Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Helsen, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie besprak voorliggend ontwerp van decreet op 29 en 31 mei 2007. Zoals bij vorige verzameldecreten bevat ook dit decreet aanvullingen van bestaande niveaudecreten - basis- en secundair onderwijs, deeltijds kunstonderwijs, volwassenenonderwijs, CLB en hoger onderwijs - of van bestaande themadecreten - inspectie, internaten, GOK.
Zoals de minister in de commissiebesprekingen aangaf, heeft voorliggend decreet drie doelstellingen. Ten eerste uitvoering geven aan bepalingen uit de beleidsnota die nodig zijn om het schooljaar 2007-2008 te starten. Ten tweede de afspraken van de recent opgestelde cao II hoger onderwijs en cao VIII voor de andere onderwijsniveaus omzetten in regelgeving. En ten derde gaat het om een aantal ingrepen om verdere vereenvoudigingen op het onderwijsniveau mogelijk te maken en een reeks technische aanpassingen.
Enkele belangrijke thema's die opgenomen zijn: in het basisonderwijs worden de vele verschillende teldata vereenvoudigd voor de berekening van de lestijden, voor het bepalen van het werkingsbudget en voor het behalen van de rationalisatie- of programmatienormen. Ook zijn er in het decreet twee maatregelen opgenomen om de kleuterparticipatie te verhogen. Enerzijds gaat het om het toekennen van een aantal bijkomende uren aan het onderwijsveld om een actief beleid voor verhoogde kleuterparticipatie uit te tekenen. Anderzijds komen er bijkomende GOK-lestijden in scholen met een hoog percentage aan GOK-leerlingen.
Zoals voorzien in cao VIII ontvangt het secundair onderwijs vanaf volgend schooljaar extra middelen om een beleid rond taak- en functiedifferentiatie uit te bouwen. Voorliggend decreet zet die afspraak om in regelgeving. In het buitengewoon secundair onderwijs wordt in bijkomende ambten voor het ondersteunend personeel voorzien. In het deeltijds kunstonderwijs komt er meer administratief personeel. Verder bevat het decreet een reeks maatregelen die een vereenvoudiging en harmonisatie betekenen voor hogescholen en universiteiten.
Een andere belangrijke maatregel is de aandacht voor nascholing. Zo worden in uitvoering van cao VIII extra middelen geïnvesteerd in nascholing van directeurs. Ook kent de overheid nascholingsbudgetten toe aan de centra voor volwassenenonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Tot slot regelt het decreet een voltijds engagement in het deeltijds leren door een wijziging van de wet op de leerplicht.
Omwille van het karakter van een verzameldecreet gebeurde de bespreking ervan artikelsgewijs. Uitgezonderd de algemene tussenkomst van het Vlaams Belang en Groen! die vooral de laattijdige indiening van het decreet stelde. Verschillende amendementen werden ingediend en goedgekeurd. Daarvoor verwijs ik naar het schriftelijke verslag. Het geamendeerde ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XVII werd in de commissie unaniem aangenomen met negen stemmen.
Tot daar het verslag.
Vanuit de CD&V-fractie wil ik een zeer beknopte uiteenzetting houden. Tijdens de bespreking in commissie hebben we bij de artikelsgewijze bespreking bijkomende vragen gesteld over verschillende elementen van het decreet, zoals de wijze van toekenning van de GOK+-lestijden, de oprichting van de autonome centra voor deeltijds onderwijs en het retroactief toepassen van de nieuwe regelgeving met betrekking tot het hoger onderwijs en de toepassing van het voltijds engagement.
Mijnheer de minister, u hebt in de commissie voldoende antwoord gegeven op onze verschillende vragen en opmerkingen. Onze bekommernissen met betrekking tot het deeltijds onderwijs hebben we aan bod kunnen brengen, maar ze zullen nog ter sprake komen tijdens de bespreking van de conceptnota leren en werken, die voor binnenkort is gepland in de commissie voor Onderwijs.
