Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de tijdelijke huisvesting van meisjes in de jeugdinstelling De Markt in Mol
Verslag
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er is de afgelopen weken commotie ontstaan over de gemeenschapsinstelling in Mol, meer bepaald over het feit dat er tien nieuwe plaatsen toegekend zijn voor jongens in de open instelling en tien plaatsen voor meisjes in een gesloten paviljoen.
Onze fractie vindt het een goede zaak dat er extra plaatsen worden gecreëerd. We moeten snel en adequaat kunnen inspelen op de problematiek van de jongeren uit deze doelgroepen. Door extra plaatsen te voorzien voor meisjes in een instelling met een lange traditie in de opvang van jongens, zullen er wellicht strubbelingen ontstaan tussen de directie en het personeel. Dat is geen goede zaak voor de opvang van de jongeren, noch voor de werking van de instelling. Dat is nefast voor een instelling als die van Mol. In zo'n instelling moet er rust heersen om het opvoedkundig project naar behoren te kunnen uitvoeren. Men moet de jongeren structuren kunnen aanbieden. Zij moeten opnieuw geïntegreerd worden, en daartoe moeten de neuzen in dezelfde richting staan.
We moeten oog hebben voor de bezwaren die zijn geuit door het personeel. Die bezwaren zijn vooral van praktische aard. Zo is er sprake van een aantal infrastructurele aanpassingen omdat de instelling niet voorzien is voor de opvang van meisjes. De veiligheidskamer voor jongens zou nu ook voor meisjes moeten worden gebruikt. Ook de honderd meter afstand voor jongeren in een crisissituatie mag niet worden onderschat. Meisjes moeten van het meisjespaviljoen worden overgebracht naar die crisisafdeling. Verder moet ook rekening worden gehouden met het gebrek aan privacy in de veiligheidskamer, nu daar ook meisjes zouden worden opgevangen. Tot slot is er nog een belangrijk infrastructureel probleem. De infrastructuur is niet voorzien voor de opvang van meisjes in een gesloten paviljoen. Dat zou kunnen leiden tot ontsnappingen.
Mijnheer de minister, afgelopen weekend hebt u een bezoek gebracht aan de instelling. U hebt daar lange gesprekken gevoerd en er zou niet echt een oplossing uit de bus zijn gekomen. Ik heb in de pers gelezen dat u het personeel enigszins verwijt dat het een negatieve ingesteldheid zou hebben, waardoor de slaagkansen van het project bij voorbaat zouden worden gehypothekeerd.
Ik heb daar zeker niets geïnsinueerd dat afbreuk zou hebben gedaan aan het professionalisme van het personeel. Dat wil ik meteen rechtzetten. Ik was geschokt door deze berichtgeving als zou het gaan om een selffulfilling prophecy. Er is geen sprake van dat ik zulke uitspraken zou hebben gedaan. Dat misverstand wilde ik meteen van de baan hebben.
Ik aanvaard deze uitleg, mijnheer de minister.
Ik ben van Mol en ik ken de instelling. Ik ken ook een aantal mensen die daar tewerkgesteld zijn. Zij doen hun werk met hart en ziel. We mogen niet vergeten onder welke druk die mensen staan in hun taak om deze doelgroep van jongeren op te voeden.
Mijnheer de minister, waarom kunnen we niet blijven bij de iets oudere organisatie die heeft bewezen dat ze goed functioneert? Daarbij zouden we een gescheiden aanpak van de doelgroepjongeren behouden.
We hadden de plaatsen eventueel ook in Beernem kunnen onderbrengen. In Mol hadden we kunnen zorgen voor de uitbreiding voor jongens.
Mijnheer de minister, wat was het resultaat van uw gesprek? U hebt daarnet een rechtzetting gedaan over de uitspraken die in de pers zijn verschenen. Wat is er ter plaatse daadwerkelijk uit het overleg naar voren gekomen? Hoe garandeert u dat er in de toekomst geen ontsnappingsmogelijkheden zijn als ook meisjes in Mol worden opgevangen? De infrastructuur is er op dit moment in alle geval onvoldoende.
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal trachten niet te herhalen wat de heer Schoofs heeft gezegd. De afgelopen weken werd er heel wat aandacht geschonken aan dit dossier, dat maatschappelijk absoluut relevant is.
