Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de tewerkstelling van personen met een handicap
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het gaat de goede kant uit met de werkgelegenheid in Vlaanderen. Maand na maand krijgen we statistieken in handen waaruit blijkt dat we een dalende werkloosheid kennen. In vergelijking met november 2006 waren er in Vlaanderen in november 2007 bijna 12 percent werklozen minder. Onze werkzaamheidsgraad stijgt en dat is een goede evolutie. Het is opmerkelijk, al is er uiteraard een conjuncturele component bij, dat bepaalde doelgroepen die het ongeacht de conjunctuur in het verleden zeer moeilijk hadden op de arbeidsmarkt, nu door een aantal maatregelen baat hebben bij de goede conjunctuur. Dat is heel positief.
We kunnen echter niet om de vaststelling heen dat de goede evolutie, de goede conjunctuur of de gunstige wind blijkbaar minder opgaat voor de groep van arbeidsgehandicapten. We hebben niet alleen moeten vaststellen dat hun aantal in absolute cijfers de afgelopen jaren tot 26.000 is gestegen, maar ook dat de daling van de werkloosheid van de afgelopen maanden, of liever van het afgelopen anderhalf jaar, voor een stuk aan hen voorbijgaat.
In combinatie met de algemene daling is het aandeel van de arbeidsgehandicapten in het totale aantal werklozen opgelopen tot 13 percent. Dat laatste cijfer is heel indicatief om aan te geven dat we voor deze doelgroep niet evolueren naar een meer evenredige participatie.
Nochtans sloot de Vlaamse Regering in 2004 een akkoord met de sociale partners om tegen 2010 tot een evenredige arbeidsparticipatie te komen. Naast initiatieven in de publieke sector zou er een ganse batterij aan initiatieven in stelling worden gebracht, gaande van sectorconvenanten, diversiteitsovereenkomsten, Jobkanaal en zo meer om de evenredige participatie ook voor gehandicapten te bewerkstelligen. Vandaag laten de cijfers nog niet toe te concluderen dat we tegen 2010 de evenredige arbeidsparticipatie effectief zullen bereiken. We moeten vaststellen dat de drempel van de bedrijven soms letterlijk te hoog is voor mensen met een handicap. Onaangepaste werkposten, te hoge eisen betreffende de productiviteit zorgen ervoor dat ze hun weg op de arbeidsmarkt nog altijd moeilijk vinden.
Ik wens te benadrukken dat er een probleem bestaat in de overgangssituatie van niet werken naar werken. Eens men een bedrijf binnen is, kan men een beroep doen op hulpmiddelen en gereedschap. Ik denk bijvoorbeeld aan beeldschermen voor slechtzienden. Maar probeer maar eens om als slechtziende een selectieproef door te geraken als in geen speciaal beeldscherm is voorzien.
Vandaar mijn vragen. Hoe analyseert u de evolutie van de tewerkstellingscijfers van personen met een handicap? Bent u bereid, zoals de gebruikersverenigingen het vragen, naar een versnelling hoger over te schakelen om te komen tot een evenredige arbeidsparticipatie?
De heer Stassen heeft woord.
De heer Van Malderen heeft de situatie duidelijk geschetst. We zouden het in één zin kunnen samenvatten. In relatieve maar ook in absolute cijfers stijgt het aantal werkzoekende mensen met een handicap. Dat is een frappante vaststelling op een moment dat de conjunctuur aantrekt. Los van de gemaakte analyse, die juist is, stel ik de vraag of de overheid daar wat kan aan doen binnen het beschikbare kader. De mensen die gisteren de cijfers hebben bekendgemaakt, suggereren zelf een aantal oplossingen. Ze zeggen dat sommige maatregelen wel werken, zoals Jobkanaal. Mensen die problemen ondervinden op de arbeidsmarkt of kansengroepen krijgen via Jobkanaal een voorrang. Dat middel werkt. Ze hebben ook vastgesteld dat sommige uitgewerkte maatregelen en ambities niet werken. Zo heeft men vastgesteld dat vrijblijvende streefcijfers niet werken. Binnen de Vlaamse overheid zal men het streefcijfer voor het aantal arbeidsgehandicapten - het is een dom woord - niet halen.
