Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, naar aanleiding van een krantenbericht van enkele dagen geleden, maar vooral ook na de noodkreet van mevrouw Reyniers, de parketwoordvoerster van het Hof van Beroep in Antwerpen, heb ik besloten om een actuele vraag te stellen over het tekort aan opvangplaatsen in gesloten jeugdinstellingen.
De jeugdrechtbank van Antwerpen heeft in vier dagen tijd vier kinderen veroordeeld. De jeugdrechter heeft finaal - en dat gebeurt niet vaak - besloten dat ze opgesloten moeten worden in een gesloten instelling. Een van die vier minderjarigen vraagt al meer dan een jaar om geplaatst te worden. Hij heeft toegestemd met thuisbegeleiding. Nu heeft hij een van de thuisbegeleidsters aangevallen.
Men kan die ene jongen niet uit het gezin, dat hij ook al geterroriseerd heeft, weghalen. De oplossing zou nu zijn dat men de andere kinderen uit dat gezin haalt, omdat men, door de invrijheidstelling door de jeugdrechter, die zoon geen thuisbegeleiding meer kan geven en hij een permanent gevaar is voor het gezin, met als gevolg dat geen enkele van de vier jongeren geplaatst kon worden.
Een collega van het federale parlement heeft een bevraging gedaan aangaande het aantal kinderen van 12 tot 14 jaar in gesloten inrichtingen. Momenteel gaat het om 15 jongeren: 10 jongens en 5 meisjes. In de provincie Antwerpen zijn er momenteel 1050 delicten vastgesteld, waarvan de daders op een plaatsing wachten. Daarvan zouden er 600 residentieel geplaatst moeten worden.
Twee weken geleden was er in het federaal parlement een studiedag met de nationale parketten, omdat er voor het eerst sinds een aantal jaren gegevens voorhanden waren over het gedrag van de jongeren. Het aantal jongeren neemt niet toe, maar de leeftijd waarop ze bepaalde delicten plegen en recidiveren, wordt steeds lager. De resultante van de studiedag was dat er overlegd moet worden met beleidsmakers, magistraten en zelfs journalisten, omdat die journalisten soms geen volledig beeld meer geven.
Mijnheer de minister, welke zijn de specifieke initiatieven die u binnen uw beleidsdomein gaat nemen? Dit is een pregnant probleem aan het worden in onze maatschappij. Wanneer een parketmagistraat de nood van de magistraten moet beginnen vertolken, is er wel degelijk een probleem.
Minister Vanackere heeft het woord.
Het is niet de eerste en zeker niet de laatste keer dat we over deze problematiek discussiëren. Van de vier betrokkenen waarvan sprake in de krant zijn er twee onmiddellijk geplaatst. Het is dus niet juist dat vier jongeren niet geplaatst konden worden. Op een bepaalde dag was er geen plaats, maar de dag nadien waren er alweer vijf plaatsen beschikbaar. Daarmee wil ik niet zeggen dat we niet met een reëel probleem zitten. Op basis van de berichtgeving worden echter soms overhaaste conclusies getrokken.
Mevrouw Hoebeke, bij de inleiding tot uw vraag zegt u dat de jeugdrechter wilde dat die jongeren werden geplaatst in een gesloten instelling. Dat is een interpretatie die niet juist is. Een van de betrokkenen werd inderdaad expliciet naar een gesloten instelling verwezen en is daar ook opgenomen. De meeste jeugdrechters beslissen dat de jongeren in een gemeenschapinstelling of in een voorziening van bijzondere jeugdbijstand moeten worden opgenomen. We moeten in onze debatten afstappen van de focus op de gemeenschapsinstellingen en dan in het bijzonder de zogenaamd gesloten instellingen.
Voor jongeren die worden geconfronteerd met een problematische opvoedingssituatie of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, bestaat er een infrastructuur van ongeveer 220 plaatsen in gemeenschapsinstellingen. In de privévoorzieningen voor de bijzondere jeugdbijstand komt daar nog eens het tienvoudige bij. In totaal zijn er 3102 plaatsen waarvan 220 plaatsen in gemeenschapsinstellingen.
