Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
De heer De Cock, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dit betreft een tweede decreet van een drieluik. Het eerste decreet Studiefinanciering werd twee weken geleden door het parlement goedgekeurd, het tweede ontwerp van decreet over de kosteloosheid van het basisonderwijs wordt nu besproken en straks waarschijnlijk goedgekeurd door het parlement. Dan is er nog het aangekondigde decreet met betrekking tot de nieuwe financieringssystemen voor het leerplichtonderwijs dat het volgend jaar zijn beslag moet krijgen.
De meeste artikelen van het ontwerp van decreet over het kosteloos basisonderwijs gaan in op 1 september 2007 en een aantal artikelen gaan in op 1 september 2008. Vanaf dan zal het basisonderwijs volledig kosteloos kunnen zijn, zoals in 2001 decretaal werd vastgelegd.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Ik had graag een uiteenzetting gehouden, maar ik stel vast dat de minister niet aanwezig is.
Ik stel voor om even te schorsen. De minister is op komst. Het ging plots een beetje sneller dan verwacht. Als de minister aanwezig is, kunnen we verder met de agenda.
- De vergadering wordt geschorst om 17.25 uur.
- De vergadering wordt hervat om 17.28 uur.
Dames en heren, we hervatten de vergadering.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, dit ontwerp van decreet heeft de bedoeling een aantal financiële drempels weg te nemen in het onderwijs. Dat is een heel belangrijke doelstelling die we bij het gelijkekansenbeleid vooropstellen en die de CD&V-fractie volledig steunt. We hebben vanaf het begin gesteld dat, als het gaat over het wegwerken van financiële drempels, diverse onderwijsdossiers zeer nauw met elkaar verbonden zijn. Dan gaat het over de studiefinanciering en over de kosteloosheid, maar ook over de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs. Deze drie dossiers zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Idealiter ware het beter geweest als we ze tegelijkertijd hadden kunnen bespreken. Dat is echter niet mogelijk. Momenteel hebben we al de studiefinanciering behandeld. Nu komt de kosteloosheid aan bod, en hopelijk zo snel mogelijk de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs. Vandaag is er dus sprake van twee dossiers en een discussienota over de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs, die op 15 juni werd gelanceerd.
Deze nota geeft de algemene contouren aan. Dat maakt het vandaag uiteraard niet eenvoudig om definitieve uitspraken te doen over de haalbaarheid van een aantal keuzes die worden gemaakt in dit ontwerp van decreet met betrekking tot de kosteloosheid. Het is de bedoeling, en dat vinden wij heel belangrijk, dat we door deze drie dossiers met betrekking tot de financiering niet enkel en alleen werk maken van gelijke kansen voor kinderen en ouders in het onderwijs, maar ook van gelijke kansen voor scholen en leerkrachten. Dat willen we vandaag toch nog eens extra benadrukken bij de bespreking van dit ontwerp van decreet. Het is belangrijk om met de beide aspecten rekening te houden.
Mijnheer de minister, u hebt in dat verband een aantal belangrijke dingen gezegd in de commissie, die we volkomen mee steunen. Zo erkent u dat de werkingsmiddelen momenteel ontoereikend zijn en moeten worden opgetrokken. Ook hebt u heel duidelijk aangegeven dat er een gebrekkige financiering is door de overheid. Dat, in combinatie met het drukken van de kosten voor ouders, kan een negatieve invloed hebben op de onderwijskwaliteit. Dat wilt u zeker vermijden. U wilt in geen geval de budgettaire gevolgen afwentelen op de scholen. Wij zijn het daar volledig mee eens. We vinden het ook ontzettend belangrijk deze drie aspecten nauwlettend te volgen, ook in de toekomst, wanneer we de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs onder de loep zullen nemen.
Vanaf september 2007 wordt de kosteloosheid gerealiseerd. Om dat waar te maken, voorziet u al in extra werkingsmiddelen, namelijk in 45 euro extra per leerling. U heeft zich daarvoor gebaseerd op een HIVA-studie. In de commissie zelf hebben we toen gesteld dat het voor ons moeilijk was om duidelijkheid te hebben over de vraag of die 45 euro extra volstaan. We hebben daar een aantal vragen over gesteld, omdat we niet beschikten over de resultaten van die studie. U heeft zich gehouden aan de afspraak om ons dit rapport voor de plenaire vergadering te bezorgen. Ik heb de studie doorgenomen en kan enkel vaststellen dat ze een aantal zaken bevestigt die we ook in de commissie hebben vooropgesteld. Daar is heel veel aandacht gegaan naar de kosten die ouders hebben en die scholen doorverrekenen.
