Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb een aantal cijfergegevens uit 2000 bij me. In Finland werd toen 89 percent van de vrouwen tussen 50 en 69 jaar oud op borstkanker gescreend. In Zweden, Nederland en het Verenigd Koninkrijk gebeurde dit met respectievelijk 81 percent, 78 percent en 75 percent van de vrouwen in deze leeftijdsgroep.
Gisteren werden de voorlopige cijfers bekendgemaakt van de screening voor Vlaanderen. Daaruit blijkt dat 48 percent van de doelgroep deelneemt aan de screening. We weten dat die cijfers genuanceerd kunnen worden. Er zijn ook vrouwen die via andere wegen deelnemen aan diagnostische screening. We moeten daarom misschien rekenen op ongeveer 60 percent. Dat betekent niettemin dat nog altijd 40 percent van de vrouwen niet deelneemt aan de screening, en dat is eigenlijk dramatisch.
Als we de vergelijking met andere landen maken, moeten we vaststellen dat er nog iets schort aan onze aanpak. Vorig jaar was er de ruime promotiecampagne met Stan Van Samang en andere BV's die in hun blootje gingen als meer vrouwen zich lieten screenen. Dit jaar is er de herhaling van de succesvolle campagne van 2001. Toch merken we dat die campagnes hun hoogtepunt hebben bereikt.
Mijnheer de minister, u wilt dat verhelpen door de huisartsen in te schakelen, maar helaas blijft die actie - althans voorlopig - beperkt tot één LOGO. Volgens mij is het tijd voor een nieuw actieplan inzake borstkanker. We moeten leren uit de ervaringen uit het buitenland waar veel gepersonaliseerder wordt gewerkt en waar sterk de nadruk wordt gelegd op de voordelen van screening. In Vlaanderen leggen we de nadruk op het feit dat vrouwen naar de screening moeten gaan, maar eigenlijk hebben veel vrouwen schrik van de diagnose.
Uit eigen ervaring - ik ben zelf borstkankerpatiënte - kan ik zeggen dat een vroegtijdige screening het leven veel voordelen kan opleveren. Bij mij is de diagnose laat gesteld, en dat heeft toch wel effecten op de kwaliteit van mijn leven. Men blijft zitten met een arm die disfunctioneel is en de borst wordt vaak geamputeerd. Het belangrijkste is echter dat bij een late detectie de levensprognose veel lager is, zelfs tot de helft, dan bij een vroege detectie. Het is dan ook heel belangrijk om de kanker vroeg op te sporen. We moeten vrouwen daarin geruststellen. We moeten hun zeggen dat die diagnose kan worden gesteld maar dat, als ze naar de screening gaan, ze er allicht vroeg bij zijn. Die boodschap wordt heel vaak in buitenlandse campagnes gegeven, maar in België zien we die boodschap eigenlijk nooit.
Mijnheer de minister, zult u de huisartsen echt inschakelen in de strijd tegen borstkanker? Wenst u een nieuwe promotiecampagne op gang te brengen waarbij de voordelen van de screening onder de aandacht worden gebracht?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw Roex, ik ben u dankbaar dat u in de plenaire zitting nog eens de aandacht vraagt voor dit onderwerp nadat we in de commissie voor Welzijn de kans hebben gehad om te verwijzen naar de geactualiseerde doelstellingen die we naar voor schuiven inzake de strijd tegen borstkanker.
U verwees naar een aantal Scandinavische landen waar in termen van screening een participatie van bijna 100 percent wordt bereikt. Ook in een aantal andere aspecten van strijd tegen kanker merken we trouwens dat de Scandinavische landen bijzonder veel voor staan ten opzichte van ons land. In Finland met bijna een participatie van 100 percent aan de screening behoort de mortaliteit van vrouwen met baarmoederhalskanker tot de laagste van Europa. Dat onderlijnt uw argument: een tijdige detectie is levensreddend.
Ik ben het met u eens dat we, wanneer we vrouwen aanmoedigen om deel te nemen aan bijvoorbeeld borstkankerscreening en in het algemeen aan alle mogelijke vormen van screening in een preventief beleid, erop moeten wijzen dat dit levensreddend kan zijn. We moeten voorzeker meer het accent leggen op het voordeel voor de betrokken vrouwen.
Ik wil nog even dieper ingaan op de geciteerde cijfers. Die 48,5 percent vrouwen die deelneemt aan de screening in 2007 - dus de kleine helft van de vrouwen in de doelgroep - is een cijfer dat onder de Europese aanbeveling van 75 percent ligt. We mogen dus nog niet tevreden zijn. We moeten wel vaststellen dat we aan het begin van deze eeuw met een percentage zaten van ongeveer 31 percent, en dat dit jaarlijks met 1,2 of soms 3 percent is gestegen. Door de acties merken we nu voor het eerst een stijging met niet minder dan 8 percent in één jaar tijd.
Wat dat betreft, blijf ik, zonder euforisch te worden, wijzen op het feit dat er de laatste tijd echt wel vooruitgang inzake participatie is geboekt.
