Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Penris heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, het sociale drama bij General Motors/Opel Antwerpen heeft vorig weekend zijn voorlopig beslag gekregen. Het zal niet het laatste sociale drama in Vlaanderen, noch in Antwerpen zijn, en het is zeker ook niet het eerste. We hebben in dit halfrond al herhaaldelijk mogen debatteren over de moeilijkheden in bepaalde traditionele Vlaamse sectoren. Ik heb bij die gelegenheid verwezen naar drama's die ik van iets naderbij heb mogen meemaken. Ik verwijs naar de teloorgang van het kraanbouwbedrijf Boomse Metaalwerken. Ik verwijs naar de teloorgang van de scheepsherstellingssector, met het opdoeken van de Shop. De opvolgers worden daar ook nu nog mee geconfronteerd. De scheepsbouw in mijn eigen regio heeft klappen gekregen. Vandaag heeft ook de diamantsector het moeilijk. In Vlaanderen, met een globaliserende samenleving, zijn we het stilaan gewoon met dit soort drama's te leven. Dat kan of mag de bedoeling niet zijn, maar dat is een ander debat.
Vandaag moeten we ons uitspreken over de manier waarop dit specifieke sociale drama van Opel werd afgehandeld. Ik stel vast dat - gelukkig voor de betrokken werknemers - een vrij riante oplossing uit de bus is gekomen. Laat dat duidelijk zijn: ik gun het hun ook. Het is niet hun eigen keuze om vandaag op de keien te worden gegooid. Ze zijn het slachtoffer van een wereldwijde beweging, waartegen Vlaanderen misschien niet sterk genoeg weerwerk biedt. Zij mogen dus niet het slachtoffer van het verhaal worden.
Ik stel echter ook vast dat de rest van de publieke opinie - de man in de straat en de pers, maar ook de politici - zich vragen stellen over de manier waarop deze vrij kleine groep betrokkenen een zo riante oplossing heeft kunnen en mogen verkrijgen. De publieke opinie heeft heel wat vragen. Op dit ogenblik, nu we het vergrijzingsvraagstuk in Vlaanderen aan het aanpakken zijn, onder meer door het Generatiepact, een brugpensioenregeling invoeren die uitzonderlijk gunstig is voor de betrokkenen, roept immers vragen op.
Ik stel vast dat het politieke halfrond, in het bijzonder uw meerderheid, ook heel wat vragen heeft. Open Vld zegt duidelijk: "We hadden het Generatiepact, laten we ons daaraan houden. Laten we met oplossingen die vandaag worden aangereikt, het Generatiepact niet uithollen."
CD&V is intern zeer verdeeld. Enerzijds zegt de nieuw verkozen ex-topman van Volvo: "Dit is een bijzonder slecht signaal." Ik denk dat hij als ex-topman van Volvo misschien beter geplaatst is dan anderen om hierover een oordeel te vellen. Het ACW, de vakbondsvleugel van CD&V, zegt anderzijds: "De aangereikte oplossing is bijzonder rechtvaardig."
Sp.a zegt aan de ene kant bij monde van uw federale collega, uittredend minister Vanvelthoven: "Laat ons genuanceerd het dossier behandelen. Laat ons evalueren wat er te evalueren valt." Aan de andere kant zegt uw partijgenoot de heer Kennes, die misschien verdienstelijk vakbondswerk heeft verricht en voor zijn mensen uit de brand heeft gesleept wat mogelijk was: "Mensen die nu op de keien worden gesmeten, hebben recht op dat brugpensioen." Dat zegt de heer Cortebeeck van het ACW vandaag ook.
Er zijn in dit debat insteken die het voor de meerderheid moeilijk maken om knopen door te hakken. Er is het sociale rechtvaardigheidsgevoel, waarvan we allemaal voorstander zijn.
Kunt u afronden, mijnheer Penris?
