Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de ministeriële deontologie in campagnetijden, naar aanleiding van de actie van de ministers Frank Vandenbroucke en Pascal Smet met betrekking tot de tewerkstelling van Brusselse werklozen in Vlaanderen
Actuele vraag over de intergewestelijke mobiliteit van werkzoekenden, in het bijzonder tussen het Brussels en het Vlaams Gewest
Verslag
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de minister, werkloosheid is een ernstige aangelegenheid, dat zult u niet ontkennen. Hetzelfde geldt voor de problematiek van de werkloosheid in Brussel - ongeveer 80.000 Brusselaars zitten zonder werk - gekoppeld aan het feit dat nauwelijks enkele kilometers verderop, in Vlaams-Brabant, heel wat jobs aanwezig zijn.
Ik was dan ook zeer verwonderd toen ik u afgelopen weekend samen met uw partijgenoot minister Smet en enkele andere partijgenoten actie zag voeren rond dit behartenswaardige thema. Voerde u toen actie voor uzelf, om aan te tonen dat u goed bezig bent en dat u zo gaat verder doen, of moest de actie aantonen dat u nog niet genoeg doet en dat u een tandje bij moet steken? Ik weet dat het verkiezingstijden zijn, maar ik vind het erg vreemd dat u actie voert in een beleidsdomein waar u al tweeënhalf jaar verantwoordelijkheid voor draagt, en waar u ook de komende twee jaar verantwoordelijkheid voor zult dragen. Ik betreur dat.
Ik zou graag een aantal cijfers krijgen over het beleid waarvoor u nu al tweeënhalf jaar verantwoordelijk bent. U hebt dan wel actie gevoerd, maar welk palmares kunt u op dit ogenblik voorleggen? Anderhalf jaar geleden hebt u met uw Brusselse evenknie, minister van Werk Cerexhe, een akkoord gesloten om de intergewestelijke mobiliteit van de werklozen te verbeteren. In feite betekent dat dat het eenrichtingsverkeer van Brusselse werklozen naar de Vlaamse werkgevers in de Vlaamse Rand bevorderd wordt. Het akkoord is nu bijna anderhalf jaar oud. Hoeveel mensen zijn dankzij dat akkoord in de goede richting geactiveerd?
Ik wil het ook even hebben over de mobiliteit in de letterlijke zin van het woord. Sommige Brusselse werklozen geraken niet altijd op de plaats van tewerkstelling. Op dat vlak moeten misschien bijkomende inspanningen gedaan worden. Welke initiatieven gaat u nemen om dat probleem op te lossen?
Het gaat ten slotte ook over vorming. Men heeft enerzijds de vraag van de werkzoekenden naar werkgelegenheid en anderzijds de vraag van de werkgevers om werkzoekenden naar hen toe te laten komen in de Vlaams-Brabantse industriegebieden, in de dienstensector en in de omgeving van de luchthaven in het bijzonder. Daartussen gaapt soms het gat van de vorming. Een aantal werkzoekenden spreken onvoldoende Nederlands of zijn niet genoeg opgeleid. Dat is precies een domein waarvoor u met de VDAB bevoegd bent, ook in Brussel. Hoe gaat u meer doorgedreven actie voeren om dat probleem op te lossen?
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik had mijn vraag gericht tot de minister-president omdat ik mij wilde beperken tot het deontologische aspect.
Mijnheer de minister-president, wij hebben hier een veertiental dagen geleden gedebatteerd over hoe u uw functie als leider van de Vlaamse Regering kunt combineren met een drukke verkiezingscampagne. Mijn collega, de heer Tavernier, maakte toen de terechte opmerking dat het niet kan dat u in Oostende, het koninkrijk van een andere lijsttrekker, voor 800 leerlingen uit het katholiek onderwijs ging spreken in uw hoedanigheid van minister-president, terwijl iedereen al lang weet dat u toen lijsttrekker was.
Collega's, dit is wat mij betreft klein bier in vergelijking met wat ik zondag zag. Ik viel bijna van mijn stoel toen ik daar de minister van Werk zag fietsen, samen met de lijsttrekker van Brussel-Halle-Vilvoorde en omringd door een schare van belangrijke sp.a-mandatarissen. Zelfs die andere lijsttrekker uit het verre Oostende was afgezakt naar de brug over de A12 om mee te fietsen. Mijnheer de minister, de sp.a fietst meer dan vroeger.
Dat geldt niet voor mij.
