Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, beste collega's, ongeveer een jaartje geleden hebben in hier in de plenaire vergadering het nieuwe Mestdecreet goedgekeurd. Van verschillende kritische collega's hebben we toen het verhaal te horen gekregen dat het Mestdecreet niet streng genoeg was en dat de landbouwers te velde niet echt met het probleem bezig waren en niet veel inspanningen deden om het probleem op te lossen.
In het pleidooi dat ik hier gehouden heb, heb ik altijd naar voren gebracht dat het inderdaad de landbouwers zijn die het te velde zullen moeten doen als we resultaat willen boeken en de normen willen halen, en dat we daarom de landbouwers de ruimte moeten geven om die resultaten te boeken. De Mestbank kan daarbij een belangrijke rol spelen. We hebben ook in het nieuwe Mestdecreet aangehaald dat de Mestbank naast een controlerende functie ook een sensibiliserende functie heeft. Ik ben blij dat op dat vlak een aantal stappen gezet zijn en dat de minister dit ten volle onderschrijft.
Een ander nieuw element in het Mestdecreet waren de nitraatresidumetingen. Ze leggen het verband tussen de bemesting en de waterkwaliteit. Ik kan me nog goed herinneren hoe hier naar voren werd gebracht dat de nitraatresidumeting de beste manier is om die link tussen bemesting en waterkwaliteit te brengen.
Mevrouw de minister, er zijn nieuwe resultaten van de laatste meetcampagne bekend. Ik denk dat u zondag veel mensen een blije dag hebt bezorgd door de nieuwe resultaten mee te delen. In 2006 was 54 percent van de nitraatresidumetingen in orde volgens de norm, in 2007 ging het over maar liefst 74 percent.
Veel mensen waren tevreden met de resultaten, maar een aantal reacties in de krant en op de radio verbaasden mij. Ik verwijs naar een artikel waarin staat dat we niet te vroeg mogen juichen. Er staat ook in: "Tenslotte zegt het nitraatresidu helemaal niets over het milieu." Dat is verwonderlijk. Vorig jaar, zeker bij het opstellen van het Mestdecreet, hoorde ik dat het de beste manier is om de link weer te geven tussen bemesting en waterkwaliteit. Nu de resultaten goed zijn, lees ik dat de nitraatresidumeting helemaal niets over het milieu zegt. Ik citeer verder: "Volgens de Bond Beter Leefmilieu vergelijkt minister Crevits appels met peren. Na zes jaar metingen is er geen sprake van vooruitgang. BBL wijst er ook op dat de meting vorig jaar totaal anders verliep dan in 2006."
Mevrouw de minister, het zou me verwonderen indien u geen appels van peren kunt onderscheiden en ze met elkaar vergelijkt. Ik dacht dat we in het Mestdecreet hadden gevraagd om de nitraatresidumetingen op te drijven en dat vooral in de risicogebieden, waardoor het risico op het traceren van problemen net groter zou zijn.
Mevrouw de minister, kunt u verklaren hoe de metingen precies zijn gebeurd, en waarom er geen appels met peren worden vergeleken?
Tot slot zou ik graag nog wat duidelijkheid krijgen over de percentages. Het percentage dat voldoet, is nu gelijk aan dat van 2004, en zelfs lager dan in 2002. Het is mogelijk dat ik over de verkeerde cijfers beschik, maar ik dacht dat wij met onze huidige 74 percent een historisch hoog percentage hadden bereikt. Kunt u daar enige duidelijkheid over geven?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, voor wie geïnteresseerd is in nitraatresidumetingen, zal ik de twee soorten metingen die bestaan, verduidelijken.
Een beleid steunt meestal op twee soorten maatregelen: de honingmaatregelen en de stokmaatregelen. Sinds 1991 bestaat er een honingmaatregel. Een aantal landbouwers kan op vrijwillige basis waterbeheerovereenkomsten afsluiten. De landbouwers die dat doen, nemen de vrijwillige verplichting op zich om minder te bemesten en om staalnames te doen of te laten doen van het nitraatresidu.
In wetenschappelijke studies staat dat het nitraatresidu dat wordt teruggevonden, van belang is om achteraf de risico´s of uitspoelingen in het voorjaar te kunnen inschatten. Er is dus een duidelijk verband met de waterkwaliteit.
Wanneer we die resultaten bekijken, en dat zijn dan de appelen, dan zien we dat in 2001, 68 percent van de stalen die op vrijwillige basis werden genomen bij die landbouwers die waterbeheersovereenkomsten hadden afgesloten, voldeed aan de norm van minder dan 90 kilogram stikstofnitraatresidu per hectare. Dat aantal is in 2007 opgelopen tot 89 percent.