We mogen vooral niet vergeten dat er op dit moment geen gelijke financiering is van de scholen in Vlaanderen. Er zijn verschillen tussen netten. Het is dus enorm belangrijk snel werk te maken van het dossier van de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs omdat vandaag niet elk net even grote inspanningen moet doen om de kosteloosheid te realiseren. Daarom is het belangrijk om de drie dossiers snel af te handelen en dat de 45 euro extra van korte duur is. We moeten zo snel mogelijk een nieuwe extra input krijgen voor alle scholen in Vlaanderen.
We vinden het belangrijk dat de scherpe maximumfactuur gekoppeld wordt aan de nieuwe financiering. Op het moment dat we de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs bespreken in het parlement, moeten we dat ook kunnen toetsen aan dit decreet zodat we kunnen nagaan in welke mate de maximumbedragen die hier zijn opgenomen, haalbaar zijn. Dat zal afhankelijk zijn van het model dat voorligt in de nieuwe financiering en de grootte van de enveloppe.
U hebt beslist om het leerlingenvervoer niet uit de scherpe maximumfactuur te halen. We hebben daarover ook in de commissie van gedachten gewisseld. U hebt duidelijk aangetoond dat u zich daarvoor baseert op een studie. Uit de studie kunnen we niet afleiden dat het zinvol is een onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld stads- en plattelandsscholen.
Wij kunnen enkel vaststellen dat de studie niet overtuigend is om een verschil te maken, maar het veld stelt heel duidelijk dat de vervoerskosten grote kosten zijn voor scholen. We kunnen voorbeelden aanhalen van scholen waarvoor het niet eenvoudig zal zijn om de maximumfactuur te realiseren, omdat de vervoerskosten enorm hoog liggen. Daarom willen we vragen om dat item niet zomaar aan de kant te schuiven, maar nauwgezet op te volgen.
Over infrastructuur is in dit decreet Kosteloosheid niets opgenomen in de werkingsmiddelen waarover scholen kunnen beschikken. Wij stellen vast dat er grote verschillen zijn in de manier waarop scholen hun werkingsmiddelen aanwenden. Er zijn scholen met verouderde gebouwen die verbouwingswerken moeten uitvoeren of nieuwbouwprojecten moeten realiseren en daarvoor toch aanspraak moeten maken op de werkingsmiddelen. De werkingsmiddelen die worden ingezet voor infrastructuur kunnen uiteraard niet worden ingezet voor de pedagogische en didactische aspecten. Wij hopen dat dit punt wordt meegenomen in de nieuwe financiering.
Ook de maximumfactuur voor meerdaagse uitstappen is gekoppeld aan de nieuwe financiering. Dat vinden wij positief. Dezelfde opmerking geldt ook hier als voor de scherpe maximumfactuur. De bedragen in het dossier van de nieuwe financiering zullen bepalen of de maximumfactuur voor de meerdaagse uitstappen haalbaar is. U voorziet in de meerjarenbegroting in 85 miljoen euro voor de nieuwe financiering. Om de kloof te dichten met het gesubsidieerd onderwijs zal dit bedrag ook nodig zijn. Als we kijken naar de facturen die de scholen aan ouders voorleggen, zeker voor de meerdaagse uitstappen, vrezen we dat dit bedrag niet zal volstaan om voldoende werkingsmiddelen ter beschikking te stellen om de activiteiten binnen onderwijs te realiseren en tevens de kloof te dichten.
Voor scholen is het een moeilijke opdracht om te beslissen over de meerdaagse uitstappen, omdat niet duidelijk is over welke middelen ze over twee of drie jaar kunnen beschikken. Ze moeten daar vandaag al keuzes over maken zoals reservaties maken. Volgend jaar zal het probleem zich opnieuw stellen voor de meerdaagse uitstappen over drie jaar.
Mijnheer de minister, dat is een gevolg van de beide onduidelijke dossiers. U zegt dat de scholen gemiddeld over een extra van 175 euro zullen beschikken. Voor de scholen is niet duidelijk over welk bedrag ze exact kunnen beschikken, terwijl ze wel de opdracht krijgen om de maximumfactuur toe te passen vanaf het moment dat de nieuwe financiering ingaat. Het is dus een groot vraagteken. Voor de scholen is het niet vanzelfsprekend om dat zomaar bij te passen. Wat moet daar vandaag mee gebeuren?