Mijnheer de minister, verder willen we in deze plenaire bespreking geen bijkomende opmerkingen maken, omdat ze in de toekomst nog aan bod zullen komen of omdat u voldoende hebt geantwoord op onze vragen. We zullen dit ontwerp van decreet dan ook goedkeuren. (Applaus bij CD&V, sp.a-spirit en de N-VA)
Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op het gevaar af om, net zoals vorig jaar, in herhaling te vallen, zou ik bijna woordelijk de aanhef van de bespreking van onderwijsdecreet XVI kunnen herhalen.
Ik stelde toen dat mijn fractie het helemaal niet eens was met de manier waarop het decreet behandeld moest worden. Niet alleen werd toen de datum overschreden, zoals vermeld in de resolutie van 28 mei 2003, waartegen decreten moeten worden ingediend indien ze op 1 september in werking treden. Ook toen werden de scholen door middel van omzendbrieven op de hoogte gebracht van de te verwachten maatregelen.
We zijn intussen een jaar verder en moeten dezelfde opmerkingen herhalen. Niet alleen is de datum van 1 mei weer eens overschreden, zij het minder lang dan vorig jaar, maar ook deze keer zijn de scholen door middel van omzendbrieven al op de hoogte gebracht van de maatregelen die op 1 september zullen ingaan.
Ik zou hier dus nogmaals willen benadrukken dat onze fractie zeer zwaar tilt aan het feit dat de resolutie, die hier unaniem werd goedgekeurd, jaar na jaar met de voeten wordt getreden. Maar blijkbaar is het enkel vanuit de oppositie, het betoog van collega De Meyer uitgezonderd, dat telkens weer wordt aangedrongen op het naleven van deze resolutie.
Collega's, ik zou kort nog even willen stilstaan bij onze houding tijdens de bespreking in commissie van dit ontwerp van decreet. We hebben toen niet deelgenomen aan het debat, omdat we de schijn van een debat in de commissie niet langer willen ophouden. Door de snelheid waarmee onderwijsdecreten door de commissie gejaagd worden, is het niet langer mogelijk om die grondig voor te bereiden, noch om er een grondige discussie over te voeren. Ook het feit dat op de valreep nog een twintigtal amendementen werden ingediend, die afkomstig zijn vanuit het kabinet, maar die getekend worden door de toevallig aanwezige leden van de meerderheidspartijen, maakt het niet eenvoudiger om een grondig debat te voeren over de elkaar snel opvolgende onderwijsdecreten.
Deze opmerking klinkt niet alleen bij de oppositie. Ook de Raad van State en de Vlor maken gelijkaardige opmerkingen. De zeer korte tijdspanne die hun gegund wordt om een advies op toch wel belangrijke onderwijsdecreten voor te bereiden, laat hun niet de tijd om een gedragen advies te formuleren. Noodgedwongen stelt de Raad van State dat hij, ondanks het feit dat hij al zijn middelen heeft aangewend, in de onmogelijkheid is gesteld aan het ontwerp voldoende aandacht te besteden en dus geen werk kan leveren dat overeenstemt met de kwaliteitsvereisten die de regering of het parlement mogen verwachten van de afdeling wetgeving.
De Vlor heeft gelijkaardige opmerkingen. De Vlor zegt: 'De Vlaamse Onderwijsraad kreeg een zeer beperkte termijn om dit advies voor te bereiden. Daardoor heeft hij moeten werken op voorlopige teksten, waaraan naar aanleiding van de goedkeuring in de Vlaamse Regering nog grondige wijzigingen werden aangebracht. De Vlaamse Onderwijsraad vraagt dan ook om over voldoende tijd te kunnen beschikken om een grondige bespreking te voeren over de voorontwerpen van decreet.'