48,5 percent is nog lang geen 75 percent. U verwees naar mijn idee om de huisartsen in het algemeen beter bij het preventiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap te betrekken, onder meer via de introductie van wat ik een preventiebonus heb genoemd. Die bonus is geen vergoeding voor de artsen op basis van prestaties, maar wel op basis van de aantoonbare kwalitatieve deelname aan de preventieacties van de Vlaamse Gemeenschap. Dat past in het verhaal van de acties om een grotere participatie aan borstkankerscreening te realiseren. U verwees ook naar de essentiële rol van de LOGO's. Ik deel uw mening helemaal. Ze zijn onmisbare partners bij de uitvoering van het actieplan dat ter bespreking in de commissie is voorgelegd.
Ik wil nog wijzen op het feit dat de participatie aan screeningsmammografieën 48,5 percent bedraagt. Daarnaast is er ook nog een relatief hoge participatie aan de zogenaamde diagnostische screening. De twee cijfers samen geven volgens het intermutualistisch comité als resultaat bijna 60 percent. De artsen in deze zaal zullen me bevestigen dat we inzake de diagnostische screening wellicht aan overshooting doen, terwijl we op het vlak van screeningsmammografieën ondermaats presteren. Een van de zaken die we zeker moeten rechtzetten, is het zoeken naar manieren om vrouwen sneller bij de screening te brengen en niet onmiddellijk naar de ingrijpender diagnostische mammografieën door te verwijzen, want die laatste helpen niet echt de 75-percentdoelstelling voor de hele bevolking realiseren. Dat zal in overleg met de federale en de RIZIV-verantwoordelijken moeten gebeuren.
Ik vat samen. Elke opmerking neem ik mee. Ik heb in de commissie trouwens al de gelegenheid gehad om te laten blijken hoezeer de ambitie om tegen het jaar 2011 de participatiegraad van de doelgroep naar 75 percent te brengen, mij ter harte gaat. Die doelstelling mogen we niet zomaar laten vallen, en de voorbeelden uit Scandinavië bewijzen dat het kan. U onderlijnt daarbij terecht dat het om zaken gaat die levensreddend kunnen zijn en dus absoluut moeten gepromoot worden.
Ik wil graag nogmaals benadrukken dat de cijfers over Scandinavië aantonen dat onze ambitie groter mag zijn dan wat vandaag als een gezondheidsdoelstelling voor 2012 staat genoteerd. Ik vind gerust dat we die doelstelling al volgend jaar of zelfs dit jaar mogen realiseren. Eigenlijk is het bijna een schande dat we in een land als het onze dat cijfer van 75 percent niet halen. We moeten daartoe alle middelen aanwenden. We moeten veel sneller de huisartsen inschakelen, maar ook veel sneller nieuwe campagnes uitbouwen om de schrik van vrouwen voor de screening weg te nemen.
Gisteren nog las ik dat Liliane Saint-Pierre, die een van de boegbeelden van de campagne van 2001 was, zelf niet aan de screening heeft deelgenomen omdat ze schrik had van wat ze de radioactieve straling noemt. We moeten een goede promotiecampagne voeren, zodat een positief beeld van de screening ontstaat.
De heer Tack heeft het woord.
Afgezien van de vermelding van de participatiegraad van 48,5 percent hier is deze discussie al enkele weken geleden in de commissie gevoerd, toen we de gezondheidsdoelstellingen inzake borstkankeronderzoek hebben besproken. Hoe dan ook is het belangrijk dat we zo snel mogelijk dat cijfer van 75 percent of zelfs nog meer halen, en dat we ons op dat vlak mogen spiegelen aan wat men in Scandinavië realiseert. Ik denk dat een belangrijke verklaring voor het feit dat we de doelstelling niet realiseren, erin bestaat dat u en uw voorgangers veel te weinig de huisartsen bij het preventieve onderzoek hebben betrokken. Zij zijn daartoe een onmisbare schakel. Ze zijn overal gevestigd, werken zeer laagdrempelig, zijn wetenschappelijk goed opgeleid, hebben een vertrouwensrelatie met de Vlaamse vrouwen en zijn goed geplaatst om alle mogelijke vrees van vrouwen inzake de preventieve onderzoeken weg te nemen.
Maar daarnaast wil ik een pleidooi houden om ook de dames jonger dan 50 en ouder dan 69, te sensibiliseren want de meest agressieve borsttumoren komen meestal voor bij vrouwen onder de 50 jaar. Zij vormen dus ook een risicogroep voor deze soms dodelijke ziekte. We hebben daarin een grote verantwoordelijkheid.
Ook al komen vrouwen onder de 50 en boven de 69 niet in aanmerking voor een gratis screening of mammografie, dan kunnen we er misschien toch voor pleiten om met het RIZIV of de federale minister een overeenkomst te sluiten om vanuit Vlaanderen in een financiële tussenkomst te voorzien zodat ook de financiële drempel wegvalt.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Ook wij delen de bekommernis van mevrouw Roex. Veel vrouwen in Vlaanderen en waarschijnlijk dus in heel België, zijn bang van zo'n uitnodiging omdat ze vrezen geconfronteerd te worden met de waarheid. Het voorbeeld van Liliane Saint-Pierre is veelbetekenend.
