Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de plannen om Flanders' Technology te herlanceren en het innovatiebeleid te heroriënteren
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, vorige week donderdag hadden we in de commissie een uiterst interessante hoorzitting over het rapport-Soete. Professor Soete werd door uw voorgangster gevraagd het Vlaamse innovatie- en economische instrumentarium door te lichten.
Het mag gezegd, professor Soete heeft daar een glasheldere analyse van gemaakt. Dat leverde nogal eens scherpe kritieken op. De professor en zijn team noemen het Vlaamse economische beleid provincialistisch, ingewikkeld, niet transparant, niet complementair, te weinig vraaggericht enzovoort enzovoort. Tijdens deze hoorzitting pleitte mijn fractie dan ook voor volgehouden doelgerichte inspanningen die onze economie moeten klaarstomen voor de toekomst. Dat is een economie die de concurrentie aankan op het vlak van kwaliteit, omdat we niet geloven in een eindeloze race naar de bodem qua kostenconcurrentie. We hebben een lans gebroken voor valorisatie, met name op het gebied van tewerkstelling.
U kondigde daar een sanering aan, mevrouw de minister, van het kluwen aan ondersteuningsmaatregelen. Blijkbaar bent u een harde werker. Maandag lazen we al in De Morgen: "In antwoord op het rapport-Soete herlanceren we Flanders Technologie. (…) Eind april, exact 25 jaar na de eerste Flanders' Technology, komt er een academische zitting waarin vooruitgeblikt wordt op de komende kwarteeuw. Tegen het najaar starten er twee ateliers die zullen werken rond internationalisering en innovatie."
Bijna terloops zegt u verder dat het innovatiebeleid zich moet concentreren op zes technologische clusters: de transport- en logistiekdiensten, de ICT en diensten voor gezondheidszorg, voeding, nieuwe materialen en nanotechnologie, sociaaleconomische innovatie en energie en milieu. Dat beantwoordt, lijkt me, aan onze vraag om heel doelgericht en gefocust in te zetten op de sectoren van de toekomst. Ik vraag me echter af in hoeverre deze selectie gedragen wordt. U verwijst naar een studie van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB). Er zijn nog andere adviesorganen daarrond actief, ik denk in de eerste plaats aan de SERV.
Je kunt je afvragen of zo'n wezenlijke hertekening van het economische en innovatieve beleid kan worden aangekondigd via een artikel en of daar niet meer overleg voor nodig is.
U zegt in het artikel ook dat u zich meer wilt bekommeren om de economische groei, werkgelegenheid, octrooien en commerciële toepassingen. Ook dat komt tegemoet aan onze vraag. Het verheugde mij om alleen al het woord 'werkgelegenheid' te zien opduiken in een tekst over economie en tewerkstelling. Bij uw voorgangster was dat niet altijd het geval. Dit is een goede evolutie.
Wat mij echter stoorde, was het woordgebruik met betrekking tot de 3 percent die van ons gevraagd wordt in het kader van de Lissabonstrategie. Wij zouden tegen 2010 3 percent moeten halen inzake investeringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling. U noemt dat een fetisj. Ik heb daar moeite mee, want het gaat om internationale afspraken. Dergelijke afspraken als een fetisj behandelen, is niet goed voor onze geloofwaardigheid.
Op 19 december hebben wij hier gedebatteerd over de beleidsbrief en hebben wij de begroting goedgekeurd. Op 28 januari kondigt u al een volledige hertekening van uw beleid aan. Mevrouw de minister, is dit uw invulling van het antwoord op het rapport-Soete? Welke concrete maatregelen voorziet u? Is er nog verder overleg gepland met de verschillende actoren? Hoe voorziet u garanties op de valorisatie die wij beiden nastreven? Laat u die 3 percent tegen 2010 nu definitief los?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mevrouw de minister, mijn vragen hebben eveneens betrekking op uw recente uitspraken over het innovatiebeleid. U maakt daar nu uw paradepaardje van. U hebt nog anderhalf jaar te gaan in deze legislatuur. U zei dat u enkele maanden gezwegen hebt, maar dat u nu op kruissnelheid komt.
Vorige week hebben we het rapport-Soete besproken in de commissie voor Economie. De heer Soete stelde dat het subsidiebeleid inzake innovatie ingewikkeld en beperkt toegankelijk is. Hij zei dat je bijna een subsidioloog moet zijn om nog te weten aan welk loket men voor O&O-uitgaven moet aankloppen.
