Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, dit weekend verscheen in verschillende kranten een artikel naar aanleiding van het jaarverslag 2006 van het steunpunt Ouderenmishandeling van de provincie Oost-Vlaanderen. Dit steunpunt is sinds 2000 werkzaam.
Een onthutsende conclusie uit het jaarverslag is dat er een stijging is met 16 percent van ouderenmis(be)handeling. Het gaat dan om ouderen die thuis worden opgevangen. Beleidsmatig kunnen we natuurlijk weinig doen met dergelijke vaststelling. We wisten al dat één op vijf ouderen van boven zestig jaar die thuis worden verzorgd, er slachtoffer van is. Ik citeer uit het jaarverslag: "Overbelaste mantelzorg is een van de oorzaken van ouderenmishandeling."
Kinderen die voor hun ouders of schoonouders zorgen, stuiten op hun grenzen. Onze samenleving vergrijst en daardoor zullen we naar meer specifieke voorzieningen moeten gaan. Beleidsmatig kan het antwoord op deze ontwikkeling zijn dat middels de gespecialiseerde voorzieningen ook de privésector wordt aangesproken.
Kunt u ermee akkoord gaan dat de privésector wordt betrokken bij de uitbouw van gespecialiseerde voorzieningen die nodig zijn om de taken van de mantelzorgers te verlichten?
Minister Vervotte heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wil op twee aspecten ingaan: het belangrijke thema van de ouderenmis(be)handeling enerzijds en de ondersteuning van de mantelzorger en de relatie die u legt met de ouderenmis(be)handeling anderzijds.
Er is gesproken over een stijging met 16%. Als u naar mijn beleid kijkt, dan zult u zien dat ik het probleem niet wil minimaliseren. Toch moet ik opmerken dat het gaat over een stijging met 35 meldingen, wat duidelijk maakt hoe groot het probleem in absolute termen is.
Ouderenmis(be)handeling is een belangrijk probleem met veel facetten. Ik hoop dat we hier tijdens de bespreking van het jaarverslag nog van gedachten over kunnen wisselen. Het jaarverslag toont goed aan wat ouderenmis(be)handeling is, en hoe dat moet worden aangepakt. De expertise inzake ouderenmis(be)handeling op het vlak van signaaldetectie, vroegdetectie en het hulpverlenings- of begeleidingstraject wil ik zoveel mogelijk bij verschillende intermediaire partners onderbrengen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de dienstencentra, de huisartsen, de thuisverpleegkundigen, de thuisverzorgenden en de burgers in het algemeen. De bevolking moet over dit probleem worden gesensibiliseerd en geïnformeerd.
Mijn belangrijkste partner in dit verband is het Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling. Zoals aangekondigd in mijn beleidsnota wil ik het meldpunt versterken, zodat het zijn taak naar de bevolking beter kan vervullen. Vanaf 1 juli 2007 zullen de budgetten voor het meldpunt worden verdubbeld. Dat is belangrijk, want het meldpunt is zelf in staat om twee derde van de vragen op te lossen. Nadien is een vervolgtraject nodig, en daartoe zullen we met de provincies expertiseconvenants afsluiten die ingaan op 1 juli. De provinciale steunpunten willen we daarop aansluiten.
Een derde van de mensen kan echter niet op deze manier worden geholpen. Onze Centra voor Algemeen Welzijnswerk zullen die mensen opvangen, want de CAW's hebben een dienst voor gezins- en relationele hulpverlening. U weet dat ik die diensten in 2007 heb versterkt. Op 15 juni 2007 houden we een studiedag over ouderenmis(be)handeling waar al deze zaken aan bod zullen komen. Dat is ook een gelegenheid om de aandacht van de publieke opinie op dit probleem te vestigen en te sensibiliseren.
U stelde een vraag over de ondersteuning van de mantelzorgers en de relatie met de ouderenmis(be)handeling. In het jaarverslag staat dat 85 percent van de gevallen van ouderenmis(be)handeling gebeurt door familieleden. Verder staat in het rapport dat 4,3 percent van de mantelzorgers overbelast is. Mijn beleid is erop gericht om de mantelzorgers te ondersteunen. De Vlaamse Regering heeft daartoe al heel wat initiatieven genomen: op het vlak van de zorgverzekering, van de versterking van de gezinszorg en van de uitbreiding van de oppashulp. Ik wil ook even stilstaan bij de ondersteunende initiatieven zoals het kortverblijf, de dagverzorging en een aantal andere projecten.