We ondersteunen dit ontwerp van decreet omdat er extra werkingsmiddelen worden gepland voor de scholen om hun opdracht waar te maken, en omdat de expliciete koppeling is gemaakt van de invoering van de maximumbedragen aan de nieuwe financiering van het basisonderwijs. We zullen dit ontwerp van decreet opnieuw bekijken als het decreet van de nieuwe financiering op tafel ligt. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Over het principe van de kosteloosheid van het basisonderwijs, het uitgangspunt van het ontwerpdecreet dat hier voorligt, bestaat weinig discussie. Het kan integendeel rekenen op een algemene consensus. Dat is weinig verwonderlijk want het is ook niet nieuw, het staat immers gestipuleerd in een aantal internationale verdragen, en het is reeds in 2001 via onderwijsdecreet XIII-Mozaïek ingeschreven in het decreet basisonderwijs.
De doelstellingen ervan worden evenmin gecontesteerd, namelijk zorgen voor het in stand houden van een van onze pijlers van het succes van het Vlaams onderwijs: het streven naar een zo democratisch mogelijk onderwijs, dat via laagdrempeligheid ook openstaat voor kansarmen. Dit vormt een logisch geheel met het voeren van een gelijkekansenbeleid.
Hierbij mag een andere pijler van ons Vlaams onderwijs niet uit het oog worden verloren, met name de kwaliteit en meer specifiek de kwaliteit in relatie tot het budgettaire aspect. De reden waarom het principe van de kosteloosheid, ondanks het feit dat het al sinds 2001 in de regelgeving is voorzien, toch niet algemeen werd toegepast was omdat nogal wat scholen van oordeel waren dat deze kost eenzijdig op hun rug werd afgeschoven, zonder dat hier substantieel meer middelen werden voor uitgetrokken. Dit principe nu nog nadrukkelijker inschrijven veronderstelt bijgevolg dat er meer middelen worden gepland, in die mate dat het door de scholen niet wordt ervaren als een pleister op een houten been maar, integendeel, als een realistische meerontvangst die helpt om de gevolgen van de kostenloosheid te helpen dragen.
Open Vld is verheugd dat de minister hier de daad bij het woord voegt en 30 miljoen euro extra op jaarbasis voorziet. Het noodzaakt evenwel het inbouwen van regelmatige evaluatiemomenten waarbij moet worden nagegaan of de extra kredieten nog steeds afdoende zijn, zoniet zal men opnieuw in hetzelfde stramien vervallen.
De ICT op basis van de geamendeerde bijlage behorend tot die materialen die kosteloos ter beschikking moeten worden gesteld, die een gedurig up-to-date blijven met de ontwikkelingen veronderstelt en noodzaakt, maar waarvan anderzijds wel vaker wordt gesteld dat het materiaal al is verouderd op het ogenblik dat het wordt aangekocht, is een uitstekend voorbeeld.
Een ander voorbeeld, waar ik ook in de commissie naar verwezen heb, betreft het schoolzwemmen. Ik realiseer me dat tijdens de vorige legislatuur - op basis van wetenschappelijk onderzoek - werd gesteld dat één jaar voldoende is om die eindtermen te halen, met andere woorden om op voldoende wijze te kunnen zwemmen, zodat leerlingen recht hebben op een jaar gratis zwemmen. Mijn ervaring als voormalig schepen van Onderwijs geeft me echter een enigszins ander beeld.
Tevens dient er voldoende aandacht te worden besteed aan communicatie en sensibilisering van de concrete gevolgen van dit ontwerp van decreet op alle actoren, zo ook wat betreft het bestaan en de bevoegdheden van de Commissie Zorgvuldig Bestuur. In de commissie stelde u, mijnheer de minister, dat: "… de Commissie Zorgvuldig Bestuur uitsluitend uit experts bestaat, wat haar volkomen neutraal maakt ten aanzien van verstrekkers en klanten. Dat garandeert een soort objectiviteit." Dat zorgt volgens ons evenwel niet altijd voor de nodige evenwichtigheid, uiteraard niet wat de samenstelling ervan betreft, maar met betrekking tot de besluitvorming. Een meer evenwichtige samenstelling uit gebruikers, onderwijsactoren en deskundigen lijkt daarentegen een betere garantie om meer evenwichtige besluiten te kunnen bieden.