De sp.a fietst meer dan vroeger tijdens haar campagne en daar heb ik absoluut niets op tegen, dat kan alleen maar goed zijn voor de CO2-uitstoot. Daar gaat het mij dus niet om. Waar het mij wel om gaat, is dat die actie bedoeld was om duidelijk te maken dat er een akkoord is tussen de VDAB en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. De BGDA zou 1000 werknemers rekruteren om in de Rand, waar inderdaad oningevulde banen zijn, die vacatures in te vullen. Daar is wat mij betreft niets mis mee. Bovendien deed de heer Smet, de Brusselse excellentie van dienst, er in de beste sp.a-traditie nog wat bovenop en beloofde die mensen gratis taxiritten vanuit Brussel naar de Rand.
Neen, dat heeft hij niet gezegd. We moeten die actie nog eens overdoen, want dat heeft hij niet gezegd.
Ik heb dat nochtans gelezen en de mensen hebben dat ook zo begrepen.
Waar heb ik problemen mee? Ik heb problemen met het feit dat de VDAB een EVA is waarmee dit parlement en de regering een contract hebben afgesloten om het beleid uit te voeren. De VDAB is geen onderafdeling van de sp.a. Als minister Smet, voor lage prijzen of voor niets taxiritten organiseert, dan worden die allicht niet betaald door de partijkas van de sp.a maar met belastinggeld, net zoals de VDAB wordt betaald met belastinggeld.
We moeten elkaar geen Liesbeth noemen, ik weet ook wel dat elke minister, of hij nu een lijst trekt of duwt, ervoor zorgt dat hij zoveel mogelijk op tv komt. Er worden veel meer lintjes doorgeknipt, er worden veel meer eerste stenen gelegd en er worden veel meer contracten getekend tijdens de campagneperiode dan erbuiten. Op zich is daar niets mis mee. Een contract gebruiken om daarmee een heuse partijactie op te zetten, dat heb ik echter nog nooit meegemaakt, mijnheer de minister. Ik zou zeggen: waar wacht minister Vervotte nog op om, aangemoedigd door cheerleaders met oranje pompons, de eerste steen te leggen van een rusthuis? Waar ligt de deontologische lijn? Daarover gaat mijn vraag aan de minister-president.
Naar aanleiding van ons debat veertien dagen geleden zouden er in de regering afspraken gemaakt zijn over wat er nu nog moest gebeuren en hoe ministers zich zouden verhouden tot de campagne. Mijn vraag is: wat zijn die afspraken? Is daar afgesproken dat ministers hun partij mogen gebruiken om dingen die ze doen extra in de verf te zetten als partijactiviteit? Als dat zo is, collega's, dan denk ik dat het parlement dringend moet ingrijpen. Ik hoop, mijnheer de minister-president, dat dit niet de afspraak was en dat u hier dan vriendelijk maar beleefd uw viceminister-president van Werk, die we altijd hebben gekend als een heel ernstig man maar die voor een keer uit de toon gevallen is, terugfluit. Ik dank u.
De heer Peumans heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, we hebben al een paar keer vragen gesteld over de interregionale mobiliteit. Ik denk dat de voorgaande sprekers u duidelijk hebben uitgelegd waarover het vandaag gaat. Tussen haakjes wil ik nog vermelden dat, volgens wat ik gelezen heb, die taxiritten van Brussel naar de Rand niet gratis zouden zijn geweest.
Waar het mij om gaat, is de vraag of wij vandaag wat meer informatie kunnen krijgen. Ik ga hier de hele voorgeschiedenis niet uit de doeken doen, maar u weet net zo goed als ik dat er hoge nood is aan tewerkstelling in Brussel, omdat de werkloosheid hier in het Hoofdstedelijke Gewest zeer hoog is en tegelijk sommige knelpuntvacatures niet ingevuld raken.
Toevallig was ik dit weekend in Ierland. Er zijn daar heel wat mensen uit Oost-Europese landen werkzaam in de horecasector. Ze spreken allemaal perfect Engels. Ik zeg dat maar terloops.
Mijnheer de minister, u bent ook bevoegd voor de Brusselse Rand. U weet dat onze partij wil weten hoe het systeem nu in feite zal werken. Zult u Nederlandstalige werkgevers benaderen met het voorstel Nederlandsonkundige Brusselaars - of mensen die nauwelijks mate Nederlands kennen - te benaderen? Hoe zult u de keuze maken? Als ik het goed begrepen heb, zouden jaarlijks 1000 knelpuntvacatures op die manier worden ingevuld.
Wat ons het meest interesseert, is te weten of het Nederlands een duidelijke voorwaarde blijft. De VDAB heeft toch op de een of andere manier de bedoeling om cursussen te organiseren. Er zijn al pogingen ondernomen. Uit gegevens blijkt echter dat die niet zo geslaagd waren.
