Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, we kunnen geen krant of tijdschrift opendoen of er valt een blinkend foldertje uit van een autoconstructeur die ons probeert te verleiden met de schitterende modellen die hij dit jaar op de markt brengt. Die foldertjes hebben één ding gemeen: alle autoconstructeurs investeren in milieuvriendelijke technologie en proberen ecovriendelijke wagens te verkopen.
De vraag is natuurlijk of we geïnteresseerd zijn in die wagens, of we ze kopen. Sommigen doen dat. Vorig jaar, in 2007, werden slechts 17.000 wagens verkocht uit de meest milieuvriendelijke categorie, dat zijn wagens die minder dan 115 gram CO2 per kilometer uitstoten, op in het totaal een half miljoen verkochte wagens. Meer nog, het marktaandeel van de ecovriendelijke wagens is gedaald ten opzichte van 2005: van 5 percent naar 4 percent.
Daarvoor zijn verschillende verklaringen. De federale overheid heeft geprobeerd om ons aankoopgedrag te beïnvloeden met een fiscale tegemoetkoming. Een fiscale tegemoetkoming voelt men natuurlijk niet onmiddellijk bij de aankoop, maar ten vroegste één jaar later. De fiscale tegemoetkoming heeft bovendien enkel betrekking op een aantal wagens en die bevinden zich niet in de meest courante segmenten zoals die van de monovolumes, de soft-SUV's en de grote gezinswagens.
De belangrijkste hefboom, mevrouw de minister, om de consument ertoe aan te zetten om meer milieuvriendelijk te kopen, heeft de Vlaamse Regering in handen. Sinds Lambermont in 2001 zijn de gewesten immers bevoegd voor het bepalen van de aanslagvoet en de heffingsgrondslag van de Belasting op de Inverkeersstelling (BIV). Dat is erg belangrijk, want de BIV wordt onmiddellijk bij de aankoop van een wagen betaald. Als we aan de BIV een signaalfunctie geven, kunnen we aan de consument zeggen op welke wagens hij veel minder belastingen zal betalen dan op andere.
Het probleem is dat de BIV gekoppeld is aan het vermogen van een motor. Dat is een verouderd systeem, dat veel te weinig rekening houdt met de milieuprestaties van een wagen. Zelfs de autoconstructeurs zijn daarvan overtuigd. De Vlaamse Regering heeft daarom in juli 2006 al beslist om de BIV voortaan te koppelen aan de milieuprestaties van een voertuig, en meer bepaald aan de ecoscore.
Ik citeer uit de beleidsbrief voor 2007, voor vorig jaar dus, van de minister van Financiën, de heer Van Mechelen: "Voor personenwagens zouden de verkeersbelasting en de BIV niet langer op grond van de fiscale pk's, maar wel op basis van een ecoscore van het voertuig berekend worden, waarbij voertuigen met een hoge ecoscore minder belasting zullen betalen dan voertuigen met een lage ecoscore."
Voor de duidelijkheid: de ecoscore is een soort score tussen nul en honderd, die rekening houdt met het klimaateffect van een wagen, met het effect op de luchtvervuiling en met de geluidsoverlast.
Mevrouw de minister, in oktober vorig jaar heeft de minister nogmaals beslist dat wordt voortgewerkt aan het denkspoor van de ecoscore. Ik stond feitelijk te trappelen van ongeduld. Ik vroeg me af wanneer u een mededeling zou doen over de hervorming van de BIV. Ik vermoedde dat u zou kiezen voor de opening van het Autosalon, dat in het teken staat van het milieu. Ik wachtte op uw mededeling dat voortaan de ecoscore van een wagen zou bepalen hoeveel belasting we zullen betalen bij de aankoop.
Spijtig genoeg hebt u gisteren wel iets meegedeeld, mevrouw de minister, maar dat hield een beetje weinig in. U lanceerde wel een website waarop de mensen kunnen zien wat de ecoscore van een voertuig is, maar over de hervorming van de BIV hebt u niets gezegd. Meer nog, ik lees in een krant dat u niet wilt bevestigen dat de ecoscore voortaan de heffingsgrondslag zal worden voor de BIV.
Ik vind dat een heel vreemde uitspraak, zeker in het licht van dit document. Het is de toelichting bij de uitgavenbegroting voor 2008, die we hier hebben goedgekeurd. Ik lees daarin: "De uitwerking van de verkeersbelastingen op basis van de milieukenmerken van het voertuig is in volle voorbereiding. Een protocolakkoord tussen de federale overheid en de drie gewesten over het gebruik van ecoscore ligt ter goedkeuring op tafel." Dit werd geschreven in november 2007. Vandaag bevestigt u niet dat de ecoscore zal worden ingevoerd als grondslag voor de BIV.
Zit er een haar in de boter bij de andere gewesten? Keert u op uw schreden terug? Is er een technisch probleem?
Wanneer zal de BIV worden hervormd? Kunt u een timing ter zake geven? Kunt u bevestigen dat we in de toekomst voor bepaalde wagens meer zullen betalen dan vandaag, en voor andere minder? (Applaus bij sp.a-spirit)
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, uw vraag leidt tot applaus. Dat is al goed. We zullen moeten zien wat er met het antwoord zal gebeuren.
U hebt de kranten goed gelezen. Dat is altijd leuk, want er volgt dan een vraag uit, en nu staat u hier. U moet de beslissing die de Vlaamse Regering heeft genomen op 20 juli 2006, eens goed nalezen. U verwijst naar die beslissing. In het eerste deel ervan wordt zeer terecht gesteld dat milieukenmerken van de wagen voortaan als grondslag zullen worden genomen voor het berekenen van de BIV. Daar werd echter meteen aan toegevoegd dat die hervorming zal plaatsvinden op het ogenblik dat ook die inning van die belastingen daadwerkelijk door het Vlaamse Gewest kan worden gedaan. Om technische redenen kan dit momenteel nog niet. Dat is een van de redenen waarom we daar nu nog geen grote uitspraken over doen.