Wanneer we in die zones het gemiddelde nitraatresidu afwegen tussen 2001 en 2007, dan stellen we vast dat er in 2001, 91 kilogram per hectare werd gemeten. Dat is in 2007 teruggelopen tot 50 kilogram per hectare. Wanneer we dus louter rekening houden met de beheerovereenkomsten, dan is er op alle vlakken een verbetering.
Daarnaast zijn er de stokmaatregelen. In het kader van het nieuwe Mestdecreet is een duidelijke norm opgenomen. Zowel in risicogebieden als in niet-risicogebieden moeten er metingen gebeuren van het nitraatresidu. Die metingen gebeuren al sinds 2003. In 2003 gebeurden die metingen op 2400 percelen. In 2006 en 2007 werden stalen genomen op bijna 9000 percelen.
Wanneer we de resultaten van 2006 vergelijken met die van 2007, dan stellen we een aanzienlijke verbetering vast. Ik heb de cijfers bij me. In 2006 was het gemiddelde resultaat 107 kilogram nitraat per hectare. In 2007 is dat teruggelopen tot 72 kilogram. Ik heb ook de vergelijking gemaakt met 2003. Toen zaten we aan 125 kilogram per hectare.
In 2003 voldeed 47 percent van de percelen aan de norm van 90 kilogram per hectare, zoals trouwens decretaal bepaald in het Mestdecreet. In 2007 is dat percentage toegenomen tot 74 percent. Dat zijn de peren.
Wanneer we nu de appelen met de peren vergelijken, dan zien we dat 69 percent van de stalen die worden genomen bij landbouwers die vrijwillig een waterbeheerovereenkomst hebben gesloten, voldoet aan de norm.
Als je de groepen onderling bekijkt, maken we twee grote stappen voorwaarts. De Mestbank is nu bezig met het analyseren van de resultaten omdat het de bedoeling is dat er naast het controlerende beleid ook een flankerend beleid wordt ontwikkeld. Zo kan worden onderzocht hoe het nitraatresidu op basis van een oordeelkundige bemesting kan dalen. In elk geval duidt het aan dat de landbouwers sterk bezig zijn met het in toom houden van dat nitraatresidu. Ik deel de bezorgdheid dat het ook invloed moet hebben op de waterkwaliteit. Dat zullen we pas later zien. Uit de studies van 2002 en uit een onderzoek van de Mestbank van 2007 blijkt dat een laag nitraatresidu in principe een positieve invloed moet hebben op de waterkwaliteit.
Het is nu duidelijk dat de appelen met de appelen worden vergeleken. Er is een duidelijke stijging, zelfs tot 89 percent. Als we de peren met de peren vergelijken is er een stijging tot 94 percent. Dat geeft aan dat er op beide vlakken een positieve trend is. Dat mag iedereen hier verheugen. Ik hoop dat het op het veld een positieve impuls zal geven om verdere stappen te zetten samen met de landbouwsector.
De heer Callens heeft het woord.
Enkele weken geleden heb ik u een aantal foutieve staalnames toegestuurd. We moeten dus rekening houden met verbeteringen op dat vlak. Enkele tuin- en landbouwers hebben me gemeld dat er een probleem is met de periode voor het afnemen van de stalen. Dat is onder andere het geval voor de winterkweek van prei, spruitjes enzovoort. Daar is een probleem met de groei. Sommige landbouwers hadden heel hoge nitraatresidumetingen. Dat kwam doordat die wintergroenten in volle groei waren. Op dat moment vragen de groenten stikstof en dus mest. Als je op dat moment metingen doet, loop je het gevaar dat het nitraatresidu boven de 150 is. Voor die land- en tuinbouwers is dat een serieus probleem. Mevrouw de minister, bent u bereid die problemen dit of volgend jaar te onderzoeken?
De heer Martens heeft het woord.
Ik ben verheugd dat zowel de kwaliteit van de appelen als die van de peren toeneemt. Het is goed vast te stellen dat het Mestdecreet dat we vorig jaar hebben goedgekeurd, waar mevrouw Rombouts, de heer Lachaert en ikzelf hard hebben aan gewerkt, ook resultaat oplevert. Het bewijst dat initiatieven uit het Vlaams Parlement op het terrein dikwijls betere resultaten opleveren dan initiatieven van de regering.
We zijn misschien wel op de goede weg. Laten we daar blij om zijn. Maar de rit is nog niet gereden. De nitraatresidumetingen tonen aan dat het stikstofoverschot dat op het einde van het groeiseizoen nog in de bodem zit, afneemt. Vooralsnog wordt dat niet vertaald in een verbetering van de waterkwaliteit. Daar is het ons toch om te doen. Uiteraard moeten we het grond- en zelfs het oppervlaktewater opnieuw drinkbaar maken. Ik hoop dat de verbeterde meetresultaten snel worden vertaald in een verbeterde waterkwaliteit.
