Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Verfaillie heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, mijnheer de minister, wij hebben een gemeenschappelijke passie. U zegt steeds dat u een gemeentenaar bent. Dat geldt ook voor mij. We hebben allebei onze wortels in het lokale bestuur en het lokale beleid. Voor mij is dat nog maar dertien jaar het geval, voor u al een paar jaar langer.
Lokaal hebben de gemengde intercommunales de beslissing genomen om uit Telenet te stappen. De gemengde en zuivere intercommunales hebben samen 3,07 percent van de aandelen van Telenet in hun bezit. Voor de zuivere sector ging het over 1,51 percent, voor de gemengde over 1,56 percent. Die 1,56 percent komt neer op ongeveer 1.705.000 aandelen. Uit de krant blijkt dat de beurskoers vandaag ongeveer 25 euro bedraagt. We moeten er wel rekening mee houden dat begin volgende week een speciaal dividend van 6 euro per aandeel zal worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Dat zal er hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat de beurskoers iets zal dalen.
Als ik de vermenigvuldiging maak, dan kom ik tot een totaalbedrag van 44 à 45 miljoen euro dat de komende maanden zou worden uitgekeerd. Het verkoopbod is van toepassing vanaf 19 november. Dit zal gespreid op de beurs worden verkocht om geen al te grote effecten te hebben. De gemeenten hebben recht op die 44 miljoen euro.
Bij de vorige operatie heeft uw voorganger via een omzendbrief de gemeenten verplicht om dit geld te gebruiken voor het opbouwen van pensioenreserves of de financiering van de buitengewone dienst. Dat was in maart of april 2002. In december 2002 hebt u de gemeenten toch meer vrijheid gegeven bij het besteden van dat geld, op voorwaarde dat de belastingvoeten van de gemeenten overeenstemden met het gemiddelde in Vlaanderen.
Mijnheer de minister, u kent de financiële situatie van de gemeenten. Ze hebben het niet gemakkelijk. Ik zou u willen vragen of u er al over nagedacht hebt om richtlijnen te geven aan de lokale besturen waarin staat wat ze met de middelen kunnen doen. Is het mogelijk om de middelen niet over te boeken naar pensioenreserves of naar de buitengewone dienst, maar om ze, gezien de precaire financiële situatie van de lokale besturen, in te zetten voor het garanderen van de normale werking?
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer Verfaillie, dit is een heel complexe vraag waarop een heel eenvoudig antwoord mogelijk is. We volgen de klassieke financiële theorie en dezelfde richtlijnen die ik in 2005 hanteerde. U bent daarvan op de hoogte, want u bent een actief lid van de commissie voor Binnenlands Bestuur. Ik doe hetzelfde als ten tijde van de Suezoperatie en de Electrabelaandelen. De basisregel is dat als er eigendommen van de gemeenten worden verkocht, de opbrengsten op een financieel duurzame manier moeten worden aangewend.
In de praktijk komen we daarmee inderdaad heel vaak bij de buitengewone dienst terecht: bij het versterken van de pensioenreserves, of bij het afbouwen van de schuld, of bij het storten van de opbrengsten in een uitzonderlijk reservefonds voor toekomstige investeringen, of bij de directe financieringen op het vlak van duurzame investeringen. Bij die duurzame investeringen denk ik bijvoorbeeld aan het uitbouwen van een gescheiden rioleringsstelsel of aan de bouw van serviceflats. Hier speelt de lokale autonomie.
Wat ik geen goed idee vind, is dat de opbrengst van eigendommen van de gemeente worden gebruikt in de gewone dienst om bijvoorbeeld het personeel te betalen of om toelagen te betalen aan verenigingen.
Deze vorm van opbrengsten, de opbrengsten uit eigendommen, moeten op een financieel duurzame manier worden vastgelegd, ook voor de volgende generaties. Dat is nu eenmaal het kenmerk van eigendommen: de middelen moeten niet binnen het jaar worden opgemaakt, maar moeten ook in de toekomst blijven dienen en dienstbaar worden aangewend. Ik denk dus aan het versterken van de pensioenreserves, aan het afbouwen van de schuld of aan een bijzonder reservefonds voor investeringen, want daarmee krijgen ook de toekomstige generaties een appeltje voor de dorst. Dat lijkt me een essentiële regel te zijn.