Mevrouw de voorzitter, ik rond af, maar ik denk niet dat een onderwerp als dit in drie minuten beslecht kan worden.
Het sociale rechtvaardigheidsgevoel geeft ons in om de mensen te geven waar ze recht op hebben. Maar laat ons dan ook geen onderscheid maken tussen de werknemers die toevallig in een groot concern werken en zulke riante vergoedingen krijgen enerzijds, en de mensen van de toeleveringsbedrijven, die even werkloos dreigen te worden, anderzijds. Laat ons, op een moment dat het patronaat om bekwame werknemers vraagt en om mogelijkheden om te ondernemen, toch geen mensen van 50 jaar met ervaring op brugpensioen sturen.
Mijnheer de minister, vandaag hebt u voor een keer mee de sleutels in handen. Uw advies wordt gevraagd door de wetgever. U moet de federale overheden vandaag adviseren. Niet alleen voor de mensen van Opel, maar voor de hele Vlaamse gemeenschap, is het nuttig om te weten wat u in het bijzonder en de meerderheid in het algemeen denken te moeten doen aan deze problemen.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Penris, u hebt tamelijk lang gesproken, maar dat is normaal bij zo'n belangrijke kwestie. Toch zal mijn antwoord heel kort zijn. Ik ben inderdaad gevat door deze kwestie omdat een bedrijf dat een verlaagde brugpensioenleeftijd wil toepassen, daarvoor toestemming moet vragen. Een onderdeel van die toestemming is dat ze een begeleidingsplan moeten voorleggen. Als regionale minister verantwoordelijk voor Werkgelegenheid moet ik over de kwaliteit van die begeleiding een advies geven.
Ik heb dat plan nog niet ontvangen, dus zal ik vandaag niets zeggen. Spreken is zilver, zwijgen is goud, maar voor uw beurt spreken is bijzonder dom. Dat ga ik niet doen. Ik moet het eerst ontvangen. Ik ga het grondig bekijken en er dan een oordeel over vellen.
Ik hoef dat niet in het wilde weg te doen. Ik heb een tijd geleden een kader bekendgemaakt met een negental aandachtspunten op basis waarvan ik deze begeleidingsplannen beoordeel. U kunt dat inkijken als u wilt. Dat gaat bijvoorbeeld over de vraag of je alle getroffen werknemers helpt met de begeleiding, of je rekening houdt met het feit dat oudere werknemers extra begeleiding en inspanning vragen, de intensiteit van de begeleiding enzovoort.
We hebben een toetsingskader met negen criteria waarvan het ene criterium al belangrijker is dan het andere. Ik zal het gebruiken zoals ik het ook voor andere bedrijven heb gebruikt. Ik wacht tot ik het dossier dat voor mij bestemd is, krijg en kan bekijken. Ik zal de kwaliteit van de begeleiding beoordelen. Ik zal u en anderen ongetwijfeld wel laten weten wat ik dan zal doen. Vandaag doe ik dat nog niet, want dat zou me, eerlijk gezegd, bijzonder dom lijken.
Mijnheer de minister, u bent een bijzonder gedegen tegenstander. Ik waardeer u daarvoor. U bent een technicus, zoals er maar één, twee, of nu misschien drie deel uitmaken van de Vlaamse Regering. Soms verdenk ik u ervan dat u van de jezuïeten komt. Ik wel, en de manier waarop u antwoordt, is de manier waarop ik in uw plaats ook zou antwoorden. U blijft technisch, u blijft op de vlakte en in wezen zegt u niets.
Dat is zeer juist. Ik zeg uitdrukkelijk niets.