De dag nadien trok u in het weekblad Trends conclusies uit die studie die ik niet gehoord had. U zei dat we de instrumenten niet alleen moeten herbekijken en vereenvoudigen, maar voor een deel ook afschaffen. U koppelt dat aan een redenering waarbij u de subsidies wilt vervangen door fiscaliteit. Om te beginnen, mevrouw de minister, is de Vlaamse overheid vooralsnog niet bevoegd voor fiscaliteit. U zegt dus aan de sector dat u de subsidies wilt afschaffen en vervangen door fiscale stimuli, maar u weet niet of u die over enkele maanden wel zult hebben.
Daarnaast geldt een verlaging van de vennootschapsbelasting voor de hele economie. 3 percent korting op de vennootschapsbelasting kost de Vlaamse overheid 600 miljoen euro. Maar daarmee hebt u nog geen beleid gevoerd voor innovatie en vernieuwing, dat gericht is op bepaalde ondernemingen, competenties en innovatieve sectoren. En dat kan men niet doen met enkel fiscaliteit. De heer Soete heeft duidelijk gezegd dat er een mix moet zijn. De verlaging van de vennootschapsbelasting moet geheroriënteerd worden en men moet specifieke subsidiemechanismen hebben die, gericht op bepaalde sectoren, de toekomst genereren.
Trouwens, het hele innovatiebeleid is gericht op subsidies aan universitaire centra, zoals VITO en IMEC. Die proberen dan op hun beurt de economie in een bepaalde richting te stimuleren. Er wordt gesproken over het werken via de fiscaliteit, maar VITO en IMEC betalen vrijwel geen belastingen. U breekt dat instrumentarium af. U hebt letterlijk verklaard dat subsidies slechts subsidiair mogen zijn. Welk signaal is dat aan heel die sector? Het gaat uiteindelijk over 1 miljard euro. Dat is het bedrag dat de overheid besteedt aan onderzoek en ontwikkeling. U zegt dat dit totaal inefficiënt is. U wilt het vervangen door fiscaliteit die er niet is. De afcentiemen op de vennootschapsbelasting zijn trouwens gericht op de hele economie, dus ook op ondernemingen uit de financiële sector of de chemiesector die heel veel winst maken, terwijl nu 75 percent van de innovatiekredieten in de strikte zin van het woord naar tien bedrijven gaat. Welk signaal geeft u daarmee, als minister bevoegd voor Innovatie, aan de hele economie? U creëert zo een grote rechtsonzekerheid.
Ik heb maandag ook gelezen dat u Flanders' Technology wilt heropstarten. In 2004 hebt u dat echter in de lappenmand gegooid. U hebt Flanders District of Creativity opgericht, met een subsidie van 2,5 miljoen euro. Flanders' Technology is een Vlaams icoon. Het is opgestart in 1985 en voortgezet door minister-president Van den Brande in de jaren negentig. Dat was de Derde Industriële Revolutie. Het heeft inderdaad op een schitterende wijze die hele innovatieve technologische beweging in Vlaanderen gestalte gegeven. In het kielzog daarvan zijn ook heel wat instellingen opgericht. De directeur van Flanders District of Creativity erkent dat nu ook, en geeft er voorbeelden van. Nu komt u plots met het idee dat in ere te herstellen. U vindt het iets schitterends, dat goed werkte, maar de vorige regering heeft dit voor een deel in de lappenmand gegooid. In dezelfde beweging wordt het nu op een voetstuk geplaatst. Wat is echter de inhoud en de doelstelling? Flanders' Technology en de Derde Industriële Revolutie van minister-president Van den Brande hadden immers een doelstelling. Denken we maar aan de biotechnologie, aan IMEC, aan de VITO. Al die instellingen hebben gestalte gegeven aan onze vernieuwde technologie.
Ik vind dat dit totaal ondoordacht gebeurt. Als u zoiets lanceert, moet u overleg plegen met de commissie en de meerderheid. Het gaat over een erg belangrijk instrumentarium. Het is trouwens een van de grote speerpunten van Vlaanderen in Actie, om de Vlaamse economie de komende jaren opnieuw gestalte te geven. Dat gaat men niet zomaar tewerk via kranteninterviews en verklaringen die kunnen worden misbruikt. U bent niet goed begonnen. Ik zou bijna zeggen: 'Juffrouw, ze begint weer!' Ik vind het geen goed begin om ons innovatiebeleid opnieuw gestalte te geven. Het zorgt voor heel wat verwarring. CD&V is natuurlijk bereid over vernieuwingen te praten, maar op basis van reële dossiers en niet op basis van verklaringen, slogans en perceptie.