Hoe zullen uiteindelijk de kosten worden verdeeld tussen de BGDA enerzijds en de VDAB anderzijds bij de inschakeling van de Brusselse werklozen in de Rand?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zal beginnen met enkele misverstanden uit de weg te ruimen. Ik denk dat ik in naam van minister Smet kan spreken als ik zeg dat hij niet de idee heeft om gratis taxi's in te leggen om werkzoekende mensen van Brussel naar de Rand te voeren. De idee is de mensen een flexibel openbaar vervoer aan te bieden, ook voor routes en op tijdstippen waarvoor het niet zo eenvoudig is een volledige bus, laat staan een tram te mobiliseren omdat het aantal reizigers beperkt is. De bedoeling is te zorgen voor collectief vervoer op een kleinere schaal, bijvoorbeeld via een taxi. De mensen moeten dan natuurlijk wel het tarief betalen dat ze normaal moeten besteden aan het openbaar vervoer. Zeggen dat we zouden zorgen voor een gratis aanbod is een beetje raar. Het gaat over een flexibele, kleinschalige vorm van openbaar vervoer op routes en tijdstippen waarvoor het niet vanzelfsprekend is om grootschalig en zeer frequent openbaar vervoer te organiseren via bussen en trams. Dat lijkt me een zeer goed idee, die trouwens al een eind gevorderd is in het Brusselse beleid. Het ging dus niet zo maar om een gekke vondst van de dag.
Mevrouw Vogels, ik denk dat de actie vrij goed geslaagd is. Blijkbaar heb ik nogal wat mensen wakker gemaakt. Ik vind het een beetje raar uit uw mond te horen dat u een probleem hebt met een dergelijke inkleding. Mijn eerste politieke kennismaking met u was naar aanleiding van een zeer geslaagde actie. We zaten toen trouwens naast elkaar. Een twintig jaar geleden ging u naar het spreekgestoelte van de federale Kamer en trok ostentatief een huismoederschort aan. Daar werd toen schande van gesproken. Persoonlijk vond ik het een zeer geslaagde actie. Het ging om een actie die een bepaalde boodschap moest onderlijnen.
Ik zal nu even dieper ingaan op de boodschap. Daar gaat het immers eigenlijk om. Ik wil daarbij aanknopen bij de opmerkingen van de heer Gatz. Mijnheer Gatz, we moeten blijven zeggen dat we nog niet bereikt hebben wat we eigenlijk hadden moeten bereiken. Persoonlijk vind ik dat we ons vanuit het Vlaamse beleid enorm moeten hoeden voor zelfgenoegzaamheid, om te beginnen als het gaat om Vlaamse werkgelegenheids- of werkloosheidscijfers. Het is absoluut te vroeg om te zwaaien met allerlei zegebulletins, of het nu gaat over jeugdwerkloosheid of werkloosheid in het algemeen. Ik hou daar niet van, en zeker niet van euforie. Daarvoor is het veel te vroeg.
We moeten erg opletten dat we in onze contacten met politieke verantwoordelijken uit andere gewesten niet vervallen in een soort van gemakkelijke zelfgenoegzaamheid, waarbij we allerlei verwijten rondstrooien en zeggen hoe goed we het zelf wel doen. Dat was eigenlijk ook de reden waarom we die actie hebben gedaan.
De actie volgde op een paar dagen van nogal scherpe debatten over de Brusselse werkloosheid, over de vraag waarom het daar zo slecht mee gesteld is. En het gaat inderdaad slecht. Ik vond dat het nodig was een constructief gebaar te stellen en een helpende hand uit te steken. We helpen onszelf natuurlijk ook als we openstaande vacatures invullen. We willen dus helpen, we hebben iets te bieden.
Wij komen niet alleen met verwijten ten aanzien van het Brusselse beleid. Ik ben kritisch over het Brusselse beleid. U ook. Maar ik vind dat we soms moeten kunnen zeggen dat we vanuit onze verantwoordelijkheid willen helpen.
Er is daar inderdaad nog heel wat werk. Is die idee zeer vreemd? Neen, ik heb niet zo lang geleden, in een dubbelinterview met een Waalse collega in Le Soir, hetzelfde schema aangekondigd met Wallonië. Ik heb dat op dezelfde manier politiek aangekondigd, maar dat was verder van de verkiezingen en daar heeft dan ook geen haan naar gekraaid. Met de FOREM zullen we 5000 jobs actief bemiddelen. Nu willen we met duizend wat bescheidener beginnen.
