Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Helsen, verslaggever, heeft het woord.
Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, beste collega's, het ontwerp van decreet dat nu voorligt, is een mooi werkstuk en onze fractie steunt het ten volle. Toch wil ik enkele randbemerkingen maken die we ook in de commissie al aangehaald hebben.
Het beroepsprofiel is zeer omvangrijk. De samenleving verwacht bovendien veel van de leraren, en dat is de laatste jaren alleen maar toegenomen. Daarom wil ik hier een lans breken voor de leraren. Zij worden overbevraagd, maar zijn niet het manusje-van-alles, de superman of -vrouw die volledig garant staat voor de opvoeding van de jongeren. Dé spilfiguren in de opvoeding blijven de ouders. Ik wil daarom meer begrip vragen voor de leraren.
Het was wellicht beter geweest om eerst het profiel af te bakenen en op basis daarvan de competenties te definiëren, en dan pas de lerarenopleiding daaraan aan te passen. Nu stellen we vast dat een aantal zaken in het profiel worden opgenomen die niet in de lerarenopleiding vervat zitten.
Een voorbeeld daarvan is de onvoldoende kennis die leraren hebben om te kunnen inspelen op anderstalige leerlingen.
Het vraagt toch wel een aparte benadering die op dit moment nog onvoldoende in de lerarenopleiding vervat zit.
Tot slot wil ik benadrukken dat leraren moeten kunnen inspelen op de beleidsmaatregelen inzake gelijke kansen in grootstedelijke context. Mijn fractie wil dit niet bestrijden, maar we mogen het ook niet uitvergroten. Het belang van de grootstedelijke context is intussen in diverse decreten aan bod gekomen. Verder is er ook de opmerking van het OVSG om erover te waken dat de grootstedelijke context niet overgedimenseerd wordt. Zij wijzen ook op andere contexten zoals een landelijke context en een rurale context die een aparte benadering krijgen. Ik verwijs in dat verband ook naar het decreet over het flankerend onderwijsbeleid dat we vorige week hebben goedgekeurd.
Dit waren een aantal constructieve opmerkingen bij dit ontwerp van decreet. Mijn fractie zal het ontwerp van decreet goedkeuren.
De heer Pieters heeft het woord.
In dit parlement zitten verschillende mensen uit de onderwijswereld, weliswaar niet in die functie maar als vertegenwoordiger van het Vlaamse volk. Zij hebben pech, want ze zullen tijdens de komende maanden niet gekwalificeerd kunnen worden als superman of supervrouw.
Mijnheer de minister, u hebt het over een ambitieus plan en een ideaalbeeld. Wij zijn niet afkerig van enige ambitie, maar we moeten er wel voor zorgen dat de leerkracht in de praktijk nog kan voldoen aan het verwachtingspatroon dat hier wordt geschetst. Het profiel dat nu wordt uitgetekend, mag het functioneren van de huidige en toekomstige leerkrachten niet hypothekeren.
Naast de bezwaren die we al hebben verwoord in de commissie, wil mijn fractie nog de nadruk leggen op twee punten. Ten eerste is het standaardnederlands de onderwijstaal bij uitstek. Het is de taal waarin de leerkracht zijn competenties heeft verworven en verdiend. Standaardnederlands moet in alle tijden de voertaal zijn en blijven, zowel voor leerlingen als voor ouders.
Mijnheer de minister, ik hoor u heel graag zeggen dat elke leerkracht een taalleerkracht moet zijn. Wij hebben dat eerder ook al benadrukt. De omschrijving van de typefuncties 2.7 'strategieën inzetten om te communiceren met anderstalige leerlingen' en 6.5 'strategieën ontwikkelen om te communiceren met anderstalige ouders' kan voor ons niet gehandhaafd blijven. Dat is niet de taak van het onderwijs en hoort dus bij een ander departement thuis.
Voor het Vlaams Belang kan het niet dat de leerkracht van taal verandert naargelang hij communiceert met ouders of leerlingen met diverse taalachtergronden en taalsituaties: het Nederlands is en blijft de onderwijs- en communicatietaal.
Bovendien moeten we ervoor zorgen dat in tijden van verhoogde aansprakelijkheid de leerkrachten worden beschermd door de wetgever als het gaat over taalverwikkeling of verkeerde interpretaties door anderstaligen.
Ten tweede is er in de algemene opinie sprake van de attitude van jonge werkzoekenden. Die attitude is ook aan de orde binnen het onderwijs. Jongeren zijn het product van hun tijd, zoals dat bij elk generatie het geval is. Daar is niets mis mee. Ik vraag me af waarom een collega in de commissie het woord 'gezag' verwerpt of het misschien als oubollig ervaart. Opvoeding en begeleiding die tot de essentiële taken van de leerkracht behoren, zijn perfect mogelijk vanuit de positie van gezagsfiguren.
