Verslag plenaire vergadering
Motie tot uitoefening van het recht van onderzoek naar het gunningsdossier met betrekking tot een consultancyopdracht voor beleidsstrategisch advies bij het kabinet-Moerman
Verslag
Debat en besprekingen
Het debat is geopend.
Ik stel voor om de moties van e heren Filip Dewinter, Roland Van Goethem, Frank Creyelman, John Vrancken en Johan Deckmyn en mevrouw Agnes Bruyninckx tot onderzoek door het Rekenhof naar het gunningsdossier met betrekking tot een consultancyopdracht voor beleidsstrategisch advies bij het kabinet-Moerman en van de heer Verstrepen tot uitoefening van het recht van onderzoek naar het gunningsdossier met betrekking tot een consultancyopdracht voor beleidsstrategisch advies bij het kabinet-Moerman ook tijdens dit debat te bespreken. (Instemming)
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, collega's, er overvalt mij een heel groot gevoel van déjà vu. Tijdens de vorige paars-groene regering onder leiding van diverse ministers-presidenten, hebben we ook meerdere ministerwissels meegemaakt. Nu stellen we dezelfde praktijken vast. Op nauwelijks enkele maanden tijd zijn we toe aan de wissel van drie ministers en een minister-president.
Wat echter niet het geval was bij de vorige regering, maar nu wel, is het feit dat de viceminister-president, mevrouw Moerman, ontslag moet nemen nadat een aantal malversaties betreffende de gunning van een expertenopdracht aan het bedrijf PBS aan de oppervlakte zijn gekomen in het rapport van de Vlaamse ombudsman. Ik heb de indruk dat deze meerderheid probeert om zich ervan af te maken door na het ontslag van mevrouw Moerman de indruk te wekken dat het boek nu gesloten is. Ik heb de indruk dat de meerderheid van mening is dat, nu mevrouw Moerman als zondebok werd aangewezen en ontslag heeft genomen, het hele dossier afgesloten is. We weten allemaal dat we veel te kort door de bocht gaan indien dit de conclusie zou zijn van het ontslag van mevrouw Moerman. We weten allemaal dat de Vlaamse Regering mee verantwoordelijk is voor de feiten die worden opgesomd in het rapport van de ombudsman. Deze meerderheid kan en mag zich hier niet van afmaken door te verwijzen naar het ontslag van de minister en door mee te delen dat de betrokken minister haar verantwoordelijkheid heeft genomen.
Het gaat hier over veel meer dan over een paar malversaties op het kabinet naar aanleiding van de gunning van een expertenopdracht. Het gaat om een structureel probleem betreffende de werking van de ministeriële kabinetten. Ze breiden zich immers als een inktvlek uit: van 383 leden tot 510 op nauwelijks zes jaar tijd. Dit is een stijging met 33 percent tijdens één legislatuur.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb al een paar keer het woord moeten vragen om te corrigeren. Dat foute cijfer blijft maar hangen. Nu zijn er 440 fulltime equivalenten op de kabinetten actief en er worden er maximaal 490 toegelaten.
Mijnheer Dewinter, ik weet niet waar u het cijfer haalt. Minister Bourgeois kan bevestigen dat er nu 440 fulltime equivalenten zijn. Ik heb dit al gezegd, maar u blijft dezelfde fout herhalen. Als u niet wilt dat ik u onderbreek, moet u het juiste cijfer geven.
Mijnheer de minister-president, ik denk dat de cijfers waarover ik beschik, correct zijn. We zullen de afweging nog wel maken. Wat er ook van zij, het aantal medewerkers op de kabinetten is tijdens deze legislatuur met minstens 20 percent gestegen in vergelijking met de vorige legislatuur.
Dit doet ons aanvoelen waar het fout loopt. De ministeriële kabinetten worden al lang niet meer beperkt tot een kleine staf van wetenschappelijke en andere medewerkers die de minister moeten ondersteunen bij het uitoefenen van zijn ambt en dat op basis van de bevoegdheden die hij bekleedt. Nu gaat het eerder om een team van persoonlijke medewerkers wier taken de taken van het kabinet ver overschrijden.