Een laatste punt van aandacht heeft betrekking op de achterpoortjes die, naar wij menen, riskeren te blijven bestaan. De Vlor wees in zijn adviezen reeds op de gevaren voor 'creatieve' oplossingen die de dualisering tussen rijke en arme scholen nog zullen vergroten als blijkt dat de vooropgestelde maximumbedragen niet toereikend zijn. Ouderverenigingen van scholen met een bemiddeld publiek zijn in staat om veelvuldige financiële acties te organiseren en zullen optreden als sponsor van allerlei activiteiten die het onderwijs verlevendigen. Dat werkt onnodige concurrentie en dualisering tussen scholen in de hand, waardoor bepaalde ouders en leerlingen zich toch weer uitgesloten kunnen voelen. De heer Tavernier verwoordde het in commissie als volgt: "Het kan niet de bedoeling zijn dat kinderen op basis van de factuur uitgesloten worden. Een nieuw onderscheid valt te vrezen tussen scholen op basis van hun vermogen om geld in te zamelen of door feesten te organiseren. Hij vreest dan ook een onderscheid door sponsoring."
Een gelijkaardige uiting van creativiteit blijkt volgens mij uit de verplichte kledij, bijvoorbeeld het schooluniform. De vooropgestelde regeling bepaalt dat deze omwille van sociale redenen niet wordt opgenomen in de scherpe maximumfactuur, op voorwaarde dat dit gebeurt met het schriftelijk advies van de schoolraad. De Open Vld-fractie rekent erop dat in de nodige opvolging en bijsturing wordt voorzien. Wij geven aan dit ontwerp van decreet graag alle kansen. (Applaus)
De heer Voorhamme heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, dit ontwerp van decreet is, zoals mevrouw Helsen al zei, het tweede deel van het grote drieluik in het onderwijsbeleid. Ze vormen misschien wel het zwaartepunt van deze legislatuur, naast alle andere hervormingen. Het decreet op de studiefinanciering zorgde voor een selectieve, betere tegemoetkoming voor de schoolkosten. Nu krijgen we een universele maatregel, namelijk de kosteloosheid. Zoals mevrouw Helsen zei, wordt een andere financiering van de werkingsmiddelen in het vooruitzicht gesteld. De kosteloosheid is in het ontwerp van decreet verbonden aan die andere financiering waar een zekere logica in zit. De kosteloosheid op zich mag niet worden ondergesneeuwd door een voorafname op de discussie over de hervorming van de werkingsmiddelenfinanciering.
De kosteloosheid, zoals ze nu in het ontwerp van decreet naar voren gebracht is, brengt een ongelooflijke verbetering in het systeem van onderscheid dat tussen scholen bestond. Als we in aanmerking nemen dat elke school per leerling 45 euro extra ter beschikking krijgt om de kosteloosheid te kunnen financieren, zal dit voor de grote meerderheid van de scholen al volstaan. Dat blijkt ook uit onderzoek. Bij OVSG is vastgesteld dat, zonder die 45 euro, al meer dan 60 percent van de scholen zich onder die bedragen bevindt. Met die 45 euro erbij zullen slechts enkele scholen hier bovenuit komen en wat spaarzamer moeten zijn. De enkele scholen waar het dan om gaat, zijn scholen die zich exuberante uitgaven permitteren: frequente, meerdaagse uitstapjes en zo meer.
Mijnheer Voorhamme, nogal wat gemeente- en stadsbesturen passen voor het onderwijs heel wat bij vanuit hun eigen middelen. Bovendien zetten de scholen, leerkrachten en oudercomités in het vrije onderwijs heel wat activiteiten op om geld in te zamelen. Ik heb daar veel bewondering voor. Op die manier slagen zij erin om een beperkte factuur voor te leggen aan de ouders. Hun inspanningen én die van de gemeentebesturen moeten we daarnaast durven plaatsen. Die zaken samen maken inderdaad dat het met de extra 45 euro haalbaar is, maar we moeten benadrukken dat dit niet lukt zonder extra inspanningen.
Als het totaal geen effect zou hebben, en indien er geen probleem was, zouden we er ook niet over moeten stemmen.
Dit is in essentie een kwestie van kostenbeheersing, kostenaanrekening aan ouders en transparantie, maar het is ook een kwestie van gelijke kansen. We hebben een algemeen inschrijvingsrecht doorgevoerd naar aanleiding van het GOK-decreet. Dat algemene inschrijvingsrecht wordt uitgehold, onder meer door de enorme verscheidenheid van kostprijzen die aangerekend worden aan de ouders. Daardoor wordt het absolute inschrijvingsrecht deels een papieren maatregel.