Ik was dan ook onaangenaam getroffen toen ik in het verslag las dat de minister vlakaf stelde dat net het uitputten van de adviestermijnen een van de oorzaken is van de laattijdige indieningen van ontwerpen in het parlement. Volgens mij is dit de wereld op zijn kop. Of moeten we hieruit besluiten dat de minister liever ontwerpen door de commissie, en bij uitbreiding door het parlement, zou laten goedkeuren zonder voorafgaandelijk advies? Dat dit de besprekingstijd zou verkorten, is wel duidelijk, maar of het een goede zaak zou zijn voor het parlementaire werk en voor het resultaat nadien, blijft een vraag.
Collega's, nu het ontwerp van decreet hier inmiddels in de plenaire vergadering besproken wordt, willen wij toch ook even stilstaan bij een aantal inhoudelijke bedenkingen. Mijnheer de minister, u weet inmiddels wel dat mijn fractie u in grote lijnen volgt wat uw voornemens in verband met kleuterparticipatie betreft. Toch willen wij een opmerking maken, gelijkaardig aan die van de Vlor: het is jammer dat we over het geheel van uw nota kleuterparticipatie nooit van gedachten hebben kunnen wisselen. Nu moeten we vaststellen dat een heel aantal maatregelen geïmplementeerd worden in verschillende decreten. De verschillende maatregelen moeten dus op zichzelf goedgekeurd worden, maar over het hele plaatje is tot nu toe niet gesproken.
Deze opmerking is een beetje analoog aan die die ik gemaakt heb bij de bespreking van het decreet over de studiefinanciering: het is moeilijk om de verschillende delen te beoordelen als het geheel niet helemaal duidelijk is. Ook blijft de vraag open waarom het maken van afspraken over het verhogen van kleuterparticipatie net aan het LOP wordt opgedragen. Als ik me niet vergis, is er een evaluatie gebeurd van de werking van de LOP's, die niet onverdeeld positief was. Zou het niet logisch zijn om er eerst voor de te zorgen dat de LOP's optimaal functioneren wat de hun eerder opgelegde taken betreft, vooraleer nieuwe taken aan hun opdracht toe te voegen? Wat moet er gebeuren met die gemeenten waar geen LOP werkzaam is? Op welk niveau worden daar afspraken gemaakt?
Mijnheer de minister, u kent ook zorg+-uren toe aan de scholengemeenschappen om te zorgen voor een bevordering van de kleuterparticipatie. Hoewel wij dit een goed idee vinden, betreuren wij de onvolledigheid ervan. De flankerende maatregelen ten aanzien van de ouders ontbreken hier immers. Volgens ons zijn het net maatregelen die rechtstreeks de ouders bereiken, die het meeste effect zullen hebben. Misschien hebt u wel de bedoeling om ook die piste verder uit te werken, maar, zoals ik eerder al zei, door het gefragmenteerd aanbieden van de verschillende maatregelen, wordt het moeilijk om het geheel te zien en dus te beoordelen.
U wilt maximale ondersteuning en begeleiding van onderwijskansarme kleuters bevorderen door het toekennen van GOK+-lestijden aan scholen waar meer dan 40 percent onderwijskansarme leerlingen zitten. Hoewel wij uw redenering kunnen volgen dat de scholen die het zwaarst worden getroffen, het meest moeten worden geholpen, stellen wij ons toch de vraag hoever we nog zullen gaan: eerst GOK, dan GOK+, later misschien GOK++. Wordt het niet eens tijd - ik stel duidelijk een open vraag want ik heb er ook geen pasklaar antwoord op - om ernstig na te denken of de huidige structuren in ons Vlaams onderwijslandschap nog volstaan om de enorme diversiteit in de leerlingenpopulatie adequaat op te vangen.