Het nieuws is pas gisteravond bekend geraakt. Ik heb het gelezen op de site van de VVSG. Het is heel interessant nieuws. Het is inderdaad de bedoeling om een van de komende dagen een omzendbrief naar de gemeentebesturen te sturen met onderrichtingen ter zake.
Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik noteer vooral dat u er geen voorstander van bent om de middelen te gebruiken voor de financiering van de gewone dienst, maar dat de middelen op een meer duurzame manier moeten worden ingezet via de reservefondsen of de buitengewone dienst.
Ik kan me perfect aansluiten bij die stellingname, maar we moeten de huidige situatie onder ogen zien: de precaire financiële situatie van de gemeentebesturen. We hebben de politiehervorming en de belastinghervorming gehad, en de brandweerhervorming staat voor de deur. We hebben ook een groot deel van de dividenden uit de intercommunales verloren door de liberalisering van de energiemarkt. We mogen dat niet over het hoofd zien.
Ik keer even terug naar het jaar 2002. Ik was toen pas parlementslid. De toenmalige Vlaamse Regering en de toenmalige minister, de heer Van Grembergen, hebben toen in een half jaar tijd tweemaal een omzendbrief naar de gemeenten gestuurd. In de eerste brief stond dat de middelen gebruikt moeten worden voor de buitengewone dienst of voor de pensioenreserves. Een half jaar later kregen de gemeenten de mogelijkheid om ze, indien ze normale belastingtarieven hadden, toch in de gewone dienst te gebruiken.
Mijnheer de minister, ik wil dat er duidelijkheid is. U hebt die duidelijkheid gebracht, maar ik zou u ook willen vragen om de duidelijkheid te behouden en dat u dit standpunt blijft handhaven zodat we weten waar we aan toe zijn en dat er niet plots, over een aantal maanden, een andere richtlijn of norm wordt uitgevaardigd. Duidelijkheid is heel belangrijk. Ik juich daarom toe dat u in de loop van de volgende week de gemeenten hiervan via een omzendbrief op de hoogte zal brengen.
De heer Callens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer Verfaillie, we hebben deze discussie enkele weken geleden al gevoerd. Uw vraag is een beetje overbodig. De inkomsten die de gemeenten zullen verwerven door de verkoop van die aandelen, zijn zo hoog dat een gemeente die er niet in enkele jaren door kan jagen via de gewone uitgaven. Dat is bijna onmogelijk. Of men zou uitzonderlijke ingrepen moeten uitvoeren. Ik denk dat de gemeenten niet zo diep in de schulden zitten als u beweert, mijnheer Verfaillie. Een gemeente die toch kampt met een tekort, kan die opbrengsten misschien beter beleggen.
U hebt met recht en reden de juiste beslissing genomen, mijnheer de minister.
Hier zetelen veel gemeentenaren. Ik geloof dat de consensus groot is om die opbrengst op een financieel duurzame manier te besteden. In wezen is het ook een beetje een schijndiscussie. Het geld wat men nu binnenkrijgt, kan men op een andere manier uitsparen. Want dan hoeft men geen geld te reserveren voor de buitengewone dienst. Wat men uitspaart omwille van de opbrengsten met de Telenetaandelen, kan men deels of volledig gebruiken voor de gewone dienst.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Mijnheer Callens, u moet dringend de toestand van uw dividenden en aandelen nakijken. U hebt het over de verkoop van de Suezaandelen. Die hebben veel middelen opgebracht waardoor men een bedrag kon reserveren. Nu gaat het, mijnheer Callens, over een totaal van 44 miljoen euro. Dat betekent voor mijn stad Veurne 44.000 euro. Daar kunnen wij niet veel mee doen. Berekent u maar eens wat Ardooie krijgt. Dat zal nog minder zijn. Dat is geen groot bedrag.
Het incident is gesloten.