Door telkens te focussen op de gesloten instellingen denken heel wat mensen dat er sprake is van een gesloten infrastructuur. Bij open instellingen denkt iedereen dat de jongeren er als toeristen worden onthaald. We moeten dan ook enige nuance aanbrengen in het debat. Het onderscheid tussen gesloten en open instellingen is in eerste instantie een regimeverschil. Het is een manier van intensievere begeleiding en opvolging van jongeren. Ook in de privévoorzieningen zijn er regimes die zo dwingend en intensief zijn dat men ze net zo goed gesloten instellingen zou kunnen noemen. Die nuance is belangrijk.
U vraagt me wat ik doe om te voorzien in extra plaatsen. In eerste instantie pleeg ik nog intensiever overleg met de jeugdrechters. Wij stellen immers vast dat sommige jeugdrechters zelf kiezen voor de hogere categorisering van een probleem omdat ze ervan uitgaan dat er dan meer zekerheid is om een plaats te vinden. Uit ervaring en uit getuigenissen van jeugdrechters blijkt dat het vaak gaat om een zaak die veeleer te maken heeft met een problematische opvoedingssituatie. Om ervoor te zorgen dat een jongere begeleiding krijgt, wordt weleens gezegd dat hij een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd. Het volstaat dat een jongere in een agressieve context bijvoorbeeld een koffiekopje naar een hulpverlener gooit, om gekwalificeerd te worden als slagen en verwondingen. Ik wil niet culpabiliseren of veroordelen. Ik stel alleen samen met u vast dat dit niet de beste manier is om te functioneren.
In juli 2007 heeft de Vlaamse Regering beslist om de capaciteit uit te breiden met twintig plaatsen, tien gesloten en tien open plaatsen. Die plaatsen zullen midden 2008 beschikbaar zijn in Mol.
Binnen het contingent is er al een eerste toename van 60 plaatsen gerealiseerd bij de privévoorzieningen via De Overstap in Antwerpen. Ik plan een tweede beweging, nu voor de meisjes. Die 60 plaatsen zijn immers voorbehouden voor de jongens. In die tweede beweging worden allicht plaatsen voor 30 of 40 meisjes gerealiseerd. Het gaat hierbij om een zeer intensieve begeleiding.
Binnen het globaal plan is er een uitbreiding van de residentiële voorzieningen met een kleine 180 plaatsen. Er is, ten slotte, ook nog het federale detentiecentrum in Everberg. Daar moeten we mikken op 100 extra plaatsen.
Voormalig minister van Welzijn Vervotte heeft de inhaaloperatie opgestart. Ik tracht nu het gaspedaal in te duwen. We komen nu aan 323 plaatsen extra op een totaal van 3102 plaatsen. Dat is een toename met meer dan 10 percent.
Ik was in het begin van mijn betoog vrij genuanceerd. Dat wil echter niet zeggen dat ik niet wil zorgen voor extra capaciteit. Er komen bijkomende plaatsen. Met de inspanningen voor het herstelgericht constructief afhandelen van dossiers, waar 5,6 miljoen euro voor wordt uitgetrokken, kunnen we nog eens 2000 dossiers van jongeren begeleiden om herstelgericht aan de slag te gaan.
Alles samen is dat een stijging van de inspanningen met 14 à 15 percent in een heel korte periode. Er wordt veel gedaan. Dat neemt echter niet weg dat de enige manier om te zorgen dat goed gebruik wordt gemaakt van die toename, erin bestaat dat er een beter zicht is op de samenwerking tussen de jeugdrechters en onszelf, de federale overheid, justitie, zodat de toewijzing in de juiste richting gebeurt.