Laat het mij nu eerst even plaatsen in de evolutie van onze samenwerking, waarnaar de heer Gatz vroeg. Wij hebben inderdaad een tijd geleden samenwerkingsakkoorden afgesloten. Een met elk van de drie gewesten: over mobiliteit, over de gewestgrenzen voor werkzoekenden en een specifiek akkoord met Brussel. Dat hield in: uitwisseling van informatie over knelpuntvacatures, inspanningen met betrekking tot opleiding, oprichting van werkwinkels. Sinds juni 2006 zijn we begonnen met het uitwisselen van vacature-informatie. Dat gebeurt wanneer vacatures meer dan 42 dagen blijven openstaan, wanneer we inschatten dat een vacature moeilijk ingevuld raakt, of wanneer het gaat om een vacature die aan ons werd gesignaleerd maar die zich eigenlijk situeert in het andere gewest. Sinds juni 2006 doen we dat systematisch met het Brusselse Gewest. Wat heeft dat nu opgeleverd? De BGDA, onze Brusselse collega's, heeft 3910 vacatures gesignaleerd aan ons, en de VDAB heeft 20.040 vacatures naar de BGDA gestuurd.
Wij willen drie werkwinkels in Brussel. Daar is nog discussie over, dat is nog niet helemaal afgerond. De idee is dat we er een houden waar er nu een is, in de Philippe de Champagnestraat, en dat we er een tweede oprichten in oostelijk Brussel, in Schaarbeek, omdat de BGDA in de Jeruzalemstraat een centrum wil openen en omdat daar ook een PWA en een Mission Locale zijn. Vanuit Schaarbeek kunnen we gemakkelijk de luchthavenregio bedienen. In westelijk Brussel zouden we een werkwinkel oprichten in Anderlecht. Die werkzaamheden gaan vooruit en ik hoop dat we ze zo snel mogelijk kunnen afronden.
Wij hebben in 2005 en 2006 diverse taalopleidingen georganiseerd, onder meer technisch Nederlands voor horeca, Nederlands voor allochtonen en Nederlands tijdens de opleiding voor metselaars. Wij hebben op die manier 334 cursisten bereikt. Dat is een eerste begin. Daarnaast hebben we in Brussel vanuit de VDAB beroepsspecifieke opleidingen georganiseerd: bekisters, confectie, installateur, taxichauffeur en nog andere.
De heer Peumans vroeg of wij die werkzoekenden benaderen met Nederlands als een strikte eis. Dat doen wij niet formalistisch. Wij vragen wie wil ingaan op een vacature niet om te bewijzen dat zij Nederlands kennen. Het gaat veeleer om een aanmoedigende aanpak: wij zeggen ook aan mensen dat wij een aanbod Nederlands hebben, niet alleen in Brussel maar ook op de werkvloer.
Dat brengt mij bij het punt dat ik zondag heb gesteld. Zoals ik dat een tijdje geleden betreffende Wallonië heb aangekondigd, denk ik dat we ook met Brussel actief moeten bemiddelen. Als we vacatures zoeken, moeten we aan het bedrijf in kwestie vragen om die vacatures ook op maat van een potentiële Brusselse werkzoekende te schrijven. We moeten ons ervan verzekeren dat die job inderdaad bereikbaar is voor die typisch Brusselse werkzoekende, die meestal laaggeschoold is en vaak mobiliteitsproblemen heeft. We moeten dan de omstandigheden van die job meedelen aan de BGDA en afspreken met de Brusselse Gewestelijke Dienst dat hij daar mensen naartoe leidt.
Wat is het verschil met de huidige situatie? Vandaag komen de twintigduizend vacatures die we de voorbije twaalf maanden hebben doorgestuurd op de site van de BGDA. Een Brusselse werkzoekende kan daarin grasduinen. Hij vindt er nogal wat vacatures waarvoor hij niet in aanmerking komt omdat het bijvoorbeeld gaat om geschoolde mensen terwijl hij zelf niet geschoold is. Hij weet niet of het een gemakkelijk bereikbare arbeidsplaats is. Hij weet niet of er openbaar vervoer naartoe leidt.
Dat is het verschil tussen het louter doorsturen van de vacatures en wat ik nu op gang wil brengen. Er zal niet alleen een selectie van de vacatures plaatsvinden op basis van bereikbaarheid of het beantwoorden aan het Brusselse profiel, bovendien zal extra informatie aan de BGDA worden meegegeven die het vervolgens aan de werkzoekende kan meedelen. Ik denk bijvoorbeeld aan de bereikbaarheid, de bereidheid van de werkgever om lessen Nederlands voor de werknemer te organiseren en te aanvaarden dat iemand binnenkomt die nog niet perfect Nederlands spreekt. Dat is een actieve aanpak.