U zegt heel terecht dat de basis die vandaag wordt gebruikt om de BIV te berekenen, verouderd is. Iedereen is het daarover eens. Het staat te lezen in heel wat nota's, en ook in beleidsbrieven. Ik heb het gisteren ook nog eens bevestigd. Iedereen is het erover eens dat de fiscale pk's en het motorvermogen een verouderde basis zijn. De ecoscore kan een goede basis zijn voor die hervorming. Ik heb gisteren echter niet formeel bevestigd dat het sowieso zo zal zijn, omdat we dit in zijn geheel moeten bekijken. U weet dat er momenteel ook een accijns bestaat op de brandstoffen die worden gebruikt. In die accijns is een CO2-component opgenomen. De vraag rijst of we nogmaals die CO2-component moeten opnemen in de ecoscore. Zoals u zelf, zegt is die immers momenteel mee opgenomen in die score, naast de effecten qua geluid en nog een aantal andere parameters. Die zaken worden momenteel bekeken. Principieel ben ik het er dus volkomen mee eens dat de BIV wordt hervormd aan de hand van de milieuvriendelijkheid van de wagen. De administratie heeft een voorstel uitgewerkt, waarin de parameters nauwkeurig beschreven staan. Die zullen in de komende maanden voort worden uitgewerkt, zodat een en ander hopelijk dit jaar definitief kan worden afgerond. Dat staat ook zo in mijn beleidsbrief.
U verwijst ook naar een protocolakkoord. U zult wellicht ook al hebben gelezen en gehoord dat het Waalse Gewest inderdaad kiest voor een andere formule en ook gisteren niet aanwezig was op de persconferentie over de ecoscore. Deze hefboom is echter in Vlaamse handen, en we gaan ook voort op deze weg.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik weet dat het Waalse Gewest een andere keuze maakt. U laat toch enigszins in het midden of de basis nu al dan niet de ecoscore zal zijn, terwijl in juli 2006 toch al werd beslist dat de ecoscore wel de heffingsgrondslag moet zijn.
Ik weet dat minister Van Mechelen in diezelfde beleidsbrief waaruit ik heb geciteerd, stelt dat ten vroegste te kunnen uitvoeren op 1 januari 2008. Ik had eerlijk gezegd dan ook gehoopt dat dit op 1 januari 2008 het geval zou zijn. Goed, u hebt een aantal redenen gegeven waarom het langer duurt. Ik hoop dat het 1 januari 2009 zal zijn, zodat we eindelijk een goed signaal kunnen geven aan de consument over welke wagens ten zeerste zijn voorkeur verdienen.
Interpellatie van de heer Frans Wymeersch tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de toekomst van de Vlaamse suikerbietensector in het algemeen en de situatie van de betrokken werknemers en toeleveranciers in het bijzonder, naar aanleiding van de sluiting van de suikerfabriek in Moerbeke-Waas
Interpellatie van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de toekomst van de suikerindustrie en de teelt van suikergewassen in Vlaanderen
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte leden, tussen Kerstdag en Nieuwjaar werden we geconfronteerd met de mededeling dat de suikerfabriek te Moerbeke-Waas, die ons allen na aan het hart ligt, de deuren moet sluiten, na een beslissing van de Belgische suikergroep ISCAL Sugar. Dit zou aansluiten bij en een gevolg zijn van Europese maatregelen tot heroriëntering van het Europese suikerbeleid.
Eigenlijk, en misschien verschillen we ter zake van mening, is dit een voorbeeld van het falen van het Europese landbouwbeleid. Terwijl het oorspronkelijk de bedoeling was de Europese markt te heroriënteren door de minder competitieve landen op termijn uit te schakelen of fabrieken te laten sluiten, stellen we vast dat andermaal net het omgekeerde wordt bereikt. Een competitief sterke, zelfs winstgevende fabriek wordt na een uitermate goede campagne gesloten. Mijnheer de minister, ik moet u er niet op wijzen dat de kwaliteit van de bieten uitstekend is. De fabriek haalt een zeer goed rendement.
Blijkbaar is het voor de groep ISCAL lucratiever die goed werkende fabriek in Moerbeke te sluiten, en daardoor een aanzienlijke Europese premie op te strijken, dan de inspanningen te spreiden. Hierbij mag toch worden onderstreept dat de bewuste groep ook belangen heeft in en/of banden heeft met suikerproducenten in Congo, China en Australië. Over fair trade gesproken. Als er dan al een sluiting zou moeten zijn, wat volgens ons niet het geval is, is het onverklaarbaar dat net Moerbeke hiervan het slachtoffer is.
Op een vraag die de heer Sintobin op 13 mei 2007 stelde, uitte uw voorganger, toenmalig minister van Landbouw Leterme, zijn ontgoocheling over een en ander, en vooral dan over het slechte functioneren van het beruchte herstructureringsfonds in deze sector. Hij stelde toen dat het onrechtvaardig was en dat alles op de kap van onze telers gebeurde. Aan de andere kant bleef de minister van Landbouw - neen, de minister v??r Landbouw - gesterkt in zijn overtuiging dat er nog een toekomst was voor de teelt in Vlaanderen. We zijn er natuurlijk niet veel mee als een minister-president, tevens minister van Landbouw, zijn geloof in een sector uit, als er op het terrein weinig of niets gebeurt. Integendeel, als er al iets gebeurt, dan is dat net het omgekeerde van wat we allemaal hoopten en verwachtten.
Ondertussen is er, na het indienen van mijn interpellatieverzoek, wel een akkoord bereikt over hoe een en ander in zijn werk moet gaan. Het gaat immers niet enkel en alleen over de percentages die destijds werden vooropgesteld. Er is sprake geweest van een quotakorting van 13,5 percent, misschien 18 percent en hooguit 20 percent, maar vandaag worden we geconfronteerd met een quotakorting van maar liefst 33 percent. Daardoor zullen in Vlaanderen duizenden hectaren suikerbietenteelt verdwijnen.
