve ondersteuning van ouders voor men in het diagnosticerende en medicaliserende verhaal stapt.
Uit een gesprek dat ik deze ochtend had met mensen van de Opvoedingswinkel van Genk, bleek dat ook de mensen die in de dienstverlening zitten, zoals apothekers en dokters, zich zorgen maken over de toenemende vraag naar Rilatine. Ook zij zetten de stap naar de Opvoedingswinkels om samen te werken en om samen te bekijken hoe ze alles in goede banen kunnen leiden. Dit is een mooi voorbeeld van hoe de Opvoedingswinkel een nuttige rol speelt in ons beleid.
Ik wil ook wijzen op het STOPP-project binnen de Bijzondere Jeugdbijstand, dat u ongetwijfeld kent. Kinderen die daarbij worden betrokken, zijn tussen 4 en 7 jaar en 1 op de 5 gebruikt Rilatine. Binnen het STOPP-project heeft men gevraagd om de medicatie bij sommige kinderen stop te zetten en het effect te bestuderen. Dat gebeurde op een wetenschappelijke en medisch onderbouwde manier, en toen is gebleken dat heel wat kinderen zonder Rilatine kunnen. Er zijn met andere woorden indicaties van een overvoorschrijfgedrag.
We proberen dus om via onze opvoedingsondersteuning en onze gezinszorg zo veel mogelijk tegemoet te komen aan deze problematiek. U mag echter niet vergeten dat het voorschrijfgedrag hoe dan ook een RIZIV-bevoegdheid en bijgevolg een bevoegdheid van de federale overheid is.
Mijnheer de minister, ik dank u voor dit positieve antwoord. Ik ben blij dat op verschillende terreinen initiatieven worden genomen. Op langere termijn zullen we de effecten daarvan kunnen vaststellen.
Toch blijf ik bezorgd, want u stelt dat zelfs artsen en apothekers contact opnemen met de Opvoedingswinkels omdat ook zij bezorgd zijn. Het zijn natuurlijk de artsen die de medicatie voorschrijven. U stelt dat het voorschrijfgedrag van artsen een federale bevoegdheid is, maar ik vraag me af of de artsen wel altijd eerst verwijzen naar een CLB of een Opvoedingswinkel en pas daarna medicatie voorschrijven.
Zijn zij voldoende geïnformeerd over de problemen? De medicatie wordt immers niet alleen voorgeschreven bij vastgestelde ADHD, maar ook bij leerproblemen zodat leerlingen zich tijdens de examenperiode beter zouden kunnen concentreren. Dat moet echt worden afgeraden. We moeten dat afremmen. We moeten dat opvolgen en evalueren of we bijkomende initiatieven moeten nemen zodat artsen daar een andere houding in aannemen.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijn fractie deelt de bezorgdheid van mevrouw Helsen. De toename van het gebruik van Rilatine en de negatieve gevolgen ervan verontrusten ons.
Heel veel ouders denken dat Rilatine betere schoolresultaten kan genereren omdat de kinderen zich beter zouden kunnen concentreren. Dat is een totaal fout idee. U verwijst naar het onderzoek waaruit bleek dat bij een aantal kinderen niets veranderde als er geen Rilatine meer werd toegediend. Het gaat hier niet over kinderen met ADHD, maar over kinderen die, onder druk van hun ouders, beter moeten presteren. Zelf komen ze op die leeftijd niet op het idee om naar de dokter te stappen, het initiatief ligt bij de ouders.
Mevrouw Helsen benadrukt de rol van de CLB's. Ik pleit ervoor dat de vaststelling van ADHD blijft gebeuren in een gespecialiseerd onderzoekscentrum met een multidisciplinair team. Daar knelt vandaag het schoentje. Ik heb het over Antwerpen, ik heb alleen die cijfers. Vandaag moeten ouders twee jaar wachten vooraleer ze aan de beurt komen voor een diagnose. Pas daarna kunnen ze een beroep doen op een gespecialiseerde behandeling bij een jeugdpsychiater. Daar worden ze opnieuw geconfronteerd met immense wachtlijsten.
Mijnheer de minister, ik denk dat we het toenemende gebruik van Rilatine in een veel groter geheel moeten zien. Twee weken geleden hebben we daar in de commissie uitvoerig over kunnen discussiëren. Er moeten meer behandelingsmogelijkheden komen voor kinderen die kampen met ADHD. Ik ben er niet van overtuigd dat elke dokter op een heel doordachte wijze Rilatine voorschrijft. Als dat wel het geval zou zijn, zou de toename minder sterk zijn.
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer de minister, we leven in een samenleving die enorm veel druk legt op de kinderen. Er wordt heel snel gesproken van 'afwijkend' en 'abnormaal'. Ouders worden ongerust en kiezen vaker voor Rilatine als behandelwijze. Is de toename dan ook niet te wijten aan dit soort samenleving? Hoe gaan we daarmee om? Pakken we alleen het voorschrijfgedrag aan?
Ik ken veel kinderen die moeite hebben met de druk die op hun schouders rust. Op alle mogelijke vlakken moeten ze presteren. Hun gedrag wordt veel te snel als abnormaal bestempeld. We zijn toch allemaal wel eens onrustig? We haalden vroeger toch ook kattenkwaad uit? De diagnose van abnormaliteit wordt al te snel gesteld.
De Vlaamse Gemeenschap is bevoegd voor preventie. We zouden op dat vlak nog een tandje moeten bijsteken. Zowel de ouders als het medische korps grijpt te snel naar Rilatine. We zouden daar iets aan moeten doen.
Er zijn een aantal mogelijkheden. Het voorschrijfgedrag stijgt met 9 percent en met 3 miljoen euro. Dat gebeurt niet vanzelf, dat wordt ergens gestimuleerd. Wij moeten dat afremmen en het probleem herleiden tot reële proporties, ten bate van zoveel kinderen.
Mevrouw Helsen, ik zal niet zo snel vat krijgen op het voorschrijfgedrag, maar wel op de mate waarin artsen de alternatieven kennen en waar nodig de doorverwijzingen doen. Als we werk willen maken van een preventiebonus voor artsen die zich goed inschakelen in het preventiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap, dan kan het feit dat een arts goed doorverwijst naar een Opvoedingswinkel een indicator zijn van een goede inschakeling van die arts in ons beleid.
Mevrouw Dillen, de problematiek van de centra voor ontwikkelingsstoornissen is niet enkel relevant voor de problematiek van het voorschrijven van Rilatine. Ik ben me echter wel bewust van dat probleem. Bij de besprekingen die we binnen de regering voeren over de extra inspanningen die we in 2008 willen leveren, vormen de COS's een extra aandachtspunt.
Mijnheer Caron, u wijst op de grenzen van de maakbaarheid van een samenleving. Ik kan alleen maar instemmen met uw analyse dat de tolerantie voor wat een vreemd of ander gedrag wordt genoemd, is afgenomen. Tegelijkertijd is de prestatiedruk toegenomen. We kunnen dat probleem hier niet zomaar oplossen. Ik stem echter wel in met uw analyse dat dit te maken heeft met de manier waarop men aanvaardt dat een kind anders kan zijn.
Ik ben tevreden met het antwoord van de minister.
Het incident is gesloten.