Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, gisteren heeft de commissie voor Buitenlands Beleid een interessant debat gevoerd over het communicatie- en informatiebeleid van Vlaanderen in het buitenland en voor de ambassades die in Brussel zijn gevestigd. Toen is onder meer gediscussieerd over het verdwijnen van Flanders en Focus on Flanders, en over het nieuwe blad Flanders Today dat volgende week voor het eerst verschijnt. Tot zover het algemene beleid.
Mijn vraag gaat over de specifieke situatie waarin we ons vandaag bevinden. Dan verwijs ik natuurlijk naar wat daarnet werd besproken, namelijk het feit dat de politieke crisis in deze Belgische federatie ondertussen 122 dagen duurt. Mijnheer Glorieux, ik wijs u erop dat er naties zijn geweest in Europa die niet zo veel geduld hadden. Ongeveer honderd jaar geleden, in 1905, hebben de Noren en de Zweden vastgesteld dat hun tweeledige federatie niet werkte. Ze zijn uit elkaar gegaan. In 1992 zijn de Tsjechen en de Slovaken tot de vaststelling gekomen dat ze geen federale regering konden vormen. Ze zijn uit elkaar gegaan. In 2006 zijn de Serviërs en de Montenegrijnen tot de vaststelling gekomen dat ze geen federale regering konden vormen. Ze zijn uit elkaar gegaan. Dat alles is trouwens op een vreedzame wijze gebeurd.
Mijnheer de minister, hier in dit land blijven we voortstrompelen. Het buitenland begint zich daar steeds meer vragen over te stellen, zelfs in die mate dat de federale minister van Buitenlandse Zaken, de heer de Gucht, de man die vindt dat uw partij plat op de buik moet gaan, een oriënterende nota rondstuurt naar de ambassades. Dat is een nota met vragen en antwoorden om die mensen gerust te stellen. Wij vinden dat het ogenblik is gekomen dat ook Vlaanderen een dergelijke nota naar de ambassades stuurt, al is het maar om uit te leggen dat de politieke crisis waarin deze federatie op dit ogenblik verzeild is geraakt het logische en onafwendbare gevolg is van het feit dat de Vlaamse meerderheid in dit land het wat beu is om in deze Belgische structuren vast te zitten. Wie het Vlaamse regeerakkoord van 2004 erop naleest, kon deze crisis zien aankomen. Wat Vlaanderen vraagt, staat genoteerd in dat regeerakkoord. Is het niet de taak van de minister van Buitenlands Beleid om dat nu ook aan die ambassades mee te delen?
Een aantal Europese en buitenlandse politici mengen zich nu op een vrij actieve wijze mengen in het debat. Zo is er de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, die bij zijn bezoek vorige week aan De Standaard verklaarde bekommerd te zijn over de aanslepende crisis. Ik citeer: "Hij kantte zich tegen het eventuele wegvallen of verminderen van de solidariteit tussen de regio's in België. Hij hoopte op een sterk België. Hij hoopte dat de drie regio's, Vlaanderen, Wallonië en Brussel, onderling hun niveau van solidariteit zouden blijven behouden."
Pleiten voor solidariteit is één zaak. Ervoor pleiten om in een Belgische context het niveau van solidariteit te behouden, is natuurlijk iets helemaal anders. Gedecodeerd betekent dat dat er geen fiscale of financiële autonomie komt, noch een splitsing van de sociale zekerheid. Het komt er eigenlijk op neer dat de heer Barroso zegt dat hij en de Europese Unie eigenlijk liever geen verdere staatshervorming in België hebben.
Nog een stukje verder ging de Luxemburgse premier, de heer Juncker. In een interview aan een Franstalige krant verklaarde hij dat de Europese geloofwaardigheid van België op het spel staat als dit land zich niet herpakt. Hij zei: "Ik wil niet tussenbeide komen in het intra-Belgische debat, maar ik heb toch wel sympathie voor de Waalse en Franstalige reacties op de Vlaamse eisen." Het gaat dus over een buitenlandse premier die zich op die wijze in het debat gaat mengen.