Gezag en respect gaan daarin samen. Respect is in het algemeen niet iets dat men automatisch hoort te krijgen. Het is iets dat men kan en moet verdienen.
Onze fractie is van mening dat vanuit de zekerheid van de kennis van de leerkracht automatisch voortvloeit dat hij autoriteit bezit om alle mogelijke begeleidingsmethodes en -middelen met het nodige respect te volbrengen. De kennisoverdracht moet daarom de hoogste prioriteit krijgen in de lerarenopleiding. Ze is fundamenteel voor het uitoefenen van het lerarenberoep. Klasbeheer is opgebouwd uit een gezonde hiërarchie van gezag en respect. Een gezagsrelatie is eveneens een vorm van opvoeding en voorbereiding op de latere wereld, die nu eenmaal hiërarchisch is.
Het aspect gezag wordt sterk verwaarloosd in de omschrijving van het beroepsprofiel, dat nu voorligt, terwijl in onze maatschappij continu hard wordt geklaagd over het gebrek aan respect voor waarden en gezag. Gezag zorgt bovendien ook voor de juiste verhouding in de relatie leerkracht-leerling. Daarbij zorgt een gezond omgaan met en het gebruik van de begrippen gezag en respect voor een basisvertrouwen dat voor gemotiveerde leerlingen zorgt.
Mijnheer de minister, omwille van de hier aangehaalde redenen zal mijn fractie zich straks bij de stemming onthouden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit is een belangrijk ontwerp van decreet. Ik steun de aspiratie van het ontwerp om vooral te werken met de diverse taalachtergronden en -situaties en om het standaard Nederlands als enige onderwijstaal te gebruiken in de leraarskamers en in de klassen.
Ik moet de vorige spreker tegenspreken. Gezag moet veeleer berusten op beginselen van democratie en participatie. Het moet veel meer uitgaan van de inborst van de leraar dan van de uitoefening van macht, van kracht ten opzichte van de leerlingen. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Er moet wel degelijk participatief worden omgegaan met een klas. De leraar moet alle zaken die vanuit die klas naar boven kunnen komen, volledig tot ontwikkeling laten komen. Op dat moment is hij goed bezig met de democratie als basis voor een echte onderwijsloopbaan. Dat is een veel betere uitgangspositie dan de veeleer oubollige, ouderwetse methode van het eigen grote gelijk van de leerkracht tegenover het ongelijk van de leerlingen. (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Ik keur die houding af. Respect kan ook met participatie en democratische beginselen verkregen worden. Dat is wat we moeten bereiken. Op die manier moeten we zorgen voor onderwijs. (Applaus bij CD&V en bij sp.a-spirit)
De heer De Cock moet beter luisteren naar de tekst die ik naar voren heb gebracht. Ik kan ze hem ook bezorgen in zijn bakje. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zal niet herhalen wat in de commissie werd gezegd.
Zoals de heer Schoofs heeft gesteld, is dit een belangrijk onderdeel uit het onderwijsbeleid. Onderwijs staat en valt met de leraren. Via de opleiding en voortdurende inspanningen voor nascholing moeten we ervoor zorgen dat we het vertrouwen dat we hebben in de leraren hoog kunnen houden. We willen leerkrachten en scholen niet bij het handje houden. We geloven in de autonomie van scholen en schoolteams. Via de lerarenopleiding moeten ze dus sterk staan.
De heer Schoofs heeft ook de kernvraag opnieuw op tafel gelegd: wat vragen we en vragen we soms niet te veel? De samenleving verwacht zeer veel van leerkrachten. Ze verwacht in toenemende mate zaken van de leerkracht en van de school. De vraag is wat we kunnen waarmaken.
Wat het beroepsprofiel en de basiscompetenties betreft, leggen we de laat hoog. Dat is uitdrukkelijk onze bedoeling. De beheersing van het Nederlands en de omgang met anderstaligheid is van toenemend belang voor taalleerkrachten en voor andere leerkrachten. Ik vind dat we de lat met betrekking tot taal hoog mogen leggen. Ik denk overigens dat de heer Schoofs het hiermee eens is. De vraag is of onze doelstelling haalbaar is.
