Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, collega's, in mei van dit jaar heeft de meerderheid het nieuwe decreet op het volwassenenonderwijs goedgekeurd. Eén van de meest opvallende veranderingen daarin was het verhoogde inschrijvingsgeld. Dat was een duidelijke beleidslijn. Het was de bedoeling van de minister om de mensen meer te doen betalen om de kwaliteit van dat volwassenenonderwijs te verhogen. We hebben ons daar altijd tegen verzet en gezegd dat het ervoor zou zorgen dat een aantal mensen zullen afhaken. Maar dat zou allemaal niet zo'n vaart lopen, het zouden de hobbycursisten zijn die afhaken, heel wat mensen zouden kunnen genieten van vrijstellingen en de kwaliteit zou verhogen.
Nu bereiken ons alarmerende berichten dat in bepaalde centra voor volwassenenonderwijs het aantal cursisten met 15 tot 20 percent daalt. Blijkbaar gaat het ook over taalcursussen, bijvoorbeeld NT2 en Frans. Het gaat vooral over mensen zonder een vast inkomen. Ik dacht dat dit echt niet de bedoeling was van dit decreet.
Mijnheer de minister, kunt u deze berichten bevestigen? Bent u daar gelukkig mee? Als het aantal inschrijvingen daalt, dan is een van uw doelstellingen, de uitzuivering, bereikt. Ik ga niet akkoord met die doelstelling. De evolutie in het aantal inschrijvingen in het volwassenenonderwijs is niet goed. Dat gaat duidelijk in tegen iets waar we allemaal achterstaan: levenslang en levensbreed leren voor iedereen.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, om te beginnen wil ik de puntjes op de i zetten omtrent dat ene bericht. Er is één centrum voor volwassenenonderwijs, waarvan de leidinggevenden overtuigde tegenstanders van mijn beleid zijn, dat die tegenstand meent te moeten illustreren door te stellen dat de inschrijvingen dramatisch dalen. De waarheid is dat het aantal inschrijvingen in deze instelling de voorbije twee jaar ook al gedaald was. En toen hadden we helemaal niets gedaan met het inschrijvingsgeld.
Ik kan u bovendien nog een kleine anekdote vertellen. De VRT is in een bepaald centrum voor volwassenenonderwijs een opname gaan maken om de problematiek toe te lichten. Achteraf hebben de mensen van dat centrum mij gezegd dat het aantal inschrijvingen bij hen eigenlijk lichtjes gestegen was. Het hangt er dus maar van af aan wie je wat gaat vragen.
We kunnen ons daar nu wel over opwinden, maar dat is absoluut voorbarig. In het volwassenenonderwijs werkt men immers met modules. Dat zijn korte pakketjes. We zullen pas in juni kunnen zien hoe het zit met de inschrijvingen. We moeten dat dan maar eens opnieuw bekijken.
Uiteraard wil niet dat het aantal inschrijvingen daalt. Het zou wel kunnen dat het aantal in een eerste fase een beetje daalt. We hebben dat al eens meegemaakt in het deeltijds kunstonderwijs: het inschrijvingsgeld verhoogde, dat leidde tot een kleine aarzeling bij de mensen, maar dan hernamen de inschrijvingen opnieuw.
Ik wil vooral beklemtonen dat dat voor mij niet de maatstaf is. De vraag hoeveel mensen beginnen, is absoluut onbelangrijk in verhouding tot de vraag hoeveel mensen uiteindelijk de eindmeet halen. Dat is het grote probleem van ons volwassenenonderwijs. Er zijn richtingen en centra waar meer dan 40 percent van de ingeschrevenen vroegtijdig stopt. Er zijn ook praktijken waarbij mensen zich voor verschillende cursussen inschrijven, vervolgens kijken wat hun het beste ligt en dan in één richting verdergaan.
We kijken dus eigenlijk naar de verkeerde cijfers. De vragen die ons zouden moeten interesseren zijn: hoeveel mensen leren met succes levenslang? Hoeveel mensen gaan door tot op het einde? Hoeveel mensen halen een certificaat? We moeten eerlijk toegeven dat we daar een probleem hebben, en daarom willen we ons volwassenenonderwijs beter maken. Dat wil onder meer zeggen dat er meer centen nodig zijn. Een deel van die extra centen vragen we aan de cursisten, omdat we onze centra ook willen bevrijden van de concurrentie op basis van inschrijvingsgeld. Vandaag gebeurt dat soms: door de vrijheid die ze hebben, vragen sommige centra heel lage inschrijvingsgelden en beroven zichzelf zo van de nodige werkingsmiddelen om nog goed onderwijs te kunnen bieden.