Mijnheer de minister, een andere opmerking van mijn fractie betreft de modularisering in het secundair beroepsonderwijs. Zonder gekant te zijn tegen het principe van modularisering, stellen wij ons toch een aantal vragen betreffende deze tijdelijke projecten. Deze lopen nu al een aantal jaren en worden nu opnieuw verlengd, zonder dat er echter een objectieve evaluatie aan deze verlenging voorafgaat of in het vooruitzicht wordt gesteld. We weten goed dat deze verlenging er komt omdat het nieuwe financieringsmechanisme nog niet helemaal op punt staat en om de continuïteit van de opleiding van leerlingen niet in het gedrang te brengen. Toch dringen wij aan op een objectieve evaluatie van het hele systeem van de modularisering, zodat tegelijk met de invoering van het nieuwe financieringsmechanisme een definitieve beslissing kan worden genomen. Bij deze evaluatie moet niet alleen gekeken worden naar het systeem op zich, maar ook naar de effecten op lange termijn: wat is het verschil tussen de leerlingen die afstuderen na een lineaire of na een modulaire opleiding? Zijn er verschillen in uitstroom, in arbeidsmarktkansen, in participatie aan levenslang leren? Vooraleer er beslist kan worden of en hoe modularisering in het secundair onderwijs uit de experimentele fase wordt gehaald, moet er immers een duidelijk antwoord worden gegeven op deze vragen. Anders zullen we hier weer eens moeten komen vertellen dat we niet kunnen oordelen omdat we het hele plaatje niet kennen.
Een laatste opmerking over dit decreet betreft de voorafnames die ook nu weer gebeuren op nog te voeren debatten. Ook dit hebben we reeds eerder gezegd: door in decreten zoals dit bepaalde principes reeds vast te leggen - eerder ging het over de term hoger beroepsonderwijs, nu over de invulling van een voltijds engagement en werkplekleren - hypothekeert u de discussie die nog moet volgen.
Ook wat dit betreft, staan we niet alleen met onze opmerkingen. Zowel de Vlor als de SERV zegt iets gelijkaardigs.
Mijnheer de minister, geachte leden, hoewel we de noodzaak van een dergelijk verzameldecreet op het einde van een schooljaar wel inzien, kunnen we dit ontwerp vandaag onmogelijk goedkeuren, en dit omwille van de redenen die ik aan het begin van mijn betoog aanhaalde. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tavernier heeft het woord.
Ik ben het voor een groot deel eens met de opmerkingen die mevrouw Michiels daarnet heeft gegeven. Het is een erg technisch ontwerp van decreet, dat handelt over zeer verschillende onderwerpen. Dat was trouwens ook duidelijk bij de bespreking in de commissie. De minister werd bijgestaan door heel wat medewerkers. Dat was terecht. Ik zou willen citeren wat de heer De Cock heeft gezegd, weliswaar in de wandelgangen. De minister had gezegd dat we het als een eer moesten beschouwen dat er zoveel medewerkers waren om te antwoorden op de vragen van de parlementsleden. De heer De Cock stelde daarop dat één nar meer vragen kan stellen dan zeven wijzen kunnen beantwoorden. Met de nar bedoelde hij diegene die vragen mag stellen. Misschien was dat te weinig bedreigend voor de minister. Ik zal proberen in het vervolg meer voor de minister bedreigende vragen te stellen.
Het is vooral belangrijk dat er in Onderwijs tijdig goede maatregelen worden genomen, waarop de parlementsleden ook een voldoende goed zicht hebben.
De heer De Cock heeft het woord.
Ik heb dat inderdaad gezegd, maar ik heb het in het Duits gezegd: "Ein Narr kann mehr Fragen stellen als sieben Weise beantworten können." In de Duitse cultuur is een nar eigenlijk een heel humoristisch en verstandig iemand. Ik geef de minister gelijk dat hij een batterij in stelling brengt om op de vragen van de heer Tavernier te antwoorden. Waarom niet?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, nu dat incident is opgehelderd, kan ik me helemaal aansluiten bij wat de heer De Cock zegt. Met de toelichting die hij geeft, vind ik dat een zeer adequate uitspraak. De heer Tavernier heeft vele verstandige vragen gesteld. Ik had een batterij van mijn goede medewerkers van mijn departement nodig om daar goede antwoorden op te geven. Dat is ook wel normaal bij dit soort ontwerp van decreet. Ik ga niet herhalen wat er hier in eerdere debatten is gezegd over de misschien spijtige noodzaak, gezien het legaliteitsprincipe, zoals dat vandaag wordt geïnterpreteerd, om met dergelijke verzameldecreten te werken. Dat leidt inderdaad tot het soort debat dat we hebben.