Mijnheer de minister, op uw advies heeft de regering vorige zomer een beslissing genomen om tien gesloten plaatsen voor meisjes op te richten in een open gemeenschapsinstelling voor jongens in Mol. De reden daarvoor was dat in Beernem tien gesloten plaatsen voor meisjes werden omgezet naar open plaatsen.
In de sector, bij het personeel van de gemeenschapsinstellingen, is daar heel wat commotie over ontstaan. In de media stond dat u dit weekend een bezoek hebt gebracht aan de gemeenschapsinstelling in Mol en dat u de noden van de mensen hebt kunnen aanhoren. Nadat u de petitie hebt ontvangen, hebt u meegedeeld dat u bij uw beslissing blijft.
Mijnheer de minister, we zijn ons allemaal van bewust van het probleem. De mensen die er het nauwst bij betrokken zijn, hebben de moeilijkheden ook aangekaart. U hebt getracht zo snel mogelijk een efficiënte oplossing te bieden. Er is gebleken dat het niet zo evident zal zijn om tien meisjes in een gesloten instelling te plaatsen binnen een open gemeenschapsinstelling. Een open instelling houdt in dat de jongeren vrijwel vrij kunnen rondlopen en dat de meisjes in een kooi geplaatst zullen worden. We kunnen natuurlijk vragen stellen over de basisrechten van die meisjes die worden opgesloten in containers.
Daarnaast hebt u ook besloten dat het verblijf van deze meisjes maximaal één maand mag duren. Welke garantie kunt u geven dat dit effectief zo zal zijn?
Het is ook heel belangrijk dat jongeren in deze situatie zo dicht mogelijk bij de thuisomgeving kunnen worden opgevangen. Dat is een heel groot probleem, ook in de regio Antwerpen-Limburg, en zelfs Vlaams-Brabant. Op dat vlak hebt u zeker het regionaliteitsprincipe gehanteerd en gesteld dat er een oplossing moet worden gevonden in die regio. Ik hoop alleen dat dit principe niet onderhevig wordt aan het kortverblijf.
Een kortverblijf in Mol duurt maximaal één maand. Dat betekent dat de jongere daarna terug naar Beernem verhuist. Daardoor wordt het regionaliteitsprincipe uitgehold. Daarnaast is er ook nog het probleem van de zogenaamde oneigenlijke plaatsingen. In de toekomst moeten we daar zeker aandacht aan schenken. In De Markt in Mol zijn heel wat jongeren aanwezig die daar niet thuishoren. Het gaat om jongeren met een zeer specifieke, ernstige psychiatrische stoornis. Het is niet de taak van De Markt in Mol om psychiatrische hulp te verlenen, maar wel om een opvoedkundig pakket aan te bieden. Er is een structureel probleem. De overheid moet daar een oplossing voor vinden.
De crisisopvang is niet evident in deze situatie. Beveiligde crisiskamers en de crisisopvang bevinden zich in de open gedeelten voor de jongens. Het is dus niet zo eenvoudig om daar zo maar een meisje naartoe te brengen.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal concrete vragen.
Hebt u al stappen gezet om een concreet plan voor een volwaardige gemeenschapsinstelling voor de regio's Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant te ontwikkelen? Houdt u hierbij rekening met de behoefte aan een open en een gesloten vleugel voor de opvang van meisjes?
Welke garanties kunt u bieden dat het steeds om een kortverblijf zal gaan? Zult u dit decretaal vastleggen?
Zult u stappen zetten om in de toekomst een structurele oplossing voor het probleem van de oneigenlijke plaatsingen te vinden?