Onze centra hebben een groter werkingsbudget nodig. Ik wil ze beschermen tegen al te gekke concurrentie op basis van inschrijvingsgeld. Daarom hebben we dat vastgelegd op 1 euro per uur. Voor Nederlands voor anderstaligen is dat een halve euro en via opleidingscheques of sociale vrijstellingen kun je zelfs nog meer verminderingen krijgen. Er zijn zelfs een aantal mensen die niets moeten betalen, voor anderen is het 25 cent enzovoort.
In vergelijking met wat de overheid bijlegt, is dat niet veel geld. Wanneer een cursist bijvoorbeeld 1 euro betaalt, legt de overheid 9 euro bij. Ik denk dat we die bijdrage mogen vragen. De bedoeling van die bijdrage is dat de centra beter kunnen werken voor de cursisten en dat je geen rijkere centra met meer eigen inkomsten krijgt naast armere centra, die om de een of andere reden geen bijdrage durven te vragen. De bedoeling is ook dat men zich niet verkijkt op die inschrijvingen, maar dat mensen effectief doorgaan tot het einde en daarbij beter geholpen en ondersteund worden. Daarover gaat de hele hervorming. Als je naar de doelstellingen kijkt, kun je onmogelijk stellen dat de hervorming asociaal is.
De vraag is welke resultaten dat gaat geven. Naar de naakte inschrijvingscijfers kunnen we pas eind juni kijken. Ik stel dus voor dat we het daar eind juni opnieuw over hebben. De kans bestaat dat het aantal inschrijvingen in een eerste fase wat daalt en vervolgens herneemt. Dat kan ik niet uitsluiten. Maar ook dan zal ik blijven herhalen dat ik geïnteresseerd ben in het aantal mensen dat volhoudt: hoeveel mensen slagen? Hoeveel mensen hebben echt geleerd, in plaats van er even te zitten en dan weer te verdwijnen?
We zullen dat evalueren. Sommigen onder u hebben tijdens een debat in dit parlement gesuggereerd om de lessen Nederlands voor anderstaligen gratis te maken voor iedereen. Anderen waren het daar niet mee eens. Een van de conclusies uit dat debat was dat nadat de beslissing was genomen, hier moest worden geoordeeld over dat beleid. Ik zeg niet dat het de perfecte van alle werelden is, maar ik ben het niet met u eens dat we nu alarm moeten slaan. Voor het einde van deze legislatuur komt er een evaluatie over de werkelijke invloed op het levenslang leren van dit beleid.
Mijnheer de minister, ik heb er geen enkel probleem mee dat u probeert om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen, en al evenmin met het feit dat u het slaagpercentage wil vergroten. Mensen moeten zich echter eerst inschrijven voor ze kunnen slagen. Daarnaast moet worden nagegaan voor welke cursussen er meer en voor welke cursussen er minder inschrijvingen zijn. Verder moet worden bekeken welke groepen afhaken en welke niet, en om welke reden dat wel of niet gebeurt.
Ik vind dat we met die evaluatie niet kunnen wachten tot juni maar dat we eerder een tussentijdse evaluatie moeten maken, bijvoorbeeld in februari-maart. Op die manier kan er eventueel worden bijgestuurd met het oog op het volgende schooljaar. Een echte evaluatie kunnen we pas na twee à drie jaar maken, maar het kan niet de bedoeling zijn om zo lang te wachten. We moeten snel ingrijpen. Ik wil niet onmiddellijk alarm slaan maar het verontrust me toch enigszins te horen dat een aantal studenten een afbetalingsplan vraagt. Het gaat dan over diegenen die het moeilijk hebben met het betalen van dat inschrijvingsgeld en die niet in aanmerking komen voor opleidingscheques of andere tegemoetkomingen.
De heer Marginet heeft het woord.