Hoe zal dit verwezenlijkt worden? Blijkbaar is er sprake van een opdeling in twee zones. In de eerste zone mag de bietenteelt blijven. In de tweede zone moet ze verdwijnen, omdat daar sprake is van lage of onregelmatige opbrengsten, omdat er een lage teeltconcentratie is en ook omdat er sprake is van een grote afstand tot de fabriek. Dat laatste is blijkbaar ook een criterium om af te moeten bouwen. Mijn slecht karakter doet me dan denken dat er ook sprake is van een klein communautair angeltje. Onze telers zouden zich moeten verplaatsen naar de fabriek in Henegouwen, wat uiteraard hogere transportkosten met zich zal meebrengen. Een lucratieve, goede renderende suikerfabriek in Moerbeke wordt dus gesloten en die in Henegouwen blijft open. Ik wijs u er trouwens op dat de bietentelers uit West-Vlaanderen, die nog niet zo lang geleden waren getroffen door de sluiting van de suikerfabriek in Veurne, nu in Moerbeke terecht konden. Nu moeten ze nog maar eens verhuizen.
Dit alles zorgt natuurlijk voor een aantal rechtstreekse problemen, uiteraard voor de werknemers van de suikerfabriek zelf, maar uiteraard ook voor de bietentelers. Ze worden geconfronteerd met de hamvraag: welke gewassen zullen ze in de toekomst op hun gronden telen? Dat is een zeer belangrijke vraag. Die gronden zijn immers niet geschikt voor alles. Zoveel keuzemogelijkheden zijn er niet. Hoe zit het met het teeltplan? Deze landbouwers lijden een onmiddellijk inkomstenverlies, dat niet zomaar een-twee-drie op te lossen is. Er is sprake van vruchtafwisselingsproblemen. Een rechtstreeks gevolg is ook een tekort aan het pulp dat de boeren nodig hebben. Er zal dus moeten worden gezocht naar pulpvervangende middelen enzovoort.
Als een goed draaiende fabriek moet sluiten, dan moeten we ons daar altijd vragen bij stellen. Ik neem aan dat u daar ook bedenkingen bij had en heeft. Maar waar is de tijd dat er een tekort was aan suiker, en landbouwers werden aangespoord om suikerbieten te telen? Vandaag moeten ze ermee stoppen. Er is een perfide mechanisme in werking gezet. Men sluit een fabriek en daartoe worden miljoenen vrijgemaakt, met als gevolg dat de toeleveranciers in een wurggreep worden gehouden. Wat eens de pijler was van veel akkerbouwbedrijven, wordt op dit ogenblik met Europees geld ondermijnd.
De sluiting heeft voor de betrokken gemeente en streek gevolgen. Naast de economische gevolgen en de sociale gevolgen voor de getroffen werknemers, die bijna allemaal in de gemeente wonen, zijn er gevolgen op het vlak van mobiliteit. Wellicht zullen we de minister verantwoordelijk voor mobiliteit daarover te gelegener tijd ondervragen. Ook op het vlak van ruimtelijke ordening zijn er problemen. Er staat daar een mastodont die niet meer draait en ook niet voor andere doeleinden kan worden ingezet.
Ik vind het bijgevolg jammer dat het gemeentebestuur binnen 48 uur na de aankondiging van de sluiting zegt dat de kandidaat-overnemers staan te drummen en dat de 95 getroffen werknemers er gerust op mogen zijn omdat na de sluiting meer werkgelegenheid zal worden gecreëerd dan er vroeger was. We zijn ondertussen bijna drie weken verder, maar daar hoor ik niets meer van. Het roept herinneringen op aan een ver verleden, toen de socialistische burgemeester van Sint-Niklaas na de sluiting van Boelwerf stelde dat de kandidaat-overnemers staan te drummen en hij maar te kiezen had. Vandaag zoekt hij nog altijd naar een overnemer, en Boelwerf is al lang vergane glorie.
Vandaag hebben de getroffen werknemers en de toeleveranciers nood aan duidelijkheid, en vooral, aan eerlijkheid. Ik hoop dat straks in uw antwoord terug te vinden. Ik wil u in dat verband dus enkele duidelijke vragen voorleggen. Is de minister-president op de hoogte gebracht van de beslissing tot sluiting nog voor die in de pers is aangekondigd, en zo ja, wat heeft hij nog ondernomen om die beslissing om te buigen? Welke maatregelen neemt de regering om de onmiddellijke en verdere toekomst van de bietentelers in deze regio en in heel Vlaanderen te behouden en te beschermen? Men zal stellen dat Europa protectionisme verbiedt. Misschien zullen we daar later nog een boompje over opzetten.
Welke maatregelen neemt de regering om de sociale en economische gevolgen voor de gemeente en de regio op te vangen? In welke maatregelen voorziet de regering voor de getroffen werknemers van de fabriek? Gaat het om steunmaatregelen of over overgangsmaatregelen? Onderneemt de regering stappen naar ISCAL en zijn buitenlandse vertakkingen om de beslissing alsnog te wijzigen of aan te passen? Kan de regering maatregelen tegen deze groep nemen?
Gaat de regering nog langer bepaalde Europese maatregelen slikken, of onderneemt ze acties om het Europese beleid bij te sturen en zoekt ze hiervoor de nodige bondgenoten? Dat laatste is belangrijk, want de EU wordt alsmaar groter en Vlaanderen is een kleine speler. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat we in dezen niet alleen staan en nog andere lidstaten van de EU bedenkingen krijgen over bepaalde maatregelen van Europa. In dat verband wil ik vragen of de regering een politiek van Europese ongehoorzaamheid overweegt?