De rol van de huisarts is heel belangrijk maar vooral ook het persoonlijk aanspreken van de vrouwen. Enkele jaren geleden kreeg ik ook zo'n uitnodiging. Op dat moment hebben we er in mijn omgeving heel veel over gepraat en elkaar aangezet om het onderzoek te doen. Ik betrapte mezelf erop dat ik het ook gedaan heb.
Zijn er naast de Vlaamse initiatieven ook provinciale initiatieven?
De heer Roegiers heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de heel belangrijke vraag van mevrouw Roex en bij haar persoonlijke getuigenis.
Ik wil even vertellen over mijn eigen moeder die ik als kind 's avonds heel weinig heb gezien, niet omdat ze ziek was maar omdat ze toen al, eind jaren 60, werkte voor het Centrum voor Preventie en Vroegtijdige Opsporing van Kanker, toen in het academisch nu in het universitaire ziekenhuis van Gent. Zij was 's avonds zo weinig thuis omdat ze, avond na avond, in opdracht van het centrum, alle mogelijke vrouwenverenigingen van het land bezocht, toesprak en aanmoedigde om die onderzoeken te doen. Ik vind het belangrijk omdat we vandaag misschien iets te veel en iets te gemakkelijk de massamedia gebruiken. Dat is goed, maar de doelgroep van 50- tot 69-jarigen surft niet zo vaak op het internet en voor hen is het heel belangrijk om heel gericht aangesproken te worden, van vrouw tot vrouw zou ik bijna zeggen.
Mijn pleidooi sluit dus aan bij vorige sprekers om vrouwen nog gerichter aan te moedigen zich te laten onderzoeken.
In de replieken zijn nog een aantal behartigenswaardige dingen gezegd.
Bij de tussenkomst van Chokri Mahasinne kwam de vraag naar gelijke kansen in dezen. Ik heb het in mijn antwoord niet vermeld - het kwam al aan bod in een discussie in de commissie maar zo worden ook een aantal dingen in de plenaire vergadering onder de aandacht gebracht - maar we stellen vast dat vrouwen uit sociaaleconomisch zwakkere groepen nog minder participeren. En we vinden met zijn allen dat het aandeel van 48,5 percent vrouwen die participeren sowieso te laag is.
Kunnen we ons dus tevreden stellen om naar 75 percent te gaan en bij hypothese nog altijd mee te maken dat vrouwen met een zwakkere sociaaleconomische achtergrond nog altijd minder participeren? Neen. Uw opmerking doet me nog eens dat accent extra in de verf zetten. Er is communicatie nodig die zoveel als mogelijk aangepast is aan de vrouw voor wie het onderzoek bestemd is. Er zijn assertieve vrouwen die zich informeren en die door dit soort discussies bedenken dat, als het juist is dat hun overlevingskansen verdubbelen door een voortijdige detectie van een tumor, ze beter gebruik maken van deze gratis borstkankerscreening aangeboden door de Vlaamse Gemeenschap.
Er zijn vrouwen die, ook al is het gratis, toch niet zullen deelnemen vanwege een zeker wantrouwen. Dat kan ook soms te maken hebben met een wantrouwen ten aanzien van onze onvolprezen huisartsen, want niet iedereen komt bij een huisarts terecht. De allerzwaksten hebben zelfs die stap niet gezet.
Mevrouw Roex, in de uitvoering van ons actieplan mag u er echt op rekenen dat we met de toegespitste communicatie op bevolkingsniveau veel meer het accent zullen leggen op de gezondheidswinst en wat minder op het laten controleren van de borsten. We moeten duidelijker in het licht stellen wat men daarmee wint. We gaan dat meenemen en zorgen dat het in de communicatie veel duidelijker aan bod komt, maar met het accent op de doelgerichte, bijna categoriale aanpak van de verschillende groepen.
Bij het vernieuwen van onze ambitie hebben we veel uitdrukkelijker de medewerking van de vrouwenorganisaties gevraagd. Een van de zaken die we ons afvroegen, is hoe het komt dat de Vlaamse vrouwen niet participeren aan iets dat gratis is. Er lopen daarvoor trouwens twee studies, waarvan ik het resultaat binnen het jaar verwacht. Het gezond verstand zei dat we het aan de vrouwen zelf moesten vragen. We hebben het dus ook, meer dan in het verleden, aan de vrouwenbewegingen gevraagd.
Al die elementen zullen ons inspireren om het beleid nog beter af te stemmen op het resultaat. Ik wil gerust aannemen dat u zegt dat ik dat sneller moet halen dan in 2011. We zullen daar onze eerlijke best voor doen, want we geloven in het nut van deze operatie.
Het incident is gesloten.