Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Roegiers heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, dit is de vierde vraag op rij, die ook van een totaal andere orde is dan de vorige drie. Ze is daarom echter niet minder interessant.
De afgelopen week moesten we alweer betreuren dat in de Gazastrook minstens 120 Palestijnen gedood zijn ten gevolge van intern geweld tussen de verschillende fracties binnen de Palestijnse Autoriteit. Dat is het trieste hoogtepunt van meer dan een jaar latente spanning in Palestina, en vooral in de Gazastrook. Dat geweld is zeker voor een deel het gevolg van de verkiezingsoverwinning van Hamas en de beslissing die de Verenigde Staten en Europa daarop hebben genomen om geen directe hulp meer te verlenen aan Palestina.
Wie, zoals een aantal collega's, Gaza een beetje kent, weet dat dit gebied niet meer of minder dan een grote openluchtgevangenis is. Als men mensen laat samenleven in armoede, in werkloosheid, in kansenloosheid, dan weet men ook dat het resultaat vaak in geweld uitmondt. Dat is precies wat we hebben bereikt met het stopzetten van de directe hulp. Vorig jaar heeft onder andere ook de heer Glorieux daarvoor in de commissie gewaarschuwd.
Ondertussen is Gaza naar aanleiding van het geweld zo goed als volledig overgenomen door Hamas. President Abbas heeft de regering van nationale eenheid naar huis gestuurd en er is een Fatahgezinde regering aan de macht gekomen. Dat is toch minstens op de westelijke Jordaanoever het geval.
Mijnheer de minister, ondertussen hebben de Verenigde Staten en Europa beslist om de directe hulp aan Palestina te hervatten. Gelet op het feit dat de twee grote wereldmachten deze beslissing hebben genomen, neem ik aan dat ook Vlaanderen de directe hulp zal en kan hervatten. Hernemen we ook effectief de directe hulp aan de Palestijnse Autoriteit? Hoe groot is die en wanneer wordt ze effectief ingezet? Betekent dit ook dat u het eens bent met de feitelijke tweedeling van Palestina in een Gazastrook, waar Hamas aan de macht is en waar we enkel werken via noodhulp en multilaterale hulp, en de westelijke Jordaanoever, die wel directe steun krijgt?
In antwoord op een interpellatie naar aanleiding van het vernieuwd standpunt van de Vlaamse Regering hebt u gezegd dat er ook mogelijkheden waren om een bilateraal samenwerkingsakkoord met Palestina af te sluiten. Hoever staat het ondertussen met dat bilateraal samenwerkingsakkoord? Kunnen we daar, gelet op de situatie in Palestina, versneld werk van maken?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Roegiers, ik wil eerst toch een misvatting rechtzetten. Vlaanderen heeft nog nooit bilaterale rechtstreekse hulp verleend aan de Palestijnse Autoriteit. Tijdens mijn ministerschap wordt gewerkt met de Verenigde Naties en humanitaire organisaties. Ook daarvoor was dat het geval.
Het is wel zo dat we met de regering van plan waren om een bilaterale samenwerkingsovereenkomst te sluiten met de Palestijnse Autoriteit. In oktober 2005 ben ik daarvoor naar Ramallah getrokken. Zoals u weet, werden die plannen doorkruist door het verkiezingsresultaat en de daaropvolgende problemen. U hebt terecht gewezen op de grote ellende en miserie die er is op dit ogenblik.
Het is echter ook zo dat we nooit nagelaten hebben om verder te werken met humanitaire organisaties, hoewel andere donoren op bepaalde momenten die steun wel hebben stopgezet. We doen dat meestal via het meest geëigende kanaal, de UNRWA, die u ook kent. Die organisatie is heel actief, heeft ook een rechtstreekse toegang en zorgt ervoor dat de hulp ter plaatse komt. In april heb ik op mijn kabinet nog contact gehad met de commissaris-generaal van de UNRWA, mevrouw Karen Koning AbuZayd.
Ik heb toen ook beslist om opnieuw 250.000 euro voor humanitaire hulp ter beschikking te stellen van UNRWA. Wij zetten het beleid van zo veel mogelijk rechtstreekse steunhulp aan de Palestijnse bevolking, die het heel hard nodig heeft, voort.
Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord en ook voor uw aankondiging dat u die steun verleent. Ik heb nog een specifieke vraag. Zullen wij, gezien de nieuwe situatie, versneld effectief het bilaterale samenwerkingsakkoord sluiten met de Palestijnse overheid, of zal er wat meer tijd overheen moeten gaan?
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. De zorg van de heer Roegiers is oprecht, maar ik ben het niet volledig eens met zijn analyse. Of Europa, of Vlaanderen, of het Westen zoveel schuld heeft aan de huidige situatie, is heel betwistbaar. De vraag is dan nog maar welke alternatieven er zijn.
Maar de heer Roegiers doet ook alsof de situatie gestabiliseerd en definitief is, met een verdeling van de Palestijnen in enerzijds een door Hamas gecontroleerde Gazastrook en anderzijds de Westelijke Jordaanoever, die door Abbas, Fayad en hun mensen wordt gecontroleerd. Ik ben nog niet zo zeker dat die situatie stabiel wordt. Als de Verenigde Staten en Israël nu ineens bepaalde geldkranen weer opendraaien, zal dat misschien veeleer deel uitmaken van een strategisch spel dan dat het kadert in een oprechte zorg om een stabiele Palestijnse Autoriteit uit te bouwen. De vraag is of Vlaanderen daar nu een standpunt moet innemen. De situatie is veel te ondoorzichtig. Ook mevrouw Ferrero-Waldner vraagt zich af via welke kanalen de financiering van de Palestijnen moet verlopen.
Laat ons toch niet vergeten dat een van de belangrijkste redenen om op Hamas te stemmen de corruptie van Fatah was. De Palestijnen waren teleurgesteld over Fatah en over het feit dat daar heel veel geld is verdwenen. Gaan we nu, in deze kritieke en onduidelijke omstandigheden, ineens weer een van de partijen steunen? Wij kunnen ons allemaal achter noodhulp scharen, heel zeker, maar nu bilaterale akkoorden afsluiten en een van die twee partijen steunen, zonder uitzicht op een definitieve politieke oplossing, is toch te vroeg. Het is niet de rol van Vlaanderen om daar nu stappen te zetten. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Dank u, mevrouw de voorzitter. Gisteren zijn de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU samengekomen. Ze hebben een aantal beslissingen genomen - onder meer en in eerste instantie om bijkomende humanitaire hulp te sturen, ook aan Gaza. Daarvoor is 90 miljoen euro opzijgezet. Maar de commissieleden en de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU hebben, zich terdege bewust van de mogelijkheid dat het geld niet zal aankomen waar het moet aankomen, beslist dat die 90 miljoen euro pas zal worden uitgekeerd als de controleorganen en het controletraject, dat wordt uitgewerkt door de Commissie, zullen worden nageleefd. Ik wil mij dan ook aansluiten bij de vraag van de heer Roegiers om in eerste instantie enkel noodhulp en humanitaire hulp te voorzien voor de getroffen gebieden.
Op die laatste vraag heb ik geantwoord, mevrouw de voorzitter.
Ik wil nog concreet ingaan op de bijkomende vraag van de heer Roegiers. Het zal nog een tijdje vergen. Wij voeren hetzelfde beleid als onder de vorige regering. Dat beleid is gebaseerd op de erkenning van Israël en Palestina als twee staten, en dus niet van twee Palestijnse staten. Ik zou graag een bilaterale overeenkomst tot stand kunnen brengen, maar de omstandigheden laten dat op dit ogenblik niet toe. Dus gaan we door, binnen onze bescheiden budgetten, met steun aan de Palestijnse bevolking.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het hele parlement streeft naar een vredevolle samenleving in het Midden-Oosten. Daarom verbaast het mij vandaag op de website van Wapenexport Vlaanderen te moeten lezen dat er alweer zeven exportlicenties aan Israël zijn uitgereikt, en dat zonder enige garantie dat deze wapens niet zullen worden ingezet in het conflict aldaar. Ik weet dat dit een vraag is voor mevrouw Moerman, die vandaag niet beschikbaar is, en niet voor u.
Het incident is gesloten.