Ze hebben ook vastgesteld dat het middel van diversiteitsplannen, uitgewerkt voor de private arbeidsmarkt, nogal een vrijblijvend middel is, dat eigenlijk ook niet echt werkt. Wat zeker een groot probleem is, is dat bij de gemeenten en waarschijnlijk ook bij de provincies het aantal mensen met een arbeidshandicap bedroevend laag is.
Wat kan je daaraan doen? We moeten met streefcijfers werken, maar de vrijblijvendheid van de streefcijfers is een probleem, dus moet er een stringentere invulling komen van die streefcijfers. Dan kom je al snel bij het beladen woord 'quota'. Maar als je vaststelt dat het aantal werklozen met een arbeidshandicap zowel relatief als absoluut blijft stijgen, dan moet je daarmee werken.
Ik volg de suggestie dat er meer bindende afspraken rond diversiteitsplannen gemaakt moeten worden. En een derde suggestie was dat we op de overheidsmarkt zouden toepassen wat er op de privémarkt gebeurt, namelijk dat de overheid tussenkomt in de prestatievermindering via cao 26.
Moeten we dus van vrijblijvendheid niet gaan naar meer stringentere afspraken en diversiteitsplannen en naar een soort 'publieke' cao 26?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik denk dat iedereen het ermee eens is dat het wraakroepend is dat enerzijds bedrijven geen werknemers vinden en anderzijds mensen met een beperking die zouden willen werken en mits de nodige aanpassing ook zouden kunnen werken, in de kou blijven staan. Dat is absoluut onaanvaardbaar.
Ik ben het ook eens met de sprekers dat er dingen in beweging zijn, maar onvoldoende. We hebben in december 2003 een grote rondetafelconferentie gehad waar onder meer gesproken is over diversiteit met betrekking tot personen met een handicap. Dat heeft wel wat op gang gebracht. Om te beginnen: in de doelstellingen die we meegeven aan de VDAB, vragen we om in alles wat de VDAB doet, voldoende rekening te houden met en ook actief te werken naar mensen met een handicap.
We hebben ook de diversiteitsplannen zien groeien. Ik wil de heer Stassen toch een beetje tegenspreken. Diversiteitsplannen zijn op vrijwilligheid gebaseerd maar zijn niet vrijblijvend. We stellen vast dat de resultaten die bedrijven boeken inzake tewerkstelling of promotie van personen met een handicap of ouderen of mensen die laaggeschoold zijn, beter zijn dan hun beloften. Dat is toch geweldig. Ik vind ook dat je moet meegeven dat het aantal diversiteitsplannen met aandacht voor personen met een handicap sterk toeneemt. In 2002 waren er dat 72, in 2003 waren het er 106 en in 2006 waren het er al 157 - dat is het dubbele. Die plannen leiden in de praktijk tot betere resultaten dan wat men belooft in de plannen zelf. We mogen daar dus niet te negatief over doen. Maar, ik ben het absoluut eens met de verenigingen die vandaag de alarmbel luiden en zeggen dat we naar een hogere versnelling moeten.
In mijn beleid rond personen met een handicap en arbeidsmarkt zitten we in de overgang van een eerste fase naar een tweede fase.
De eerste fase had veel te maken met het feit dat de bevoegdheid en de politieke verantwoordelijkheid voor het tewerkstellen van mensen met een handicap overgedragen is van het bevoegdheidsdomein Welzijn naar het bevoegdheidsdomein Werk. Dat is principieel gebeurd op 1 april 2006, dus ik ben daar nu voor bevoegd.
Ik vond dat erg belangrijk. Want we doen hier iets dat overal elders in de wereld ondertussen gemeengoed is, namelijk dat de minister verantwoordelijk voor werkgelegenheid, omvattend ook verantwoordelijk is voor de werkgelegenheid van mensen met een handicap. Dat moet in het werkgelegenheidsbeleid zitten en er helemaal deel van uitmaken. We hebben gedaan wat, helaas, in ons land nog niet was vertoond, maar dat elders gemeengoed is. We hebben gezegd dat het een onderdeel is van het werkgelegenheidsbeleid.
We zaten dan met een delicaat moment, want dingen lopen en men mag die niet omver gooien. We hebben een overgangsfase moeten organiseren, maar we hebben vooral veel overleg georganiseerd met allerlei betrokken organisaties op de arbeidsmarkt, over hoe we de weg van werkloos met een handicap naar werkend met een handicap best zouden organiseren.