Minister Ceysens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, er zijn twee studies aangehaald. Het rapport-Soete is inderdaad vorige week besproken. Op de studie van de VRWB kom ik dadelijk terug. De eerste studie die ik heb aangehaald, hebt u nu achterwege gelaten. Dat was het O&O-indicatorenboek, opgeleverd door het Steunpunt O&O. Het indicatorenboek bevatte twee belangrijke aanbevelingen. Er werd ten eerste gewezen op het dalende aantal studenten in wetenschappelijke en technologische richtingen. Agoria heeft heel uitdrukkelijk gevraagd daar iets aan te doen. De overheid moet ter zake sensibiliseren. Dat doen we trouwens met het communicatieplan met betrekking tot wetenschap en wetenschapspopularisering. Het dalende aantal studenten is een heel duidelijke trend, die niet goed is voor de industrie.
Ten tweede voert het O&O-indicatorenboek de discussie over de 3 percent. Ik heb toen ook gezegd dat we 3 percent moeten halen, want dat is een afspraak. We halen ze niet, maar ik koppel eraan dat ik ook niet wil dat we ons daarmee een innovatiegeweten kopen. Als we maar genoeg input geven, zou onze opdracht volbracht zijn. Dat klopt niet. We mogen van de input geen fetisj maken. Het gaat in onderzoek en ontwikkeling voor mij over output. Ik ben blij dat we elkaar daarin vinden, mijnheer Van Malderen.
Het is trouwens overgenomen op de presentatie van het indicatorenboek door de voorzitter van het Steunpunt O&O, Koenraad Debackere, die ook op VIA het deel Innovatie heeft geleid. Hij bevestigde dat Vlaanderen zich meer zal moeten richten op de output van innovatie. Die valorisatie kan economisch zijn, economische groei en werkgelegenheid, of maatschappelijk. We hebben de opdracht gegeven aan Koenraad Debackere als voorzitter van het Steunpunt O&O en als voorzitter van het atelier Innovatie in VIA. Hij heeft dit uitdrukkelijk overgenomen en gezegd dat het steunpunt zal komen met outputindicatoren. De 3 percent blijft uiteraard overeind. Ik hoop dat men bij overschotten bij de begrotingscontrole een tandje kan bijsteken. Er is daarover een afspraak binnen de regering.
Het rapport-Soete hebben we vorige week uitvoerig besproken. Het maakt een doorlichting met opmerkingen die u ook heeft gegeven: vereenvoudiging en te weinig focus op kmo's. Het bevat ook enkele meer principiële debatten. We hebben er vorige week één gevoerd over taalregeling. In dit parlement hebben we het nog niet gehad over intellectuele eigendomsrechten. In de buitenwereld, bij de bedrijven en de onderzoeksinstellingen, is dat debat wel aan de gang. Dat debat hebben wij vorige week zelfs niet aangeraakt, tot verwondering van professor Soete.
Een ander debat is fiscaliteit versus subsidies. Mijnheer Van Rompuy, ik ga voor een deel verder op wat de minister-president terecht op 12 januari in een interview in De Tijd heeft gezegd: "Weet u, jaarlijks geeft Vlaanderen voor 500 miljoen euro subsidies aan bedrijven, dikwijls via ingewikkelde en tijdrovende 'call'-systemen. Als ik die pot zou inzetten voor een verlaging van de vennootschapsbelasting, is een tarief onder 30 procent mogelijk. Maar we moeten wel even bekijken of we bepaalde subsidies - bijvoorbeeld voor starters - niet behouden omdat ze zinvoller zijn dan een lagere vennootschapsbelasting. Trouwens, dan zouden we de 150 Vlaamse ambtenaren die zich nu bezighouden met het uitdelen van subsidies bijvoorbeeld kunnen inzetten als 'accountmanagers' om bedrijven bij te staan met advies. Dat is toch een economisch efficiënt beleid?" Dat verwijst ook naar het debat VLAO, mijnheer Van Malderen.
Ik heb bij het rapport-Soete, dat een doorlichting maakt van het innovatie-instrumentarium met uitlopers naar het economische en het internationale, onmiddellijk gezegd dat ik althans de drie geïntegreerd wil bekijken en dat we moeten zoeken naar vereenvoudiging in een geïntegreerd beleid. We hebben nu het voordeel dat de bevoegdheid geïntegreerd bij één minister zit en bij één administratie.