Mijn laatste vraag betreft het regionaliteitsprincipe. Ik vind het alvast belangrijk hierover de nodige duidelijkheid te krijgen. Het gaat om meisjes die gedurende een maand in Mol worden opgevangen. Wat gebeurt er na die maand met meisjes uit de regio? Wat gebeurt er met meisjes uit Oostende die plots dringend moeten worden opgevangen? Indien er in Beernem geen plaats blijkt te zijn, zullen die meisjes misschien naar Mol worden gebracht. Blijft het regionaliteitsprincipe in dit geval overeind?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst en vooral benadrukken dat we ons niet in een conflictsituatie bevinden. De heer Schoofs heeft dit daarnet beweerd. Ik heb de instelling te Mol vorig weekend bezocht. Dat bezoek was niet bedoeld om de uitvoering van de hier aangekaarte beslissing te controleren. Het bezoek stond wel gedeeltelijk in het teken van de in de loop van de zomermaanden genomen beslissingen. Het ging evenwel om een normaal bezoek. Ik tracht in een ijltempo zo veel mogelijk binnen mijn beleidsdomein thuishorende gemeenschapsinstellingen en -voorzieningen te bezoeken.
Zoals de heer Schoofs daarnet heeft benadrukt, bestaat het personeel van de gemeenschapsinstelling te Mol uit professionals. Ik heb het hier over het personeel en over de directie. Het gaat om professionele mensen die goede resultaten willen behalen. Tijdens mijn bezoek is een meningsverschil naar voren gekomen en zijn verschillende bekommernissen geuit. Dit betekent echter niet dat het om een conflict gaat. Ik hoop overigens dat de discussie die wij hier nu voeren, een bijdrage tot een beter begrip kan leveren. Ik hoop zeker dat onze discussie geen conflict zal doen losbarsten. Gezien het professionalisme van de betrokkenen, geloof ik alvast niet dat dit zal gebeuren.
Ik zal even toelichten waar het precies om gaat. De Vlaamse overheid beschikt in Beernem slechts over 40 opvangplaatsen voor meisjes. Er is echter vooral behoefte aan meer open plaatsen. Ingevolge een eerder genomen beslissing mogen meisjes jonger dan 14 jaar niet meer in een gesloten instelling worden geplaatst. De vroegere leeftijdsgrens voor een plaatsing in een gesloten instelling was 12 jaar. De wijziging in de regelgeving heeft tot een strengere benadering van de leeftijdsgrenzen geleid.
Het was afgelopen zomer niet onze eerste bekommernis meer gesloten plaatsen te creëren. We hebben overigens eerst inspanningen geleverd om twintig open plaatsen te creëren. Om in Beernem bijkomende open plaatsen te creëren, zijn tien gesloten plaatsen in Beernem door open plaatsen vervangen. Daardoor is de behoefte ontstaan om deze omvorming door de creatie van bijkomende gesloten plaatsen voor meisjes te compenseren.
Om een aantal redenen hebben we besloten om die gesloten plaatsen in Mol te creëren. Mevrouw De Wachter heeft de belangrijkste reden daarnet zelf al aangehaald. We trachten zo veel mogelijk gezinsgericht te werken. Vanuit die logica is het uiteraard niet interessant om slechts op een enkele plaats in Vlaanderen over gesloten plaatsen te beschikken. We mogen overigens niet vergeten dat 63 percent van de meisjes die zich momenteel in een gesloten inrichting bevinden, uit Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant afkomstig is. Voor ouders die de band met hun kind willen behouden, gaat het al snel over een afstand van 150 kilometer. Er was dan ook een behoefte aan bijkomende plaatsen in de omgeving van Mol.
Gezien het gebrek aan gesloten plaatsen voor meisjes was de druk relatief hoog. We konden het ons in elk geval niet permitteren de situatie bij het oude te laten.
De bedoeling was ook om snel te kunnen operationaliseren. We hadden het gevoel dat we met de vraag naar extra plaatsen niet eerst procedures voor nieuwe bouwvergunningen konden opstarten. Het voordeel van De Markt in Mol is dat er al bouwwerken aan de gang waren. Het gaat om een modulaire bouw, geen containers. Ik ben het gaan bezoeken en ik verzeker u dat het niet om containers gaat. In deze modulaire bouw kunnen in een relatief goede en comfortabele context tien meisjes worden opgevangen. Er zijn twaalf kamers, waardoor het mogelijk is om in geval van een crisis binnen de modulaire bouw aan crisisopvang te doen of iemand te isoleren als dat nodig is.