De jezuïeten sloegen ons om de oren met Latijnse spreuken. Een van die spreuken komt van Cicero: 'Dum tacent clamant' of 'Hun stilzwijgen is oorverdovend'. Uw stilzijgen in deze, mijnheer de minister, is oorverdovend. U verschuilt zich misschien, en dat is gemakkelijk en in uw positie voor een stuk ook terecht, achter het technische aspect van het dossier. U zegt dat u nog niet gevat bent, dat u het dossier pas zult beoordelen als het voor u ligt en dat u dan de nodige stappen zult zetten. U kunt echter niet ontkennen dat er op dit moment een heel belangrijk politiek en maatschappelijk debat aan het woeden is, niet alleen in de kranten, maar ook aan de togen van de cafés in Vlaanderen, in de werkhuizen en in de sociale plaatsen. De mensen spreker erover en ze vragen zich af hoe hun regering met dit probleem omgaat. Dan zwijgen, mijnheer de minister, is schuldig zwijgen en is op een politiek incorrecte manier afwezig blijven in het politieke debat. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, vanuit de CD&V-fractie wil ik opmerken dat we deze zaak met heel veel bekommernis volgen. Over de ontslagvergoedingen willen we graag zeggen dat we er akte van nemen, maar ook dat we respect tonen voor het resultaat van de vrije onderhandelingen tussen de sociale partners, tussen de werkgevers en de werknemers.
Wel hebben we ook enige bekommernis, want we vragen ons af in welke mate het resultaat verstorende gevolgen kan hebben voor de toekomst, binnen de sector, maar vooral ook in vergelijking met andere sectoren. Ik denk aan een concreet voorbeeld: de affaire bij GB. We kunnen onmiddellijk de vergelijking maken. Dat is toch wel iets om over na te denken. Het is goed dat het publieke debat zich richt op de mate waarin eventuele marktverstorende effecten beperkt kunnen worden.
De brugpensioenregeling vormt een ander paar mouwen. Ik ben ervan overtuigd dat het een slecht signaal is. We lezen bijna elke dag in de krant dat er arbeidskrapte is in Vlaanderen en dat onze economie zucht onder een tekort aan arbeidskrachten, zelfs in die zin dat het een handicap is voor een duurzame economische groei. De minister weet dit en heeft dit maanden geleden al gezegd. Hij en de hele Vlaamse Regering zetten er met de competentieagenda sterk op in om alle Vlamingen aan het werk te zetten, om mee te zorgen voor een duurzame economische groei. Dit signaal is niet zo'n goed signaal, zeker niet tegenover de 50-plussers. Een vakbondsonderhandelaar heeft trouwens gezegd dat het absoluut niet de bedoeling is dat de mensen die een brugpensioen krijgen, effectief een job aanvaarden. Het is onze verantwoordelijkheid als politici om daar een ander signaal tegenover te zetten.
Ik zou u daarom willen oproepen, mijnheer de minister, om de tewerkstellingscellen niet als een formeel orgaan te beschouwen, maar om ze effectief te toetsen op een daadkrachtige werking en op een goede begeleiding van de mensen. Ze moeten mee in het oog houden dat de doelstellingen, die ook in de wet worden vooropgesteld en vervat zijn in de negen doelstellingen die u een tijdje geleden hebt gedefinieerd, worden nageleefd.
Anders gaan we de verkeerde richting uit. Het is absoluut noodzakelijk dat we in de huidige dynamische economie en arbeidsmarkt zorgen voor actieve ontslagvergoedingen. Ze moeten een hefboom worden voor een nieuwe job. Dat is onze bekommernis. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook de uwe moet zijn.
De heer Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, de heer Penris kan het niet laten om bij welk debat dan ook de speelse toer op te gaan. Ik vind het oprecht misplaatst dat u dit ernstig moment en feit speels benadert. (Gemompel)
U tracht in de eerste plaats de drie meerderheidspartijen, die duidelijk genoeg communiceren, uit elkaar te halen door hun woorden te verdraaien. Iedereen heeft recht op een mening over deze kwestie. Die meerderheidsmeningen liggen naar mijn bescheiden oordeel overigens niet zover uit elkaar. U hebt ook nog gewag gemaakt van de kwaliteit van onze ministers. U ziet er maar drie goede, terwijl uw fractievoorzitter een week geleden nog een vierde feliciteerde als zijnde de beste minister van de laatste tien jaar. U bent dat precies vergeten. Dat mag eens worden gezegd.