Het rapport is overgemaakt aan verschillende actoren. In februari is er opnieuw een beleidsraad. Ik heb aan iedereen die bij het rapport betrokken is, gevraagd om hun bevindingen en adviezen voor te leggen. Mijnheer Van Malderen, iedereen zal de kans krijgen om zijn standpunt te geven over het rapport-Soete en te kijken wat er concreet mee kan worden gedaan.
Professor Soete heeft vorige week in de commissie ook gezegd dat het gaat om een doorlichting van 25 jaar innovatie in Vlaanderen. Hij heeft met veel respect en lof gesproken over het beginpunt van de innovatie. Hij heeft zelf verwezen naar Flanders' Technology en de Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen (DIRV). De eerste beurs van Flanders' Technology opende op 3 mei 1983 haar deuren.
De Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB) heeft een derde studie gemaakt over 'Technologie en Innovatie in Vlaanderen: prioriteiten. Synthesenota en aanbevelingen'. Ik heb met de heer Vinck, voorzitter van de VRWB en van VIA, gesproken over Flanders' Technology. Er wordt immers voor een deel teruggegaan op die technologieverkenning.
Bij de start van Flanders' Technology ging het om drie clusters. Ik heb het liever over clusters dan over sectoren. Dat is immers niet hetzelfde. Wat dat betreft, moeten we meer doen. Ik verwijs naar wat de Nederlanders doen met hun studie 'Pieken in de Delta', waarbij ze kijken naar thema's, clusters, maar niet onmiddellijk naar sectoren. Het is beter dat we ons houden aan thema's en clusters.
25 jaar geleden ging het om drie technologiedomeinen - nanotechnologie, biotechnologie, nieuwe materialen - en zeven toepassingen. Vandaag heeft de VRWB het over zes clusters. De opdracht is die verder te concretiseren.
We zijn nu 25 jaar later. Het is goed om dat moment even op de voorgrond te plaatsen en te kijken wat het beginpunt was en wat er in die periode in Vlaanderen is gebeurd. Professor Soete heeft dat ook uitvoerig gedaan. Er is zeker erkenning dat Vlaanderen vroeg heeft ingezet op technologie.
We moeten natuurlijk ook vooruit kijken. In het rapport-Soete is ook het debat opgenomen over de verruiming van de technologische innovatie en de verlenging van het traject. Mijnheer Van Rompuy, hier gaat u toch wat kort door de bocht. Het klopt dat men dan ook aanbelandt bij innovatie, ondernemingscreativiteit, nieuwe businessmodellen. Laten we elkaar goed verstaan. Ik ben bezig met de bespreking van de evaluatie van Technopolis, dat een deel is van de stichting Flanders Technology International. Ik vraag u de budgetten eens te vergelijken van de afgelopen jaren. Flanders Technology International werd de afgelopen jaren niet stiefmoederlijk behandeld. U moet ook eens kijken naar de cijfers voor Flanders District of Creativity. Ze werden allebei doorgelicht in het rapport-Soete.
Mijnheer Van Malderen, de twee ateliers van het najaar waar u het over hebt, zijn de ateliers 'internationaliseren en innoveren' in VIA. Flanders' Technology - in 1983 sprak men nog van Flanders' Technology - en daarna Flanders Technology International passen perfect in de VIA-ateliers 'internationaliseren en innoveren'. Ik geef alleszins die insteek. Mijnheer Van Rompuy, u hebt een aantal spelers genoemd, maar IMEC is een van de belangrijkste die toen uiteraard uit de DIRV-actie is gekomen. We zullen terugkijken op de voorbije 25 jaar, maar uiteraard ook met de VRWB vooruitblikken op de volgende 25 jaar.
Gisteren heeft Agoria, de koepel van de technologische industrieën, een analyse gemaakt. Agoria uit de vrees dat technologische sectoren in Vlaanderen in 2008 wat zouden kunnen stilvallen. Een van de verklaringen is het absolute tekort aan jonge mensen die kiezen voor beroepen in technologie en wetenschappen. Het is dan ook perfect om opnieuw te focussen op technologie. Flanders' Technology lijkt daarin een belangrijk merk te zijn.
Mevrouw de minister, u noemt dit zelf een principieel debat. Uit de complexiteit en de uitgebreidheid van uw antwoord besluit ik dat dit thema te belangrijk, te omvangrijk en te complex is om in één zin in een kranteninterview aan te kondigen.