Die identieke modulaire bouw is vandaag al tot tevredenheid van het personeel aanwezig op het gesloten gedeelte van De Kempen in Mol. Dat functioneert. Er zijn geen klachten over. Wat meer is, bij mijn bezoek aan de gesloten inrichting heb ik gemerkt dat heel veel jongeren verkiezen om daar te verblijven, liever dan in de zogenaamde harde gebouwen. Het is inderdaad de bedoeling dat de verblijfsduur beperkt blijft tot één maand. Het gaat over wat men noemt 'externe time-outs'. Mevrouw De Wachter zei daarnet dat ze daarna terug moeten naar Beernem. Neen, eigenlijk is het de bedoeling dat er een snelle terugkeer mogelijk is naar de context van waar ze uitkomen. Het is duidelijk dat er afspraken moeten worden gemaakt met de jeugdrechters, zodat ze respecteren dat het om opvang van korte duur gaat. Dat verklaart meteen al waarom we denken dat de modulaire bouw en dat wat vandaag beschikbaar is, in een relatief goede context mogelijk is.
Ik wil ook een kanttekening maken bij het idee dat gemengde opvang per definitie problematisch is. Voorbeelden uit Nederland en Vlaanderen tonen aan dat dit niet per definitie problematischer moet zijn dan gescheiden opvang. Ik benadruk - dat heb ik ten opzichte van de syndicaal afgevaardigden in alle duidelijkheid gesteld toen ik in Mol was - dat deze modulaire bouw niet de ambitie heeft om er voor eeuwig te zijn. Het stopt hoe dan ook binnen vijf jaar in termen van toelating. Hoe sneller een definitievere oplossing kan worden gevonden, hoe beter. In afwachting daarvan is het resultaat van deze beslissing dat er 20 extra plaatsen zijn in de gemeenschapsinstellingen. Die zijn ook nodig. Ik ga ervan uit dat de goede professionele ingesteldheid van de betrokkenen mogelijk zal maken dat er goede resultaten worden geboekt.
Ik benadruk ook dat deze nieuwe module geenszins afbreuk doet aan de inspanningen van de Vlaamse Gemeenschap om in een sterkere omkadering te voorzien en te streven naar leefgroepen van tien in plaats van twaalf jongeren. Op die manier is er meer omkadering per jongere. Er bestaan uiteraard geen garanties dat er geen ontsnappingen zullen zijn, niet in gesloten en open instellingen.
Mevrouw De Wachter kaartte nog een heel belangrijk onderwerp aan, namelijk dat van de zogenaamde - en ik ben blij dat ze dit woord heeft gebruikt - oneigenlijke plaatsing. Daarmee wordt bedoeld dat te veel jongeren die een psychiatrische problematiek hebben en die psychofarmaca nodig hebben, terechtkomen in onze gemeenschapsinstellingen. Ik zal daar klaar en duidelijk over zijn. De gemeenschapsinstellingen hebben niet de opdracht om aan psychiatrie te doen. Ik vraag u echter wie er in dit land verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat er voldoende psychiatrische opvang is voor personen die dergelijke zorg nodig hebben. Het antwoord is de federale overheid. Het doet me genoegen dat u dit signaleert als een probleem. Ik zie dat ook als een probleem en ga ervan uit dat we ofwel vanuit de federale overheid sterkere stappen zien ofwel dat de gemeenschappen meer verantwoordelijkheid krijgen. Ze moeten dan uiteraard de middelen krijgen om te voorzien in de opvang van jongeren met psychiatrische problemen.
De Vlaamse Gemeenschap onderneemt vandaag al zaken omdat we dit probleem kennen.
We geven psychiatrische ondersteuning aan de gemeenschapsinstellingen via twee projecten. Ons eigen OPZ van Geel, dat gedeeltelijk wordt gefinancierd met geld van de Vlaamse Gemeenschap, laten we werken voor de gemeenschapsinstellingen in Mol. Er wordt daarvoor 300.000 euro uitgetrokken en daarmee worden jaarlijks honderd jongeren geholpen. Een tweede inspanning is wat in het jargon een "outreachingproject" wordt genoemd. Dat project gaat uit van het psychiatrisch centrum van Sleidinge, dat uiteraard niet onder de Vlaamse bevoegdheden valt. Met 280.000 euro per jaar zorgen we ervoor dat ook voor de meisjes in Beernem en de jongens in Ruiselede in psychiatrische ondersteuning wordt voorzien. Volgende vrijdag zal ik de ministerraad voorstellen om met die steun door te gaan.