Dat is het probleem dat vandaag rijst. Op basis van het aantrekken van experten probeert men de beperkingen die zijn opgelegd qua aantal kabinetsmedewerkers, nogmaals te omzeilen.
Deze regering draagt verantwoordelijkheid in de feiten die aan het licht zijn gebracht door de heer Aernoudt en daarna zijn bevestigd in het rapport van de ombudsman. Het ministerieel besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2001 dat de werking van de kabinetten regelt, en meer bepaald artikel 8, laat de regering immers toe dat ministers zelf een beroep kunnen doen op experten die gedetacheerd of aangesteld kunnen worden. Deze experten worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het aantal stafleden overeenkomstig artikel 7 van hetzelfde ministerieel besluit.
Dat alles laat toe dat de wet op de overheidsopdrachten wordt omzeild en dat de minister op basis van persoonlijke inzichten mensen kan aantrekken voor tijdelijke contracten op zijn of haar kabinet. Dat is een praktijk die niet geduld zou mogen worden. Op die manier zet men de kat bij de melk. Als men toelaat dat de minister zelf dergelijke beslissingen kan nemen en mensen kan aantrekken, dan weten we allemaal dat dit tot misbruik leidt. Er is dus op zijn minst schuldig verzuim bij de regering, die dit artikel, ondanks kritiek uit het verleden, toch in het ministerieel besluit handhaaft en daar vandaag nog steeds geen probleem in ziet.
Ik meen, net zoals de ombudsman en anderen, dat de departementen en de administratie van de Vlaamse Gemeenschap over dergelijke aanstellingen van tijdelijke contracten voor experten moeten kunnen beslissen op basis van objectieve criteria, op basis van de wet op de overheidsopdrachten, en niet de betrokken minister. De Vlaamse Regering laat dit toe omwille van het feit dat elke minister op basis van dit artikel buiten de lijntjes kan kleuren. Is het normaal, mijnheer de minister-president, dat naar aanleiding van de federale verkiezingen een Vlaams minister een Antwerps mediaconsultancybedrijf als expert aanduidt op basis van artikel 8 van het ministerieel besluit betreffende de regeling van de kabinetten om hem - het is dus een man - bij te staan in zijn mediaoptredens tijdens debatten op televisie? Is het normaal dat experten in volle verkiezingstijd worden aangeduid om na te gaan hoe het is gesteld met het imago van de betrokken minister en hoe dat imago kan worden verbeterd in functie van zijn kandidaatstelling voor de federale verkiezingen? Is het normaal dat dergelijke praktijken zich kunnen voordoen in de ministeriële kabinetten, terwijl daarop geen enkele controle is, niet door de dienst Interne Audit en evenmin door het parlement?
Mijnheer de minister-president, we gaan al te kort door de bocht als we stellen dat met het ontslag van minister Moerman dit hoofdstuk is afgesloten en we overgaan tot de orde van de dag. Er moet structureel een en ander veranderen. De kabinetten moeten worden afgeslankt en naar Nederlands voorbeeld worden georganiseerd, waarbij ze enkel nog wetenschappelijke stafmedewerkers tellen die in functie van de bevoegdheden van het ministerieel ambt functioneren. De kabinetten moeten vooral geen persoonlijke staf zijn die op den duur zelfs het persoonlijk dienstbetoon van de minister regelt in zijn kiesarrondissement en tijdens een hele legislatuur zelfs geen voet in de kantoren van het betrokken kabinet zet omdat men gehuisvest is in de partijkantoren van de betrokken ministers in zijn of haar kiesarrondissement. Dat soort van malfuncties en malversaties moet tot het verleden behoren. Dat kan alleen indien er een duidelijke en objectieve doorlichting door derden komt van de werking van de ministeriële kabinetten, indien artikel 8 van het ministerieel besluit wordt geschrapt, indien ministers niet meer zelf maar wel via de administratie experten kunnen aanduiden, in zoverre dat dit nodig zou blijken - ik wacht het onderzoek af vooraleer tot die conclusie te komen.