De programmatie voor het kortverblijf bevindt zich op een laag niveau: 28 percent. We hebben het daar in de commissie al over gehad. De alternatieve financiering die binnenkort wordt afgerond en moet zorgen voor het wegwerken van de wachtlijsten tegen eind 2007 zal de programmatie voor het kortverblijf optrekken tot 73 percent. De programmatie voor de dagverzorging haalt 51 percent; dankzij de alternatieve financiering zal dat eind 2007, op voorwaarde dat iedereen dat ook invult, 88 percent bedragen. Op 5 juni heb ik een ministerieel besluit ondertekend ter goedkeuring van projecten voor de ondersteuning van de mantelzorger. Het gaat dan in het bijzonder over steun voor de partiële nachtopvang in dagverzorgingscentra en kortverblijfdiensten en de uitbouw van telefonische diensten met vrijwilligers, voor een bedrag van 750.000 euro.
Vandaag maken privé-initiatiefnemers het grootste deel uit van onze sector. Ik veronderstel dat uw vraag dan ook gaat over commerciële initiatieven.
Ik heb ook pas vernomen dat er een akkoord is tussen de meerderheidspartijen en dat er een voorstel van decreet werd ingediend in het parlement. Ik hoop dat we dat snel kunnen bespreken. Ik ben bereid om dat ten volle te ondersteunen.
Ik dank de minister voor haar antwoord. Onze conclusie moet eigenlijk zijn dat we niet eenzijdig mogen blijven investeren in stenen, maar dat we ook in menselijk potentieel moeten investeren. De mantelzorg is immers de mantel die de thuisverblijvende ouderen zorg en bemoedering geeft en voor een deel de last van de vergrijzing van de maatschappij op zich neemt. Onze inspanningen kunnen nooit groot genoeg zijn om de vergrijzing die op ons afkomt in te bedden.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik heb deels al een antwoord gekregen van mevrouw Hoebeke. Zitten in die stijging van 16 percent ook de cijfers van de residentiële voorzieningen vervat? Blijkbaar gaat het enkel om de thuiszorg, maar ik vraag me af hoe het met de residentiële voorzieningen is. Is daar ook een stijging? Is er een bepaalde verhouding? Zou er een stijging zijn omdat er meer meldingen zijn of omdat er meer gevallen van oudermis(be)handeling zijn of niet-aangepaste behandeling?
We hebben in de commissie al een discussie gevoerd over de rusthuisproblematiek. Ik citeer even uit uw antwoord. U zoekt naar een efficiënte methodiek en ook in uw beleidsnota spreekt u over de vier pijlers "die zowel een eventueel meldpunt als de diverse zorgverleners en de betrokken zorgactoren toe kunnen laten om bij oudermishandeling op uniforme wijze een set van problemen, cliënten en situaties te kenmerken alsook de opvolgingswijze te registreren en te centraliseren." U stelt op dat moment - oktober 2006 - nog de vraag hoe dat op uniforme wijze kan gebeuren.
Hebt u al concrete evaluaties? Misschien is het nog vroeg, maar werkt het al naar behoren of niet? In de residentiële sector zijn sensibilisering en preventie van groot belang, wat iets minder het geval is in de thuiszorg. U verwacht eigenlijk van de zorgaanbieders dat ze aangeven welke concrete activiteiten ze plannen en welke resultaten ze daarvan verwachten. U zei in oktober dat er te weinig systematische opvolging van die acties is. Werken de acties of niet? Is er een algemene opvolging en is die geëvalueerd?
De heer De Loor heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik kan me niet van de indruk ontdoen dat u nogal licht over de cijfers gaat. Het betreft inderdaad een lichte stijging van 16 percent, het gaat om een totaal van 163 gevallen van oudermis(be)handeling. Maar ik denk dat het taboe van oudermis(be)handeling nog altijd bestaat en een van de knelpunten is.