Er is ook het debat over de vennootschapsbelasting versus subsidies. Ik heb moeite met de oplossing waarbij subsidies worden afgeschaft omdat er een probleem is met de calls bij het toekennen van subsidies. Het is een beetje alsof een patiënt met een keelontsteking bij een huisarts komt en buiten gaat met een geamputeerd been. De vennootschapsbelasting lineair verlagen, lijkt me niet efficiënt.
We moeten een heel transitieproces in onze economie opstarten. We zijn nog lang niet waar we moeten zijn. We zijn nog heel ver verwijderd van de innovatieve economie. Dat betekent dat we elke euro zeer spaarzaam zullen moeten besteden en de beschikbare middelen niet mogen uitspreiden over bedrijven, of die nu al dan niet innovatief, ecologisch en duurzaam zijn, of die al dan niet werk creëren. We moeten efficiënt selectief en doorgedreven blijven investeren. We pleiten voor een systeem van wederzijdse engagementen. Er moet een soort contract met het bedrijfsleven worden opgesteld waarin valorisatie centraal staat, ook op het gebied van tewerkstelling. Ik pleit voor een contract in plaats van dure cadeaus.
Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord, maar mijn vragen blijven dezelfde. U wilt het debat voeren over fiscale stimuli. Wij zijn ook voor een verlaging van de vennootschapsbelasting. Dat is evident. Dat Vlaanderen die bevoegdheid moet krijgen, is een van de punten van Lambermont. Een innovatiebeleid voert men echter niet met het instrument van de vennootschapsbelasting alleen. Er moet een gerichte politiek zijn, want waarom subsidieert men vanuit de overheid O&O? Dat gebeurt omdat er maar rendement op termijn is, omdat er nieuwe technieken, werkmethodes en ondernemingen ontwikkeld moeten worden. Op lange termijn is er een rendement dat niet onmiddellijk in de bedrijfsrentabiliteit zichtbaar is. Dat is de essentie van het innovatiebeleid, dat is waarom een subsidiebeleid moet worden gevoerd. Dat beleid moet doelgericht zijn, op maat en op lange termijn.
U stelt dat in vraag in de interviews. U kunt natuurlijk zeggen dat het maar een interview is, maar wie Trends leest, zal zien staan: 'Vlaanderen kan fiscale druk met 600 miljoen euro verminderen'. U hebt het over de personenbelasting, het is dus een verkeerde titel, maar wie het artikel leest, krijgt een verkeerde indruk over de inspanningen die de jongste jaren geleverd werden. U spreekt wel over input en output, en er is natuurlijk een grote input geweest, maar er was ook een valorisatie. Tenzij u natuurlijk vindt dat het overheidsgeld de laatste 15 jaar, één miljard euro per jaar, slecht werd besteed. De Vlaamse economie doet het internationaal weliswaar niet zo goed als we zouden willen, maar we hebben haar de laatste 20, 25 jaar een enorme stimulus gegeven, waardoor Vlaanderen inzake innovatie en economie, ook al staan we niet in de top 5, een heel sterke positie inneemt.
Mijn punt is dat door de verklaringen die u aflegt en de analyses die u maakt, de onzekerheid in het bedrijfsleven groeit. U hebt het over een clusterbeleid. U wilt zes clusters stimuleren, maar hoe gaat u dat doen? Wilt u dat doen via de verlaging van de vennootschapsbelasting? Die geldt voor de hele economie, ook voor de banken, de chemie, de bedrijven die het niet nodig hebben. We moeten integendeel juist de bedrijven stimuleren die innovatief en creatief zijn. We moeten bekijken wat daar de beste en meest doorzichtige manier voor is.
Ik heb er een probleem mee dat u de essentie van een innovatie onderuithaalt met uw beleid. Ik betreur dat. In de commissie zullen we het hier natuurlijk nog over hebben. We hebben een hoorzitting gehad en toen heb ik ook tegen u gezegd dat ik van een politieke discussie een beleidslijn verwacht. De beleidslijn die u nu trekt, vind ik verkeerd. Het is een heel slecht signaal en staat voor onzekerheid en voor een beleid waar mijn fractie niet achter kan staan. Het gaat niet over de subsidies, maar over de manier waarop we de innovatie op de meest doelmatige manier kunnen steunen. Daar zijn bepaalde instrumenten en instellingen voor. U zwaait ze nu lof toe. Ik denk aan IMEC, VITO, VIB, IWT en zo meer. Ze werken met overheidssubsidies. Ze zijn ermee opgestart en hebben er voor een stuk gestalte door gekregen. In het interview staat: "Ceysens geeft niet precies aan wat het precies wordt, maar ze wil er wel vaart achter zetten." Vaart achter iets zetten is goed, maar u moet weten wat u wilt.