Als uitsmijter nog dit over de recente omhaling van Vredeseilanden ten voordele van een goed doel: financiële steun voor de arme boeren in de ontwikkelingslanden. Die omhaling zou minder dan vroeger hebben opgeleverd. Wel, ik schrik daar niet van. Veel Vlamingen beginnen te beseffen dat er niet alleen arme boeren in ontwikkelingslanden zijn, maar dat ook in Vlaanderen en Europa steeds meer boeren arm worden.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos de Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, na de uitgebreide uiteenzetting van mijn collega kan ik het zelf wat korter houden in deze discussie over de toekomst van de suikerindustrie en de teelt van suikergewassen in Vlaanderen. Ik heb op 11 december 2007 in deze subcommissie nog gewezen op het belang van de suikerfabriek van Moerbeke. Amper enkele weken later worden we geconfronteerd met onheilspellende berichten over de fabriek. Na de sluiting van de suikerfabrieken van Veurne en Frasnes en amper twee maanden na het nieuws over de sluiting van de fabriek te Brugelette vernamen we eind december het nieuws dat ook de suikerfabriek van Moerbeke-Waas op korte termijn de deuren volledig zal sluiten. De 95 werknemers kunnen op zoek naar een nieuwe baan, en de eerste fase van de wet-Renault omtrent collectief ontslag is reeds opgestart.
Fabriekssluitingen komen wel meer voor: ze zijn op zich - spijtig genoeg - geen groot nieuws meer. Maar aan dit verhaal zit toch een eigenaardig kantje: de suikerindustrie doet het in ons land eigenlijk goed. We zijn namelijk bij de meest competitieve regio´s van Europa, en jaar na jaar horen we zelfs berichten als zou de vraag naar bieten van de betrokken fabrieken het aanbod overstijgen.
Het is een wat eigenaardig verhaal. Na een veroordeling door de Wereldhandelsorganisatie besloot de Europese Unie de suikermarkt grondig te saneren. De productie moest worden teruggebracht van 17 miljoen naar 11 miljoen ton. Via een herstructureringsfonds zouden de minst competitieve regio´s - over het algemeen landen in het uiterste noorden en zuiden van Europa, waar de teelt van suikergewassen niet goed gedijt - worden aangemoedigd om op andere teelten over te schakelen.
Globaal ging men ervan uit dat in Frankrijk, België en Nederland de productie gewoon op peil zou blijven. Het lot besliste er anders over, want het plan werkte niet. Daarop werden de premies nog verhoogd en werd er tegen 2010 gedreigd met een lineaire beperking van de productie zonder compensaties. Vooral in die hogere premies zien de fabrikanten die in ons land opereren, wel heil. Een sluiting met ontmanteling van de productie-installatie van de goed draaiende suikerfabriek in Moerbeke levert de betrokken suikergroep handje contantje 625 euro per ton op, in dit geval goed voor een snelle winst van 53 miljoen euro. Enkele duizenden Vlaamse telers die getroffen worden en 95 ontslagen werknemers moet men er dan wel bijnemen.
Mijnheer de minister-president, wat zijn de perspectieven voor de getroffen werknemers? Voorziet de Vlaamse Regering in ondersteunende maatregelen? Welke perspectieven heeft de teelt van suikergewassen nog in Vlaanderen in het licht van de recente sluitingen? Op welke wijze kan de Vlaamse overheid de bietentelers begeleiden in dit zeer forse herstructureringsproces? Kan de productie van bio-ethanol de telers van suikerbieten op termijn enig soelaas bieden? Hoe evalueert u de Europese herstructureringsmaatregelen en de implementatie hiervan in Vlaanderen?
Intussen zijn er ook al nieuwsberichten verspreid als zou een deel van de sluiting ongedaan kunnen worden gemaakt. Maar ik heb begrepen dat de heer Van Malderen daar uitgebreider zal op ingaan.
Tot slot werd ik de voorbije dagen nog geconfronteerd met een vraag van verschillende melkveehouders. Zij willen weten hoe de sector begeleid kan worden bij het zoekproces naar alternatieven voor pulp, een restproduct dat een bijzonder grote waarde had als veevoer.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, ik sluit mij graag aan bij deze interpellaties. Dit dossier is niet alleen voor Moerbeke erg belangrijk, maar ook voor de ruime regio.
Er is nogal wat deining ontstaan toen op 26 december 95 werknemers en heel wat meer landbouwers een heel zuur kerstgeschenk ontvingen. Intussen is er in de pers heel wat over verschenen, onder meer het bericht dat de afdeling Specialty Sugars, waar karamel gemaakt wordt, zou kunnen openblijven. Van de 95 arbeiders en bedienden zouden dan vijf tot zeven mensen, een kleine minderheid, toch hun baan kunnen behouden. Ik kan niet zeggen dat een dergelijk bericht tot blijdschap stemt, maar het lenigt toch in beperkte mate het verdriet dat naar aanleiding van de sluiting ontstaan is. Ik stel mij echter een aantal vragen bij dergelijke mededelingen, en ook bij de levensvatbaarheid van zo´n project.
Intussen is ook bekendgemaakt dat vanaf 18 januari - en ik citeer uit een persbericht -?experts van de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap zullen onderzoeken of Specialty Sugars kan blijven bestaan, rekening houdend met de Europese wetgeving rond de suikerproductie.? Ik heb daar een aantal vragen bij. Op het terrein bestaat er immers grote onduidelijkheid over de verdere werkwijze. Over welke experts gaat het hier en in welk kader bekijken zij dit dossier? Op welke manier is de regering daarbij betrokken? Waarom werd er gewacht tot 18 januari om die toestand te bekijken? Hoe schat u de overlevingskansen in van de afdeling ´specialty sugars´? Ik wil erop wijzen dat het herstructureringsfonds, waar de vorige sprekers naar verwezen hebben, eigenlijk uitgaat van een volledige ontmanteling. In hoeverre hypothekeert het ene verhaal het andere?
Er is daarnet terecht verwezen naar de invloed die de sluiting van de fabriek zal hebben op de landbouw in de regio. Ik steun in dat verband de vraag naar ondersteuning en reconversiemaatregelen. Ik verwijs daarbij naar de mogelijkheden die biobrandstof zou kunnen leveren, temeer omdat de Universiteit Gent en de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen al in een dergelijk project gestapt zijn. Ik zou er willen op aandringen om op dat vlak de synergie te zoeken.