Ik denk ook dat die cijfers een onderschatting zijn. Uit de registratie door justitie en ziekenhuizen kunnen we immers niet opmaken of het al dan niet over oudermis(be)handeling gaat. Bovendien bestaat de doelgroep uit een zorgafhankelijk publiek dat het moeilijk heeft om de mis(be)handeling te signaleren en bespreekbaar te maken. Daarom houd ik een pleidooi om sensibiliseringsacties te ontwikkelen en preventiecampagnes uit te bouwen.
Op 30 juni loopt de projectmatige aanpakt ten einde, de middelen zijn uitgeput.
Mevrouw de minister, u zegt dat u vanaf 1 juli dubbel zoveel middelen zult inzetten voor het Vlaams meldpunt. Momenteel gaat het nog altijd om een projectmatige aanpak. Ik zou er ook voor pleiten om over te schakelen naar een structurele inbedding, zodat een en ander niet meer elk jaar moet worden verlengd. Op die manier wordt het Vlaams meldpunt gecontinueerd, ook wat betreft het aantal FTE's.
Mevrouw de minister, u spreekt over de wisselwerking tussen de provinciale steunpunten en het Vlaams meldpunt. Blijft de subsidiëring voor de provinciale steunpunten behouden, of wordt ze uitgebreid?
Ik zou vooreerst willen reageren op de indruk dat ik de problematiek zou minimaliseren. Dat is ten onrechte, want we verdubbelen de middelen. Het zou een beetje vreemd zijn dat we de problematiek zouden minimaliseren, maar wel het budget verdubbelen.
Ik heb enkel willen zeggen dat we de cijfers ook absoluut moeten bekijken. We nemen deze problematiek zeer au sérieux, en daarom nemen we ook initiatieven en verdubbelen we het budget vanaf 1 juli.
Ik hoop dat we het jaarverslag grondig kunnen bespreken in de commissie. Het gaat over alle meldingen bij het Vlaams expertisecentrum ouderenmis(be)handeling. Er is een samenwerking tussen het centrum en de rusthuisinfofoon. Zij hebben een partnerschip afgesloten en hebben dus overeenkomsten, ook voor de werking met de rusthuizen.
Vandaag krijgen we vooral meldingen van personeelsleden. In de rusthuissector is het centrum goed bekend, en daarom willen we het versterken, zodat we ook meer meldingen ontvangen van de algemene bevolking. Er is dus wel degelijk een link tussen de rusthuisinfofoon en het meldpunt.
De aanpak van ouderenmis(be)handeling in rusthuizen is een heel brede problematiek. Het heeft enerzijds te maken met de procedures die we hebben in de voorzieningen om dat op te volgen en anderzijds moeten we er procesmatig voor zorgen dat mishandeling zich zo weinig mogelijk voordoet. Dat is heel divers: het kan gaan over het beleid met betrekking tot de omgang met de bewoners, maar ook over hoe om te gaan met familieleden die hun ouders mishandelen, want ook dat komt regelmatig voor.
Een en ander heeft te maken met procedures en personeel. Het Vlaams centrum moet dat mee stroomlijnen en opvolgen, en de dialoog voeren met de intermediairen om dat mogelijk te maken. Daarom moeten we de rol van het centrum verstevigen.
Het is de bedoeling om de middelen niet meer op basis van projectmatige financiering te besteden: vanaf 1 juli zullen de middelen recurrent en structureel ingebed worden.
De afspraken met de provincies zullen nog verder worden afgerond. In principe voorzien we niet in een budgetverhoging, omdat we in eerste instantie gekozen hebben om de rol van het centrum te verstevigen.
Mevrouw de minister, de conclusie is dat we niet alleen de thuisverzorgde ouderling aandacht moeten geven, maar ook de ouderling in het rusthuis. De problematiek is op twee fronten aanwezig en vereist een diverse aanpak.
We kijken dan ook uit naar de bespreking van het jaarverslag in de commissie. Hopelijk kan dat heel snel na de federale verkiezingen, zodat ook die mensen de nodige aandacht van ons kunnen krijgen.
Het incident is gesloten.