We beginnen met de luchthavenregio, maar dat is niet exclusief ons doel. We stellen er een speciaal kanaal voor open, maar maken ons er niet te veel zorgen over. Eind april is vastgesteld dat er in de regio 3300 openstaande vacatures zijn, waarvan sommige zeer moeilijk worden ingevuld. Daarvan een duizendtal vacatures, niet exclusief maar wel specifiek, openstellen voor Brusselse werkzoekenden, kan geen problemen opleveren. Het zal niemand tegenhouden om er te solliciteren of te worden aangeworven. Het is wel een manco dat kan worden opgevuld. We staan ook klaar voor het geval er bijkomende opleidingen zouden nodig zijn op technisch niveau of op het vlak van het Nederlands. Ik heb morgen een afspraak met mijn Brusselse collega voor Werkgelegenheid in Brussel, de heer Cerexhe, en ga ervan uit dat we dat zo snel mogelijk tot concrete resultaten komen.
Minister-president Leterme heeft het woord.
Ik richt me met alle plezier tot mevrouw Vogels. In het Engels zou ik zeggen:"You make my day". Ik had immers een vraag van de heer Dewinter in het vooruitzicht, maar bij ontstentenis van voldoende initiatief van zijnentwege ben ik blij dat mevrouw De Winter mij een vraag stelt.
U weet, mevrouw Vogels, dat de persvoorlichting van de Vlaamse Regering via een circulaire wordt meegedeeld. Daarin staat onder meer te lezen dat het principe wordt gehanteerd dat iedere minister binnen zijn bevoegdheid autonoom zijn beleidsdaden, beslissingen en voornemens communiceert. Dat is een goede praktijk en een verstandige omzendbrief. Persmededelingen en persacties dienen dus om het beleid bekend te maken.
Voorts is er in het voorjaar, in aanwezigheid van de voorzitter van het Vlaams Parlement, een protocol afgesloten tussen de zeven voorzitters van de parlementen, zowel van het federale parlement met zijn twee kamers als van de gefedereerde entiteiten, om te vermijden dat de ministers te veel gebruikmaken van regeringsmededelingen of voorlichtingscampagnes. In dit geval is er absoluut geen sprake van een voorlichtingscampagne noch van een regeringsmededeling. Bovendien heeft de minister van Werk het volste recht van om op zijn partijcongres of bij partijmanifestaties beleidsvoornemens of beleidsdaden kond te doen.
Ik bevestig dat minister Vandenbroucke, gesteund door de hele Vlaamse Regering, er de laatste maanden in geslaagd is om samenwerkingsakkoorden af te sluiten zowel met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest als met de Waalse Gewestregering om de interregionale arbeidsmobiliteit aan te pakken. We hebben al vaak gedebatteerd over het probleem van de divergentie in de economische ontwikkeling tussen het noorden en het zuiden van het land. Ik bevestig hier dat minister Vandenbroucke er niet alleen over spreekt maar ook acties onderneemt en concreet op het terrein tracht zaken in beweging te brengen.
Het lijkt me dan ook niet meer dan normaal dat er in een democratische rechtsstaat met een vrijheid van spreken uiting aan wordt gegeven. Het is normaal tijdens een verkiezingscampagne waaraan men deelneemt dat men er de nadruk op legt.
Ten slotte heb ik spontaan en vrijwillig - weliswaar op aangeven van sommige mensen - bovenop de deontologische code en het protocolakkoord tussen de parlementsvoorzitters, mezelf een nog veel strengere houding opgelegd. Dat is alleen maar mijn verantwoordelijkheid. Deze strengere houding moet niet noodzakelijk gelden voor andere collega's.
Ik dank u voor uw antwoord. U zei aan het begin van uw antwoord dat u mensen hebt wakker geschud. U hebt met deze zinsnede een interessante manier gevonden om spreekwoordelijk rond de actie heen te fietsen.
'Met wakker maken' bedoel ik gewoon dat enkele collega's en ikzelf dit probleem in het Brussels en Vlaams Parlement herhaaldelijk hebben aangekaart. Andere collega's doen dat in het Brussels Parlement vandaag nog, zoals onder meer de heer Jean-Luc Vanraes.
Het beleid belandt in een nieuwe fase. In de eerste helft van de legislatuur bent u erin geslaagd om dat akkoord te realiseren. Nu breekt een periode aan waarin u daarop zult worden afgerekend. Het is een goede zaak dat u cijfers voorop plaatst. We weten nu hoeveel vacatures de VDAB in Brussel plaatst en de BGDA in Vlaanderen. U hebt er nog het getal van duizend aan toegevoegd, waarvoor een specifiek kanaal wordt gebruikt. Binnenkort moeten we nagaan hoeveel mensen effectief worden geplaatst.
Mijn politiek besluit is dat we zo verantwoordelijk of toch minstens medeverantwoordelijk worden voor de Brusselse tewerkstelling. Het is een goede zaak dat we de werkloosheid in Brussel, net zoals deze in Gent of Antwerpen, kritisch bekijken. We moeten evenwel een bijdrage leveren tot het wegwerken van die veel te hoge Brusselse werkloosheid dankzij de opleidingen van de VDAB. We moeten daaraan blijven werken.