Ik verwijs tot slot naar uitspraken van de plaatselijke burgemeester. Hij had het over plannen om de fabriekssite om te vormen tot een woongebied. Tussen de lijnen kun je lezen dat hij overweegt om milieuvergunningen te weigeren indien er een nieuwe milieuaanvraag zou worden ingediend. Hij verwijst ook naar een nieuw kmo-gebied dat gevestigd zou moeten worden langs de expresweg. Ik ga ervan uit dat die zone in agrarisch gebied zal worden ingeplant. In hoeverre beïnvloedt dit soort uitspraken uw houding ten opzichte van het toekomstperspectief van deze fabriek? Wat is uw standpunt over de visie van de burgemeester en het gemeentebestuur over de verdere toekomst van deze site?
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Collega´s, u hebt een aantal heel terechte vragen gesteld. Het gaat hier om een heel ernstig en spijtig dossier. Ik stel vast dat vertegenwoordigers van de landbouworganisaties hier aanwezig zijn. Ook voor hen is dit een belangrijk dossier. Afgelopen weekend hebben een aantal bietentelers mij hierover nog aangesproken. Ook zij zitten met heel wat zorgen en vragen. De verschillende vragen die hier vandaag gesteld zijn, leven met andere woorden ook op het terrein.
Ik wil vooraf ook opmerken dat hier een aantal aspecten aan bod zijn gekomen waarin een minister met enige terughoudendheid moet handelen. Aan sommige elementen in dit dossier kan ik mij niet onttrekken, laat staan er een andere wending aan geven.
Op 26 december 2007 heeft Scaldis Sugar NV de intentieverklaring tot collectief ontslag verstuurd naar de regionale VDAB-directeur. De sluiting van het bedrijf treft 95 werknemers, waarvan 63 arbeiders en 32 bedienden. Ondertussen hebben de eerste contacten tussen de betrokken sociale interventieadviseurs en het bedrijf ISCAL Sugar plaatsgevonden, teneinde een snelle informering van de werkgever en/of de werknemersafgevaardigden over de reglementering inzake tewerkstellingscellen, outplacementverplichting voor 45-plussers en andere instrumenten die wij kunnen aanbieden, mogelijk te maken. Zodra het sociaal overleg opstart, zetten de interventieadviseurs een stapje terug en wachten zij het resultaat van dat sociaal overleg af.
Dat is met andere woorden de gewone gang van zaken: wij hebben een aantal instrumenten klaarstaan, maar we moeten het overleg in de onderneming ook de nodige tijd geven. Het is nu van belang dat het sociale overleg kan leiden tot een herstructureringsplan of een sociaal plan. Dan pas kunnen er concrete acties plaatsvinden, zoals de opstart van een tewerkstellingscel.
De sluiting van de fabrieken en de daling van de suikerquota leiden tot een afname en herconcentratie van de teelt van suikerbieten. Dat zal inspanningen vragen van alle telers in Vlaanderen, zowel van diegene die aan Moerbeke leveren, als diegene die aan Tiense Suiker leveren. De Vlaamse Regering stelt alles in het werk om op lange termijn een perspectief te bieden aan de landbouwers die in de toekomst verder wensen te gaan met het telen van suikerbieten op een economisch rendabele wijze. Niettegenstaande Europa een heel duidelijk kader heeft en daarin heel ver gaat, wil ik er dus alles aan doen om de toekomst van die landbouwers veilig te stellen.
Ik kan u alvast een aantal elementen meegeven. De directie van suikerfabrikant ISCAL Sugar en het Co?rdinatiecomité van de bietenplanters van de Vlaanderen hebben een akkoord bereikt over de toepassing van de quotakorting met 33 percent. Die quotakorting zal verspreid worden over het productiegebied van de suikerfabriek, rekening houdend met de geografische verschillen in performantie en rendement. Het is mijn taak als minister voor Landbouw om dit interprofessionele akkoord te bekrachtigen en over de goede uitvoering ervan te waken.
De Vlaamse overheid zal in elk geval haar inspanningen op het vlak van onderzoek en voorlichting, die ze in het verleden met succes heeft geleverd om een rendabele suikerbietsector in Vlaanderen uit te bouwen, onverkort voortzetten. Ook dat is een duidelijk engagement dat de toekomst van diegene die actief willen blijven in de sector, veilig kan stellen.
De opname van suikerbieten in bedrijfstoeslagregeling, om de prijsdaling met 36 percent van de suikerbieten te compenseren, blijft verder bestaan. Dat garandeert de landbouwer een inkomenssteun voor de percelen waarop hij vroeger suikerbieten teelde. De landbouwbedrijven die zich in de economisch minst rendabele gebieden situeren en die zich genoodzaakt zien hun teelt stop te zetten, kunnen overschakelen op andere teelten als granen, maïs of aardappelen. Dat is een keuze die de individuele landbouwer dient te maken. Maar gezien de recente stijging van de prijzen van die gewassen, zal men bij een overschakeling niet van de regen in de drop terechtkomen en heeft men toch een degelijk alternatief.
Aan telers die hun quotum niet inleveren, zullen extra kosten worden aangerekend. In de meest rendabele gebieden zullen telers die geen 200 ton bietenquotum hebben, een quotum kunnen bijkopen tot boven de 200 ton, via de vrije mobiliteit. Ook heel belangrijk is dat er de volgende weken informatievergaderingen voor landbouwers worden georganiseerd, zodat ze zo snel mogelijk worden geïnformeerd over de juiste stand van zaken. Met die drie elementen tonen we aan dat we nog altijd geloven in die sector en dat we de nodige steun blijven geven.