Mijnheer de minister, ik ben tevreden dat u een aantal beleidsplannen vooropstelt. Eén ding mag u echter niet vergeten. Ik ben sinds 1975 verbonden aan de balie van Dendermonde. In die tijd werkten we nog pro Deo voor de jeugd. Nu is dat nog zo voor, bijvoorbeeld, collocaties. Toen waren er twee jeugdrechters, waarvan er een de ondervoorzitter was van de rechtbank van eerste aanleg. Nu zijn dat er vier, met daarbij nog een 'vliegende' rechter die permanent moet bijsturen. Nu zijn er twee tot drie zittingen per week, terwijl dat er vroeger maar een was. De magistratuur zit constant met de handen in het haar. We moeten de mensen van de jeugdbescherming laten voorgaan. Die zeggen dan dat ze dezelfde jongere of jongeren als de dag voordien thuis zijn moeten gaan halen omdat er geen plaats was in de voorzieningen.
Mijnheer de minister, ik hoop dat dit probleem opgelost geraakt. Mijn fractie zal de eerste zijn om uw initiatieven te ondersteunen. We mogen de problemen niet uit het oog verliezen.
Het is ook geen goede zaak dat een magistraat zegt dat hij de strafmaat wat zwaarder zal maken. Dan komen we in dezelfde situatie terecht als bij assisen, waar zwaarder wordt gestraft omdat de wet-Lejeune van toepassing is. Ik zou niet graag hebben dat dit ook het geval wordt in het jeugdbeleid.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de minister, we moeten toch durven toegeven dat het tekort aan plaatsen een knelpunt blijft. U zegt dat jongeren met een POS-dossier door een of andere - vaak lichte - vorm van agressie als MOF'er gecatalogeerd worden. U hebt daar volledig gelijk in. Ik ken ook een aantal van dergelijke dossiers.
Daarover gaat het hier echter niet. Het gaat over werkelijk criminele jongeren. De misdaad is niet het gooien van een tas naar een begeleider. Ik keur dat ook niet goed, al kan ik nog wel begrijpen dat die jongere dat doet omdat hij hulpeloos is.
Het gaat hier niet om kleine jongens. De feiten zijn: verdenking van diefstal met geweld in bende, het gebruik van een vluchtvoertuig, willekeurige vrijheidsberoving, auto-inbraak, arrestatie wegens handel in en bezit van drugs, het bedreigen van een opvoedster.
Het gaat hier niet om POS-dossiers die, omwille van de noodzaak snel een oplossing te vinden, als een MOF-dossier worden gecatalogeerd. We moeten eerlijk zijn. Voor die jongeren moet bij hoogdringendheid een aantal plaatsen worden vrijgemaakt. Ze mogen in geen enkele omstandigheden weer op straat belanden. Ik verwijs in dit verband naar de persverklaringen van de woordvoerder van het parket van Antwerpen en naar de vier door mevrouw Hoebeke aangehaalde dossiers. Het parket en de magistratuur willen aantonen dat criminele jongeren buiten hun wil om meteen na het plegen van misdrijven weer op straat belanden. Het gaat hier nochtans niet om kleine feiten. Het parket neemt zijn verantwoordelijkheid op door een plaatsing te vorderen. De jeugdrechter neemt zijn verantwoordelijkheid op door te beslissen de jongeren te plaatsen. Indien niet voldoende plaatsen beschikbaar zijn, moeten we die jongeren evenwel vrijlaten.
In het belang van de bescherming van de maatschappij is dit onaanvaardbaar. Dit moet absoluut worden vermeden. Deze jongeren horen thuis in een gesloten instelling en mogen onder geen enkel beding opnieuw op straat belanden. Ik pleit ervoor voor dergelijke jongeren bijkomende maatregelen te nemen.
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, het is bedroevend dat enkel het topje van de ijsberg boven water steekt. Enkel de ernstige en meest problematische gevallen halen de media. We moeten er uiteraard voor zorgen een plaats voor die jongeren te vinden. Ik heb vertrouwen in het globaal plan van de minister, en ik vind dat we deze inspanningen moeten voortzetten.