Daarnaast onderhandelen we zo veel als mogelijk met de federale overheid om de capaciteit inzake kinder- en jongerenpsychiatrie uit te breiden. Dat leidde tot een protocol waarbij het federale niveau in totaal zestien forensische K-bedden en vijftien crisisbedden extra naar de Vlaamse Gemeenschap heeft overgeheveld. Zo kan men niet alleen in Antwerpen en Geel maar ook in Sleidinge en Kortrijk extra capaciteit aanbieden. Verder zijn er in de gewone kinderpsychiatrie, op basis van de gesprekken met het federale niveau, nog eens 27 K-bedden bij gekomen.
Voor het uitbreidingsbeleid voor personen met een handicap - met inbegrip van jongeren met een licht mentale handicap en jongeren met gedrags- of emotionele stoornissen - houden we ook met die problematiek rekening. We zorgen voor extra aandacht, en dat wordt financieel ondersteund. De Vlaamse Gemeenschap heeft in een voorafname van 1,5 miljoen euro voorzien voor een extra personeelsomkadering in de voorzieningen voor minderjarigen van de categorieën 11 en 14.
Samenvattend denk ik dat de Vlaamse Gemeenschap inzake deze materie meer dan haar verantwoordelijkheid opneemt. We zien wat de problemen zijn. Ik sympathiseer met de personeelsleden van de gemeenschapsinstellingen die zich afvragen of het hun opdracht is om in psychiatrische zorg te voorzien terwijl een te groot aantal jongeren behoefte heeft aan psychofarmaca en psychiatrische ondersteuning. Dat is zeker niet hun eerste opdracht. We proberen via het outreachingproject daar zo veel als mogelijk aan te remediëren. De belangrijkste conclusie blijft evenwel dat ook de federale overheid haar verantwoordelijkheid moet opnemen. Ik hoop dat dit in de toekomst meer gebeurt dan in het verleden.
Ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord. Ik ben blij dat u inzake een aantal opmerkingen over infrastructuur een aantal oplossingen hebt gevonden. Een ervan is de crisisopvang, zodat een van de meest nijpende problemen wordt aangepakt. De algemene infrastructurele verschillen tussen een open en een gesloten instelling blijven natuurlijk. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de site zich leent voor een gesloten opvang. Ik hoop dus dat u met de mensen ter plaatse blijft zoeken naar oplossingen. Het is immers belangrijk dat deze doelgroep niet alleen binnen worden opgevangen, maar ook buiten over voldoende infrastructuur beschikt om te kunnen sporten en dergelijke. Ik heb de indruk dat op dat vlak de beschikbare infrastructuur niet volstaat.
Ik ben er ook van overtuigd dat er een gunstiger klimaat inzake personeelsoverleg komt. Ik hoop alleszins dat het personeel volledig voor dit project wordt gewonnen. Allen samen moeten we blijven denken aan de opvolging van jongeren die uit die maand van isolatie komen. Ze moeten nadien een gepast traject krijgen, zodat ze zich kunnen aanpassen aan de samenleving.
Ik wil de minister bedanken voor zijn zeer uitgebreide antwoord. Ik denk dat er in dit parlement duidelijk belangstelling is voor de problematiek.
Ik denk dat iedereen het ermee eens dat er bij het personeel zeker professionaliteit aanwezig is. Het is misschien nog niet voldoende gezegd dat de inzet van die mensen zeker zo belangrijk is. Als je in die sector werkt, heb je je professionaliteit nodig, maar nog veel meer dan dat.
U hebt gezegd dat er naar een oplossing op korte termijn is gezocht voor maximum vijf jaar. Het is dus belangrijk dat er een definitieve oplossing komt. We moeten dit kleine project samen met het personeel en de sector na enkele maanden kunnen evalueren.
De Vlaamse Gemeenschap heeft inderdaad al heel wat acties ondernomen, bijvoorbeeld op het vlak van psychiatrische hulp. Maar in Mol zegt men mij dat de extra middelen voor De Markt eigenlijk maar beschikbaar zijn sinds september en dat men er eigenlijk niet veel van merkt. U moet mij maar corrigeren als dit niet juist is.