Mijnheer Wymeersch, u en anderen stelden terecht dat het gaat over forse herstructureringsprocessen. U vroeg op welke wijze de Vlaamse overheid de bietentelers hierbij kan begeleiden. Zeker naar aanleiding van de recente gebeurtenissen als de daling van de leveringsrechten in Vlaanderen en de bekendmaking van de sluiting van de suikerfabriek in Moerbeke-Waas, heb ik de verschillende partners ertoe opgeroepen om alles in het werk te stellen om tot een weloverwogen interprofessioneel akkoord te komen. In het verleden kwamen de interprofessionele akkoorden steeds volledig zelfstandig tot stand, op basis van een constructieve dialoog tussen de planters en de suikerbedrijven. Het lijkt me heel belangrijk om daar nog even op te wijzen. Hierop kan worden voortgebouwd bij het uitwerken van de precieze modaliteiten van het nieuwe akkoord tussen de planters en de fabriek. Ik hecht er veel belang aan dat de planters die in de toekomst willen doorgaan met een rendabele suikerbietenteelt, hiertoe de mogelijkheid zouden krijgen. Ik meen dat dit al duidelijk terug te vinden is in de grote lijnen van dat akkoord, zoals het me nu bekend is. De gesprekspartners dienen ter zake hun verantwoordelijkheid dan ook ten volle op te nemen.
Er werd vervolgens gevraagd of de productie van bio-ethanol de telers van suikerbieten op termijn enig soelaas kan bieden. De stijgende brandstofprijzen stimuleren natuurlijk de vraag naar biobrandstoffen en andere hernieuwbare energiebronnen. De productiecapaciteit voor bio-ethanol van BioWanze in Wallonië, die in de loop van dit jaar operationeel zou zijn, zal 400.000 ton suikerbieten en 800.000 ton tarwe als grondstof nodig hebben bij een volledige productiecapaciteit. De productiecapaciteit van bio-ethanol van Alco BioFuel, dat zich zal vestigen in de Gentse haven, zou daarentegen voornamelijk gebruik maken van tarwe, hoewel het gebruik van suikerbietenstroop als grondstof technisch gezien wel mogelijk zal worden. Ik heb echter begrepen dat ze uitsluitend rekenen op tarwe. De steunmogelijkheden die in het verleden konden worden gebruikt bij de teelt van energiegewassen, blijven onverkort bestaan. Dat is dus een mogelijkheid.
Er werd me gevraagd hoe ik de Europese herstructureringsmaatregelen en de implementatie hiervan in Vlaanderen evalueer. Mijnheer Wymeersch, u vroeg of de regering nog langer de Europese maatregelen zal slikken en of we een politiek van Europese ongehoorzaamheid overwegen. De recente beslissingen van de suikerbedrijven in Vlaanderen zijn een gevolg van de hervorming van de Europese suikermarkt. Het was de bedoeling de Europese suikerproductie met zes miljoen ton te verminderen. Er werd een herstructureringsfonds in het leven geroepen om het overschot van het suikerquotum en de corresponderende productiecapaciteit uit de markt op te kopen. Wij hebben er steeds, tot op het kabinet van de Europees commissaris toe, voor gepleit om de afbouw van de productiecapaciteit te concentreren in de minder rendabele regio´s. Dat is toch wel belangrijk. Ik ben zelf bij de Europees commissaris geweest.
Aanvankelijk werd de productie inderdaad afgebouwd in die minder rendabele regio´s, zoals Spanje, Portugal en Griekenland. Omdat tijdens de eerste fase van de hervorming de geplande reductie met zes miljoen ton suiker echter niet werd gerealiseerd, heeft de Europese Commissie het herstructureringsfonds vorig jaar nog aantrekkelijker gemaakt voor telers en suikerbedrijven, maar tegelijk ook nieuwe tussentijdse herstructureringsdoelstellingen vooropgesteld. Dit heeft nu jammer genoeg als gevolg dat zelfs in zeer productieve regio´s suikerfabrieken overgaan tot de sluiting van vestigingen en het inleveren van bietenquotum. Ik kan u verzekeren dat we ook Europees hebben aangeklopt.
Ik kan u verzekeren dat ik alles in het werk blijf stellen om een nog verder terugschroeven van de productiemogelijkheden in Vlaanderen te vermijden. Dit is niet enkel voor Vlaanderen, maar ook voor andere regio´s een ernstige kaakslag. Dat hebt u terecht onderstreept. Als ik de gelegenheid krijg, zal ik dat ook Europees, ten overstaan van de collega´s van de 27 lidstaten, steeds onderstrepen. Ik zal dat blijven doen. Bij de eerstvolgende gelegenheid die ik krijg, zal ik dat nogmaals herhalen.
Er werd me gevraagd of ik vooraf op de hoogte was gebracht van de aangekondigde sluiting, en zo ja, wat ik heb gedaan om deze beslissing alsnog te wijzigen. De bijkomende maatregelen die de herstructurering moeten stimuleren, zijn enkele maanden geleden goedgekeurd op Europees niveau en waren dus ook algemeen bekend. Iedereen was op de hoogte van de mogelijke scenario´s die zich konden voordoen,??k in Vlaanderen. In het vooruitzicht van een mogelijk dergelijk scenario, heeft mijn administratie dan ook meermaals overleg gepleegd met de sector, om op zoek te gaan naar een oplossing die de kleinste economische schade zou opleveren. Ik ben ook aanwezig geweest bij een aantal van die contacten.
Hierover werd vervolgens ook overleg gepleegd met het kabinet van de Europese landbouwcommissaris, om te bekijken of er we er niet op een bepaalde wijze uit konden komen. Ik betreur echter ten zeerste dat de gesprekken tussen de Belgische suikerfabrikanten onderling afgesprongen zijn en dat er geen gemeenschappelijke aanpak kon worden gerealiseerd. We hebben stimulansen gegeven in die richting, maar dat is niet gelukt.