Ik vind dat mevrouw Hoebeke op een serene wijze aan de minister appelleert. Dit geldt niet voor de uitspraken van mevrouw Dillen. Uit onderzoek blijkt immers dat jongeren vroeger feiten plegen en dat jongeren vaak ingrijpender feiten plegen. Dit betekent echter niet dat er meer feiten worden gepleegd. We moeten niet doen alsof we met een maatschappelijke ontploffing zitten. Dit zou veel jongeren oneer aandoen.
Ik pleit in eerste instantie voor een quick response. We moeten ambulant optreden en op het eerste feit reageren. Van zodra een jongere de eerste stappen op het verkeerde pad zet, moeten we snel ingrijpen en erger vermijden. Hoewel de grote noden zich hier situeren, komt dit aspect van de problematiek nooit op het nieuws. Hoewel het globaal plan van de minister op dit vlak verdiensten heeft, moeten we nog meer inspanningen leveren. We moeten bijna een preventief beleid voeren.
In het licht van de federale regeringsonderhandelingen is vooral de bestraffende aanpak in beeld gekomen en is enkel over zaken als de bouw van jeugdgevangenissen in Vlaanderen en in Wallonië gesproken. Hoewel we zeker de harde kern van kwalijke jongeren moeten aanpakken, ligt de essentie van het probleem elders. De essentie van het probleem ligt bij de grote groep jongeren die niet op televisie komt. We moeten herstelgericht en toekomstgericht denken.
Mijnheer de minister, bent u het hiermee eens? Bent u bereid om prioriteit te geven aan preventie, aan de quick response en aan de contextgevoelige en gezinsmatige aspecten van de problematiek?
Ik heb het daarnet al even over de gesloten instellingen gehad. Ik had uit de woorden van mevrouw Hoebeke immers afgeleid dat ze het signaal van de rechterlijke macht als een roep om meer gesloten instellingen interpreteerde. Ik zag het als mijn plicht dit enigszins te nuanceren. De meeste jeugdrechters willen gewoon voldoende plaatsen die aangepast zijn aan de door hen te behandelen dossiers. Voor hen hoeft het niet per definitie om gesloten instellingen te gaan.
Het aangehaalde geval van de vier jongeren in Antwerpen is enigszins incidenteel van aard, want de dag nadien waren opnieuw voldoende plaatsen beschikbaar. De heer Caron verwijst in dit verband terecht naar het topje van de ijsberg. De jeugdrechters vragen vooral meer plaatsen en meer begeleiding in eender welke vorm.
Ik wil hier overigens opmerken dat niet alle gesloten instellingen gemeenschapsinstellingen zijn. In privéomgevingen worden ook vaak gesloten, goed gecontroleerde situaties gecreëerd. De zeer intensieve begeleiding van jongeren door de initiatiefnemers mag eigenlijk zelfs stringent worden genoemd.
We moeten het debat proberen te nuanceren.
Mevrouw Hoebeke wijst terecht op de nood aan verruiming. Ik ben blij dat ze ingaat op mijn signaal dat het creëren van 300 plaatsen extra in het globaal plan een inspanning is die de moeite waard is. We moeten ernaar streven dat dit zo snel mogelijk werkelijkheid wordt, met inbegrip van de fameuze 100 plaatsen in Everberg waarbij een andere overheid een handje moet helpen. Als we hier samen onze schouders onder kunnen zetten, is de kans groot dat we het aanbod kunnen verhogen. Dat is de bedoeling.
We mogen ons inderdaad niet concentreren op die gevallen die de media halen. We moeten beseffen dat het gaat om duizenden dossiers van begeleiding die op een veel minder problematisch niveau zitten, maar die even belangrijk zijn om jongeren te helpen hun plaats in de samenleving te vinden. Mevrouw Dillen, ik ben het met u eens dat in overdreven geweldsituaties de bescherming van de samenleving mee in rekening moet worden gebracht, maar dit is niet het enige element. Bij minderjarigen moet begeleiding en proberen om hen opnieuw op het juiste pad te brengen, de overhand halen op enkel de bescherming van de samenleving door hen achter slot en grendel te steken.
Ik dank de minister voor zijn antwoord en de collega's voor het debat.
Het incident is gesloten.