Mijnheer de minister, wij volgen u in uw standpunt over het invoeren van een drempelverhogend inschrijvingsgeld, met als doel te selecteren in de kwaliteit van de studenten, meer bepaald wat hun motivatie betreft. Vorig jaar echter hebben we er al op gewezen dat er twee tegenstrijdigheden zijn. Enerzijds is er een verhoogde participatiegraad van 10,8 naar 12,5 percent, anderzijds wilt u een strengere selectie voor de studenten. Dat botst een beetje.
Het Vlaamse streefcijfer wordt steeds vergeleken met dat van Europa. Wij twijfelen aan het nut van zo'n rechtstreekse vergelijking. Deze verschillende landen van Europa hebben een eigen structuur en een eigen samenstelling. Bovendien hoeven we ons niet te verantwoorden tegenover Europa, maar wel tegenover de eigen Vlaamse Gemeenschap. Verder moeten we ernaar streven om elke vormingsnood te lenigen, niet om een of ander streefcijfer te halen. Het aanbod moet voldoen aan de vraag. Het lijkt me dan ook niet zinvol een bepaald percentage aan studenten te laten afhangen van een vorming die door sommigen als een soort bezigheid wordt beschouwd. Dat kan zeker niet de bedoeling zijn.
Nu, als het cijfer als niet wordt gehaald maar het aanbod wel de vraag dekt, dan is dat voor ons voldoende.
De kwaliteit heeft ook een prijs. Dat geldt voor de samenleving, maar ook voor de studenten. Er bestaat een hele batterij aan sociale correcties om de economisch zwakkere studenten bij te staan. Natuurlijk zijn er nog hiaten en moet er misschien nog worden gezorgd voor een verfijning.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mijnheer de minister, beste collega's, bij de bespreking van het decreet tijdens het vorige werkjaar hebben we heel duidelijk de vraag gesteld om aandacht te besteden aan de evaluatie. We hebben in de commissie en in de plenaire vergadering onze bedenkingen geformuleerd, vooral met betrekking tot het verhoogde inschrijvingsgeld en de mogelijke effecten voor bepaalde opleidingen. Het is belangrijk dat de evaluatie zo vlug mogelijk gebeurt.
Mijnheer de minister, u zegt vandaag dat u het vooral belangrijk vindt dat we nagaan hoeveel studenten de opleiding finaliseren, hoeveel er succes boeken binnen het volwassenenonderwijs. Tijdens de bespreking van het ontwerp hebben we uitdrukkelijk de vraag gesteld om ook na te gaan wat het effect is van het nieuwe decreet op de instap van studenten. Ik volg dan ook de heer Tavernier, die zegt dat we ook moeten kijken of we een financiële drempel inbouwen.
We hebben bij de bespreking heel duidelijk aangegeven dat er heel wat vrijstellingen worden gegeven voor heel wat groepen. We vinden dat zeer positief. We hebben echter ook gewezen op bepaalde groepen die niet in de maatregel zijn opgenomen. We vragen om ook die zaak zeer goed op te volgen en te evalueren. Dat geldt vooral voor de langdurige opleidingen, waarvoor de kostprijs voor een aantal mensen verhoogt en voor de opleidingen die uitzicht geven op werk in knelpuntberoepen. We hebben uitdrukkelijk gevraagd dat de instap van leerlingen in aanmerking wordt genomen als het inschrijvingsgeld wordt verhoogd. Ik vraag opnieuw om bij de evaluatie niet enkel te kijken naar de studenten die het einddoel bereiken, maar ook naar het effect op de instap van de leerlingen.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de inschrijvingsgelden hebben inderdaad aanleiding gegeven tot heel wat discussie. Ik kan wel het algemeen uitgangspunt van minister Vandenbroucke volgen. Ik denk ook dat heel wat mensen een vrijstelling krijgen. Degenen die de berichtgeving goed hebben gevolgd, hebben kunnen vaststellen dat het niet alleen gaat om het inschrijvingsgeld, maar ook om de engagementsverplichting bij de leerling. Zo stelde iemand dat ook bij hen een terugval is bij het tweedekansonderwijs. De algemene vorming is nu eenmaal vrijgesteld van inschrijvingsgeld. Er moet bij het beoordelen van de terugval ook rekening worden gehouden met de engagementsverplichting van de cursist. Dat is blijkbaar een element dat een rem vormt. Ik weet niet of we daar vragen bij moeten stellen. Het is goed dat er een engagementsverplichting wordt gevraagd als mensen zich inschrijven voor een bepaalde cursus.