De heer Stassen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vorige week hebben we het steengoede rapport van professor Soete besproken. Het is een zonde dat u dat rapport met een slecht interview bijna om zeep helpt. U hebt in een kranteninterview immers gezegd dat het innovatiebeleid zal worden aangepast en u hebt een aantal beleidslijnen gelanceerd. Ik vraag me echt af of ze een antwoord zijn op het rapport. In het rapport staat dat we niets nieuws nodig hebben en u zegt dat we Flanders' Technology terug boven zullen halen, u zegt dat we er opnieuw een feest van zullen maken. Ik denk niet dat het rapport-Soete dit voorstelt. Flanders' Technology had belang in het verleden, maar ik denk niet dat nu nog iemand zit te wachten op zo'n feest.
Heel de discussie over belastingsvermindering is een ideologisch debat. U mag dat debat voor mijn part gerust voeren, maar in essentie heeft het niet veel te maken met uw gericht innovatiebeleid.
De discussie over de clusters zou u veel beter moeten onderbouwen.
U hebt een kans gemist om een sterk rapport om te zetten in een sterk beleid door een aantal lukrake en snelle verklaringen af te leggen waarvan het innovatiebeleid in Vlaanderen zeker niet beter wordt.
De heer Van den Brande heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een boon voor ministers die creatief zijn. Zij moeten echter ook doordacht zijn.
Mevrouw de minister, ik kan u op bepaalde punten bijtreden. U moet de zaken herbekijken. Het landschap was 25 jaar geleden niet hetzelfde als het huidige landschap. Technologische innovatie is een belangrijk onderdeel, maar innovatie is natuurlijk een veel ruimer begrip geworden. Op dat vlak deel ik uw mening.
Ik ben gelukkig dat na zeven jaar het woord cluster opnieuw mag worden uitgesproken. In alle economische beleidsmaatregelen is dat een goede, zij het niet alleen zaligmakende benadering.
Ik maak me echter zorgen over de coherentie in de Vlaamse Regering. Mevrouw de minister, u hebt een voorstel gedaan in een interview. Was daar overleg over gepleegd met de minister-president? Ging het om een sluitstuk of een invulstuk van het VIA-traject? Als de Vlaamse Regering een strategisch project uitzet, dan heeft elke minister uiteraard zijn of haar eigen beleidsdomeinen. Als het echter gaat over onze enige grondstof, onderzoek en ontwikkeling, wetenschap en innovatie, dan moet daar coherent mee worden omgesprongen. Ik heb vragen bij die coherentie.
Wat de input en de output betreft, deel ik uw mening dat de centen niet het enige geluk uitmaken van een goed onderzoeksbeleid. Zonder voldoende middelen zal het echter niet lukken. Het uitgangspunt moet zijn dat we verantwoordelijkheid moeten geven aan de actoren op het veld en dat we niet als keizer-koster moeten optreden. Hoe groter de verantwoordelijkheid die we toekennen aan onderzoekscentra en universiteiten, hoe groter de verantwoordingsplicht van deze actoren. Ik ga niet discussiëren over het percentage. De 3 percent wordt dus niet gehaald.
Toen het VIB werd opgericht, hebben we dat de nodige middelen toegekend. Daar verrichten nu 900 onderzoekers het meest performante onderzoek dat we ons kunnen indenken.
Tot slot was ik verbaasd in een interview te lezen dat u het akkoord zou hebben van de economische actoren, zonder dat u enig contact met hen hebt gehad. Het enige akkoord dat er bestaat, is dat u op 26 april een bepaalde manifestatie organiseert. U hebt echter niet overdacht hoe de zaken moeten worden aangepakt. Ik wil u met aandrang vragen paard en kar niet van plaats te verwisselen.
Ik ben absoluut geen tegenstander van het op elkaar afstemmen van de instrumenten waar we nu over beschikken. Toen u met het voorstel van FDC kwam, was het de bedoeling om de instrumenten op elkaar af te stemmen. Dat is echter iets heel anders dan tabula rasa maken van wat tot goede resultaten leidt. Als het erop neerkomt om alleen het logo van FTI te kunnen gebruiken, dan is men niet meer met de inhoud bezig.