Vooreerst wil ik de minister-president opmerken dat hij zijn secretaresse moet zeggen dat haar telefoonboek moet worden aangepast: 'De Winter' en 'Dewinter' zijn twee verschillende namen. Deze week heeft ze de verkeerde persoon gebeld, en dat is de reden waarom ik mijn vraag stel. U mag dus gerust zijn: ook deze week zult u uw weddenschap winnen.
Ik heb goed geluisterd naar uw uiteenzetting. Eigenlijk zegt u tussen de lijnen dat wat afgelopen zondag de sp.a-fractie heeft gedaan deontologisch niet kan. U zegt dat het normaal is dat een minister op een congres of voor zijn partij zijn beleid toelicht. In dit geval ging het over iets anders. Het ging over een communicatie van de partij met de bevolking. De partij heeft een beleidsdaad van een minister verkocht alsof het een verwezenlijking van sp.a is. De VDAB is geen afdeling van sp.a. Het budget van minister Smet is niet het budget van sp.a. Het verschil is groot.
Ik vind het charmant dat minister Vandenbroucke mijn schortje dat ik ooit heb gedragen in herinnering brengt. Waar is de tijd?
Toen reageerde u meer onbevangen, vind ik.
Dat geldt eigenlijk ook voor u.
Alle gekheid op een stokje. Ik was toen helemaal geen minister. En dat schortje heb ik niet met overheidsgeld gekocht. Ik heb dat zelf betaald. Ten derde wil ik opmerken dat het toen niet om een actie van de partij ging, maar om een persoonlijk initiatief. Ik daag u uit om een voorbeeld te vinden van een minister die een beleidsdaad verkoopt als een campagne-actie van zijn partij. Ik denk niet dat u daarin zult slagen. Als daarop niet wordt gereageerd, dan staat de deur open voor minister Vervotte om met haar cheerleaders voor een eerstesteenlegging uit te rukken.
Inhoudelijk ben ik het volledig eens met dit luik van het beleid. Ik heb enkel een groot probleem met uw taalgebruik. U zegt voortdurend dat u de mensen wilt 'helpen'. Het doet me denken aan de caritatieve betutteling die de missionarissen destijds in onze kolonie etaleerden. Laat ons alstublieft stoppen met te zeggen dat we de Brusselaars en de Franstaligen zullen 'helpen'. Laat ons 'samenwerken', als twee gelijkwaardige partners. Stop met dat betuttelend woordgebruik, want dat ergert me.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik hoop dat u garanties inbouwt. Sta me toe even uw geheugen op te frissen. De heer Bril en ik hebben u enige tijd geleden over deze zaak nog geïnterpelleerd. Ik heb u toen in mijn vraag om uitleg nog geprezen voor uw samenwerking met Waals minister Marcourt. We hebben er zelf belang bij dat de Waalse economie goed draait. We hadden het toen over de aanpak van de onevenwichten tussen West-Vlaanderen en Henegouwen, en de uitbreiding van de bestrijding van andere onevenwichten tussen andere Waalse en Vlaamse provincies. We hebben daarover wel degelijk de lof gezwaaid.
De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Tavernier heeft het woord.
Van fietsen over schorten naar missionarissen. Ik denk dat iedereen voelt dat het tijd wordt dat het 10 juni geweest is en dat we terug verder kunnen.
Wat de minister zegt over waar de echte vraagstukken liggen, lijkt me juist. Het is een goed idee dat ministers van Werk met elkaar spreken, en dat ministers van Mobiliteit met elkaar spreken. Zeker in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Vlaamse Gewest zijn er nog tal van collega's die beter eens met elkaar zouden overleggen.
Ik hoor bij de parlementariërs die regelmatig wat kritisch zijn. Een van de voornemens van het Vlaams Regeerakkoord, namelijk een structureel overleg tussen de Brusselse en de Vlaamse Regering, heeft na drie jaar nog altijd niet geleid naar een vergadering van de twee regeringen samen om bepaalde agendapunten te bespreken.
Ik vind het perfect dat minister Vandenbroucke samenwerkt met minister Cerexhe. Ik vind het bijzonder goed dat minister Smet met minister Van Brempt nadenkt over Mobiliteit. Wie zou ik zijn om niet te vinden dat de Vlaamse minister van Werk niet met de Brusselse minister van Mobiliteit zou kunnen spreken. Er ontbreken wel twee ministers: minister Cerexhe en minister Van Brempt waren er op de fiets niet bij. Maar dat is natuurlijk ook een andere provincie.