Ik heb geen namen genoemd, mijnheer Vermeiren.
Nee, ik ook niet.
Ik vind het misplaatst dat we de waarde, de kwaliteit en de intelligentie van de ministers van hieruit beoordelen. Zo kunnen zij dat ook met de parlementsleden gaan doen. Waar gaat dat eindigen? Daar ben ik bang voor.
Als u de VLD vernoemt en haar standpunten, dan zou ik het appreciëren dat u die correct vernoemt en citeert. Wat heeft de VLD bij monde van haar voorzitter verklaard? Dat zij zich op geen enkel moment wenst te mengen in onderhandelingen over vergoedingen. Men kan het betreuren dat niet iedereen dezelfde ontslagregeling kan treffen of krijgen. Het contract dat wordt afgesloten tussen werkgever en werknemer, is een zaak van de betrokken partijen. Als de syndicaal afgevaardigden door omstandigheden en door onderhandelingen tot een akkoord komen, dan is dat voor de VLD een zaak tussen werkgever en werknemer, waar wij ons niet mee te moeien hebben.
We durven er nu al op aandringen om na te denken over de tweede fase van het Generatiepact. Volgens mij is iedereen het erover eens: op elke plaats, aan elke toog, elke werknemer en werkgever vindt dat het eigenlijk niet meer van deze tijd is dat iemand op vijftig jaar met brugpensioen gaat. Er zijn dan nog te weinig mogelijkheden om tewerkstelling in de hand te werken en om oudere werklozen te activeren. Ik zou willen dat men zich niet ergert aan uw woorden, maar zich daarom bekommert.
Dat is het standpunt dat wij verkondigd hebben! Met contracten bemoeien wij ons niet. Verder stellen wij ons de grootste vragen over het niet-activeren van werklozen boven vijftig jaar. Door de demografische evolutie en ter bescherming van onze economie kan dit in de toekomst niet meer gedoogd worden.
Ik wou ons standpunt eens duidelijk aflijnen. Ik wou u ook terechtwijzen. Ik twijfel er niet aan dat u zich vergist hebt met uw speelse benadering. Ik ken u intussen veel te goed. Ik heb uw speelsheid op sommige momenten leren appreciëren. Dit is veel te ernstig om mee te lachen.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb de minister zelden zo kort horen antwoorden. Of dat nu jezuïetentaal is of niet, dat laat ik in het midden. Het antwoord was bovendien een beetje naast de kwestie. Het was een beetje een antwoord van een beheerder van een dossier. Maar we zitten hier in een politieke assemblee. Politici die worden geconfronteerd met een maatschappelijk probleem - het opbod van ontslagvergoedingen valt onder die term - moeten positie innemen.
De heer Van den Heuvel heeft het over 'bekommernis', 'respect' en andere dure woorden, maar ik hoor niet wat het standpunt van de CD&V terzake is.
Mevrouw Vogels, is het nog toegestaan om eerst eens na te denken vooraleer men iets zegt? Politici mogen toch wel veertien dagen nadenken vooraleer ze over zo'n fundamenteel probleem een uitspraak doen. Anders komen we in een samenleving terecht die enkel met slogans werkt.
U hebt gelijk, mijnheer Van Rompuy, maar dan moet u zelf ook veertien dagen nadenken voor u uitspraken doet in de pers. In de pers doet men wel uitspraken, maar in deze assemblee gebruikt men holle woorden en fietst men met een grote bocht om de kwestie heen.