Het complement van het absolute inschrijvingsrecht is dus dat er ook een absolute transparantie komt over de maximumprijzen die aangerekend kunnen worden. Die maximumprijzen moeten binnen een sociaal aanvaardbare limiet vallen. In Antwerpen en Gent heeft men overigens ervaring met het invoeren van een principe van een maximumfactuur. In Antwerpen loopt dat al enkele jaren in het basisonderwijs. Ik heb vastgesteld dat dit geen onoverkomelijke problemen stelt voor de onderwijsorganisatie en dat het bovendien zelfs een gunstig gevolg heeft voor de onderwijsorganisatie, omdat schoolteams ertoe aangespoord worden om innovatief te zijn er daar echt over na te denken.
Het is heel gemakkelijk om creatieve projecten in te richten met de school als je weet dat er nergens een lat ligt. Zo wordt, op basis van allerlei aantrekkelijke schoolprojecten, een onderscheid gemaakt tussen dure en goedkope scholen. Dat intervenieert in een rechtvaardige verdeling van schoolkeuzemogelijkheden. Ik heb dat vastgesteld op het terrein. Het is hoogst noodzakelijk dat we daar in heel Vlaanderen - en dus niet alleen in Gent en Antwerpen - een transparant beleid kunnen instellen. Ik vind dat een gigantische stap voorwaarts.
Ik vind dat een gigantische stap voorwaarts.
Mijnheer Voorhamme, ik voel me een beetje aangesproken wanneer u tweemaal verwijst naar Gent. Ik wil erop wijzen dat kostenbeheersing noodzakelijk is en dat het invoeren van een maximumfactuur een goede zaak is om echt tot gelijke kansen te komen. Daarin ondersteun ik u volledig.
We hebben in Gent de begroting besproken en vastgesteld dat in de nieuwe begroting 46 miljoen euro extra wordt bijgelegd uit de Gentse stadskas. De ongelijke financiering blijft bestaan en de inspanningen die het gesubsidieerd onderwijs, en dan vooral de vrije scholen, moet doen, blijven groot. De bussen van de stad Gent rijden naar het zwembad voor de kinderen van het stedelijk onderwijs terwijl andere scholen die bussen zelf moeten bekostigen. Kostenbeheersing is heel belangrijk maar de financiering, de gelijkschakeling en het optrekken vormen een belangrijk aspect dat zeker moet worden opgenomen.
De ongelijke behandeling, louter en alleen op basis van de netten, zou moeten worden uitgesloten. Dat is ook de reden waarom er een nieuw financieringssysteem komt. Ik wil erop wijzen dat er daarnaast een regeling in de maak is voor wat men het lokaal flankerend onderwijsbeleid noemt. Aan de gemeenten die dat nog niet doen, biedt dat de mogelijkheid om initiatieven te nemen waarbij ze ondersteuning kunnen geven aan alle netten tegelijk. Zwemactiviteiten en bosklassen worden in Antwerpen voor alle netten onder dezelfde voorwaarden georganiseerd. Ik vind dat een goed principe.
Toen ik de maximumfactuur in de praktijk invoerde, ging ik uit van een situatie waarbij er in een en hetzelfde net, namelijk dat van het stedelijk onderwijs, enorme prijsverschillen waren naargelang de school en de buurt waarin die school gelegen was en het publiek dat die school wenst te rekruteren. Er zijn ook bijzonder goedkope scholen in het vrij onderwijs en in het gemeenschapsonderwijs. Het is dus niet zozeer het net maar wel de cultuur en de profilering van scholen die een rol spelen. Om daar een eind aan te maken, moet er een algemene Vlaamse regeling komen. Dat is ook wat hier vandaag voorligt.
Er is daarnet gezegd dat er gevaar dreigt door de ontsporing via andere vormen van financiering. Dat is mogelijk maar we kunnen niet beletten dat scholen buiten de normale werkingsmiddelen, bijkomend geld rekruteren. Het is wel belangrijk dat daar transparantie over bestaat. Bovendien kunnen ouders nooit worden verplicht om financieel bij te dragen. Deze bijkomende middelen moeten trouwens ten goede komen van alle kinderen van de school.
Het zou misschien goed zijn om dat ook wat duidelijker in kaart te brengen.
We nemen nu een belangrijke maatregel voor het basisonderwijs. Na het decreet op de studiefinanciering, waarin toch heel duidelijk vanaf het kleuteronderwijs de lijn wordt doorgetrokken over het basis- en het secundair onderwijs tot zelfs het hoger onderwijs, zijn we het ook aan onszelf verplicht om werk te maken van de huidige, zeer ingewikkelde situatie en iets gelijkaardigs tot stand te brengen voor het secundair onderwijs. De kosten voor bijvoorbeeld meerdaagse uitstappen liggen gewoonlijk veel hoger in het secundair onderwijs dan in het basisonderwijs. Dikwijls is de onrechtvaardigheid daar nog veel groter.