Het uitgangspunt was dat mensen recht hebben op de kortste weg. Ze hebben ook recht op maatwerk. De kortste weg voor iemand met een arbeidshandicap is vaak een gespecialiseerde weg, maar niet altijd. Een van de belangrijke aandachtspunten is het maken van het onderscheid tussen mensen die een gespecialiseerde weg moeten volgen en mensen waarvoor we met de Werkwinkel en het gewone VDAB-aanbod een antwoord moeten kunnen bieden.
Vrijdag heeft de regering een belangrijke beslissing genomen, waar ik voor het overige geen ruchtbaarheid aan heb gegeven. We hebben een afsprakenkader tot stand gebracht met alle actoren die in het toeleiden van werkloosheid naar werk betrokken zijn.
Dat afsprakenkader is belangrijk. Op het eerste gezicht is het een heel theoretisch verhaal met afspraken tussen allerlei instituties, maar het is eigenlijk belangrijk voor de klanten van die instituties. Het komt erop neer dat we duidelijkheid scheppen over waar mensen terechtkunnen, wie voor wat zorgt, wie waarvoor verantwoordelijk is, wanneer men naar gespecialiseerde hulp moet en wanneer de Werkwinkel moet kunnen helpen. Dat afsprakenkader gaat in hoofdzaak in op 1 januari 2008. Er zijn nog een aantal zaken die langer gaan duren, maar het grootste deel van het nieuwe afsprakenkader gaat in op 1 januari.
Daarmee zijn we de eerste fase, de overdracht van de bevoegdheid en het kijken vanuit werkgelegenheid naar het probleem van mensen met een handicap, aan het afronden.
Mijnheer Stassen, bij de tweede fase zullen we een aantal concrete instrumenten die we hebben, moeten bekijken. U had het over cao 26 en de Vlaamse Inschakelingspremie. Ik denk inderdaad dat we daaraan moeten sleutelen. Ik denk dat de tegemoetkomingen in loonkosten voor werkgevers die mensen met een handicap tewerkstellen, simpeler moeten worden. Ik neem ook uw opmerking mee over de overheid. Ik ga er vandaag geen uitspraken over doen, maar zal het ook met minister Keulen, waarvan ik weet dat hij erover nadenkt en ermee inzit, bespreken.
Ik denk dat we best in één beweging heel het arsenaal opnieuw op punt stellen. Geef me daar een half jaar voor, want dat moeten we voor een deel nog bekijken. Hetzelfde geldt voor tegemoetkomingen voor arbeidspostaanpassingen en tegemoetkomingen inzake arbeidsmaatregelen.
Mijnheer Van Malderen, ik ben het met u eens, want u maakt een op het eerste gezicht vanzelfsprekend punt, maar met veel vanzelfsprekende punten is het jammer genoeg zo dat ze nog niet eerder gemaakt zijn. Voor iemand die werkzoekend is en nog geen job heeft, maar hoe dan ook een tegemoetkoming nodig zal hebben als hij een job wil hebben, moeten we eigenlijk al bezig zijn met het aanbieden van de hulp en de tegemoetkoming op het ogenblik dat die persoon zich klaarmaakt voor sollicitatie. Ik zal ook daar de VDAB mee vatten en vragen dat men daar snel een beleid rond ontwikkelt. Ik wil daar later concreet op terugkomen.
Ik heb aan de VDAB gevraagd om, als regisseur op de arbeidsmarkt, een expertisecentrum op te richten waarin we allerlei deskundigheid die we hebben over de brede problematiek van handicap en werk samenbrengen. Dat gaat dan bijvoorbeeld over de deskundigheid die er al is bij Selor met betrekking tot aanwerven en vacatures, de deskundigheid bij het kennis- en ondersteuningscentrum voor hulpmiddelen bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, deskundigheid bij allerlei gespecialiseerde actoren en verenigingen. Ik zou willen dat VDAB dat nu samenbrengt in een herkenbaar expertisecentrum.
Ik ga ervan uit dat men dat ook medio 2008 concreter moet kunnen maken. Daarmee zijn we volop in de tweede fase van het implementeren van een nieuw beleid vanuit de bevoegdheid Werk. Ik doe dat niet alleen. U sprak over overheid. Ik weet dat minister Keulen daar gevoelig voor is. We plegen daarover overleg. Ik moet ook minister Van Brempt noemen, die een aantal initiatieven aan het nemen is in haar bevoegdheid voor beschutte en sociale werkplaatsen, waar je ook op een andere manier moet werken.