U zegt dat het al bewezen is in andere landen dat gemengde opvang niet altijd nadelig hoeft te zijn. Ik wil benadrukken dat dit dossier toch wel heel specifiek is. Men heeft hier op zeer korte tijd beslist. Bovendien gaat het hier om gemengde opvang, maar een dubbele gemengde opvang namelijk meisjes en jongens, maar ook een gesloten afdeling die ondergebracht wordt in een open afdeling. Dat moeten we zeker evalueren.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij al wie zegt dat er een grote professionaliteit is bij het personeel van Mol. Als je het verzwaren van de work load de laatste jaren bekijkt, kan men alleen maar werken als men supergemotiveerd en professioneel personeel heeft. Daar zal het dus niet aan liggen.
Waar het hem wel aan mangelt, is aan het ontstellend gebrek aan visie over hoe we nu met die gesloten instellingen verder moeten. In de vorige regering was er een heel programma uitgewerkt om die gemeenschapsinstellingen een stukje te verbreden. Er is gesproken om jongeren na hun verblijf in een gemeenschapsinstelling niet gewoon naar huis te sturen maar eerst te werken met een systeem van halve invrijheidsstelling. Er is gesproken over een andere locatie. Er komen heel wat jongeren uit de nabijheid van de grootstad Antwerpen in Mol terecht. Er zou in Ekeren een nieuwe gesloten gemeenschapsinstelling komen. Deze regering heeft die geschrapt en beslist dat er in Mol bijkomende plaatsen komen. Daardoor vervalt het voordeel dat jongeren in de nabijheid van hun thuis kunnen blijven.
U verwijst naar maatregelen tegen de oneigenlijke opvang van jongeren met een psychiatrische problematiek en een druggerelateerde problematiek. Die mogelijkheden zijn door de vorige regering gecreëerd. Er is toen een akkoord gesloten met de federale regering voor een aantal extra K-bedden en een ambulante ondersteuning vanuit het OPZ Geel. Er zijn in het OPZ Geel een aantal gesloten bedden geopend voor jongeren met psychiatrische randproblematiek. Deze regering heeft dat niet verder uitgebreid. Het zou mooi zijn om eens een evaluatie te maken om te kijken in hoeverre dit systeem functioneert. Want er is nog altijd geen oplossing voor wie nu eigenlijk het laatste woord heeft voor een opname in een K-bed: de jeugdrechter of de verantwoordelijke psychiater van de instelling?
Voor de druggerelateerde problematiek heeft de vorige regering in het Mechelse een gespecialiseerde opvang uitgebouwd. Die is, bij gebrek aan ondersteuning, ondertussen opgeheven.
Mijnheer de minister, het enige wat deze regering doet, is alles elke keer opnieuw weer naar Mol sturen. Aangezien de jongeren die op dit moment in Mol zitten, al een zware problematiek hebben en daar minstens een beetje ruimte nodig is, gaat u het werk van de mensen daar alleen maar zwaarder maken door er altijd maar containers bij te zetten. Natuurlijk zijn dat kwaliteitsvolle containers, want dat zou er nog aan moeten ontbreken. Maar er worden altijd maar meer jongeren op dezelfde locatie geplaatst, niet alleen jongens, maar nu ook meisjes.
Mijnheer de minister, waar wil deze regering naartoe? Het zijn allemaal voorlopige oplossingen en voorlopige containers, maar een langetermijnvisie heeft deze regering niet. Ik vind het een spijtige zaak voor het personeel van de gemeenschapsinstelling, want het einde van hun miserie is nog steeds niet in zicht en is zelfs minder dan ooit in zicht.
Ik weet dat actuele vragen uiteraard kort zijn, maar u gaat echt heel kort door de bocht, mevrouw Vogels. Dat moeten we eens in commissie, met de cijfers erbij, bekijken. (Applaus bij CD&V)
We moeten eens kijken wat beslist werd en wat uitgevoerd werd. We zullen eens de cijfers naast elkaar leggen. Als we spreken over wat gedaan werd in het verleden, wil ik goed het onderscheid maken tussen wat gezegd is in het verleden en wat er gedaan wordt.