U verwijst naar het rapport-Soete waar een aantal interessante zaken in staan. U trekt echter conclusies die Soete helemaal niet getrokken heeft. We wachten op het evaluatierapport over FTI en Technopolis. We zullen zien wat daarin staat. Ik ben zeker dat er niet zal in staan dat wordt geopteerd om alle structuren door elkaar te halen, om af te bouwen wat goed werkt en geen echt alternatief te bieden.
Ik geef u de raad en nodig u uit om er eerst goed over na te denken en na te gaan hoe we enkele zaken in een coherente aanpak in het kader van VIA kunnen verbeteren, met een alternatief en niet louter als een actie turbopatroon.
Minister Ceysens heeft het woord.
Vorige week werd veel gevoeld voor de inhoudelijke lijnen van het rapport-Soete. Die eerste lijn was: het is een ingewikkeld kluwen, dus dat moeten we vereenvoudigen. Daar was iedereen het over eens.
De tweede lijn was: een en ander is te provincialistisch, dus moeten we internationaliseren. En ten derde: kmo's komen te weinig aan bod, dus moeten ze deel kunnen uitmaken van het innovatiebeleid. Dat is een inhoudelijk aandachtspunt dat wil zeggen dat de innovatieve kracht van de kmo's heel belangrijk is voor Vlaanderen. Dit zijn de drie lijnen, waarvan ik denk dat iedereen er zich in kan vinden.
Natuurlijk zitten er in het rapport-Soete enkele discussiepunten waar de meningen over uiteenlopen. Er was er een over de taalregeling, dat in het provincialistische versus het internationaliseren zat. Er was er een over fiscaliteit versus subsidies. En er is er ook een waar we nog niet aan zijn toegekomen, maar wat ik op het terrein voel: intellectuele eigendomsrechten in het innovatiebeleid. Wellicht is dat het moeilijkste. Over deze drie aanbevelingen bestaat een consensus, en we moeten ze dan ook proberen te implementeren. Er zijn ook drie discussiepunten, waarvan ik aanneem dat iedereen daar een persoonlijk standpunt mag over hebben en waarover ik mijn standpunt kenbaar heb gemaakt.
De taalregeling hebben we bekeken in de plenaire vergadering, en die zal ook nog terugkomen. Over de intellectuele eigendom is nog niemand begonnen. De discussie over fiscaliteit en subsidies woedt erg hard. Het gaat niet over Lambermont, maar over Octopus. We kijken ernaar uit dat we die bevoegdheid krijgen. Hoe ver gaan we daar dan in? Ik heb de minister-president geciteerd. Ik wil daaraan toevoegen dat subsidies een subsidiair element zijn. Daar is een goede reden voor omdat fiscaliteit onmiskenbare voordelen heeft, zoals rechtszekerheid, meestal eenvoudig, niet marktverstorend en binnen handbereik van kmo's. Neem het voorbeeld van de notionele intrest. Die bereikt meer dan onze kmo-subsidies. Men mag de getallen daarover nagaan.
Subsidies zitten in het hele instrumentarium, zowel in het economische, het internationale als het innovatie-instrumentarium. Naast subsidies is er in de drie domeinen ook het flankerend beleid. Mijnheer Van Rompuy, het is niet omdat je stopt met subsidiebeleid, dat je stopt met beleid. Het betekent wel dat als je stopt met rechtstreekse subsidies aan bedrijven, je overgaat naar een meer flankerend beleid.
In het economische flankerend beleid kan men inzetten op bedrijventerreinen. Met het innovatie-instrumentarium kan men inzetten op kennisinfrastructuur. Dat hebben we gedaan met bijvoorbeeld de supercomputer en het dossier rond BELNET. Dat is het flankerende beleid om kennisinfrastructuur ter beschikking van iedereen te brengen. Ik ben het niet eens met de stelling dat, als we afstappen van een subsidiebeleid dat direct gericht is op bedrijven, we stoppen met beleid voeren. Dan doen we dat met flankerend beleid, wat betekent dat we niet naar één bedrijf kijken, maar middelen ter beschikking hebben die een aantal bedrijven ten goede kunnen komen.
Dan komen we bij het wat moeilijkere debat: doen we dat voor sectoren of voor clusters? Ik denk dat de oefening van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid aanbeveling geniet, want het is een oefening waarbij 130 experts hebben gekeken naar wat die clusters zouden kunnen zijn in Vlaanderen.