Ik stel voor dat we elkaar rendez-vous geven medio 2008. Dan moet ik echt concrete dingen op tafel gaan leggen, anders zou ik echt schuldig verzuim plegen tegenover mensen met een handicap. Ik wil dat het liefst goed voorbereiden zodat we een goed samenspel op gang krijgen medio 2008.
Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Ik noteer alvast de afspraak om daar opnieuw over te debatteren medio 2008. Naast de gedeelde verontwaardiging en uw intenties om er effectief iets aan te doen, ben ik vooral gecharmeerd door het feit dat u heel terecht de focus legt op vrijwillige verantwoordelijkheid binnen het normale economische circuit. Al te vaak wordt tewerkstelling voor personen met een handicap gereduceerd tot beschutte werkplaatsen. Beschutte werkplaatsen hebben een heel belangrijke rol te vervullen, maar daarnaast ligt er een groot groeipotentieel in het normale economische circuit. Het is goed om daar de focus op te zetten. Tenslotte kan ieder van ons morgen door een banaal ongeluk of een niet te voorzien medisch probleem, een persoon met een beperking worden. Te lang heeft onze arbeidsmarkt wellicht de focus gelegd op de beperkingen. Het zou goed zijn dat ook de talenten van die mensen in ogenschouw worden genomen. Die zullen we broodnodig hebben.
Mijnheer de minister, ik geef u het voordeel van de tijd. U hebt geschetst dat er een aantal institutionele veranderingen zijn gebeurd, weliswaar intern binnen het Vlaamse Gewest, en dat dat de nodige tijd heeft gehad en nu ongeveer afgerond is. Er zullen een aantal geïntegreerde maatregelen worden genomen vanuit een werkgelegenheidsfilosofie en minder vanuit een filosofie van welzijn, zoals in het verleden, om krachtigere, efficiëntere en effectievere maatregelen te nemen, los van het vrijblijvende en met effect op de arbeidsmarkt, zodat mensen met een handicap meer aan het werk kunnen geraken.
Ik hoop ook dat de Vlaamse overheid zelf hierin haar verantwoordelijkheid zal nemen via de gemeenten en de provincies, en dat zij een aantal maatregelen zal nemen om het aantal mensen met een handicap dat daar tewerkgesteld is, op te trekken. Vanuit die voorbeeldfunctie kan je veel gemakkelijker private ondernemers stimuleren om hetzelfde te doen. Ik hoop dat u in de loop van het voorjaar 2008 een aantal concrete maatregelen uitwerkt en dat we dan met een vraag kunnen komen of de maatregelen effect hebben. Het nadeel van de tijd is dat we u misschien zullen confronteren met beloftes die niet gerealiseerd zouden zijn. Ik hoop dat dat niet waar zal zijn.
Mevrouw Berx heeft het woord.
Ik sluit aan bij het laatste wat de heer Stassen heeft gezegd. In de krantenberichten werd verwezen naar het feit dat de Vlaamse overheid zelf ook niet al haar streefcijfers en ambities ter zake waarmaakt. Ik heb het dan over het aandeel van personen met een handicap in het eigen personeelsbestand binnen de Vlaamse administratie en de andere overheden. Daarom mijn vraag of naast de belangrijke maatregelen die zijn aangekondigd en waar we alle vertrouwen in hebben, ook een tandje bij wordt gestoken op het niveau van de overheden zelf, zodat die een echte voorbeeldfunctie kunnen vervullen op dat vlak.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ik wil me aansluiten bij de vorige sprekers. De participatie van personen met een handicap aan de arbeidsmarkt is al heel lang een heet hangijzer. Ik hamer daar al heel lang op. Ik kan niet genoeg wijzen op het belang van het verzamelen van statistische gegevens over personen met een handicap of een arbeidshandicap. De meest recente cijfers ter zake dateren van 2002. Hoe kunnen we een fatsoenlijk beleid voeren als we zelf niet weten met welke cijfers we op dit ogenblik rekening moeten houden? De cijfers zijn vijf jaar oud. Na lang aandringen is de federale overheid gelukkig bereid gevonden om de cijfers over personen met een arbeidshandicap op te nemen in de enquête naar de arbeidskrachten, kortweg EAK. Ik ben heel blij dat te vernemen, maar het is een eenmalig initiatief en het is veel te weinig. In de commissie hebben we al zeer sterk gepleit voor het opnemen van onze verantwoordelijkheid. Vlaanderen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen als de federale overheid tekort schiet op het vlak van statistiek. Mijnheer de minister, ik kan volledig begrijpen dat u hierover een andere visie hebt, maar zoals ik al zei in de commissie, als de federale overheid blijft tekortschieten, dan moet Vlaanderen eigen initiatieven nemen om correcte cijfers te verzamelen met betrekking tot de participatie van personen met een arbeidshandicap op de arbeidsmarkt.