Dat neemt niet weg dat hier en daar bepaalde categorieën toch nog uit de boot vallen. Ik wil dan ook nog even stilstaan bij de evaluatie van, vooral, NT2. Mijnheer de minister, u weet dat ik nooit voorstander ben geweest om een inschrijvingsgeld in te voeren voor NT2, richtgraad 1 en 2. Ik kan de logica niet volgen dat vrijstelling wordt verleend voor algemene vorming, terwijl de basis om een algemene vorming te kunnen starten de kennis van het Nederlands is. Daarvoor moet dan wel worden betaald. Ik kan dat nog altijd niet snappen. Dat zal wel aan mij liggen.
Zelfs hier is het finaliseren van de opleiding nog minder belangrijk dan het eraan deelnemen. Zelfs als maar één of anderhalve module wordt gevolgd, is dat nog altijd beter dan niets. Zo heeft men enige notie van het Nederlands als men zich wil inburgeren, participeren.
Ik sluit me dan ook aan bij de opmerkingen van de heer Tavernier. Ik dacht toch dat er een engagement was dat zeker voor NT2, waar met modules van drie maanden wordt gewerkt, na te gaan of de angst die bij ons leeft terecht is of niet. Ik hoop van niet, want dan moet er niet worden bijgestuurd. Als er echter een sterke terugval in de participatie is, dan hoop ik dat we daar iets sneller wat aan kunnen doen.
De evaluatie is inderdaad afgesproken. Het gaat om een evaluatie in de breedte. Je moet kijken naar wie zich inschrijft, hoe het loopt, in welke richtingen men zich meer en in welke richtingen men zich minder inschrijft. Dat is allemaal duidelijk afgesproken.
Wat betreft het Nederlands voor anderstaligen, hebt u hier een beetje principieel het standpunt verdedigd dat je het signaal moet geven dat dat gratis moet zijn. Anderen waren daar dan weer tegen. Mijn collega verantwoordelijk voor inburgering zegt dat hij net het signaal wil geven dat als je wil dat het gratis is, je dan aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, bijvoorbeeld dat je in een inburgeringstraject zit.
Dat is het debat, maar ik bekijk het ook een beetje praktisch. De grote meerderheid van die mensen zal ofwel voor 0 euro per uur ofwel voor 25 cent per uur Nederlands leren, en hier en daar zal er een zijn die voor 50 cent per uur Nederlands zal leren. Dat is niet dramatisch. Het gaat dus voor een deel over een principieel debat. Ik heb daar respect voor. Ik blijf wel zeggen dat je in het volwassenenonderwijs zelfs binnen de modulestructuur nog een uitval hebt van mensen, hetgeen wijst op slechte begeleiding, slechte ondersteuning, slechte keuze en een beetje shoppinggedrag bij sommigen.
Wat mij ten slotte echt interesseert is wie de modules afwerkt. Wie gaat er op vooruit? Wie leert er levenslang? Dat, mevrouw Helsen, mijnheer Tavernier, zullen wij niet binnen de drie maanden weten. Wij kunnen, als u dat wenst, dit debat hier nog een paar keer herhalen, maar dat zullen wij binnen drie maanden niet weten. Ik vraag daarvoor een beetje geduld. De belofte is in dit halfrond duidelijk gemaakt: wij zullen dit ernstig evalueren, wij kennen de zorg van de heer Sannen. Het is een belangrijke zorg. Wij zullen dat ernstig bekijken, vooral dan de werkelijke sociale effecten.
Ik wil mijn collega's bedanken. Ik voel mij, minstens gedeeltelijk, door twee collega's uit de meerderheid gesteund, niet in mijn paniek, want die heb ik niet, maar wel in mijn ongerustheid en bezorgdheid. Mijnheer de minister, ik denk dat wij tijdig een, al was het maar tussentijdse, evaluatie moeten hebben, om eventueel op het eind van dit zittingsjaar te kunnen bijsturen.
Het incident is gesloten.