Ik ben zelf wat verwonderd dat het debat daarover eigenlijk nog niet echt is uitgeput. Ik denk ook niet dat er heel veel vragen over zijn geweest. De studie ligt er en ik neem aan dat iedereen ze heeft. Het is een heel grondige, inhoudelijk onderbouwde studie, die zegt waar voor Vlaanderen mogelijk zes clusters zijn. Er zijn clusters die we kennen en al 25 jaar geleden werden opgepikt, maar er zitten ook heel nieuwe clusters bij. Ik denk bijvoorbeeld aan de gezondheidszorg, die volgens mij een thema kan vormen waar Vlaanderen goed in is en absoluut het pad van innovatie nodig heeft.
Mevrouw de minister, ik stel voor om stilaan af te ronden. Ik stel voor dat het debat ook wordt voortgezet in commissie, want er valt nog veel over te debatteren.
Het enthousiasme bij mensen die het prille begin 25 jaar geleden hebben meegemaakt, was maandag groot. Dat enthousiasme neem ik mee en zal ik heel graag ook in de commissie verder uitwerken. Op 26 april gaan we kijken wat Flanders Technology in gang heeft gezet en wat we de volgende 25 jaar aan technologische innovatie in Vlaanderen willen voortzetten, uiteraard binnen het grotere geheel van Vlaanderen in Actie.
Mevrouw de minister, ik zou aan uw lijstje alleen nog het begrip efficiëntie in functie van output willen toevoegen. Ik blijf erbij dat een lineaire verlaging van de vennootschapsbelasting daar niet op zijn plaats zit. Er is geen natuurwet die zegt dat subsidies altijd marktverstorend zouden zijn en per definitie ingewikkeld zijn. Het voorbeeld van de vennootschapsbelasting zelf geeft dat eigenlijk aan. Het debat over aftrekposten inzake vennootschapsbelasting duidt net aan dat er ook daar een gebrek aan transparantie is en het niet voor iedereen toegankelijk is.
Mevrouw de minister, het voorbeeld dat u geeft van de federale notionele intrest overtuigt mij evenmin, als het gaat over doelgerichtheid. Ik denk dat het ongecontroleerde uitgaven zijn, waarvan de efficiëntie op netto-investeringen nog altijd moet worden bewezen. Maar vooral creëert u in een deel van de sector onzekerheid, doordat u uw betoog ophangt aan iets dat we vandaag nog niet verworven hebben. Het is een projectie van de vennootschapsbelasting die uit het Octopusoverleg moet komen. We zullen zien wat de toekomst brengt, maar in elk geval creëert u vandaag wel al de onzekerheid binnen die sector. Dat vind ik zeer vervelend.
We hebben een breed debat gevoerd. Ik stel voor dat we het debat met professor Soete in de commissie voor Economie verder opvolgen. We moeten ons evenwel op de feiten baseren. Ik wil niet in herhaling vallen. Volgens professor Soete zijn subsidies en fiscaliteit complementair en leveren ze een ideale mix op. Volgens de minister moeten subsidies subsidiair zijn. We hebben via de pers moeten vernemen dat ze het niet eens is met professor Soete.
Aangezien de minister-president hier aanwezig is, stel ik voor dat de minister naar de commissie voor Economie komt met een nota die door de hele Vlaamse Regering wordt gedragen. Het Vlaams Parlement zal zich in alle vrijheid over deze nota buigen. Het lijkt wel of Vlaanderen door middel van aankondigingen en het lanceren van ideetjes worden bestuurd. Ik waan me plots weer vier of vijf jaar geleden.
De minister creëert een enorme onzekerheid, in het bijzonder in een sector die cruciaal voor onze toekomst is. Na de verklaringen die de minister vandaag heeft afgelegd, zie ik alvast geen lijn in het beleid meer. De minister kiest voor een clusterbeleid. Fiscaliteit kan hierin geen rol spelen. Dat is het abc van een clusterbeleid. Bepaalde sectoren worden op een bepaalde manier bevoordeeld, fiscaliteit moet algemeen zijn. Ik zie niet in hoe de minister op die basis een coherent beleid zou kunnen voeren.
Ik stel voor dat we de discussie in de commissie voor Economie voeren. We moeten de discussie echter niet op basis van ideetjes, maar op basis van een coherente en consistente nota die door de hele Vlaamse Regering wordt gedragen.
Het incident is gesloten.