U zegt dat minister Smet geacht wordt de Brusselse werklozen tot op hun werk te brengen met collectieve taxi's. Dat idee is al vrij sterk ontwikkeld en kan zonder enige twijfel een oplossing bieden. Maar wanneer ik kijk naar wat De Lijn vandaag doet voor verbindingen naar Brussel, dan stel ik vast dat belangrijke tewerkstellingsbassins - Nossegem, Sint-Stevens-Woluwe, Zaventem - eerst en vooral bediend worden door De Lijn. Wanneer ik nu zie dat zo'n probleem wordt aangekaart op een manier dat blijkbaar het mobiliteitsvraagstuk alleen maar een aangelegenheid zou zijn van de MIVB, dan aarzel ik een beetje. Heeft men vanuit Vlaanderen niet het gevoel dat zorgen dat mensen aan de slag kunnen in Vlaamse bedrijven, ook een van de taken kan zijn van openbaar vervoer georganiseerd door Vlaanderen? Of is het de bedoeling dat alleen maar het Brussels openbaar vervoer daarvoor instaat? Wetende dat er een vrij sterke vervlechting is tussen de twee openbare vervoermaatschappijen, kan ik inderdaad niet anders dan vaststellen dat het een beetje jammer is dat minister Van Brempt daar niet bij was op de fiets om te zeggen dat ze ook haar steentje wou bijdragen.
Mevrouw de voorzitter, ik heb een bedenking over de deontologie en bij het antwoord van de minister-president. Uiteraard hanteert hij zijn normen, maar enkele weken geleden heb ik er nog op gewezen dat zijn optreden voor de 800 Oostendse leerlingen op het randje van de deontologie was.
In het kader van het beleid van minister Vandenbroucke wil ik het volgende voorval aanhalen. Vorige week was er een studiedag in een hogeschool in Gent. Een kabinetsmedewerker van de minister hield er een toespraak namens de minister. Hij had expliciet het 'ja-schildje' opgespeld. Ik denk dat men in deze periode toch een klein beetje voorzichtig moet zijn om geen verkeerde indruk te geven.
Als ik de groene oppositie bezig hoor, dan lijkt het wel alsof je als minister niet meer aan politiek mag doen. Je mag niet opvallen, het moet clean en ambtelijk zijn. Niemand mag het zien, je mag geen discussie op gang brengen. Jongens, jongens, jongens, ik herinner me toch andere dagen.
Laat het ons over de grond van de zaken hebben, want ik denk dat er belangrijke dingen gezegd zijn. Het is waar dat we, samen met De Lijn, zwaar in mobiliteit investeren. De Lijn heeft niet langer dan tien dagen geleden haar buslijnen 820 en 821 opnieuw gelanceerd en sterk verbeterd. Daardoor wordt de campus van de VUB - gedeeltelijk op kosten van het Vlaamse Gewest, wat ik normaal vind - van 's morgens half vijf tot 's nachts half twaalf verbonden met Dilbeek-stelplaats en met Zaventem, precies omwille van het tewerkstellingsverkeer. In de lijn 821 Merchtem-Zaventem wordt ook fiks geïnvesteerd door De Lijn. Men zou kunnen zeggen dat er nog meer overleg moet zijn over wie wat doet.
Ik denk dat het in de feiten van twee kanten moet komen en dat we met De Lijn zeer zwaar investeren in de mobiliteit van werkenden in en om Brussel. Wat tien dagen geleden door De Lijn werd gelanceerd is een aanzienlijke verbetering voor het pendelverkeer van de hele noordwestelijke rand richting Brussel, via de campus VUB, en richting luchthavenregio. Dat doen we en dat is ook absoluut noodzakelijk.
Ik kom nu tot het, in mijn ogen, fundamentele punt dat de heer Gatz heeft gemaakt. Ik wil dat onderstrepen, want ik ben het ermee eens. Mijnheer Gatz, u weet dat mijn persoonlijke mening en de mening van mijn partij is dat de gewestregeringen in dit land meer verantwoordelijkheid moeten dragen. Ze moeten meer mogelijkheden en hefbomen krijgen, maar ze moeten er ook meer op aangesproken en afgerekend worden, ook wat betreft werkgelegenheid. Dat geldt voor Brussel, Wallonië en Vlaanderen. Men moet ons meer voor onze verantwoordelijkheid plaatsen en er ons ook financieel op afrekenen. Maar dat is een verantwoordelijkheid die we voor een deel samen zullen moeten opnemen. Als gewest kan men die verantwoordelijkheid niet altijd geïsoleerd opnemen. Het model waarvoor ik pleit, is inderdaad een model van meer samenwerking tussen de gewesten, maar waarbij die drie gewesten wel, elk voor zich, meer verantwoordelijk zijn en er ook op afgerekend worden. Het is moeilijk om in de tonaliteit het midden te vinden.