Dan was er nog de vraag of de regering initiatieven overweeg ten opzichte van ISCAL, met zijn buitenlandse vertakkingen, om eventueel de beslissing alsnog te wijzigen of te milderen. Kan de regering maatregelen nemen ten opzichte van deze groep? Het gaat hier natuurlijk over een beslissing van een multinational, waarbij we niet tussenbeide kunnen komen. Het sluiten van een fabriek ligt volledig in de handen van de ondernemingen en hun aandeelhouders. De planters zelf - waarmee ik ook contacten heb gehad - beschikken weliswaar over een heel beperkt aantal aandelen, maar die zijn ruim onvoldoende om beslissingen van de privé-investeerders te kunnen beïnvloeden. Ik wil wel onderstrepen dat in onze buurlanden de sector georganiseerd is in de vorm van co?peratieven, waardoor planters meer zeggenschap hebben bij dergelijke beleidsbeslissingen. U kunt echter terecht opwerpen dat we daar eigenlijk niet veel mee zijn.
Ik kan daar nog aan toevoegen dat de ondernemingsraad van ISCAL Sugar een verhoging van de productie voor de vestiging in Fontenoy heeft bekendgemaakt. De capaciteit zal er toenemen van 125.000 ton tot 190.000 ton. Dit kan een gedeeltelijke oplossing bieden voor de Vlaamse planters. ISCAL Sugar zou de nodige investeringen plannen in Fontenoy, naar aanleiding van deze capaciteitsuitbreiding. Hiervoor kan, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, ook een beroep worden gedaan op de herstructureringssteun.
De heer Van Malderen vroeg me nog waarom er wordt gewacht tot 18 januari om de experts aan het werk te zetten, en hoe dat in elkaar zit. Het is belangrijk te onderstrepen dat, om maximaal aanspraak te kunnen maken op Europese herstructureringssteun, de onderneming de fabriek moet ontmantelen en een steunaanvraag moet indienen bij de herstructureringscommissie, samen met de verkoop van 33 percent van haar suikerquotum. Deze commissie onderzoekt alle steunaanvragen van bedrijven die een quotum inleveren. Indien is voldaan aan de Europese verplichtingen, keurt deze commissie de steunaanvraag goed en meldt ze dit aan bij de Europese Commissie. In deze commissie hebben zowel de gewestelijke overheden als de federale overheid zitting. Het is de taak van ISCAL Sugar om een zo volledig mogelijk dossier in te dienen. Nadien pas treedt de commissie officieel in werking.
Op 18 januari zullen experts van de administratie de site bezoeken, om een duidelijk beeld te krijgen van de situatie ter plaatse. Ze kunnen zich op dat ogenblik echter nog niet uitspreken over de mogelijkheid van het voortbestaan van de Specialty Sugars Unit. Op 4 januari 2008 werd aan de Europese Commissie de vraag gesteld of er een mogelijkheid bestond om die afdeling Specialty Sugars open te houden, maar daarop werd tot op heden nog niet gereageerd. De datum van 23 januari die in de pers is verschenen, zal dan ook veel te vroeg zijn om al een antwoord te hebben, denk ik. Het is dus niet zaak experts aan het werk te zetten. Het is de taak van ISCAL Sugar om de steunaanvraag voor te bereiden. Het voorbereidende werk dat de experten konden verrichten, hebben ze ook gedaan. De vraag werd gesteld aan de Europese Commissie.
Ten slotte werd me nog gevraagd hoe ik sta tegenover de plannen van de burgemeester om de site van de fabriek om te vormen tot een woonzone, en hoe dit mijn standpunt beïnvloedt. Voor alle duidelijkheid: tot op heden is ISCAL Sugar de eigenaar van de bedrijfssite. Wat de mogelijkheden voor het bedrijventerrein zullen zijn, zal natuurlijk onder meer afhangen van het al dan niet behouden van de eenheid Specialty Sugars. Het hele dossier is op dit ogenblik nog niet rijp om uitspraken te doen over nieuwe bestemmingen. Ik kan dat alleszins niet doen.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Als we in eerste instantie akte kunnen nemen van één ding, dan is dat van het feit dat er continuïteit is in het beleid. Ook u vindt dit erg en spijtig, maar u blijft uw best doen en u blijft erin geloven. Dat siert u, maar op het terrein is men daar - zoals men dat bij ons zegt - ´gene vette´ mee. We gaan niet vooruit. We gaan achteruit. U behoudt de maatregelen die deze Vlaamse Regering in het verleden heeft uitgewerkt en vooropgesteld. Voorts gaat u ervoor zorgen dat het interprofessioneel akkoord op een ordentelijke manier zal worden uitgevoerd. U zit echter met het gegeven dat er op het terrein een quotumvermindering met 33 percent is. Er is ook het feit dat, in theorie, maar nog niet helemaal in de praktijk, de getroffen landbouwers een aantal mogelijkheden hebben, zoals het omschakelen van de teelt of het eventuele telen van biobrandstof. Daar blijft het echter dan ook bij. U hebt wellicht wel een poging gedaan de Europese Commissie te vragen of het niet wat minder kon. We gaan dat nu niet uitspitten.
Wat nu gebeurt, was eigenlijk te verwachten. Men maakt een akkoord, in de veronderstelling dat de landen waar de telers de laagste productiviteit realiseren, zo vriendelijk zullen zijn om zelf de productie af te bouwen. Men houdt natuurlijk geen rekening met de suikerfabrieken, die echte multinationals zijn. Die multinationals stellen ook vast dat de sluiting van goed renderende fabrieken op een gemakkelijke wijze Europees geld opbrengt. Nadien gaan ze elders produceren, met de hulp van veel goedkopere arbeidskrachten, ergens in het zuiden. Gegeven hun belangen zouden ze gek zijn als ze het niet zouden doen. Europa heeft dat blijkbaar nog altijd niet ingezien. Frustratie is een zwaar woord, maar ik vind dat dit niet verder kan. Daaraan moet snel paal en perk worden gesteld.