Hier werd ook al gezegd dat men personen met een handicap blijft discrimineren op de arbeidsmarkt. Dat geldt niet alleen voor werkzoekende personen met een handicap, maar ook voor werknemers met een handicap. Nog in augustus was er een voorval in Antwerpen, waarbij een persoon die al zeven jaar voor hetzelfde elektriciteitsbedrijf werkte, plots werd bedankt voor zijn diensten. Hij werkte daar als elektricien, wat een knelpuntberoep is, maar plots oordeelde het bedrijf dat door zijn doofheid de communicatie niet zo vlot verliep en er problemen waren met de veiligheid. Wie kan me uitleggen dat er plots, na zeven jaar, toch een probleem is door die doofheid? De overheid moet krachtiger optreden om dergelijke gevallen van discriminatie tegen te gaan. Mijnheer de minister, u hebt zelf gezegd dat werkgevers niet kunnen blijven zeuren dat ze niet genoeg werkkrachten vinden voor al hun vacatures, terwijl er nog zoveel personen met een handicap zijn die wel in staat zijn te werken, maar geen werk kunnen vinden. Daar zitten we dus met een probleem van vraag en aanbod die elkaar niet vinden.
Vorige week was er de studiedag van Plug in Gaps. Daar konden we zien welke belangrijke rol de uitzendsector kan spelen bij een betere doorstroming van personen met een handicap naar een job. Heel wat bedrijven komen via uitzendkantoren voor een eerste maal in contact met een persoon, dus ook een persoon met een handicap, als werknemer. Als die persoon eenmaal een voet binnen heeft in dat bedrijf, kan dat bedrijf tot de ontdekking komen dat hij inderdaad een goede werkkracht is en kan het hierin investeren. Vorige week bleek dat de Vlaamse overheid bereid was meer te investeren hierin. We moeten dat volhouden. Op de studiedag had men het over een soort rangschikking, gemaakt op basis van cijfermateriaal. In die rangschikking kwamen vrouwen eerst, vervolgens oudere werknemers, dan allochtonen en helemaal als laatste aandachtspunt kwamen de personen met een handicap. Dat is een heel duidelijke blijk van een attitudeprobleem. Als personen met een handicap pas als allerlaatste een kans krijgen, zullen ze sowieso uit de boot blijven vallen.
We pleiten al jaren voor rendementsubsidies. De Vlaamse overheid heeft sinds kort een soort tussenkomst voor nieuwe werknemers bij de Vlaamse overheid. Dat is heel positief, maar het gaat enkel om nieuwe werknemers. U kunt misschien eens met minister Bourgeois overleggen om te bekijken of dit systeem kan worden uitgebreid voor de al bestaande werknemers met een handicap bij de Vlaamse overheid. Het zich inwerken in een job volstaat niet, de personen met een handicap moeten ook kunnen doorstromen, net zoals vrouwen, holebi's en mensen uit andere kansengroepen dat moeten kunnen. Mensen met een handicap stoten steeds op het glazen plafond. De betrokkenen hebben al een laag opleidingsniveau. We moeten veel meer aandacht besteden aan de doorstroming. We moeten samen nadenken over de aanpak van dit probleem.
Ik heb goed nota genomen van de vele punten die mevrouw Stevens onder de aandacht bracht. Ik zal ze niet herhalen. Het was een interessant betoog. Het gaat inderdaad niet alleen over het aanwerven, maar ook over het doorstromen en het kunnen blijven werken, en over het samenspel van diverse overheden. Ik neem de aandachtspunten heel graag mee.
Mijnheer de minister, zoals afgesproken geven we elkaar rendez-vous vlak voor of vlak na de zomer om over dit thema te praten.
Het incident is gesloten.