Mevrouw Vogels, als ik zeg, zoals ik vorige week al deed, dat het Brusselse beleid eigenlijk te laks is, krijg ik verwijten, ook uit uw hoek, dat we te agressief zijn, dat het te negatief is en dat we te kritisch zijn voor de werkzoekenden. Als ik de week daarna zeg dat we ook een hand uitsteken, zegt u dat we missionarissen zijn. Zo is het natuurlijk nooit goed.
Wat de heer Gatz heeft gezegd, is midden in de roos. De gewesten zullen samen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, meer dan in het verleden, voor het tewerkstellingsbeleid. Dat is mijn fundamentele overtuiging en daar heb ik meer dan één brug in Meise voor over.
Mevrouw de voorzitter, ik heb hier beloofd dat we gewoon keihard zouden voortwerken met de Vlaamse Regering. Dat is wat nu gebeurt, ieder op zijn beleidsdomein. Men kan het een minister niet kwalijk nemen dat hij gewoon zijn job doet in de Vlaamse Regering.
Ik zit volledig op dezelfde golflengte als collega Vandenbroucke wat betreft de toekomstige structuur en het functioneren van ons federaal model. Ik heb vroeger al een pleidooi gehouden voor een versterking van het samenwerkingsfederalisme, maar ook voor een sterkere responsabilisering van de gewesten.
Dit is niet alleen theorie en dat zijn niet alleen beginselen, dat is ook de praktijk. Ik was vanmorgen op werkbezoek in Louvain-la-Neuve en Ottignies. Dus men kan mij niet verwijten dat ik in Vlaanderen campagne voer, want ik was een halve dag in Wallonië. Ik heb daar - voor een punt dankzij collega Peeters - met minister Antoine afgesproken dat er snelbuslijnen gaan komen vanuit Waals-Brabant naar Brussel, om gegadigden voor de arbeidsmarkt in Brussel van Waals-Brabant naar Brussel te brengen en terug. Op Vlaams grondgebied zullen ze gebruik kunnen maken van een vrije busbaan. We gaan dat ook doen in West-Henegouwen. De toezegging van deze morgen van minister Antoine is dat werkzoekenden die vanuit West-Henegouwen in de Zuid-West-Vlaamse bedrijven werken, krachtens het samenwerkingsakkoord over de uitwisseling van vacatures en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, gratis gebruik kunnen maken van de snelbussen, die de mensen snel en op een sociaal aanvaardbare manier op de arbeidsplek zullen brengen.
Dat zijn heel concrete maatregelen om maatwerk te leveren vanuit de gewesten, om samen te werken tussen de gewesten en om daarop afgerekend te worden en verantwoordelijkheid op te nemen. Ik hoop dat we de komende weken en maanden ook op federaal vlak wat meer armslag en kader kunnen creëren dat plaats geeft aan het samenwerkingsfederalisme met meer responsabilisering van de gewesten.(Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mijnheer de minister, ik denk dat u met mij akkoord zult gaan als ik zeg: genoeg gefietst, aan het werk!
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat we het verslag van het bezoek aan Louvain-la-Neuve vanavond wel op tv zullen zien.
Mijnheer de minister-president, ik merk dat u al helemaal in uw nieuwe rol zit. Samenwerking met allerlei Franstalige ministers is heel mooi, maar misschien is het toch goed om hard voort te werken in de Vlaamse Regering en de ministers Vandenbroucke, Van Brempt en Van Mechelen samen te laten fietsen.
Heel veel problemen om mensen op hun werkplek te brengen, hebben te maken met de plaats waar we onze bedrijventerreinen inplanten.
De uitgebreide bedrijventerreinen richting Zaventem zijn niet bereikbaar met het openbaar vervoer. Het zou heel goed zijn dat de Vlaamse Regering er werk van maakt om bedrijventerreinen in te planten waar ze ook bereikbaar zijn voor mensen die geen auto hebben en afhankelijk zijn van het openbaar vervoer.
Mijnheer de minister, u weet dat wij de interregionale mobiliteit toejuichen. De samenwerking tussen de regio's moet niet alleen gebeuren op gebied van tewerkstelling, maar ook op het gebied van mobiliteit en dergelijke. Er zijn in het verleden experimenten gebeurd die het tegenovergestelde effect hadden. We moeten niet alles alleen op de mobiliteit inzetten. We zullen u in de loop van de komende maanden verder kunnen ondervragen over hoe er verder wordt gewerkt aan de interregionale mobiliteit, waar Vlaanderen ten opzichte van Wallonië en Brussel alleen maar voordeel bij heeft.
Het incident is gesloten.