In een Europees verband moet u afspraken maken met twee andere partners als u iets wilt forceren. Uw positie is dus niet eenvoudig. Toch heb ik de indruk dat ook in andere landen een nieuwe mentaliteit inzake Europa groeit. Dat is vooral zo als het gaat over landbouwvraagstukken. Enerzijds betreuren wij dus uw antwoord, anderzijds beseffen we ook dat de Vlaamse Regering op het terrein niet veel kan realiseren als men binnen de Europese lijntjes blijft kleuren. Ik durf u er toch toe aan te zetten om eens te onderzoeken hoe u die Europese lijntjes kunt overschrijden.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos de Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega´s, ik denk dat we over dit onderwerp nog lang zouden kunnen discussiëren. Dat is echter niet de bedoeling. Ik noteer wel drie verbintenissen van de minister-president. Een: hij hanteert de klassieke instrumenten die worden aangewend bij de sluiting van ondernemingen. Twee: hij zorgt voor een maximale begeleiding van en verspreiding van informatie onder de bietentelers. Drie: als minister van Landbouw verbindt hij er zich toe om de toekomst van de sector maximaal veilig te stellen.
We zullen zijn intenties vandaag nog niet evalueren. Het lijkt me evenwel nuttig om bij de aanvang van het nieuwe seizoen hierop terug te komen en alles te evalueren. Tezelfdertijd staat niets in de weg om te zeggen dat de Europese herstructurering van de bietenteelt en zijn gevolgen voor Vlaanderen ons een wrang gevoel bezorgt. Wat heeft dat aan de gemeenschap gekost? Wie is er beter van geworden? Het zijn vragen waarmee ik blijf worstelen.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Ik dank de minister voor zijn uitgebreide en gedetailleerde antwoord. Ik noteer dat we vooral een aantal data zeer goed voor ogen moeten houden en de evolutie van dit dossier goed moeten opvolgen. Ik kondig geen motie aan, maar wil toch de minister van Ruimtelijke Ordening hierover een aantal vragen stellen. In de gemeente worden zaken de wereld ingestuurd die men niet kan waarmaken. Dat leidt tot allerlei gekke geruchten, zoals de bewering dat op de site een verbrandingsoven zal worden geïnstalleerd. Ik denk dat de inwoners van Moerbeke en de werknemers zo snel mogelijk recht hebben op duidelijkheid. Verder sluit ik me aan bij wat anderen hierover hebben gezegd.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, verschillende collega´s zullen dit dossier blijven opvolgen. Het is een zwaar dossier, met gevolgen voor de werknemers en de landbouwers. Er zijn hier vertegenwoordigers van de boerenorganisaties aanwezig, en zij zullen dat dossier ongetwijfeld blijven opvolgen.
Wat het Europese aspect betreft, wil ik de heer Wymeersch eraan herinneren dat we het daar in het verleden al over hebben gehad, toen het over de mestoverschotten ging. In het Belgische verband moeten we een consensus met twee anderen bereiken, wat de zaak niet eenvoudig maakt. We willen er wel voor zorgen dat het Europese beleid een verstandig beleid is. Het kan niet dat men rendabele fabrieken sluit om Europees geld op te strijken. U gaat wel een beetje te kort door de bocht als u zegt dat men de productiecapaciteit gewoon verplaatst naar landen met een lagere loonkost. Die bedrijven hebben immers ook nog bieten nodig, en die moeten worden aangevoerd.
Verder is het een magere troost dat een aantal landen nog harder zijn getroffen. Ik denk dan aan Ierland en Italië, waar de productiecapaciteit tot nul is herleid. Wij hebben gelukkig nog productiecapaciteit. Ik vind bijgevolg dat we deze sector en de teelt moeten blijven ondersteunen, en ik ga ervan uit dat u me daarover geregeld zult ondervragen. Wat de site en de eventuele bestemmingswijziging ervan betreft, zult u het dossier wellicht goed opvolgen en me te gepasten tijde daarover ondervragen. Ik zal er dan graag op antwoorden.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Wymeersch en door de heer De Meyer werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.
Mevrouw de minister, u stelde net dat de regering - terecht - had beslist het BIV-systeem alleen maar te wijzigen op het ogenblik dat ze het zou integreren bij zichzelf. Er werd echter nergens gezegd dat we daarmee moesten wachten. Dat zou gelijktijdig gebeuren. U zegt dat dit niet kan om een technische reden. Kunt u dat even toelichten?
Ik begrijp niet waarom er niet tegelijk op twee elementen kan worden gewerkt. Enerzijds de aankoop van een wagen: we willen een aankooppolitiek voeren die ertoe leidt dat mensen een milieuvriendelijke wagen kopen. Het andere gaat over het gebruik van de wagen. De CO2-component wordt daar inderdaad ook al deels meegerekend. Beide kunnen toch best naast elkaar worden aangepakt, zodat ze elkaar versterken. Ik zie niet in waarom het ene niet kan worden ingevoerd naast het andere.
Mijnheer Sannen, ik geloof dat u mij niet goed verstaan hebt. Ik lees de beslissing van de Vlaamse Regering nog eens voor. "Er wordt voorgesteld de ecoscore te gebruiken als basis voor de berekening van de belastingen op de inverkeerstelling en de jaarlijkse verkeersbelasting. Tevens wordt voorgesteld om de hervorming te laten samenvallen met de inning van de belastingen door het Vlaamse Gewest zodat de technische uitvoerbaarheid van de invordering mogelijk wordt." De overheveling en implementatie van een federale bevoegdheid schept soms problemen. Die technische problemen zijn vooral softwarematig. Het kost moeite en tijd om de hele administratie over te hevelen.
Daarom staat er ook in de nota - ik was nog niet klaar - dat dat ten vroegste in 2008 zou rond zijn. Die deadline is niet gehaald. Het zal misschien 2009 worden; maar in elk geval wordt er had gewerkt, op twee vlakken. We willen zowel de hervorming van de inningswijze als van de aanslag zelf op hetzelfde moment doorvoeren. Dat lijkt me een vorm van degelijk bestuur.
De belasting op de BIV is een manier om tot vermindering van de CO2-uitstoot over te gaan. De verlaging van het aantal kilometers is een andere piste. Een derde punt is het milieuvriendelijke rijgedrag. Dat zijn de drie sporen die we gaan volgen.
Het incident is gesloten.