We steunen dit ontwerp alleszins van harte. We zijn bijzonder fier dat in de loop van deze legislatuur dergelijke duidelijke regeling tot stand komt. (Applaus)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Voorhamme heeft gelijk dat met dit ontwerp een zeer belangrijke aanzet wordt gegeven aan het drieluik. De eerste passus uit het regeerakkoord handelt wel degelijk over de kosteloosheid van het leerplichtonderwijs, en in het bijzonder van het basisonderwijs. In het voorgaande decreet wordt een serieuze stap gezet. Mevrouw de voorzitter, zoals ook al is aangehaald, werd daar tijdens de vorige legislatuur al ernstig werk van gemaakt, onder andere over wat nu onder die kosteloosheid moet vallen.
Daarnaast is er het brede spectrum van scholen zoals we die in Vlaanderen kennen. Ze werken allemaal op een andere manier, zelfs los van de netten. Het is niet de bedoeling om via een eenduidige bepaling van wat kan en wat niet kan te komen tot een eenheidsworst. Mijnheer de minister, als ik me niet vergis, zijn dat ook uw woorden.
Bij de toelichting in de commissie werd gezegd dat we moeten blijven waken over die brede waaier van scholen. We moeten echter ook de garantie bieden voor de ouders en voor de kinderen dat de lessen kosteloos gevolgd kunnen worden.
Na het decreet dat vorige week werd goedgekeurd, het ontwerp dat we vandaag zullen goedkeuren en de nieuwe financieringsregeling van volgend jaar, wordt een serieuze meerwaarde geboden aan de kwaliteit van ons onderwijs en wordt een aanzienlijke stap gezet in de realisatie van ons regeerakkoord.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil de sprekers danken voor hun bijdrage, voor de steun voor niet alleen dit fundamentele ontwerp, maar vooral aan het drieluik waarrond we samen werken.
Dit drieluik omvat op de eerste plaats de regeling voor bijkomende financiële middelen voor de scholen, waarbij we niet alleen de lat gelijk willen leggen. We willen ook bijkomende middelen geven, met name voor scholen met veel kansarme leerlingen. Dat moet nog gebeuren. Vandaag ligt het ontwerp voor dat kostenbeheersing in onze basisscholen tot stand wil brengen. Ten slotte is er ook het al goedgekeurde stelsel van schooltoelage van het basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs.
Het gaat inderdaad om een drieluik dat samenhangt. Ik wil er de nadruk op leggen dat de samenhang tussen wat vandaag ter stemming voorligt - de kostenbeheersing - en wat later ter goedkeuring wordt voorgelegd - meer werkingsmiddelen voor de basisscholen - juridisch verankerd wordt. Het ene zal niet worden toegepast zonder dat het andere ook wordt goedgekeurd. Die duidelijke garantie wil ik geven aan alle scholen. We zullen het principe van de maximumfactuur niet doorvoeren als volgend jaar in dit halfrond geen tekst wordt goedgekeurd over de werkingsmiddelen van de scholen.
Laat me nog eens herhalen wat de boodschap is. Misschien moet ik eerst een beetje negatief zeggen wat de boodschap níet is. De boodschap is níet dat we alles gratis maken. Warme maaltijden in scholen zullen worden betaald. Alleen zeggen we dat er overleg over moet zijn, dat scholen daarop geen winsten moeten willen maken. Warme maaltijden en andere dienstverlening zullen betaald worden. Voor uitstappen en materialen die het onderwijs levendig maken, mag er een bijdrage worden gevraagd.
De boodschap is ook níet dat we hier plotseling een soort van 'tournée générale' organiseren via het onderwijsbudget, waarbij alle ouders in Vlaanderen in hun portemonnee een klein beetje extra geld overhouden.
De boodschap is wél dat we meer werkingsmiddelen zullen geven aan de scholen, waardoor ze allemaal hun onderwijs nog boeiender, nog interessanter, nog levendiger zullen kunnen maken; waardoor ze, indien ze dat wensen, nog meer en betere uitstappen zullen kunnen maken. De boodschap is - en dat is fundamenteel - dat we het onderscheid tussen dure en goedkope scholen, met name voor wat betreft de meerdaagse uitstappen die ze organiseren, toch liever uit de wereld zouden willen wegwerken en alleszins aanzienlijk willen milderen.