Ik wil gerust op een aantal van uw overwegingen ingaan, maar u zegt dat we alleen maar bezig zijn met voorlopige oplossingen. (Opmerkingen)
Ik ga eerst in op een paar overwegingen die de moeite waard zijn om nog in dit debat te beantwoorden.
Collega's, we moeten opletten met het woord 'oneigenlijk'. Het wordt hier accuraat gebruikt, maar er bestaat geen oneigenlijke doorverwijzing. Een jeugdrechter beslist wat hij beslist. Als hij beslist om een jongere - ook al weet, ziet of voelt hij eventueel dat er een psychiatrische problematiek mee gepaard gaat - door te verwijzen, is dat niet oneigenlijk. Het is een beslissing die volledig binnen de bevoegdheid van de jeugdrechter valt.
Ten aanzien van de feitelijke situering wil ik nog onderstrepen dat de gesloten tien plaatsen in de rand van de markt zitten. Dat wil zeggen dat ze tegen de muur van het gedeelte ernaast zitten en dat er niet zoiets als een kooi in het midden is, waarrond de jongens dan vrij rondlopen. De gesloten setting is bedoeld om een meisje kortstondig in een nieuwe context te zetten en ze naar de vorige situatie terug te brengen met meer kansen op herstel. Het is best wel mogelijk om dat in die context te realiseren.
Mevrouw De Wachter, het is heel juist dat we dat moeten evalueren. Samen met het personeel en de directie moeten we een en ander in de gaten houden.
Ik wil vooral benadrukken dat deze beslissing bekritiseerd mag worden, maar dat ze in ieder geval komaf maakt met een logica dat we ooit wel eens een keer iets zullen doen. Er was absoluut behoefte om snel stappen te zetten.
Met het aanvaarden van het feit dat we daarop bekritiseerd kunnen worden, met inbegrip van de noodzaak om dat te evalueren, moeten we vaststellen dat we binnen enkele maanden 20 extra plaatsen in gemeenschapsinstellingen zullen hebben. Dat is in ieder geval een concrete realisatie.
Mijnheer de minister, ik denk dat het heel belangrijk is dat we de evaluatie kunnen opvolgen. U hebt zelf het voorstel gedaan om een uitgebreider debat te voeren. Zeker in de commissie moeten we daar de komende maanden op terugkomen. U vindt het misschien een geschikte manier, maar iemand anders niet. Ik heb er ook mijn bedenkingen bij, maar we moeten er zeker verder over kunnen discussiëren in de commissie.
U zegt dat er heel wat inspanningen zijn gedaan, ook wat de psychiatrische hulp betreft. Dat is inderdaad zo, maar het blijft een gegeven bij de oneigenlijke plaatsingen dat bij de outreachingprojecten men de hulp krijgt binnen de instellingen, maar een jongere met dergelijke psychiatrische stoornis blijft wel in die instelling aanwezig. Dan komt u bij het gegeven dat het een beslissing is van de jeugdrechter. Ik denk dat we moeten durven bekijken wat de reden is waarom de jeugdrechter die beslissing heeft genomen om iemand met psychiatrische stoornissen te laten plaatsen in een gemeenschapsinstelling. Deze vraag moeten we ons zeker durven stellen. De komende weken zullen we dit zeker opvolgen. Laat de nieuwe federale regering haar werk daarin doen, zodat we uiteindelijk tot een structurele oplossing komen zowel wat de psychiatrische stoornissen betreft bij die kinderen waarvan het zeer belangrijk is dat we die kunnen aanpakken, als wat de hele problematiek omtrent de open en gesloten instellingen betreft.
Ik wil me aansluiten bij het aspect evaluatie. Onze fractie juicht toe dat we dit verder kunnen opvolgen. Het is misschien interessant om ter zake de mensen die federaal bevoegd zijn bij Justitie, eens te horen. U hebt het over de jeugdrechters die een belangrijke rol spelen bij de doorverwijzing. Het kan niet zijn dat we autonoom met dit parlement een beleid uitstippelen zonder in intens overleg met hen te treden. Ik pleit ervoor om een hoorzitting terzake te organiseren.
Het incident is gesloten.