Inhoudelijk is alles goed samengevat door mevrouw Helsen. Zij heeft ook verwezen naar de uiteenzettingen die haar fractie heeft gedaan over belangwekkende onderwerpen, zoals het deeltijds leren. Wij leggen hier een principe vast met betrekking tot een voltijds engagement. De vraag is inderdaad hoe we dat waarmaken. Dat veronderstelt inderdaad toch wel een andere aanpak, en hier en daar ook een wat andere structuur in het brede domein van het deeltijds leren en werken. We gaan daar een debat over hebben, aan de hand van een conceptnota.
Ik vond het wel belangrijk dat we dit principe nu al duidelijk vastleggen. Dit is een belangrijke breuk met iets dat, denk ik volkomen te goeder trouw, is gebeurd in 1983. Toen stond iedereen daar, denk ik, achter. Ik weet eerlijk gezegd niet wat mijn voorgangers daar destijds over hebben gezegd in het parlement. Wat in 1983 is gebeurd, het invoeren van de deeltijdse leerplicht, was een logische stap. We herzien dit nu echter. Het is wel belangrijk dat we het principiële signaal geven dat we een voltijdse zinvolle bezigheid willen, met zinvolle leerprocessen voor mensen tot ze 18 jaar zijn, en dit gedurende 5 dagen per week. Mevrouw Helsen, u staat daar ook volkomen achter. U vraagt hoe we dat gaan waarmaken. Het was nu tijd dit signaal te geven. Vervolgens gaan we zeer snel over die conceptnota discussiëren.
Mevrouw Michiels kwam terug op een aantal punten waarover we het in de commissie ook al hebben gehad. Ik ga dat niet allemaal herhalen. Dat zou ons te ver leiden. Toch wil ik ingaan op twee punten, om misverstanden te vermijden. Mevrouw Michiels, u zei dat ik de lokale overlegplatforms gelijke kansen wil inschakelen in het bevorderen van de kleuterparticipatie, maar vraagt zich af wat ik doe daar waar er geen lokaal overlegplatform is.
U moet daarbij zeggen dat we de scholengemeenschappen extra punten zullen geven waarmee ze medewerkers kunnen aanwerven. Dat gaat in totaal om 78 voltijdse equivalenten die vanaf volgend schooljaar aan het werk kunnen gaan om de actie kleuterparticipatie te ondersteunen. Dat is overal in Vlaanderen de ruggengraat van de actie. Die zit in de scholengemeenschappen.
We willen er de lokale overlegplatformen bij betrekken, die inderdaad niet overal bestaan. Ik wil die ook niet oprichten als er geen behoefte en vraag naar is. Dan werkt het toch niet. Ik heb een evaluatie van de LOP's laten maken en er een aantal beleidsconclusies uit getrokken die ik ook op mijn website heb gepubliceerd en die volgens mij in de commissie bekend zijn. Ik vind dat we de LOP's moeten versterken en gebruiken.
Over de modularisering van het secundair onderwijs kan ik u niet tegenspreken. U hebt gelijk. We moeten een grondige evaluatie maken op de verschillende dimensies die u aangeeft. Het is precies omdat we niet zo ver zijn, dat we een tijdelijke toestand verlengen. Als we dat niet doen, creëren we grote problemen. Ik besef dat er nog een belangrijke discussie voor ons ligt: modulariseren of niet in het leerplichtonderwijs. Dat is een moeilijk vraagstuk.
De heer Tavernier heeft het algemene gevoel over het decreet al gegeven. Daar kom ik niet op terug.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 1220/3).
De artikelen I.1 tot en met X.8 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.