Ten slotte willen we duidelijkheid scheppen omtrent de toepassing van wat de Grondwet zegt over de kosteloosheid, met name in het basisonderwijs. Die duidelijkheid komt er dankzij de lijst die wordt goedgekeurd. Ze is vanuit het standpunt van de ouders en van de directies belangrijk. Vandaar het initiatief om hier ook een lijst goed te keuren met de items waarvoor kosteloosheid vanaf 1 september onverkort zal gelden. Ik zal die lijst overigens ook met een omzendbrief verduidelijken.
Ik wil terugkomen op enkele opmerkingen. Mevrouw Demeulenaere, u vraagt zich af of de Commissie Zorgvuldig Bestuur niet zou moeten worden verruimd met deelnemers vanwege de ouders en de scholen zelf. Ik pleit daar nogal uitdrukkelijk tegen, maar ik begrijp uw zorg. We moeten inderdaad blijven dialogeren. Op het terrein moet er veel dialoog zijn met ouders en schoolbesturen over hoe je dit nu moet toepassen, en over hoe je in de praktijk kosten moet beheersen. Daar heeft de voorzitster van onze onderwijscommissie nog eens terecht op gewezen. Dit is een participatieve aangelegenheid. Maar dat moet gebeuren in de scholen. De Commissie Zorgvuldig Bestuur is niet participatief van opvatting. Die commissie dient niet om een draagvlak in de scholen te creëren maar om de regelgeving te controleren. Precies daarom is zij een beetje extern aan de partners in de scholen. Daarom bevat zij geen vertegenwoordiging van oudercomités, geen vertegenwoordiging van de ouderkoepels, geen rechtstreekse vertegenwoordiging van de inrichtende machten. Deze commissie is een wat onafhankelijke commissie die de toepassing van de regelgeving beoordeelt. Ik pleit ervoor dat we dat zo houden. Dat draagvlak moet tot stand komen in de scholen. Dat is zeer belangrijk.
Dan zijn er de vele zorgen van mevrouw Helsen over de haalbaarheid van deze aangelegenheid. Ik wil dit toch wat nuanceren. De studie van het HIVA, die we u hebben bezorgd, is hier toch bijzonder geruststellend. Mevrouw de voorzitster, ik wil hier nog even enkele cijfers uit die studie herhalen.
Uit de studie blijkt dat de gemiddelde kleuterschool vandaag voor de materialen die kosteloos zouden moeten zijn 7 euro per jaar per kleuter vraagt. Wij geven nu die gemiddelde kleuterschool 45 euro om die kosteloosheid onverkort waar te maken. Tegenover een marginaal probleem van 7 euro, dat toch oplosbaar moet zijn, stellen we dus een injectie van 45 euro. Waar is nu dat probleem? De gemiddelde lagere school vraagt volgens het HIVA-onderzoek voor materialen die je kosteloos ter beschikking zou moeten stellen 28 euro. Wij geven de gemiddelde lagere school 45 euro per kind om dat probleem aan te pakken. Dat is toch oplosbaar? Ik kom bij de scherpe maximumfactuur: de verplichte tijdschriften, schoolreizen van één dag, uitstapjes naar het toneel. De gemiddelde kleuterschool vraagt daarvoor 20 euro per jaar. De gemiddelde lagere school vraagt daarvoor 36,5 euro per jaar. Wij stellen voor maxima in te voeren voor de kleuterschool van 20 euro per jaar en voor de lagere school van 60 euro per jaar.
Waar ligt het probleem dan? (Opmerkingen)
Wacht even. Ik weet wel dat de statisticus verdronk in het midden van de rivier waarvan hij zei dat ze gemiddeld een meter diep was. Ik kom tot datgene waar het werkelijk over gaat. De scholen die beantwoorden aan het gemiddelde profiel of er onder zitten, zullen de komende jaren zeer veel extra geld krijgen, boven op die 45 euro. Ze hebben geen enkel probleem met hun factuur, waardoor ze dat geld kunnen gebruiken om nog meer en beter te doen voor de kinderen.
Ik kom dan bij de meerdaagse uitstappen. Die zijn eigenlijk ongeveer onbestaande in het kleuteronderwijs, en dat willen we zo houden. Daar moet geen geld voor worden gevraagd. In de lagere scholen wordt gemiddeld over de hele lagereschoolcarrière van een kind 323 euro gevraagd. We vragen om die kosten te beperken tot 360 euro over een periode van zes jaar. Voor de meeste scholen stelt zich dus geen probleem. Uit de HIVA-studie leren we echter ook dat scholen toch wel erg ongelijk zijn. Er zijn inderdaad scholen die niet op het gemiddelde zitten voor meerdaagse uitstappen en die 1000, 1200 of zelfs meer euro vragen over de schoolcarrière van een lagereschoolkind. U zult het met me eens zijn dat dit redelijk veel geld is. Er is een kloof tussen 360 en 1200 euro, maar als u kijkt naar welke bijkomende injectie aan middelen we doen, dan is dat oplosbaar. We geven nu 45 euro. Er komt gemiddeld 130 euro bij. Dat is gemiddeld 175 euro. 175 euro over zes jaar is 1050 euro. Er komt dus gemiddeld 1050 euro bij. Dat moet scholen toch in staat stellen om rond te komen. Als de Vlaamse overheid dat doet, dan moet het toch mogelijk zijn om de facturen te doen dalen?