Mijnheer de minister, u bent bevoegd voor het Vlaamse buitenlandse beleid. Is het niet het ogenblik om bijvoorbeeld eens contact op te nemen met de heer Barroso, om hem uit te leggen dat solidariteit in de Belgische context eigenlijk geen solidariteit is en zeker niet mag worden vergeleken met de solidariteit zoals die op Europees niveau bestaat? Iemand als de heer Juncker zou toch wel iets terughoudender moeten zijn en niet op een dergelijke directe wijze partij kiezen voor een van de twee gemeenschappen in dit land. Is dit geen uitstekende gelegenheid voor u, als minister van Buitenlands Beleid, om toch ook eens de gerechtvaardigde Vlaamse verzuchtingen kenbaar te maken aan buitenlandse politici, zeker als die menen zich op een dergelijke directe wijze met de gang van zaken te moeten bemoeien? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Van Overmeire, ik begrijp dat u alles aangrijpt om ook hier het debat te voeren. Ik denk echter dat we de zaken een klein beetje moeten relativeren.
U stelde dat men in het buitenland ongerust wordt en dat de vraag rijst of het buitenland nog wel zal investeren in België. Ik krijg geen enkel signaal van onze vertegenwoordigers dat buitenlanders niet meer naar ons land willen komen. We maken deel uit van de Europese Unie en de eurozone. Ik krijg ook geen signalen dat er wordt geaarzeld met investeringen, dat onze uitvoer in het gedrang komt of wat dan ook.
We hebben gisteren trouwens ook over dit onderwerp gedebatteerd. Het is net interessant dat er zo veel buitenlandse belangstelling voor deze problematiek is. De buitenlandse media besteden veel aandacht aan de Belgische regeringsvorming. Het aantal interviews dat Vlaamse politici en opiniemakers mogen geven, is nog nooit zo groot geweest. Die buitenlandse aandacht voor de situatie in ons land is het positieve aspect van het verhaal.
Onze vertegenwoordigers in het buitenland zijn goed op de hoogte van het Vlaamse regeerakkoord, van de situatie in Vlaanderen en van de aspiraties van de Vlaamse Regering. Ik heb vernomen dat onze vertegenwoordigers over deze aangelegenheden worden geïnterviewd. We hebben het gisteren gehad over het beleid dat we inzake buitenlandse communicatie willen voeren. Ik pas dit toe in al mijn internationale contacten. Dit alles zal tot een objectieve berichtgeving over de toestand in Vlaanderen bijdragen.
Mijnheer Van Overmeire, u hebt me evenwel iets anders gevraagd. Uit een aandachtige lectuur van de tekst die u hier naar voren hebt gebracht, blijkt dat u partijpolitieke stellingen en het Vlaamse regeerakkoord vermengt. Bij het uitvoeren van het Vlaamse buitenlands beleid moeten we uiteraard het Vlaamse regeerakkoord eerbiedigen. U en de mensen die uw politieke overtuiging delen, zouden het natuurlijk anders willen.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik begrijp een aantal zaken evenwel niet goed.
Ik heb vastgesteld dat er een aantal verschilpunten zijn tussen minister Bourgeois en minister De Gucht. Die verschilpunten betreffen niet enkel de richting die de Belgische onderhandelingen uit zouden moeten. De minister van Buitenlandse Aangelegenheden krijgt blijkbaar geen signalen uit het buitenland. Alles valt wel mee en niemand maakt zich ernstig zorgen om dit land. De minister van Buitenlandse Zaken vindt dat er een groot probleem is. Zijn medewerkers worden door vragen van de ambassades overstelpt. Hij zal zelfs een oriënterende nota opstellen om het verhaal voor alle Belgische vertegenwoordigers in Washington, Peking en noem maar op enigszins te duiden.
Ik vind dit onduidelijk. De minister heeft gesteld dat de Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland alle vragen perfect kunnen beantwoorden. Ofwel krijgen ze vragen, ofwel krijgen ze geen vragen. Ik denk dat hun wel degelijk vragen worden gesteld. Ik denk tevens dat de minister hier een kans laat liggen om de Vlaamse standpunten naar voren te brengen. Ik weet natuurlijk dat het Vlaamse regeerakkoord niet zo ver gaat als mijn fractie zou willen. De minister kan evenwel niet ontkennen dat de huidige politieke crisis een gevolg is van de over alle partijgrenzen heen gegroeide vaststelling dat we met het huidig institutioneel kader niet verder kunnen. Sommigen zullen het over modernisering of over een andersoortige autonomie hebben. Dat maakt me niet uit. Als Vlamingen moeten we de boodschap verkondigen dat het huidige Belgische institutionele kader voor ons niet meer voldoet. We willen de dialoog aangaan, maar de Franstaligen weigeren de dialoog te voeren. Dat zou in het buitenland tot een heel andere perceptie leiden. In het buitenland leeft de mening dat de arrogante, rijke Vlamingen niet langer solidair willen zijn met hun arme, Franstalige broertjes in het Zuiden.