Mevrouw de minister, we hebben in het decreet ook gevraagd dat er wetenschappelijk onderzoek zou worden uitgevoerd om de nitraatresidunormen verder te verfijnen, in functie van bodemtextuur en type gewassen. We weten dat de norm van 90 kilogram stikstofoverschot per hectare in het bovenste bodemprofiel niet altijd correspondeert met de drinkwaternorm die we moeten bereiken. Hoever staat het met dat wetenschappelijk onderzoek?
De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik was zondagmorgen een beetje geschrokken door de berichtgeving op de radio. Ik vond dat het nogal euforisch overkwam, het bericht dat alles goed zit.
Mevrouw de minister, ik ben een beetje blij met uw antwoord. U geeft toch wat duiding. Minder residu kan effectief betekenen dat er minder bemest wordt, maar het kan evengoed betekenen dat er bijvoorbeeld minder afvloeit van de akkers naar waterlopen. Die duiding is belangrijk.
Ik twijfel er niet aan dat u appelen en peren van elkaar kunt onderscheiden, maar ik heb toch een vraag over de meetmethodiek. Ik baseer me op wat de Bond Beter Leefmilieu heeft gezegd. Volgens BBL is de methodiek tussen 2006 en 2007 nogal verschillend. In 2007 werd 52 percent van de stalen in risicogebied genomen, terwijl in 2006 slechts 28 percent in risicogebied werd genomen.
Mevrouw de minister, wat is de verklaring voor het verschil in methodiek? Geeft dat ook mee een verklaring voor het verschil in resultaat?
Is het misschien geen tijd om een grondige evaluatie te maken van het Mestdecreet en het Mestactieplan in zijn geheel?
De heer Wymeersch heeft het woord.
Mevrouw de minister, blijkbaar - en dat is bijna historisch - is iedereen blij. Zelfs de heer Martens kan een juichkreet bijna niet onderdrukken en ook de heer Daems zegt dat hij gematigd positief is.
Mevrouw Rombouts, ik moet u feliciteren met de voorzet voor open doel die minister Crevits toelaat om het doelpunt te scoren. Dat neemt niet weg dat de resultaten zijn wat ze zijn. Ook dat stemt ons gelukkig. Wij hebben trouwens - en de leden van de commissie voor Leefmilieu kunnen dat getuigen - onze uiterste best gedaan om op een constructieve en positieve manier mee te weken aan dit nieuwe Mestdecreet.
Mijnheer Callens, u hebt een bezorgdheid in verband met de diversiteit in de bodemgesteldheid, de begroeiing en de teelten. Dat is wat wij tijdens de bespreking hadden voorgesteld in een aantal amendementen op het nieuwe Mestdecreet. Maar u moet ook durven toegeven dat u die amendementen, samen met de rest van uw meerderheidsfracties, hebt weggestemd. Het zijn de goeden die zich bekeren. Mijnheer Callens, ik neem akte van het feit dat wij hiervoor bij u een bondgenoot vinden. We zullen uw pogingen ook blijven ondersteunen.
Mevrouw de minister, het Mestdecreet dat we eind 2006 hebben goedgekeurd, had als sluitstuk de mestverwerking, die alle problemen uiteindelijk zou oplossen. We stellen vast dat het op het terrein met die mestverwerking nog altijd niet zo goed gaat als we hadden mogen verhopen.
We zien dat er op het terrein, op het ogenblik dat er aanvragen zijn voor mestverwerkingsinstallaties, heel wat actiegroepen - en ik ga niet de hoek noemen waaruit ze ontsproten zijn - actie voeren tegen de inplanting van mestverwerkingsfaciliteiten.
Tegelijkertijd gedragen een aantal gemeentebesturen zich zeer angstvallig. De partijen die in het Vlaams Parlement de meerderheid vormen, zetelen vaak in die lokale besturen. Ik vermeld hier niet welke partij het grootste aantal lokale vertegenwoordigers heeft. Eenmaal ze de vaak verkeerde argumentatie van de actiegroepen hebben gehoord, laten die gemeentebesturen de oren hangen.
Mevrouw de minister, hoe zit het met de evolutie van de mestverwerking in het algemeen?Worden op dit ogenblik nieuwe initiatieven genomen? Als ik me niet vergis, loopt in Diksmuide een eerste pilootproject in verband met biovergisting. In het kader van de klimaatverandering en de CO2-uitstoot zouden dergelijke projecten een klein hulpmiddel kunnen zijn om bepaalde doestellingen te halen. Hiervoor is er evenwel nood aan maatregelen van de Vlaamse Regering.
Hebt u, in overleg met de minister-president en met de minister van Ruimtelijke Ordening, al maatregelen genomen om de weg verder vrij te maken voor mestverwerkingsinstallaties in het algemeen en voor biovergistingsinstallaties in het bijzonder? Zo neen, waarom zijn die maatregelen nog niet genomen en wanneer mogen we er ons aan verwachten?