Er is een tweede aspect aan heel deze zaak, mijnheer de minister-president. Wij dringen niet alleen aan op een diepgaande interne audit maar ook - ik heb, mevrouw de voorzitter, voor de zitting een motie terzake aan u overgemaakt - op de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie betreffende de werking van de ministeriële kabinetten en meer specifiek het aanbesteden en gunnen van expertise- en consultancyopdrachten en de aanduiding van externe experten op de kabinetten volgens artikel 8 van het ministerieel besluit.
Maar bovendien, mijnheer de minister-president, kan deze regering niet anders dan, na het rapport van de ombudsman te hebben gelezen, als benadeelde partij namens de Vlaamse Gemeenschap, klacht indienen met burgerlijke partijstelling tegen gewezen viceminister-president Moerman. Indien we de conclusies van de ombudsman mogen geloven, dan ligt het voor de hand dat de belangen van de Vlaamse Gemeenschap, zowel op financieel als op moreel gebied, geschaad zijn door de handelingen die gesteld werden door de betrokken minister. De regering kan niet anders dan een strafrechtelijke klacht indienen met burgerlijke partijstelling. Ik wil niet technisch worden, maar de minister heeft zich bewust onttrokken, weliswaar op basis van een artikel in een ministerieel besluit dat deze regering heeft uitgevaardigd, op de wet op de overheidsopdrachten.
De wet op de overheidsopdrachten is zeer duidelijk. In artikel 4 ervan leest men: "De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies". Een minister van de Vlaamse Regering maakt deel uit van wat in artikel 4 van de wet op de overheidsopdrachten bedoeld wordt met gemeenschappen en gewesten. Waarvoor is de wet op de overheidsopdrachten van toepassing? Ik citeer: "Voor alle overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten". Een overheidsopdracht voor de aanneming van diensten is volgens artikel 5: "de overeenkomst onder bezwarende titel gesloten tussen een dienstverlener enerzijds en een aanbestedende overheid anderzijds, en die betrekking heeft op de diensten vermeld in bijlage bij deze wet."
Wat zeggen de bijlagen van de wet? Ze zeggen dat het gaat over zowel de diensten van bedrijfsadvisering als de diensten van personeelsverschaffing, met andere woorden: zowel het geven van consultancy als het ter beschikking stellen van een expert of een expertise, in welke vorm dan ook.
Wat heeft minister Moerman, op deze tribune op 26 september 2007, gedekt door de Vlaamse Regering, gezegd? U hebt een week daarna, naar aanleiding van een vraag van de heer Verstrepen, gezegd: "Ik geef de minister het volste vertrouwen". Minister Moerman heeft gezegd: "Hoe dan ook, de opdracht aan de bvba PBS werd van bij de aanvang gezien als een expertenopdracht en niet als een beroep op expertise via consultancy zodat, met name wat de uitvoering ervan aanging, geen toepassing werd gemaakt van de wet op de overheidsopdrachten." Ik heb u de wet op de overheidsopdrachten en de bijlagen geciteerd. Die is bijzonder duidelijk. Ik zeg nogmaals dat het ter beschikking stellen van een expert of expertise, in welke vorm dan ook, ondergeschikt is aan de wet op de overheidsopdrachten. Dat staat zwart op wit in de bijlagen bij de wet.
Mijnheer de minister-president, u bent mee in de fout gegaan. Minister Moerman heeft hier verklaringen afgelegd die regelrecht indruisen tegen wat er in de wet op de overheidsopdrachten staat. Ze doet dat, gedekt door een ministerieel besluit, het fameuze artikel 8, dat u nog steeds handhaaft. Dat maakt u, als u niet oplet, langzaam maar zeker betrokken partij. Ik wil het woord medeplichtigheid nog niet eens uitspreken.
Mijnheer Dewinter, ik wil mijn verklaring nog eens voorlezen als dat nodig is. Ik heb heel duidelijk gezegd dat we de zeven aanbevelingen die de ombudsman in zijn rapport heeft opgenomen, ter harte nemen. Een aantal zaken zijn reed uitgevoerd, zoals het jaarlijks rapport van de kabinetten.