Ik wil nogmaals benadrukken dat het beroepsprofiel weergeeft wat een ervaren leerkracht moet kunnen presteren. Het gaat hier niet over een beginnende leerkracht. Een ervaren leraar heeft wat hij tijdens zijn opleiding heeft geleerd met eigen ervaringen kunnen aanvullen. De basiscompetenties, die in de uitvoeringsbesluiten zullen worden omschreven, omschrijven wat de beginnende leerkracht tijdens zijn opleiding moet hebben meegekregen. Het samenspel tussen de basiscompetenties en het beroepsprofiel moet aantonen waar we met ons lerarenkorps heen willen.
Er is veel overleg met de opleiders gepleegd. De heer Schoofs vreest ten onrechte dat de opleiders onvoldoende zijn voorbereid. De opleiders ervaren de basiscompetenties als een richtsnoer voor de eigen werking. Aandachtspunten als de taalvaardigheid, de omgang met heterogeniteit en het verschil tussen de grootstedelijke en de landelijke context staan hoog op de agenda van de opleiders. Deze oefening is overigens ook als een signaal voor de opleiders bedoeld. De heer Schoofs is te bezorgd. Er is wel degelijk veel overleg.
Wat de opmerkingen van de heer Pieters betreft, wil ik eerst en vooral opmerken dat ik het niet eens ben met zijn kritiek op het tekstonderdeel over de omgang met anderstaligen en met mensen met wie het niet eenvoudig communiceren is. In feite moeten beide partijen de straat een beetje oversteken. Dit geldt voor de omgang met ouders en met leerlingen.
Ik illustreer dit met een uit het leven gegrepen voorbeeld. Ik ben eens gaan kijken hoe de peilingsproef biologie in de eerste graad van het secundair onderwijs wordt afgenomen. Ik vond het boeiend te zien dat deze proef ditmaal gedeeltelijk in een bos werd afgenomen. Een jonge leerlinge wist echter niet wat het woord 'gracht' betekent en kon bijgevolg de vragen over dit onderwerp niet beantwoorden. In de eerste graad van het secundair onderwijs is dit in feite dramatisch. Het ging overigens niet om een allochtone. Ik vind dat leerkrachten hiermee moeten kunnen omgaan. De leerkracht moet niet enkel beseffen wat het probleem is. Hij moet hier tijdens het lesgeven rekening mee houden. Als dat meisje het einde van het secundair onderwijs bereikt, moet ze volgens mij natuurlijk wel weten wat een gracht is. We moeten de lat hoog leggen. We mogen niet van het Standaardnederlands afwijken. De leerkracht moet zich echter ook op het niveau van zijn leerlingen kunnen bewegen en die leerlingen meenemen. Ik heb dat meisje niet uitgelegd wat een gracht is. Ik heb enkel vastgesteld dat ze, door een gebrek aan taalvaardigheid of talenkennis, niet in staat was een onderdeel van deze proef en waarschijnlijk ook onderdelen van andere proeven op te lossen.
Ook in de omgang met de ouders is het een kwestie van langs beide kanten de straat een beetje over te steken. Ouders moeten beseffen hoe belangrijk het is dat hun kinderen Standaardnederlands leren. In hun communicatie met ouders moeten leerkrachten niet enkel omgaan met mensen die eenzelfde opleiding als de meesten in dit halfrond hebben genoten. Ze worden geconfronteerd met mensen die zeer weinig opleiding hebben gekregen. Die mensen kunnen daar niets aan doen. In sommige gevallen begrijpen ze de gehanteerde terminologie niet of kunnen ze niet met de gebruikte formulieren overweg. Misschien kunnen ze zelfs niet goed lezen.
Ik erken de verantwoordelijkheid en de betrokkenheid van de ouders. Een school moet evenwel ook voor de verschillende realiteiten van de ouders openstaan. Ik ben het, met andere woorden, niet eens met de heer Pieters. In mijn ogen is dat eveneens een taak van de schoolteams en van de scholen.
Aanvullend op wat de heer De Cock heeft gezegd: het gezag van leerkrachten en het respect dat ze nodig hebben, moet voor een deel uit de samenleving komen. Het is de samenleving die ervoor moet zorgen dat scholen gezag hebben. Ik pleit daar voortdurend voor, maar dat is niet iets wat we alleen maar in het beroepsprofiel moeten inschrijven. Het is iets dat we tot stand moeten brengen rond de school. Allerlei actoren moeten daar mee voor zorgen. We hebben daar al heel wat over gediscussieerd. Ik ga dit alles dus niet herhalen. Dit is een belangrijk en evenwichtig werkstuk. Ik apprecieer het feit dat de meerderheid in dit halfrond dit wil steunen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2007-08, nr. 1338/1).
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.