Met deze toespraak bewijst u overigens dat u familie bent van de heer Vermeiren, uw collega uit dezelfde gemeente. Hij gebruikt geen jezuïetentaal, maar lijkt veeleer op een dorpspastoor die met opgeheven vingertje vertelt wat de heer Penris wel en niet mag zeggen. (Opmerkingen van de heer Vermeiren)
Ik ga akkoord met de vraag van de heer Penris, en ik vind dat een politieke assemblee de moed moet hebben om politiek te bedrijven en een duidelijke uitspraak te doen. Ons standpunt is het volgende. Ik heb geen probleem met de hoge ontslagvergoeding voor de werknemers. Dit hoort bij de tijdsgeest. Waar ik wel een groot probleem mee heb, is dat het, zowel bij de CEO's als bij de werknemers, altijd weer over de sterke sectoren gaat. We worden op dit moment geconfronteerd met een soort downcycling van de kwaliteit van de arbeid: de goede jobs van mensen die een goed loon, een pensioen- en een hospitalisatieverzekering hebben, worden afgekocht en vervangen door jobs die van mindere kwaliteit zijn en een hoger rendement eisen. Als ik collega's hoor zeggen dat vijftigplussers die dergelijke goede jobs gehad hebben, nu maar - via interimkantoren of toeleveringsbedrijven - moeten gaan werken onder veel slechtere voorwaarden en met veel hogere rendementseisen, vind ik dat een groot probleem.
Dit gaat over de kwaliteit van arbeid. Er zijn inderdaad heel veel werkplaatsen, maar we moeten in dit halfrond dringend het debat over de kwaliteit van arbeid voeren. Het debat mag niet alleen gaan over het aantal jobs en het aantal vijftigplussers dat nu maar moet gaan werken in andere jobs, die veel minder betaald worden en veel meer eisen stellen. Dat is ons standpunt. Ik zou graag eens het standpunt van de collega's horen.
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zou de leden van dit parlement willen uitnodigen. Morgenvroeg hebben wij een gedachtewisseling met minister Vandenbroucke over het meerbanenplan van de overheid. Mijnheer Penris, we kunnen daar eens van gedachten wisselen over de moeilijke maatregelen die men tot nu toe genomen heeft met het oog op de activering van vijftigplussers. In de evaluatie van de VDAB zie ik dat de vijftigplussers een van de knelpuntgroepen zijn die het moeilijkst te activeren zijn op de arbeidsmarkt.
Ik nodig de collega's uit om morgen in discussie te treden met de minister. Dan zitten we niet met een tijdslimiet van vijftien minuten zoals bij deze actuele vraag. We kunnen dan eens rustig kijken wat de problemen zijn en bespreken hoe we de vijftigplussers opnieuw aan het werk kunnen krijgen.
Mevrouw de voorzitter, ik voel mij verplicht om wat grondiger uit te leggen waarom ik nadrukkelijk zo kort geantwoord heb. Wat er nu gaat komen - een tewerkstellingscel en de begeleiding van mensen in die tewerkstellingscel - mogen we niet zien als een formaliteit die snel ingevuld moet worden. We moeten dat ernstig nemen, want het gaat over het begeleiden van mensen naar werk.
Precies omdat ik daarover een ernstig en weloverwogen advies wil geven, manifesteer ik mij vandaag niet in de publieke discussie over de brugpensioenregeling en de premie voor vrijwillige vertrekkers. Ik wil mij concentreren op wat aan mij gevraagd zal worden, namelijk wat de kwaliteit van het outplacement is, wat de kwaliteit van de begeleiding is en hoe de tewerkstellingscel zal functioneren. Als ik daarover sterke signalen wil geven, moet ik niet meegaan in de andere discussie, die over het gehele sociale plan gaat.
Ik gebruik een misschien wat bizarre vergelijking om het te verduidelijken. Stel dat er een groot debat aan de gang is over de vraag of een bepaalde wagen drie, vier of vijf wielen moet hebben. Als het mijn bevoegdheid is om iets te zeggen over de kwaliteit van de benzine, dan moet ik, wanneer ik me daarin duidelijk wil positioneren, niet mee discussiëren over het aantal wielen. Zo is de procedure ook in dit geval.