Ik heb gisteren in de commissie de beheersovereenkomst met de Interne Audit van de Vlaamse administratie voorgesteld. Er waren toen niet zo veel parlementsleden om pertinente vragen te stellen. De verslaggever, de heer Van Rompuy, is hier aanwezig. Men moet toch goed opletten als ik zeg dat we de zeven aanbevelingen serieus zullen nemen. Sommige aanbevelingen zijn al uitgevoerd, sommige zullen verscherpt worden en andere grondig bekeken. We zullen daar op korte termijn op terugkomen. Dan moet u niet blijven herhalen dat ik alleen maar zeg dat mevrouw Moerman haar ontslag heeft gegeven en dat we opnieuw overgaan tot de orde van de dag. U hebt niet goed geluisterd naar wat ik heb gezegd.
Mijnheer de minister-president, ik heb niets anders gedaan dan het antwoord citeren dat minister Moerman hier heeft gegeven op 26 september 2007. Ze heeft toen niet alleen namens zichzelf maar ook namens de regering gesproken. Ik heb nadien gesteld dat u haar ook de week nadien bleef steunen en politiek dekken, ondanks het feit dat u het antwoord van de minister had gehoord en dat zwart op wit bleek dat het flagrant in tegenstelling was met de wet op de overheidsopdrachten. Ik stel vast dat u daardoor op zijn minst uit de bocht bent gegaan en u medeverantwoordelijk bent.
Ik zeg en blijf zeggen dat het probleem niet alleen voorkomt bij het kabinet-Moerman, en dat er op verschillende kabinetten malversaties en wanpraktijken gebeuren. Het gaat om het aanstellen van experts die niets te maken hebben met de werking van het kabinet, maar alles met het persoonlijk ondersteunen van ministers die kandidaat zijn bij verkiezingen, met het organiseren van het sociale dienstbetoon van de ministers op partijkantoren allerhande en allerlei opdrachten die noch van dichtbij noch van ver iets te maken hebben met de politieke werking van de ministeriële kabinetten.
Ik denk, mijnheer de minister-president, - en daarmee sluit ik af -, zonder melodramatisch te willen doen, zonder aan demagogie te willen doen en zonder u van om het even wat te willen beschuldigen, dat deze regering moet inzien en beseffen dat er zich een structureel probleem voordoet en dat dit probleem moet worden aangepakt. Het probleem kan alleen maar worden aangepakt als men de hand in eigen boezem durft te steken, de regelgeving, de ministeriële besluiten en aanverwanten, ingrijpend durft te wijzigen, de kabinetten afslankt en beperkt tot hun werkelijke politieke taak, en een audit mogelijk maakt. Deze audit moet op een objectieve manier de werking van de kabinetten, de aanstelling van experts en het geven van consultancyopdrachten kunnen onderzoeken. Voorts moet de mogelijkheid worden geboden tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie die duidelijk moet maken welke aanbevelingen mogelijks kunnen genomen worden, ook door het parlement. Ten slotte, mijnheer de minister-president en leden van de Vlaamse Regering, hebt u er inderdaad in alle sereniteit alle belang bij dat u het zou aandurven om als benadeelde partij op basis hiervan een klacht met burgerlijke partijstelling zou indienen. Dat zou in uw voordeel pleiten. We zijn het er immers allemaal over eens dat het om belastinggeld gaat, dat afgewend is voor doeleinden die niet conform zijn aan de bestaande wetgeving en regelgeving zoals door de wet voorzien.
Ik hoop dat u het zult doen. U bekent er geen schuld mee. Ik hoop dat u daardoor alleen maar duidelijk maakt dat u deze kwestie niet blauwblauw wenst te laten, niet wilt overgaan tot de orde van de dag zonder het tot op het bot uit te spitten en dat u ook namens de Vlaamse belastingbetaler duidelijk paal en perk wenst te stellen aan bepaalde malversaties zoals ze zich op het kabinet Moerman hebben voorgedaan en zich helaas nog altijd voordoen op andere ministeriële kabinetten van deze Vlaamse Regering. (Applaus bij het Vlaams Belang)