Uit het voorgaande blijkt dat we van de nitraatresidu's in de spruitjesteelt bij de biogasinstallaties kunnen terechtkomen.
Mijnheer Callens, u hebt die vraag al eerder in de commissie gesteld. Ik heb toen verklaard dat deze zaak nader wordt onderzocht. Het zal u allicht geruststellen dat we de resultaten van de metingen per geteelde soort kunnen zien. Zo blijkt dat de resultaten voor aardappelen zijn verbeterd en dat de resultaten voor sla een probleem blijven. Sla heeft nu eenmaal ondiepe wortels.
Mijnheer Martens, we kunnen de metingen op basis van wetenschappelijk onderzoek op twee manieren verfijnen. We kunnen nagaan waar we de beste resultaten halen. We kunnen tevens een aantal knelpunten op het terrein aanpakken. De Mestbank verwerkt de resultaten en stelt een evaluatierapport op. De vraag is waarom de situatie op bepaalde plaatsen sneller dan op andere plaatsen verbetert.
Mijnheer Daems, u hebt daarnet verklaard dat ik zondag euforisch was. Ik ben nu eenmaal een enthousiast iemand. Als iets goed is, moeten we dat ook durven zeggen. Het is heel lang slecht gegaan. Indien iemand appelen met peren heeft vergeleken, is het wel de Bond Beter Leefmilieu (BBL). De BBL heeft het gewaagd de resultaten van vrijwillige beheersovereenkomsten water met de in het kader van het Mestdecreet genomen stalen te vergelijken. Mijns inziens is mijn enthousiasme terecht.
Volgens u zijn de stalen in 2006 en in 2007 op verschillende manieren genomen. Dat is echter een gevolg van het Mestdecreet zelf. Het Mestdecreet stelt uitdrukkelijk dat de helft van de stalen in risicogebieden moet worden verzameld. Een risicogebied is een gebied waar de kans groot is dat het residu in het water meer dan 50 milligram bedraagt. De risicogebieden en de plaatsen waar stalen worden genomen, zullen zich jaarlijks wat verplaatsen. Nu is gemeten op de plaatsen waar het risico op waterverontreiniging het grootst is. Ik heb de cijfers overigens bij me. Het is in feite een goed teken dat metingen zijn verricht op plaatsen waar het risico op waterverontreiniging en op residu in de bodem het grootst is.
Het klopt dat de resultaten hoger dan in 2006 liggen. We moeten echter ook naar het aantal stalen kijken. In 2003 zijn op nauwelijks 2400 percelen stalen genomen. Ondertussen worden op bijna 9000 percelen stalen genomen.
Bovendien moet in elk perceel dat in een risicogebied is gelegen minstens één staal worden genomen. Ook dat is een verplichting.
Ten slotte is ook gevraagd hoe het zit met de mestverwerking. Mijnheer Wymeersch, ik ken de cijfers niet uit het hoofd. Ik ben geen wandelende pc. Ik weet wel dat de mestverwerkingscapaciteit min of meer volstaat om alle mest te verwerken. Wel is het zo dat iets minder dan 10 percent van de dossiers op mijn bureau terechtkomt. Ik zal ze niet allemaal overlopen, maar het is wel zo dat ik het Vlaams Coördinatiecentrum Mestverwerking heb gevraagd om de toepassing van de omzendbrief te evalueren, na te gaan wat de knelpunten zijn en hoe ze eventueel kunnen worden weggewerkt. Op basis van de evaluatie zal ik dan samen met de minister van Landbouw en de minister van Ruimtelijke Ordening nagaan wat kan worden verbeterd.
Ik ben blij te vernemen dat het Mestdecreet door iedereen als een positieve zaak wordt geëvalueerd, en ook de inspanningen op het terrein gunstig worden beoordeeld. Iedereen doet zijn best om de pluimen op zijn hoed te steken, maar ik wil toch verwijzen naar de rol van mijn voorganger, die mee aan de basis van dat Mestdecreet lag. Wel, ik geef hem een pluimpje, want ik word vandaag geconfronteerd met de resultaten en met de uitvoering ervan en ben heel tevreden.
In elk geval ben ik samen met u erg benieuwd naar de resultaten over de waterkwaliteit. Als ik naar de resultaten kijk voor die zones waarvoor vrijwillige beheersovereenkomsten zijn afgesloten, dan stel ik vast dat daar jaar na jaar vooruitgang wordt geboekt. En dat schept vertrouwen wat betreft de algemene controles.
Ik wil kort nog even herhalen dat het me erg verheugt dat we positieve resultaten behalen in de risicogebieden, waar we meer metingen uitvoeren. De kritische plaatsen zijn precies daarom uitgekozen, en dat is erg positief in dit verhaal.
Het incident is gesloten.