Men vraagt de mening van de gewestelijke minister over de kwaliteit van het begeleidingsplan, over de manier waarop dat zal gebeuren en over de wijze waarop de tewerkstellingscel zal werken. Ik kan daar niets over zeggen, want ik heb dat dossier nog niet gekregen. Ik heb achter de schermen wel al aan het bedrijf laten weten wat de eisen zijn die wij stellen. We kijken dus niet passief toe. Daar wil ik het debat wel over voeren. Ik wil me echter niet moeien met de grote publieke discussie die nu aan de gang is. Daarmee help ik noch mezelf, noch u, noch de betrokken arbeiders en het betrokken bedrijf.
Ik vraag dan ook in het belang van iedereen dat men toelaat dat de Vlaamse Regering niet voor haar beurt spreekt op basis van een dossier dat nog moet worden voorgelegd. Ik kan het dossier pas beoordelen wanneer ik het heb gekregen. Bij een latere gelegenheid ben ik bereid mijn mening te geven over hoe het verder moet met de arbeidsmarkt.
Ik verstop me niet, aangezien mijn oordeel niet wordt gevraagd over de brugpensioenleeftijd of over de gouden handdruk. Het oordeel gaat over de kwaliteit van de outplacement. Ik moet dat nog bekijken, want ik heb het nog niet gekregen.
Mijnheer de minister, technisch gezien is uw antwoord wellicht juist. Ik leg me erbij neer, maar ik betreur wel dat u geen gebruik hebt maakt van de gelegenheid, zoals de andere fracties dat duidelijk wel hebben gedaan, om uw ideologische positie te verduidelijken.
Ik heb zeer duidelijke uitspraken gehoord van de heer Vermeiren en van mevrouw Vogels. Ik heb minder duidelijke uitspraken gehoord van CD&V. Daar heb ik enkel de rechtervleugel horen spreken. Ik weet niet wat de linkervleugel denkt. Van de N-VA heb ik een uitdaging ontvangen. Sp.a-spirit is in deze aangelegenheid echter stil gebleven. De parlementsleden van die fractie hebben zich achter uw rug verschuild en hebben er zich vanaf gemaakt met uw technisch antwoord, mijnheer de minister. En dat vind ik, en ik niet alleen maar ook de werkgevers in Vlaanderen en zeker de werknemers die van u en van uw partij duidelijkheid vragen, betreurenswaardig.
Mijnheer Peumans, om op uw uitdaging in te gaan, ik zal me morgen moeten laten verontschuldigen. Ik moet mijn eigen commissie leiden. Ik neem echter aan dat de vertegenwoordigers van mijn fractie uw uitdaging zullen aangaan. Ik hoop, mijnheer de minister, dat u op dat moment wel het debat ten gronde zult willen voeren.
Ik zal daar morgen ook niets over zeggen. U zult dus niets missen op dat punt. Vermits ik deze aparte rol heb op een specifiek onderdeel van wat voorligt, en dat onderdeel er nog niet is, kan ik vandaag, morgen en ook overmorgen niets zeggen. Indien ik een parlementslid of een minister met een andere bevoegdheid zou zijn, dan zou ik daar misschien ook iets anders over kunnen zeggen. Aangezien ik echter een andere rol heb, zal ik me daarop concentreren. U wilt dat niet begrijpen, ik neem dat aan en ik hoop dat andere mensen dat wel willen begrijpen.
Dit is een gemiste kans voor dit parlement. We hebben deze belangrijke gelegenheid te baat genomen om een debat dat woedt in de publieke opinie, ook hier te vertalen. Ik stel vast dat een aantal collega's de uitdaging zijn aangegaan.
Mijnheer de minister, u en uw fractie doen dat duidelijk niet. Ik betreur dat. Dat is een gemiste kans voor dit parlement, maar voor uw fractie in het bijzonder. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.