Mijnheer de minister, als minister bevoegd voor het Vlaamse buitenlands beleid hebt u niet enkel de opportuniteit, maar misschien zelfs de plicht om dit verhaal te vertellen. Dit is het juiste ogenblik om Vlaanderen op deze wijze op de kaart te zetten en de gerechtvaardigde Vlaamse eisen bij de buitenlandse diplomatieke posten in Brussel kenbaar te maken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zou nog even een bedenking naar voren willen brengen. Het lijkt me logisch en correct dat de minister van Buitenlandse Zaken, in functie van een regeringsvorming die te lang aansleept, de aandacht op mogelijke vragen over dit onderwerp vestigt en op een spoedige oplossing aandringt om de economie van het land niet te schaden. Het lijkt me eveneens logisch en correct dat de minister van Buitenlandse Aangelegenheden hier vertelt wat hij ervaart. Ik stel me enkel de vraag hoe het buitenland en onze eigen economie op de door de heer Van Overmeire gewenste splitsing van het land zou reageren.
De heer Caron heeft het woord.
We zijn met de commissie Cultuur vorige week in Hongarije en Roemenië geweest. We hebben daar televisiezenders bezocht. Het is opmerkelijk dat ze als ze over ons land berichten, vooral een beroep doen op Franstalige bronnen. Ik weet dat u werkt aan oplossingen maar het onderstreept de noodzaak dat we onze Vlaamse belangen ook op de werktafel van de buitenlandse correspondenten moeten kunnen leggen zodanig dat ze ruim geïnformeerd zijn. Ik weet dat u dat doet maar wij hebben aan den lijve ondervonden dat het inderdaad een probleem is.
We hebben dit debat gisteren al gevoerd, het heeft geen zin om dit helemaal te herhalen. Ik weet dat het de algemene indruk is en voor een groot deel zal het ook wel waar zijn dat buitenlandse correspondenten zich te eenzijdig richten op Franstalige persbronnen om zich te informeren. Anderzijds stel ik ook vast dat het Engels de voertaal is bij buitenlandse correspondenten en dat ze zich breder informeren dan wij gemeenzaam denken.
Vandaag was er nog een communiqué van API dat zich een beetje in zijn beroepseer aangetast voelt. In dat communiqué stond dat men zich niet alleen baseert op Franstalige bronnen, maar dat men aandacht heeft voor de beide stellingen. Een aantal correspondenten van buitenlandse kranten zijn Franstalig. We doen er heel veel aan om die mensen goed te informeren. Ik heb een heel beleid uitgestippeld om daarover informatie te geven in het buitenland. Ik denk dat het zijn effecten zal hebben.
Maar ik blijf erbij dat de Vlaamse standpunten in de buitenlandse pers nooit zo aan bod zijn gekomen als vandaag. Er zijn nog nooit zoveel interviews afgenomen van Vlaamse politici en Vlaamse opiniemakers. Er waren nooit zoveel gerenommeerde internationale kranten en media die aandacht hadden voor de problematiek. Deze medaille heeft twee zijden. Mijn aanvoelen is dat er voor het eerst sinds lang echt heel veel gefocust wordt op die toestand in het buitenland.
Ik wil nog even repliceren op de heer Vermeiren, want de argumenten die hij aanhaalt, zijn al heel oud. Het doet me een beetje denken aan de argumenten die in 1991… (Opmerkingen van de heer Francis Vermeiren)
Het doet me denken aan de argumenten die in 1991 aan de Tsjechen en de Slovaken verteld werden: "Scheiden gaat heel slecht zijn voor de economie." Het was nota bene de minister van Buitenlandse Zaken van Luxemburg die namens de Europese Unie aan Tsjechoslovakije ging zeggen dat het niet goed was dat er zoveel kleine landjes zouden ontstaan. Intussen is Tsjechoslovakije gesplitst in de Tsjechische Republiek en Slovakije, die twee goed functionerende democratieën zijn geworden. Ze hebben al die energie die ze in het verleden besteed hebben aan ruziemaken met elkaar, kunnen besteden aan het uitbouwen van gezonde, performante economieën en democratische samenlevingen. Bekijk dat scenario eens.
Mijn vraag aan de minister is of hij, analoog aan wat de federale minister van Buitenlandse Zaken doet, ook een nota naar de ambassades zal sturen? Het antwoord is nee. Gaat u een gesprek hebben met de heer Barroso en de heer Juncker? Het antwoord is nee. Ik denk dat het heel duidelijk is.
Het incident is gesloten.