Ik ben het met u eens dat het om gemiddelden gaat en dat u het decreet nog niet hebt gezien. We zullen dat samen maken. Als we met dergelijke cijfers bezig zijn waarbij we de werkingsbudgetten van de basisscholen die reeds door mevrouw Vanderpoorten aanzienlijk zijn verbeterd nog eens met 37 percent verbeteren, dan mag de Vlaamse overheid daar in ruil voor vragen dat de kosten worden beheerst. Het is geen verhaal van allemaal gratis. Het is geen verhaal van eenheidsworst, maar van kostenbeheersing. Dat mogen we vragen. We vragen dat omdat in de Vlaamse samenleving kinderen van eerder rijke ouders of van ouders met een gemiddeld inkomen zich net zo goed thuis moeten voelen in een school als kinderen van eerder arme ouders en omgekeerd. Ze mogen niet met het vervelende gevoel zitten dat hun ouders eigenlijk heel veel moeten laten betalen als ze mee op uitstap gaan. De ouders mogen niet het gevoel hebben dat ze hun kind liever niet naar die dure school sturen omdat het toch wel veel geld zal kosten. Dat mag niet gebeuren. Impliciete sociale selectie omwille van het feit dat scholen een dure reputatie hebben, mogen we in Vlaanderen in het basisonderwijs waar alles begint, niet voor hebben. In Vlaanderen kunnen we zeggen dat in de meeste ziekenhuizen arme mensen worden verzorgd naast rijke mensen. Gelukkig maar. Hetzelfde moet gelden voor scholen. Kinderen van rijke ouders moeten er zich thuis kunnen voelen net zoals kinderen van arme ouders zonder dat ze beschaamd moeten zijn over de vaststelling dat sommige facturen toch nogal zwaar wegen voor hun ouders. Ze moeten allemaal zonder probleem kunnen meegaan op de uitstappen en nog mooiere uitstappen kunnen maken. Daarover gaat het. (Applaus bij sp.a-spirit)
Mevrouw de voorzitter, dit drieluik is niet af. Met de cijfers van het HIVA kunnen we met een vrij gerust geweten zeggen aan de scholen dat dit een haalbare kaart is. De gemiddelde school heeft geen enkel probleem. Er zijn excessen, en die moeten de wereld uit.
We betalen zelfs om die excessen uit de wereld te helpen. We vragen daarvoor uw vertrouwen. Vanzelfsprekend zullen we nog veel discussiëren over dat nieuwe financieringsvoorstel. Er zal nog veel water naar de zee vloeien vooraleer het nieuwe voorstel er is. Ik ga er wel van uit dat dit fundamentele ontwerp van decreet nog voor de zomervakantie van 2008 hier zal zijn besproken en goedgekeurd. Het wordt een echte hoeksteen van een democratisch hoogstaand onderwijs in Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb inderdaad mijn grote bezorgdheid geuit. U zegt dat een gemiddelde slechts een gemiddelde is. Ik ben vooral bezorgd over de goede invoering van de nieuwe financiering. Vandaag moeten de scholen veel inspanningen leveren om de nodige middelen te verzamelen om de kostprijs van de factuur te kunnen beperken. De doelstelling die aan de basis van uw initiatief ligt, steunen we volledig. Het is onaanvaardbaar dat er rijke en arme scholen zijn, of dat er grote verschillen tussen de scholen zijn en sommige ouders tegen een financiële drempel aankijken.
We willen echter niet alleen gelijke kansen voor leerlingen en ouders, maar ook gelijke kansen voor scholen en leerkrachten. Dat laatste willen we dankzij de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs bewerkstelligen. Het werk is niet af, en u vraagt het vertrouwen. Zoals ik al heb gezegd, geven wij u dat vertrouwen. Als de tekst op tafel ligt, zullen we nagaan of een en ander goed kan worden gerealiseerd.
De algemene bespreking is gesloten
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 1221/3).
De artikelen 1 tot en met 8 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.